(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Vanaf 2 juli 2012 ondergaat het openbare geheugen van Rotterdam een naamswijziging: Gemeentearchief Rotterdam (GAR) verandert in Stadsarchief Rotterdam (SAR).
Op zoek naar de excursies / stadswandelingen, meerdaagse reizen en lezingen van Aad Engelfriet, webmaster van deze site?
KLIK HIER voor de homepage van Aad Engelfriet
Alle geplande activiteiten Aad Engelfriet onder voorbehoud, check bij organisatie op doorgaan
De nieuwe naam onderstreept dat de rijke collectie van Rotterdam toegankelijk is voor iedereen die iets wil weten over de stad. Bovendien laat het zien welke informatie het archief in huis heeft: betrouwbare historische informatie van en over Rotterdam.
Voor meer info: http://www.stadsarchief.rotterdam.nl/nieuws/nieuwe-naam-voor-geheugen-van-de-stad
De naamswijziging wordt de komende tijd geleidelijk doorgevoerd. Het zal dus enige tijd in beslag nemen voordat alles is omgezet.
De website is bereikbaar via het volgende adreshttp://www.stadsarchief.rotterdam.nl
De openingstijden van onze studiezaal blijven ongewijzigd: van dinsdag tot en met vrijdag van 9:00 tot 17:00 uur.
Op deze site handhaven we voorlopig de naam Gemeentearchief Rotterdam (GAR)
Voor het blad Ons Rotterdam (van harte aanbevolen) heb ik een 3-tal artikelen geschreven over de geschiedenis van het Gemeentearchief / Stadsarchief Rotterdam, een samenvatting van onderstaand verhaal.....
Deze artikelen zijn te downloaden via
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl/over-ons
(Werkt de link niet ga dan naar de site van het Gemeentearchief / Stadsarchief Rotterdam en klik dan op de tab "Over Ons", 2e van rechts)
Het Gemeentearchief Rotterdam is het oudste Gemeentearchief van Nederland, echt weer typisch Rotterdam, want een citaat uit Februari 1867 over het Gemeentearchief Rotterdam luidt niet voor niets:Ook nu in de 21e eeuw verdient het Gemeentearchief van Rotterdam nog steeds hetzelfde compliment. Nagenoeg alles wat ooit in druk over Rotterdam is verschenen en nog gaat verschijnen, is en zal terug te vinden zijn in het onvolprezen Gemeentearchief Rotterdam.
Rotterdam is de eerste van alle gemeenten in ons land, alwaar aan alle billijke eischen, zoo op wetenschappelijk als administratief gebied voldaan is en het Gemeentearchief Rotterdam overal met recht als een model genoemd wordt
De stelling dat het Gemeentearchief van Rotterdam het oudste Gemeentearchief is van Nederland, blijkt niet waar te zijn, het aangehaalde citaat uit 1867 is op onjuiste aannames gebaseerd. Op het eind van dit verhaal kun je hier meer over lezen:
LINK
Gemeentearchief van Rotterdam is niet het oudste Gemeentearchief van Nederland
In 2007 bestond het Gemeentearchief van Rotterdam 150 jaar. Een bijzonder jaar dat het Gemeentearchief van Rotterdam o.l.v. directeur Jantje Steenhuis graag heeft gevierd met alle Rotterdammers. Op het eind van dit verhaal kun je ook daar meer over lezen:
LINK
2007: 150 jaar jubileum Gemeentearchief Rotterdam
Voordat we in de geschiedenis duiken van het Gemeentearchief Rotterdam, geven we graag eerst even gelegenheid aan het Gemeentearchief Rotterdam voor het volgende:
Om te weten wat we allemaal over Rotterdam hebben op onze site, en dan niet schrikken.....:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER
Gemeentearchief Rotterdam
Hofdijk 651
3032 CG Rotterdam
Dat iedereen welkom is bij het gemeentearchief aan de Hofdijk 651 weten veel mensen, maar ook heel veel niet. En dat is jammer, want naast de specifieke informatie voor diepgravende onderzoekers zijn er ook heel veel zaken die wat minder moeite kosten ze te bekijken.
Neem nou de enorme fotoverzameling (meer dan een miljoen). Wedden dat er van iedere Rotterdamse straat wel een foto is te vinden?
En als er geen foto is, dan is er wel een tekening te vinden van namen als Groenewegen, Richters of Toorop.
Panorama van Rotterdam, april 1940
Marius Richters maakte 3 weken voor het bombardement
deze panoramatekening van Rotterdam
vanaf de toren van het Stadhuis.
LINK
Alles wordt zorgvuldig bewaard en geconserveerd voor de toekomst door meer dan 100 medewerkers.
Het gemeentearchief is daardoor niet alleen de oudste maar ook één van de grootste (tevens afgemeten aan de 17 strekkende kilometer aan materiaal). Drie voetbalvelden groot zijn de moderne depots met een relatieve luchtvochtigheidsgraad van 50 % en een temperatuur van 17 á 18 graden. Hier zijn de collectiebeheerders bezig alles zo lang mogelijk te bewaren. En dat kan soms al honderden jaren zijn.
Het oudste stuk is uit 1201 waarin Dirk VII, graaf van Holland en Hugo, heer van Voorne verklaren dat Walter van Egmond en Antonius van Gelmen tot hulpmiddel hunner zielenheil en van Hugo van IJsselmonde en van die hunner echtgenoten Mabilie en Heilewif, de Albrandswaard aan de van kerk van Thosan (ter Does, Vlaanderen) opgedragen hebben.
Andere bijzondere stukken zijn het Stadsprivilege van graaf Willem IV van Henegouwen uit 7 juni 1340, waarin Rotterdam stadsrechten krijgt
Het Privilege van de Stad Rotterdam
AD 7 Juni 1340
LINK
of het Ultimatum van de Commandant van de Duitse troepen aan de Commandant van Rotterdam en het college van B & W om het verzet tegen het Duitse offensief te staken op 14 mei 1940.
LINK
Het gemeentearchief is ook te meten aan de hand van de 55.000 affiches (zoals die hierboven) of de 90.000 titels grote Bibliotheek.
In de afficheverzameling zitten prachtige bewijzen van de rijke historie van Rotterdam. Zo vind je er het affiche van A. Driessen Cacao uit circa 1900, het affiche voor Nievelt Goudriaan & Co. Rotterdam uit 1926 ontworpen door W.H. Gispen, het affiche voor de Holland Amerika Lijn (New Statendam) uit 1929 of het affiche voor de Nenijto uit 1928 ontworpen door Jaap Gidding.
Het is een misverstand te denken dat het gemeentearchief alleen maar zaken bewaard van lang geleden. Ook het affiche dat vandaag in de stad hangt wordt bewaard. De beheerder probeert zo objectief mogelijk te verzamelen. Hierdoor vindt je de meest uiteenlopende onderwerpen terug:
Informatie over het Holland Popfestival in het Kralingse Bos in 1970 of over de wedstrijd Sparta -VOC op zondag 23 februari 1902, alles is te vinden.
Naast 'papier' bewaart het gemeentearchief ook bewegend beeld- en geluid.
In een speciaal hiervoor ingerichte studiezaal kan iedereen alle films bekijken en de geluidsfragmenten beluisteren. Daar zitten prachtige beelden tussen, soms wel van voor 1930.
Naast deze unieke studiezaal (er zijn niet veel instellingen die dit zo aanbieden) is er de zogenoemde studiezaal Zelfbediening. Dat betekent dat je ongestoord je gang kunt gaan met de vele microfiches van alle Rotterdamse kranten vanaf 1720 of met de gegevens uit de Doop-, Trouw- en begraafregisters of de Burgelijke Stand.
Veel hiervan staat al op de website
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl
maar niet alles. Het plukje van de DTB -gegevens kostte al meer dan 8 jaar invoerwerk door ca. 20 personen.
In 2007 bestaat het gemeentearchief 150 jaar en staat klaar voor het digitale tijdperk.
Selectie van nog meer topstukken in het gemeentearchief:
- Verlening van een nieuw stadswapen door keizer Napoleon I, 1811.
1811 - 1813
Het met de Napoleontische Keizerlijke Drie Bijen
vermeerderde Stadswapen van Rotterdam
n.a.v. het bezoek van Napoleon in 1811 aan Rotterdam
LINK
- Brief van prins Willem van Oranje als stadhouder van Holland aan burgemeesters van Rotterdam inzake geld i.v.m. het ontzet van Haarlem en de krijgsverrichtingen rond Rotterdam, 28 mei 1573.
- Akte van keizer Karel V houdende vaststelling van de bepalingen in de akte inzake het proces over het stapelrecht, 4 juni 1541, met majesteitszegel in rode was.
- Ontslagbewijs voor burgemeester P.J. Oud, getekend door dr. A. Seys Inquart, 1941. (Handschr. 1867) (toegangsnummer 33a)
LINK
- Gouden Boek der stad Rotterdam. (Handschr. 9092) (v/h. 3916) (toegangsnummer 33c)
- Reisdagboeken van ds. Jan Scharp, 1809. (Handschr. 3660-3661) (toegangsnummer 33b)
- Rekening van Sander Bikkers te Rotterdam wegens geleverd brandspuitmateriaal.
- Kwitantie van afkoop van een cijns ten laste van Adrianus Kleinjan te Barendrecht
- Verlijbrief van Willem Hendrik met uithangzegel in rode was, 1688
- Volmacht van Rembrandt van Rijn, 22 juli 1634. (ONA 89/290)
- Volmacht van Michiel Adriaansz. de Ruyter aan Harman Barentsz. Meppel tot het behartigen van zijn belangen inzake een partij zout 'tsij tot Dronten (Drontheimm) of daer het van node wesen sal', 15 april 1667.
- Album geschonken aan Abraham van Rijckevorsel, voorzitter van de Kamer van Koophandel, als dank voor zijn langdurige inzet voor de 'volkswelvaart', 1862.
- Schoolschriften van Elie van Rijckevorsel, circa 1855.
- Plattegrond der stad Rotterdam, met groenaanduidingen langs singels 12 augustus 1858
- Atlas De Vou
- Kaart van het Graafschap Holland :Hollandia Comitatus" Datum: 1642 Auteur: Johan Blaeu
- Foto van Ooster Oude Hoofdpoort aan Oudehaven-Oudehoofdplein uit 1856 door Turing.
Ooster Oude Hoofdpoort
LINK
De Wester Nieuwe Hoofdpoort oftewel de Witte Poort
LINK
- Foto's van Berssenbrugge bv. Westerkade aan de Nieuwe Maas in 1909
Gemeentearchief Rotterdam
Hofdijk 651
3032 CG Rotterdam
Tot slot nog wat praktische gegevens:
Gemeentearchief Rotterdam
Hofdijk 651
3032 CG Rotterdam
tel.: 010 - 267 5555
Openingstijden:
- Dinsdag t/m vrijdag 9:00 - 17:00 uur
Website: interactief !!!
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl
Email:info@gar.rotterdam.nl
Nieuwsgierig welke archieven het Gemeentearchief van Rotterdam allemaal beheerd?
Klik HIER voor het overzicht van archieven van het Gemeentearchief Rotterdam
Een voorbeeld?
Citaat uit ons verhaal
Over de herkomst van straatnamen in Rotterdam (1910)
Alle straatnamen in 1 database
Sinds 22 maart online: de straatnamendatabase van Rotterdam
Meer dan 6.000 straatnamen staan in de nieuwe database op onze website: www.gemeentearchief.rotterdam.nl, in het menu aan de linkerkant, onder ‘archieven en collecties’. U vind hier een overzicht van alle straatnamen, en u kunt zoeken op vastgestelde en ingetrokken straatnamen.
De database vervangt het straatnamenboek ‘De Straatnamen van Rotterdam’ uit 1992.
T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van dit verhaal (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....
En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.
Interesse?
Graag kontakt opnemen met
hans@engelfriet.net
Iedere bijdrage is van harte welkom !!
Om het aantal GB / maand beheersbaar te houden, zijn wij helaas genoodzaakt foto's / prenten / kaarten etc als thumbnail weer te geven.
Klik dus op de thumbnail voor het originele formaat en op BACK van je browser om weer terug te keren naar het verhaal.
Ook de vierkantjes met rood kruisje zijn een thumb, die thumb bleek te klein om weer te geven...
Historisch Nieuwsblad - 3 nummers voor EUR 9.00
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
Denksport Kruiswoord Varia - Kruiswoord Varia; de leukste variaties op de eeuwenoude kruiswoord hersenkraker.
AANBEVOLEN
Op zoek naar boeken over Rotterdam?
Klik dan op deze link
Zoek je iets anders dan Rotterdam?
Kan ook:
We beginnen dit verhaal over de geschiedenis van het Gemeentearchief Rotterdam met wat verhalen en foto's van voor het Gemeentearchief Rotterdam belangrijke personen. In willekeurige volgorde......
Citaat uit dit verhaal:Tijdens de ziekte van Unger werd het werk op het Gemeentearchief van Rotterdam voortgezet door W. Bezemer, ook zijn naam duikt geregeld op in verhalen over de geschiedenis van Rotterdam, w.o. Unger's bronnen boeken en diverse jaarboekjes van Rotterdam.
Een van de eerste archivarissen van Rotterdam was Johan Hendrik Willem Unger :
1861 - 1904
Johan Hendrik Willem J.H.W. Unger
archivaris van Rotterdam
1883 - 1904
We mogen aannemen dat het Ungerplein naar hem is vernoemd......
De zijstraten van het Ungerplein zijn trouwens vernoemd naar Scheffer en Obreen, zowel Scheffer als Obreen zullen we nog tegenkomen in dit verhaal.
1938
Hoek Schiekade Provenierssingel
uit ons Proveniers verhaal
Op de bovenstaande foto is vlakbij het Ungerplein het woonhuis van A. van Stolk Czn te ontdekken.
Unger is de geschiedenis ingegaan o.m. als initiatiefnemer van de Rotterdamse Jaarboekjes, die onder zijn leiding voor het eerst verschenen in 1888. T.z.t. gaan we aan de Rotterdamse jaarboekjes ook wat aandacht besteden.....
Al op 22-jarige leeftijd in 1883 werd Unger benoemd tot adjunct-archivaris, in 1886 volgde hij archivaris J.H. Scheffer op die in dat jaar overleed.
J.H. Scheffer
archivaris van Rotterdam
1858 - 1886
Unger moest helaas al in 1898 zijn werkzaamheden neerleggen t.g.v. een slopende ziekte waaraan hij in 1904 overleed. In zijn (te korte) leven heeft hij enorm veel gepubliceerd o.m. over Vondel, maar hij nam ook het initiatief tot het schrijven van een aantal boeken over de geschiedenis van Rotterdam met bijvoorbeeld als titel :
En iedereen na hem was hem daar zeer dankbaar voor....., want je kunt geen boek opslaan over de geschiedenis van Rotterdam of er wordt verwezen naar een van de publikaties van Unger....en uiteraard kunnen we op onze site niet alles uit zijn lijvige boeken overnemen, maar een aantal dingen gaan we wel uploaden.
Bronnen voor de Geschiedenis van Rotterdam
Uitgegeven op last van het Gemeentebestuur
De Regeering van Rotterdam
1328 - 1892
Naamlijst van Personen
die in of van wege de Regeering
ambten hebben bekleed
voorafgegaan door
eene geschiedkundige inleiding
over den Regeeringsvorm van Rotterdam
bewerkt door
J.H.W. Unger
Archivaris der Gemeente
Rotterdam
1892
Waar haalde Unger trouwens de tijd vandaan voor zulk monnikenwerk als het samenstellen van namenlijsten van alle regenten van Rotterdam van 1328 - 1892, door hem de Regeering van Rotterdam genoemd......
Het spreekt vanzelf dat boeken van Unger niet zoo makkelijk zijn te vinden, dus vond Aad het een thrilling event (zoo heet dat toch tegenwoordig) om boeken van Unger zelf te kunnen bekijken...
En dit schreef Unger in 1892 dus als inleiding, veel waar hij het over heeft is terug te vinden op onze site, gebruik daarvoor onze Search Engine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Unger en klik op ENTER
De kennis van de geschiedenis en plaatsbeschrijving van Rotterdam vergeleken met die der meeste groote en kleine Hollandsche steden is nog zeer gering. Kunnen Amsterdam, Haarlem, Delft, Dordrecht, Enkhuizen. Hoorn, Gorinchem en zoo vele andere wijzen op min of meer uitvoerige, goed bewerkte stedebeschrijvingen, Rotterdam bezit niets van dien aard.
Met het te boekstellen van hare geschiedenis is het of bij plannen en ontwerpen gebleven, of, zoo er iets verscheen, waren het slechts fragmenten.
Geschreven is er veel. Het Archief der gemeente bezit eene uitgebreide en bijna volledige verzameling kronieken en beschrijvingen van Rotterdam en Schieland, die sedert het laatst der vijftiende tot het begin der negentiende eeuw zijn te boek gesteld.
Simon en Willem van der Sluys, Jan Dircksz. Versyden, Jan Gerritsz. van Waerschut, Balthasar Verbeeck, Pieter de Raedt, H. W. Rotshoeck, Jacob en Samuel Lois en vele ongenoemden brachten veel wetenswaardigs bijeen.
Gedrukt werd er evenwel niet veel. De eerste poging daartoe vindt men in het aanbod van Dr. Nicolaas Zas aan het toenmalig bestuur, om voor een zekere som een stadsbeschrijving op te stellen. Reeds geruimen tijd had hij daarvoor aanteekeningen verzameld, doch, terwijl men bezig was met onderhandelen over het honorarium, overviel hem de dood (1663) en bleef zijn werk rusten.
In de achttiende eeuw waren het vooral Cornelis van Alkemade en zijn schoonzoon Pieter van der Schelling, die veel bouwstoffen verzamelden.
Jacob Kortebrant, wien een aanzienlijk materiaal ten dienste stond, stelde daaruit zeer uitvoerige beschrijvingen van Schieland en van Rotterdam op, die nu nog groote waarde hebben, omdat hij vele sedert verloren gegane bescheiden gekend heeft.
Jan Vergoes werkte deze handschriften nog eens om, en vulde ze hier en daar aan met kennelijk doel om ze voor de pers gereed te maken, maar ook bij hem kwam liet niet zoo ver.
De eenige boeken van zekeren omvang, die over Rotterdam het licht hebben gezien - monographiën en kleinere werkjes blijven hier buiten beschouwing - en waaruit voor den belangstellende valt te putten zijn de werken van S. Lois, G. van Spaan en G. van Reyn. Eerstgenoemd werk, in 1746 uitgegeven, is slechts eene Cronycke, loopende van 1270 tot 1671, waarachter eenige der voornaamste handvesten en privilegiën, op hoogst gebrekkige wijze bewerkt, zijn afgedrukt.
De Beschrijving der stad Rotterdam van Gerrit van Spaan, voor de eerste maal in 1698 uitgegeven en daarna nog twee malen herdrukt, is eer een populair geschreven boekje te noemen als een ernstig historiewerk.
G. van Reyn gaf in 1832 het eerste deel zijner Geschiedkundige beschrijving der stad Rotterdam uit, een boek dat voor den tijd, waarin het opgesteld werd, zeer verdienstelijk mag heeten, maar niet meer voldoet aan de eischen, die men thans aan een dergelijk werk moet stellen. Bovendien is ook dat werk onvoltooid gebleven; van het tweede deel zag slechts een gedeelte het licht.
Door de meerdere zorgen die allengs voor de archieven werden genomen, en door de meer vrijgevige bepalingen voor het openstellen dezer belangrijke depots, werd het duidelijk dat, wil men eenmaal in het bezit komen van eene geschiedenis van Rotterdam, die aan de eischen zal voldoen, het noodig is een uitgebreid en systematisch onderzoek in te stellen naar alle bescheiden, die daartoe kunnen dienen en daarnevens door deskundigen het een of ander onderdeel te doen behandelen.
Uitgaande van deze meening, ontwierpen J. H. Scheffer en F. D. O. Obreen het plan voor de Rotterdamsche Historie-bladen, dat, aanvankelijk met eenig succes bekroond, na betrekkelijk korten tijd om verschillende redenen onuitgevoerd bleef. Twee doelen zagen het licht, maar de twee belangrijkste: de Kronijk en de Bijlagen der Kronijk bleven onvoltooid.
J.H. Scheffer
archivaris van Rotterdam
1858 - 1886
F.D.O. Obreen
adjunct-archivaris van Rotterdam
1863 - 1883
We herhalen maar even:
Eene aanvraag om subsidie voor eene door den Archivaris bewerkte uitgave van Naamlijsten der Rotterdamsche Regenten door een particulier gaf de Commissie voor het Archief en de Bibliotheek aanleiding om nader te overwegen, wat gedaan kon worden om een betere geschiedkundige beschrijving van Rotterdam voor te bereiden. Een toen door mij ingediend werkplan om bouwstoffen voor dit doel bijeen te brengen en deze voor rekening der Gemeente te doen drukken, vond algemeen bij haar steun.
de zijstraten van het Ungerplein zijn vernoemd naar J.H. Scheffer en F.D.O. Obreen.
Zij achtte daartoe thans den tijd gekomen en wendde zich 27 Februari 1890 tot het Dagelijksch Bestuur met het verzoek, om gelden te willen toestaan voor het drukken van eene uitgave van bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam, waarvan de Naamlijsten het eerste deel zouden vormen. Voor volgende nummers zouden o.a. in aanmerking kunnen komen uitgaven van de oude Kronieken van de vijftiende tot de achttiende eeuw, van eenige oude Stadsrekeningen, van de oude Keuren, van een Regestenlijst enz. en eindelijk van een Oorkondenboek.
Bij Burgemeester en Wethouders mocht dit voorstel een gunstig onthaal vinden. Aan den Gemeenteraad werd voor de uitgave der Naamlijsten een crediet voorgedragen, dat in de vergadering van 24 April 1890 werd toegestaan en later nog eenmaal is verhoogd, toen het bleek dat het werk grooter werd dan oorspronkelijk geraamd was.
W. Bezemer
adjunct-archivaris van Rotterdam
1891 - 1898
Op onze site staat bijvoorbeeld dit, gepubliceerd door Unger in zijn bronnen boeken over de geschiedenis van Rotterdam:
Vereischten om tot Regent van Rotterdam benoemd te kunnen worden
Om tot Vroedschap, Burgemeester of Schepen van Rotterdam gekozen en benoemd te kunnen worden, moest men voldoen aan zekere eischen, wat betreft godsdienst, burgerschap, gegoedheid, ouderdom, bloedverwantschap of maatschappelijke betrekking.
Zooals in ons gemeenebest natuurlijk was, moest men om tot een stadsambt benoembaar te zijn, lidmaat van de gereformeerde kerk wezen. Niet altijd waren de bepalingen daaromtrent even streng. Naarmate de Calvinisten of Remonstranten, meer invloed hadden, werden de voorschriften scherper of milder.
In de Vroedschapsresolutien van 29 December 1615 is opgeteekend, dat eendrachtelick (werd) geresolveert, dat men in de persoonen, die van nu voirtaen tot vroetscappen sullen werden geeligiert ofte genomineert, sal requireren dese qualiteiten, te weeten dat deselve sullen werden gecoren uytte eerlyxste, vreedsamichste ende gequalificeerste persoonen binnen deser stede, het vaderlant mitte christelycke gereformeerde religie toegedaen, ende vyffjaerige poorters wesende.
Den 13 April 1623 daarentegen besloot de Vroedschap, voor zooverre het de leden van haar College betrof, dat de persoonen die van nieus tot vroetscap werden gekooren, moesten zijn het vaderlant ende de christelycke gereformeerde Religie toegedaen, ende publyckelick coomende tot het gehoor van Godes Woort.
Het bovenvermelde Octroy van 13 December 1650 bepaalde, dat niemand tot het Burgemeester- of Schepenambt sal werden genomineert als die geene die professie sal doen van de publycque gereformeerde religie ofte tenminste dezelve ende de oeffeninge van dien sal wesen toegedaen.
Bij Vroedschapsresolutie van 9 September 1672 werd vastgesteld, dat ingevolge van de resolutie van de Groote Vergaderinge in den Hage op de Zaele A°. 1650 genomen, niemant voortaen nominabel sal sijn tot het vroedschapsampt, ten sij deselve litmaten sijn van de ware gereformeerde publijcque Religie daer van professie doende.
Bij privilegie van Hertog Aelbrecht van Beieren, gegeven op 13 Maart 1382, werd bepaald dat wi noch onse bailieu nyemant soepen noch raet maken en sullen in onser stede voorsz , hi en hebbende vyf jaer poerter gheweest ende dat een jaer aen ^t ander daerbinnen ghewoent als men scepen oft raet maect.
In de Vroedschapsresolutien van 29 December 1614, 13 April 1623 en 3 April 1628 werd deze bepaling nog eens nader bevestigd.
In aansluiting met deze resolutien werd 20 april 1624 door de Vroedschap besloten, dat geen personen tot Vroetscap sullen werden genomineert, dan die gebooren Hollanders ende van Hollantse ouders gebooren syn, sonder dat nochtans daer onder begrepen werden de kinderen van degeene die Raden off Vroetscappen deeser stede geweest syn, maer werden deselve gehouden voor gequalificeert ende gelyck als genaturaliseert om tot Vroetscap genomineert te moogen werden. Op 15 Maart 1632 en 7 Maart 1633 werd nogmaals aldus besloten.
Op grond van deze bepaling werd 16 November 1637 in de Vroedschap, naar aanleiding eener vacature, beslist, dat aangezien de ingeborenen van alsulcke steden die wt haere Regeeringe weeren, ingeborenen van andere Provinciën ende Steden, wederomme in deselve Provinciën ende Steden werden geweert ende dat de Ingeborenen vande Stadt Delft als andere weerende, mede wt de Regeringe deser Stede behooren te werden geweert.
Volgens het privilegie van Hertog Philips van Bourgondië van 8 Juli 1436 moesten de Vroedschappen gekozen worden uit de rijksten der stad. Later in het privilegie van Maximiliaan en Maria van 18 April 1479 werd dit nog nader omschreven: men moest behooren tot de rijkste, notabelste en bekwaamste personen, terwijl in het privilegie van Hertog Philips van Bourgondie van 8 December 1483 wordt gesproken van de rycxste ende notabelste, elc gegoet ten minsten tot vyftich nobelen vry goets.
De vereischte ouderdom blijkt uit de hierboven gemelde privilegies van 2 Maart 1439 en 14 Maart 1658. Om zitting te kunnen nemen in het gerecht of in de Vroedschap moest men 27 jaren oud zijn.
Aangaande de graden van bloedverwantschap bepaalde het privilege van Hertog Philips van 8 December 1483, dat in de Vroedschap niet gecoren en zullen worden de vadere metten zone, noch oec gheen ghebroederen.
In de Vroedschap werd 29 December 1614 geresolveerd dat te samen niet en sullen moogen dienen, die personen die malcanderen bestaen in bloede ofte affiniteit , tot susters ofte broeders kinderen incluys, welverstaende soo lange als d' affiniteit is duerfinle, doch op 16 Juli 1618 werd besloten dat het verbot van affiniteijt om geen Vroetschappen te mogen wesen, inde Resolutie van 29 December 1614 gestelt coempt te cesseren bij 't overlijden vande persoonen door wien d' affiniteijt is gecontraheert.
Op deze besluiten werd evenwel meermalen, o. a. in 1773, inbreuk gemaakt, toen tegelijkertijd gekozen werden en zitting namen, Mr. Pieter Cornets de Groot, Mr. Paulus Gevers en Mr. Cornelis Groeninx van Zoelen, van welke de twee laatstgenoemden ieder gehuwd waren met eenc zuster van eerstgenoemde.
Door de Vroedschap werd 24 Juli 1645 besloten dat onvereenigbaar met het lidmaatschap van deze vergadering was het ambt van Rekenmeester van de Domeinen, omdat dit perpetueel was.
Oudste reglement van orde voor de vergadering van de Vroedschap van Rotterdam AD 19 Februari 1587
Gebed uitgesproken door den Secretaris bij den opening van de vroedschap vergadering AD 1634 - 1644
De Stadszegels van Rotterdam 1351 - 1892
Als opvolger van Unger werd benoemd Eppe Wiersum:
Stadsarchivaris E. Wiersum
1904 - 1935
LINK
Citaat uit zijn biografie:
Eppe Wiersum werd op 6 dec. 1869 te Uithuizen geboren als derde van een gezin van zes kinderen. Zijn ouders waren Tonnis Berend Wiersum en Anje Oosterhuis.Na de H.B.S. in Groningen en Assen te hebben bezocht, deed hij 2 jaar later staatsexamen en studeerde vervolgens aan de Groningse Universiteit. Zijn studietijd besloot hij in 1898 met het proefschrift "De gedwongen vereeniging van Stad en Lande in 1594". Daarna doceerde hij 2 jaar geschiedenis aan de H.B.S. te Warffum, maar dat beviel hem slecht. Op 1 april 1900, 30 jaar oud, toog hij als adjunct-commies naar het Rijksarchief in Zeeland en daar, in Middelburg, had hij het voorrecht Robert Fruin te vinden als chef. Onder diens leiding inventariseerde hij de archieven van de Wulpenpolder, van de Ambachtsgerechtigden van 's Heer-Arendskerke c.a. en van de Ambachtsheerlijkheden Zaamslag c.a. en Bruinisse. Door zijn benoeming in 1904 tot Gemeente-archivaris van Rotterdam heeft hij de aangevangen inventarisatie der rechterlijke archieven niet kunnen voltooien.
In 1915 verscheen een boek van Archivaris Wiersum waarin hij, aan de hand van tekeningen van Briedé, een uitvoerige historische toelichting gaf op wat er in Rotterdam nog over was, op dat moment, dus in 1915, aan 17e eeuwse huizen.
In zijn inleiding kon hij niet laten en terecht, om met spijt en met een heel beleefde sneer uit te halen naar de afbrekers van Rotterdam, lees maar eens mee in dit verhaal:
Uit de biografie van Wiersum kopiëren we ook deze lijst met zijn publicaties:
Enkele er van bevinden zich nog op dezelfde plaats en in denzelfden toestand als vijftig jaar geleden, toen ze voor bovengenoemd werk werden afgeteekend; andere, hoewel nog op de oorspronkelijke plaats, zijn zoo geducht door de verfkwast getempteerd of anderszins gehavend, dat afbeelding en jaartal tot onherkenbaar wordens toe gewijzigd zijn; de meeste echter zijn met den gevel, waarin ze eeuwenlang hadden gezeten, naar beneden gehaald en thans opgeborgen in het Museum van Oudheden, wel is waar goed verzorgd, doch helaas niet meer het stadsbeeld opfleurend op de plaats, waarvoor ze bestemd waren.
Nog andere evenwel - het ergste van al! - zijn met de gevels als waardelooze rommel verkocht en stukgehakt. Men hoeft het werk van Van Lennep en Ter Gouw maar door te bladeren om te zien, hoeveel onze stad ook in dit opzicht voor goed verspeeld heeft.
Naast particuliere huizen heeft de teekenaar terecht ook zijn aandacht gewijd aan enkele openbare gebouwen, eveneens, zoo niet meer nog, door het gevaar van slooping bedreigd. Doch in hoofdzaak zijn het de gevels van woonhuizen, die hij in beeld heeft gebracht, in overeenstemming waarmede ook de titel Oude huizen van Rotterdam, gekozen is.
Oude huizen en Rotterdam! Het klinkt bijna als een anachronisme. En het is dat nagenoeg ook inderdaad, ja over luttele Jaren wellicht zal de titel van dit boek geheel op het verleden slaan en zullen er geen oude huizen meer te Rotterdam zijn.
De hier gereproduceerde afbeeldingen werden met een enkele uitzondering gemaakt in 1910-1912.
Meen nu echter niet. waarde lezer, dat gij de huizen zelf nog alle in werkelijkheid kunt gaan zien. Integendeel, niet een of twee, maar tal van perceelen zijn inmiddels reeds weder verdwenen, den teekenaar als het ware onder de hand afgebroken.
Zou er wel een tweede stad in ons land zijn, waar in den tijd van nog geen drie jaren drie kerken werden neergehaald en een vierde elken dag hetzelfde lot te wachten staat?
Des te meer te waardeeren valt het dus, dat zooveel nog tijdig in beeld gebracht is, zoodat althans de herinnering er aan voor allen, die oud stadsschoon lief hebben, bewaard gebleven is.
Men wane nu echter niet, dat alles wat hier is afgeteekend. werkelijk zoo héél oud en zoo héél merkwaardig is; neen, waarlijk niet! voor menig kleinere Hollandsche stad moet het groote Rotterdam in dit opzicht onderdoen!
LIJST VAN GESCHRIFTEN
- 1898 De gedwongen vereeniging van Stad en Lande in 1594.
- -- De archieven van de Wulpenpolder.
- -- Het archief der Vereeniging van Ambachtsgerechtigden van 's Heer Arendskerke c.a.
- -- Het archief van de Ambachtsheerlijkheden Zaamslag c.a.
- 1907 Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam (plattegronden van Rotterdam uit de XVIe en XIXe eeuw).
- -- Inventarissen van de archieven der notarissen te Rotterdam, 1585-1811.
- -- Inventaris van het archief der Evangelisch-Luthersche gemeente te Rotterdam.
- -- Idem van de Doopsgezinde gemeente te Rotterdam.
- -- Idem van de Waalsche gemeente te Rotterdam.
- -- Idem van de Steenhouwerij Van Traa.
- -- Idem van de Kon. Ned. Yachtclub.
- -- Idem van de Katholieke Armenmeesters.
- -- Idem van de Waterschout.
- -- Idem van het Leesmuseum.
- -- Idem van de N.V. Sleephellingssocieteit.
- -- Idem van de Wisselbank.
- -- Idem van de Laanmeesters van Rotterdam en Cool.
- -- Idem van de Rotterdamsche gilden.
- 1928 Uit het Rotterdamsche gilde-wezen.
- 1934 Rotterdamsche Maasgezichten.
- 1939 Egbert Meussen Cortenaer.
- 1947 Johan van Oldenbarnevelt als pensionaris van Rotterdam.
- -- De Gemeenelandshuizen van Schieland.
- -- Toepassing van het decimale stelsel bij de registratuur van gemeente-administraties.
- -- De omwenteling van 1813 te Rotterdam. (Historisch Gedenkboek 1813, III).
- 1928 De beteekenis van het privilege van 1328 /Het Middeleeuwse Rotterdam in beeld / Gedenkboek 600 jarig bestaan van Rotterdam
- 1925 De Doopsgezinde gemeente in het Rotterdam van omstreeks 1775 (in: Na 150 jaar).
Artikelen in:
- Rotterdamsch Jaarboekje, 1910-1935.
- Nieuwe Rotterd. Courant, 1917-1935.
- Archief van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1907, 1918.
- Tijdschrift v.h. Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, 1911, 1934.
- Verslagen en Meded. v. d. Ver. tot uitgaaf der bronnen v. h. Oud-Vaderl. Recht 1909.
- Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1910, 1912.
- Winkeliers- en Handelsbelangen, 1910, 1918.
- Wapenheraut, 1911.
- Handelingen en Mededeelingen der Mij. der Ned. Letterkunde, 1911/12.
- Oud-Holland, 1910, 1915, 1925, 1931, 1933, 1934, 1938.
- De Navorscher, 1917, 1927.
- Ned. Archievenblad, 1900-1938.
- De Nederl. Leeuw, 1913 1944.
- Bijdragen en Meded. v. h. Historisch Genootschap, 1921, 1927.
- Jaarboek der Ver. v. Ned. Luthersche Kerkgeschiedenis, 1914.
- Levensberichten v. d. Mij. der Ned. Letterkunde, 1919/1920, 1929/1930.
- Oude Kunst, 1919.
- Europa auf Reisen, 1928.
- Oudheidkundig Jaarboek, 1928.
- Jaarboek v. h. Kon. Ned. Gen. v. Munt- en Penningkunde, 1927.
- De Camera, 1920.
- Maandblad voor de Volksuniversiteit te Rotterdam 1924.
- Bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 1923, 1926.
- Rotterdamsch Nieuwsblad, 1923.
- Wereldkroniek, 1919.
- Gemeentebelangen, 1918.
- Buiten, 1926.
- Bijdragen Vaderl. Gesch. en Oudheidkunde, 1920, 1923.
- Het Boek, 1922, 1926.
- Economisch Historisch Jaarboek, 1930.
- Jaarboek der Ver. van Wijnhandelaren, 1925, 1933.
- Jaarboek der Ned. Ver. voor Huisvrouwen, 1935.
- Protestantsch Jaarboekje, 1935.
- Maandblad Het Kompas (Nat. Lev.-Bank), 1937.
- Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, 1936.
- De Trekker (Ned. Jeugdherbergen-Centrale), 1937.
- De Maasbode, 1937.
- Gedenkboek v. d. Rotterd. Middenstandsver. Handel en Nijverheid, 1919-1929.
- Het Waterschap, 1936, 1937, 1939, 1941.
- Ons Leger, 9e en 10e jaarg.
- Huldigingsboek voor pater Kruitwagen, 1949.
Een genoeglijke tijd is er toen nog voor hem gevolgd, al heeft ook de ramp van mei 1940, waarbij van het oude, hem zo dierbare Rotterdam haast alles verloren ging, hem smartelijk getroffen. Zijn aangename flatwoning aan de Westzeedijk bleef gespaard en daar bood hij in die dagen aan een minder gelukkig echtpaar uit zijn vriendenkring aanstonds gastvrij onderdak. Hij woonde er vlak bij het Schielandshuis, waar hij 's morgens placht te werken en bij het nieuwe Rotterdamsch Leeskabinet, waar hij z,n middagen veelal doorbracht. Toen Wiersum 80 jaar werd, ontving hij in zijn ruime woning een grote schare vrienden, met een diner aan het eind van die feestdag. Maar de eerste symptomen van zijn naderende ziekte hadden zich toen reeds voorgedaan. Zes moeilijke jaren zijn daar nog op gevolgd: van achteruitgaande vermogens, van verpleegd en gereden moeten worden (door zeer zorgzame handen) en van steeds geringer wordend vriendenbezoek, sinds hij niet verstaanbaar meer kon spreken. Voorbeeldig heeft hij zijn ellendige ziekte gedragen. Zijn goede humeur verliet hem ook toen niet. Op eerste kerstdag 1955 is hij heengegaan en op 29 dec. d.a.v. te Uithuizen, zijn geboorteplaats, begraven.
Tot opvolger van Wiersum werd benoemd Hazewinkel:
Hendrik Cornelis Hazewinkel
archivaris van Rotterdam (1935 - 1961)
LINK
Citaat uit zijn biografie:Uit de biografie van Hazewinkel kopiëren we ook deze lijst met zijn publicaties:
Zijn loopbaan begon in 1924 te Zwolle, waar hij benoemd werd tot commies aan het in de Sassenpoort gevestigde Rijksarchief. Lang bleef hij daar niet; zijn werkvertrek -- een klein torenkamertje -- gaf hem het gevoel zich niet voldoende te kunnen ontplooien.
Van 1925 tot 1929 is hij als commies-chartermeester verbonden geweest aan het Gemeentearchief van Utrecht. In die periode kwamen reeds verscheidene publicaties op zijn naam te staan. Zijn grootste activiteit wist hij te ontplooien in Rotterdam, waar hij met ingang van 1 september 1929 benoemd werd tot adjunct-archivaris naast de toenmalige gemeentearchivaris dr. E. Wiersum, wiens opvolger hij in 1935 is geworden.
Had hij zich te Utrecht vooral bezig moeten houden met juridische problemen als eigendomsrechten, onderhoudsplichten, erfdienstbaarheden enz., te Rotterdam kwam het accent geheel anders te liggen, sterker naar buiten gericht. Voorlopig kreeg de adjunct-archivaris evenwel voldoende mogelijkheid om zich geheel en al in te werken in de historie van zijn stad. In 1930 werd hij benaderd door een uitgever, die ter gelegenheid van het feit dat in 1940 het 600-jarig bestaan van Rotterdam gevierd zou worden, de geschiedenis van de stad wilde uitgeven. De opdracht werd aanvaard en het resultaat was het standaardwerk "Geschiedenis van Rotterdam", in 1940 en 1942 uitgekomen in drie lijvige delen. Het vierde deel, dat de negentiende eeuw moest behandelen, is helaas nooit verschenen, hoewel ook daarvoor heel wat bouwstof door hem bijeengebracht is. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was er debet aan dat het werk onvoltooid is gebleven.
Door een jarenlange ervaring kende hij de topografie van het verdwenen Rotterdam; door grote belangstelling voor wat er in zijn stad omging en zou gaan gebeuren, kwam het zelden voor dat situaties verdwenen voordat ze door de fotograaf of kunstenaar vereeuwigd waren. Op de persfotografen werd dagelijks een beroep gedaan om de door hen geschoten actuele foto's te leveren. Hazewinkels activiteit op dit gebied werd algemeen gewaardeerd. Hij schreef erover in de vakliteratuur en hij heeft het initiatief genomen om allen, die topografisch-historische prentverzamelingen beheerden, samen te brengen in een vereniging "De Topografische-Historische Atlas".
Sinds tientallen jaren lag op een zolder van het archiefgebouw een verzameling reclameplaten. Hazewinkel begreep dat ze niet zonder cultureel belang waren en catalogiseerde ze. In de Duitse tijd slaagde hij erin honderden aanplakbiljetten en affiches te verwerven, die veelvuldig geraadpleegd worden. Met speurzin is de collectie daarna door hem uitgebreid met jaarlijks ca. 400 stuks Nederlandse affiches.
Hazewinkels historische belangstelling kwam vooral tot uiting in de wijze waarop hij zelf gebruik wist te maken van de geschiedbronnen, die in het Gemeentearchief zo rijkelijk aanwezig zijn. Hij kon de gegevens vinden en heeft velen, die een beroep op hem deden, aan zich verplicht door het geven van uitvoerige inlichtingen. Bij de voorbereiding van de "Geschiedenis van Rotterdam" was hij met de literatuur over Rotterdam vertrouwd geraakt als bijna geen ander. Het ligt voor de hand dat hij, die niet alleen de gave had zijn gedachten snel op schrift te kunnen brengen, maar bovendien over een scherp onderscheidingsvermogen beschikte, zelf de schrijverspen in ruime mate is gaan hanteren. Als redacteur van het Rotterdams Jaarboekje, dat als jaarboekje van het Historisch Genootschap "Roterodamum" een steeds groter debiet kreeg, had hij de mogelijkheid en de prikkel tot publiceren. Het resultaat waren tientallen historisch-wetenschappelijke opstellen, waarin zijn vondsten waren verwerkt.
Als persoon trad hij niet graag op de voorgrond. Zijn instelling was in het algemeen introvert en bescheiden. Zij die hem niet kenden moesten wel eens wennen aan zijn houding, die iets gereserveerds in zich had. Wie zijn vertrouwen bezat, die schonk hij volop hartelijkheid en vriendschap.
Toen hij op 28 april 1961 officieel afscheid nam van de dienst in een bijeenkomst in de aula van het Museum Boymans-van Beuningen, werd dat een grootse huldiging, die culmineerde in de ontvangst van een koninklijke onderscheiding uit de handen van burgemeester Van Walsum.
Tot 1966 bleef hij te Rotterdam wonen. Toen vertrok hij naar Maarn om daar te kunnen genieten van de natuur. Helaas is hij spoedig daarop ziek geworden en op 14 januari 1968 overleden. Op 18 januari d.a.v. werd hij te Dieren gecremeerd, op eigen verzoek en geheel naar zijn stijl in alle stilte, op zijn laatste tocht slechts vergezeld door degenen, die hem het naast stonden.
1924 Het z.g. Spaansche Archief, 1578-1630. Inventaris van stukken uit de Rekenkamer van Roermond, op Overijssel betrekking hebbende. V.R.O.A. 1924, II, 484-514.
1934 Inventaris van de archieven der gemeenten Pernis en Hoogvliet, 1936 (gestencild).
1937 Uiteenzetting over het Nederlandsche archiefwezen in het algemeen en het Rotterdamsche Archief in het bijzonder, 15 april 1937 (gestencild).
1957 Honderd jaar gemeentelijke archiefzorg.
1967 Inventaris van het archief van Het Gereformeerd Burgerweeshuis (Evert Zoudenbalch Huis) te Utrecht (door H. C. Hazewinkel, G. Brinkhuis en A. Graafhuis).
Historische werken
1938 Kroniek van de stad Rotterdam.
1940-42 Geschiedenis van Rotterdam, 3 delen.
1942 Vier eeuwen Rotterdam. Citaten uit reisbeschrijvingen, rapporten, redevoeringen, gedichten en romans, 1494-1940, verzameld door mr. H. C. Hazewinkel en J. E. van der Pot.
1943 Beschrijvinge der Stad Rotterdam en eenige omleggende dorpen, door Gerard van Spaan, voor onze tijd bewerkt door mr. H. C. Hazewinkel.
1954 Prentenboek van Rotterdam, door J. Aarse, mr. H. C. Hazewinkel en Alfred Kossmann.
1958 Verleden en heden van een stukje Rotterdam. Uitgegeven t.g.v. het gereedkomen van het kantoorgebouw van de Algemeene Friesche Levensverz. Mij. en van "De Groot-Noordhollandsche van 1845".
Artikelen in verzamelwerken
1946 Haven en handel tot aan de tweede helft der negentiende eeuw, in Rotterdam. De Poort van Europa.
1949 Alargaretha Pirot, openbare koopvrouw en klopje te Rotterdam, in Huldeboek Pater dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M.
1958 Rotterdamse Boekverkopers uit de Patriottentijd, in Opstellen, aangeboden aan dr. F. K. H. Kossmann.
1959 Pierre Bayle à Rotterdam, in Pierre Bayle le Philosophe de Rotterdam. Uitgegeven door l'Institut Français d'Amsterdam, Maison Descartes.
1966 De zegels en het wapen van Rotterdam, in Zegels en wapens van steden in Zuid-Holland, Zuid-Holl. Studien XII van de Hist. Ver. voor Zuid-Holland.
Artikelen in historische tijdschriften
1932 Twee attestaties over de Nederlandsche kolonisatie aan de Goudkust, in Bijdr. en Meded. Hist. Gen. 53.
1934 Een Rotterdamsch plan voor een democratische bestuursorganisatie uit het begin van de 18e eeuw, in Bijdr. en Meded. Hist. Gen. 55.
1934-35 De heerlijkheid Hogenban en de commerciëele rivaliteit tusschen Delft en Rotterdam, in Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheidk. 7e reeks, 4 en 5.
1941 Ds. Scharp maakt een speelreisje, in Historia, okt. en nov. 1941.
1947 Blitz in Rotterdam. Last of Munro Architect's Work damaged by Fire, in Clan Munro Annual, no. 2.
1957 Rozenburg, in Zuid-Holland, orgaan van de Hist. Ver. voor Zuid-Holland, dec. 1957.
Artikelen in het Jaarboekje van "Oud Utrecht"
1927 Professor Buurman. De Kerkeraad en het Toneel.
1928 Lakmoesindustrie in Oud-Utrecht.
1928 Voor 400 jaar.
Artikelen in het Rotterdams Jaarboekje
1931 De postkaart van Quack en haar auteur.
-- Een episode uit het Roomsche kerkelijke leven te Rotterdam in 1691.
1933 De oudst bekende Rotterdamsche almanak.
-- De aanvang der katoendrukkerij te Rotterdam.
-- Het Heintje.
1934 De opkomst van drie nieuwe industrieën in XVIIde-eeuwsch Rotterdam.
1936 Een zeldzame prent van J. C. Philips.
1937 Symptomen van den naijver tusschen Rotterdam en Amsterdam gedurende de jaren volgende op den tweeden Engelschen Oorlog.
-- Een memorie over den handel van Rotterdam uit 1729.
1937-39 Feyenoord.
1938 De Oostvest.
-- Bij de portretten van mr. Toussaint Woordhouder en zijn vrouw.
1939 Een Rotterdamsche menagerie.
1940 De concertzaal in de Bierstraat.
1941 Nogmaals "Oud Rotterdam in beeld".
-- Pieter Jacobsz. den Dop.
1942 Misgewas en duurte (1698, 1699).
1943 Hoe kwamen de Rotterdammers drie eeuwen geleden aan den kost?
1944 Het debuut van Abraham Maggaris.
1945 "Zuivering" in de achttiende eeuw.
1946-47 Rondom het De Vletter-oproer.
1948 John Goddard, Engels koopman te Rotterdam, 1690-1767.
1949 Hendrik Toren, een ooggetuige van het Costermanoproer.
-- Justitie in Rotterdam.
1950 Uit het dagboek van Jacoba van Thiel.
1951 De hofstad Rodenrijs.
1952 Het veer.
1952-53 Het begin van de straatverlichting te Rotterdam.
1955 Dirk en Jan Anthonie Langendijk en Christoffel Meyer.
-- Poging tot ontvoering.
1957 Mislukt Fonteinplan.
-- De mummie van Rotterdam.
1958 Vergeving van ambten.
1958-61 Vergeten figuren (Teunis Herman Philips, Frédéric Rainville, Johannes Cornelis de Jongh, Pieter Isaak Annokké).
1959 Het Rotterdamse Panorama-gebouw.
1960 De oudste berichten over het ontstaan van het eiland Rozenburg.
1961 Een achttiende-eeuws plan voor stadhuisbouw.
1962 Een onhistorische historieprent.
1963 De rode haan kraaide in Rotterdam.
1965 De nieuwe heren van 1797.
Verspreide artikelen
1932 Knoeierijen in de Gouden Eeuw. Hoe het er in Rotterdam toeging, in De Zondagscourant, 21 aug. 1932.
1932-39 Diverse artikelen over de synagoge en de Joodsche Gemeente te Rotterdam, in Weekblad voor Isr. Huisgezinnen, 9 sept. 1932, 10 febr. 1933, 13 sept. 1939.
1935 De buitenplaats Woudenstein, in N.R.Ct., 26 juli 1935.
1935-36 Rotterdamsche Archivalia, in Oud-Holland.
1936 De Waterweg van Rotterdam naar Zee, in N.R.Ct., 30 okt. 1936.
1938 De Rotterdamsche schildersfamilie Verburgh, in Oud-Holland.
1939 Herinnering Dan eene langdurende en gevaarlijke kwaal en derzelver volkomene genezinge, door Abraham Wynants anno 1773, in Ned. Tijdschr. voor Geneesk., 1 juli 1939.
1941 De Scheveningsche vischmarkt op de Coolvest, in De Maastunnel, juli 1941.
1942 Een oude gildebrief, in De Schakel, weekblad voor het Gemeentepersoneel, 20 nov. 1942.
1943 De schenking van Marie van Eysden-Vink, in De Schakel, weekblad voor het Gemeentepersoneel, 29 jan. en 5 febr. 1943.
1946 Romance. Rott. Liefdesgeschiedenis in het begin van de 18de eeuw, in Taak en Tolk, dec. 1946.
1947 Toen "comedianten landlopers wierden geacht". Stedenbedervende oeffeningen en guychelspelen, in Het Parool van/voor onzen schouwburg, 10 jan. 1947.
1951 De schepper van het elixer. C. van der Veen, in Hier Rotterdam, 30 nov. 1951.
1951 De lotgevallen van de Vicarie op het altaar van St. Jeroen in de St. Laurenskerk, in De Maasstad, 10 mei 1951.
1952 Koken op stoom, in De Maasstad, okt. 1952.
1952 Zo kreeg Rotterdam zijn Coolsingel-ziekenhuis, in Hier Rotterdam, 1 febr. 1952.
1952 De topografische verzameling van het Gemeentearchief te Rotterdam, in Ned. Arch. Blad, 1952/53.
1953 Een Nederlands Typografisch Lexicon (1801), in Drukkersweekblad, 15 aug. 1953.
1957 Topografische documentatie, in Ned. Arch. Blad, 1956/57.
Als je je verdiept in de Geschiedenis van Rotterdam, dan kun je ook niet om bijv. J. Verheul Dzn (LINK) en dus helemaal niet om H.C. Hazewinkel, archivaris van Rotterdam (van 1935 - 1961), heen. Aad verzamelt eigenlijk alles wat deze beide heren hebben geschreven, geweldig goed gedokumenteerde publikaties !!
J. Verheul Dzn (rechts) krijgt op 4 September 1941,
dus na de verwoesting van de door J. Verheul Dzn ontworpen Schouwburg
de ongeschonden stichtingsoorkonde van "zijn" in 1884 gebouwde Schouwburg
links Ir. Fritzlin, Chef Waterbouwkunde Gemeentewerken
LINK
Maar we gaan verder met nog een aantal markante figuren uit de geschiedenis van het Gemeentearchief Rotterdam:
Dr. H.C.M. Moquette
adjunct-archivaris van Rotterdam
1901 - 1929
Over haar goedgelijkende vader hebben we trouwens dit verhaal:
Hoe de echte Ds Moquette zich meldde in Rotterdam
Ds Francois Jules Pierre Moquette
de vader van Mevrouw H.C.H. Moquette
Uit het verhaal over de vader van Hermine Christine Hélène Moquette halen we deze citaten:
We kregen de volgende reaktie:
Op Uw website las ik het -mij bekende- verhaal over mijn overgrootvader.
Zijn voorletters zijn niet E.J.F., maar F.J.P., Frederic (niet Francois) Jules Pierre.
Met vriendelijke groet,
F.J.P.Moquette
Als je aan een in de geschiedenis van Rotterdam geinteresseerde vraagt naar de naam Moquette, dan komt meteen de naam van Mevrouw H.C.H. Moquette naar boven, werkzaam ooit op het Gemeentearchief van Rotterdam. Over haar spraken Archivarissen als Wiersum en Hazewinkel altijd met heel veel respect.
En aangezien Aad alles wat hij maar krijgen kan van Wiersum en Hazewinkel leest, komt de naam Moquette zeer geregeld voorbij.
En natuurlijk is ook alles van Unger, Renting etc zeer welkom altijd, maar daarin komt de naam Moquette niet zoveel voor, logisch bij Unger, die was al overleden voordat Moquette op het toneel verscheen, Renting heeft niet zo veel gepubliceerd, dus is de kans dat je daarin iets vindt over Moquette wat geringer natuurlijk.
Aad heeft, als voorbeeld, even opgezocht wat Mevrouw H.C.H. Moquette allemaal gepubliceerd heeft in de Rotterdamse Jaarboekjes, waar ooit Unger dus meebegonnen is:
- H.C.H. Evert de Liefde en zijn gezin. 1913, 89-102
- Gehate Rotterdamsche regenten in 1672. 1919,65-77
- Herinneringen aan Rotterdam in den vreemde. 1915,73-83
- Een keizerlijk bezoek in 1814. 1910,117-131
- Een lastige pupil. 1912,53-80
- De Leuvehaven. 1924, 105-122
- De Melkkop. 1916,46-57
- Een miniatuuroorlog in de 17de eeuw. 1927, 16-33
- Pestepidemieën in Rotterdam. 1925, 10-52
- Rotterdammers in dienst van Venetië. 1914,33-44 (1616-1620)
- Rotterdamsche familienamen en aliassen. 1921, 91-10 1
- Rotterdamsche kaapreederijen in 1781. 1917,67-73
- Het St. Agnietenconvent. 1911,75-111
- Het slot Bulgersteijn en zijn eigenaren. 1918,65-107
- Tromp's populariteit te Rotterdam. 1922, 17-26 (1653)
- Uit den Franschen tijd. 1910, 183-195
- Van stads timmerman-metselaar tot directeur van gemeentewerken. 1922, 99-138
- De vicarieën in de St. Laurenskerk te Rotterdam. 1920,71-99
Hermine Christine Hélène Moquette is vooral bekend geworden voor ingewijden in de geschiedenis van Rotterdam door haar boek over de straatnamen van Rotterdam en dan natuurlijk de historische achtergronden van allerlei straatnamen van Rotterdam.
Begin jaren '90 heeft het Gemeentearchief Rotterdam ook een boek uitgegeven over de achtergronden van allerlei Rotterdamse straatnamen. Maar i.p.v. dit boek willen we misschien toch iets meer weten over het boek van Hermine Christine Hélène MoquetteRotterdamsche Straatnamen
Geschiedkundig verklaard door
J.M. Droogendijk
met medewerking van
Dr. H.C.H. Moquette
Adjunct Archivaris
Rotterdam 1910
met omslagversiering van Johan Briedé
En dus kun je op onze site dit verhaal vinden met een schitterende samenvatting van de geschiedenis van Rotterdam, geschreven door Mevr. Moquette:
Over de herkomst van straatnamen in Rotterdam (1910)
Dr. H.C.M. Moquette
adjunct-archivaris van Rotterdam
1901 - 1929
Op 1 januari 1901 kreeg, zoals dat toen omschreven werd, Mej. Dr. H.C.H. Moquette een vaste aanstelling als Adjunct-Archivaris van het Gemeentearchief Rotterdam, in die tijd als vrouw ongetwijfeld zeer bijzonder. Waarom Dr. H.C.H. Moquette in 1904 niet tot opvolger van de overleden Unger werd benoemd, is nergens meer te achterhalen. Tot opvolger van Unger werd immers Eppe Wiersum benoemd.
Hazewinkel schrijft over het afscheid van Dr. H.C.H. Moquette:Hazewinkel voegt er in dezelfde paragraaf aan toe:
In 1929 werd met ingang van 1 mei om gezondheidsredenen eervol ontslag verleend aan de adjunct-archivaris Mej. Dr. H.C.H. Moquette, die talrijke verdienstelijke publicaties op haar naam had staan en door voordrachten in brede kring belangstelling voor Rotterdam's historie had weten te bewerken.
Met ingang van 1 september van dat jaar deed mr. H.C. Hazewinkel, chartermeester aan het Utrechts gemeentearchief, zijn intrede als adjunct-archivaris in de Rotterdamse zusterinstelling. Als tweede universitair geschoolde kracht werd in 1930 Mej. Dr. A.C. Kersbergen aan het archief, waar zij haar door de Archiefwet vereiste stage had doorgebracht, na het met gunstig gevolg afgelegde examen archief-ambtenaar 1e klasse, in vaste dienst verbonden, aanvankelijk in de bescheiden rang van schrijfster.
Dr. A.C. Kersbergen
medewerkster Gemeentearchief Rotterdam
1930 - 1953
Dr. A.C. Kersbergen is de auteur van het schitterende boek Zes Eeuwen Rotterdam.
Het boek geschreven door Dr. A.C. Kersbergen, Zes Eeuwen Rotterdam, is in 1949 uitgebracht waarschijnlijk als een terecht verlaat herdenkingsboek 600 jaar Rotterdam 1340 - 1940.
Zes Eeuwen Rotterdam werd aangeboden door de Gemeente Rotterdam aan belangrijke gasten zoals aan Der Regierung des Kantons Basel Landschaft bei Gelegenheit ihres Besuches an Rotterdam op 27 Mei 1949. Voorzien van de handtekening van de Voozitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam, Van de Mandele en de Algemeen-Secretaris van de Kamer van Koophandel van Rotterdam, aldus het exemplaar van Aad.
De naam Kersbergen duikt natuurlijk ook geregeld op in onze site:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Kersbergen en klik op ENTER
Een voorbeeld is vanzelfsprekend dit verhaal:
Het ontstaan van de WOII oorlogsmonumenten van Rotterdam
In 1948 verscheen een boekje Rotterdamse Standbeelden, Monumenten en Gedenktekens. Dit boekje over Rotterdamse Standbeelden, Monumenten en Gedenktekens werd samengesteld door
Dr. A.C. Kersbergen
medewerkster Gemeentearchief Rotterdam
1930 - 1953
In 1953 kreeg de hoofdcommies en waarnemend-archivaris van Rotterdam, Mej. Dr. A.C. Kersbergen, wegens het veranderen van levensstaat op haar verzoek eervol ontslag, aldus Archivaris Hazewinkel.
En dan natuurlijk ook hieronder een samenvatting over de oudste dokumenten in het bezit van het Gemeentearchief Rotterdam:En dit alles n.a.v. het boek geschreven door Dr. A.C. Kersbergen, Zes Eeuwen Rotterdam....
Rotterdam kreeg Stadsrechten op 7 Juni 1340, aldus o.m. dit verhaal:
Twaalf jaar daarvoor, op 25 Juli 1328, kreeg Rotterdam ook al een aantal privileges, aldus wat citaten op onze site:
Uit dit verhaal:Nu werden in die jaren wel meer privileges aan o.m. Rotterdam verstrekt:
Graaf Willem III heeft zich de bijnaam van De Goede verworven.
LINK
Zijn opvolger, Graaf Willem IV, de Graaf die in 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende, kreeg ook een bijnaam. Maar die was niet zo mooi: de Franse koning noemde hem de woedende gek
In het jaar 1328 verleende de Goede Graaf Willem III Rotterdam een handvest, waarbij het de schout werd toegestaan, uit de ingezetenen zeven gezworenen te kiezen tot het berechten van niet al te zware misdrijven. De markt van Rotterdam en de handel maakten dit nodig. Inmiddels duurde het toch nog tot 1340, voor de volgende Graaf - zoon Willem IV, Rotterdam een nog grotere zelfstandigheid tegenover de verschillende magistraten verleende, o.a. tegenover de baljuw van Schieland.
Het Privilege van de Stad Rotterdam, AD 7 Juni 1340
1328.
Privilege van Willem III aangaande de regeering.
1336
Privilege over de school en 't schrijfambacht.
1340.
Privilege over de rechtspleging.
1340.
Privilege over de vaart naar Ouderschie.
1340.
Quitantie wegens dit privilege.
1355.
Privilege over het verbeuren van het halve goed.
1357.
Privilege over het bode ambacht.
En in dit verhaal lezen we:
In 1270 schreef Floris V trouwens ook al een brief aan zijn beminde ende getrouwe vrienden en ingezetenen van Rotterdam, waarin hij een bevestiging geeft van hare vrijheyt van stadsrechten als vanouds die haer van mijn voorvaeders sijn gegeven. Een van de eerste vermeldingen in de geschiedenis van de naam Rotterdam.
Na de moord op graaf Floris V in 1296 werd heer Ghisebecht Bokel, die tot de tegenpartij van de graaf behoord had, van zijn leen (westelijk Rotterdam) vervallen verklaard. De Voorschotens moeten in dezelfde tijd ten gunste van de graaf afstand gedaan hebben van oostelijk Rotterdam (zij bleven in Kralingen), zodat de weg open lag voor stichting van een nieuwe stad op het voormalige grondgebied der Bokels en Voorschotens rond de Rottemond. Het was de Zeeuwse edelman Wolfert van Borselen, voogd van graaf Jan I, die deze stad als bolwerk tegen Schiedam, de veste van zijn tegenpartij - de Avennes - maar wat goed gebruiken kon.
Het eerste stadsrecht van Rotterdam dateert van 17 maart 1299, maar ging al weer spoedig te niet, nadat nog in hetzelfde jaar de machthebber Wolfert van Borselen ook het slachtoffer van een moord geworden was. In westelijk Rotterdam werden de Bokels in hun bezit hersteld; oostelijk Rotterdam bleef in het directe bezit van de (nieuwe) graaf Jan Il uit het Henegouwse Huis, in 1304 opgevolgd door Willem lIl.
Pas na de dood (ca 1334/35) van heer Dirk Bokel, die geen mannelijke nakomelingen had, konden de beide Rotterdamse ambachten blijvend met elkaar verenigd worden, een hereniging die in het stadscharter van 7 juni 1340 door graaf Willem IV bevestigd en bezegeld werd.
De historische feiten sedert de tweede helft van de dertiende eeuw behoeven niet aangevochten te worden: 1299, 1340 en in zekere zin ook 1328, toen het grafelijke oost-Rotterdam door graaf Willem III begiftigd werd met speciale rechten, zijn mijlpalen in de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad.
En in dit verhaal lezen we:
Na de moord op Floris V in 1296 volgde zijn 13-jarige zoon Jan I hem op. Jan I werd beschermd door voogd Wolfert van Borselen en deze Wolfert van Borselen verleende in 1299 de eerste keer stadsrechten aan Rotterdam. De gemeente Rotterdam eert Wolfert van Borselen nog steeds via een penning, uitgereikt aan mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor Rotterdam.
De familie Van Avesnes, graven van o.m Henegouwen, hadden steden als Dordrecht en Schiedam in bezit, om dit tegen te gaan, verleende Wolfert van Borselen in 1299 Rotterdam voor de eerste keer stadsrechten.
Helaas werd Wolfert van Borselen in 1299 in Delft vermoord en stierf in 1299 ook Jan I en ging de komplete erfenis van Jan I, de zoon van Floris V, over naar Graaf Jan II Van Avesnes, die meteen de stadsrechten van Rotterdam weer introk.
In 1328 verleende Graaf Willem III de stad weer enkele voorrechten, op 7 juni 1340 kreeg Rotterdam van Graaf Willem IV, tegen betaling dat wel, definitieve stadsrechten:
Heel lang kon het verhaal over die eerste stadsrechten voor Rotterdam in 1299 niet worden teruggevonden in allerlei archieven, totdat plotseling een dokument opdook van Dirc Pape waarin hij het verhaal bevestigde. Dirc Pape leefde rond 1306 en dus moet het verhaal uit 1299 op waarheid berusten, want in die tijd schreef je alleen de belangrijke dingen op, niet waar ???
En in dit verhaal:
Helaas voor Rotterdam werd Wolfert van Borselen, de man die Rotterdam zijn eerste stadrechten had gegeven puur om Schiedam dwars te zitten, op 1 augustus 1299 door zijn tegenstanders in Delft vermoord. Toen de Graaf ook kort daarop overleed, werd de grote tegenstander van Wolfert van Borselen, Jan van Avesnes, zelfs Graaf Jan II van Holland en uiteraard trok Jan II de stadrechten van Rotterdam weer in en verbood bovendien het graven naar Overschie.
Tot overmaat van ramp, althans voor Rotterdam, werd het westen van de Rotte monding weer teruggeven aan de Bokels. Maar ondanks dit was de groei van een nederzetting aan de monding van de Rotte niet meer tegen te houden. Op 25 juli 1328 werd het oostelijk deel van de monding van de Rotte grote priveleges verleend, de groeiende handel had ook een gunstige uitwerking op de rust in dat gebied. Over een groot aantal zaken mocht men nu zelf beslissen.
Graaf Willem III deed een slimme zet ten gunste van Rotterdam. Hij kwam overeen met Dirk Bokel, die geen zoon had, maar wel een dochter Agniese, dat na diens dood Agniese hem als vrouw mocht opvolgen, maar niet als Heer van het westen van de Rotte monding. En zoo geschiedde....
En dus lag er niets meer in de weg voor de opvolger van Willem III, Graaf Willem IV, om op 7 juni 1340 Rotterdam stadsrechten te verlenen. In 1358 ontving Rotterdam toestemming om tot ommuring over te gaan.
In 1928 verscheen een zeer dik gedenkboek
Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928
waarin Dr. E. Wiersum het geheel nog eens samenvat.
Aad heeft een ex van het Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928
In datzelfde Gedenkboek Rotterdam 1328 - 1928 schrijft Wiersum dus:
ooit eigendom geweest van de Bibliotheek van de Universiteit van Kaapstad...
De betekenis van het Privilege van 25 Juli 1328
Daar de voorrechtsbrief, dien Graaf Willem III van Henegouwen in 1328 aan Rotterdam verleende, de aanleiding verleende, de aanleiding vormt tot het ontstaan van dit gedenkboek, past het allereerst met een enkel woord uiteen te zetten, wat die brief voor ons beteekent.
Dat hij verband zou houden met het ontstaan of de stichting van Rotterdam, is wel heelemaal uitgesloten. In geen geval mag men dan ook zeggen, dat Rotterdam dit jaar zijn 600-jarig bestaan zal herdenken. Hoe lang een plaats precies bestaat, is slechts heel zelden met volkomen zekerheid aan te toonen. Ja, toevallig hebben wij op eigen terrein een paar plaatsen, die een uitzondering op den regel vormen. Aan den rechteroever van de Maas: Delfshaven, dat zijn ontstaan te danken heeft aan het graven van de Delfshavensche Schie, waartoe Hertog Aelbrecht van Beieren in 1389 den Delvenaars vergunning verleende en waardoor hij den grondslag legde voor de nieuwe haven aan de Maas.
Graaf Aelbrecht van Beieren
En aan den overkant der rivier: Charlois, dat door de indijking door den graaf van Charolois, den lateren Hertog Karel de Stoute, in 1460 een aanvang nam.
1473
Intocht van Karel de Stoute in Trier
Doch, zooals gezegd, dat zijn uitzonderingen en vooral voor nog vroegeren tijd, als de schriftelijke bronnen uiterst schaarsch zijn, is het ontstaan van een plaats bijna nooit tot een bepaald jaar terug te brengen. Van onze stad weten wij het althans niet. In 1283 komt de naam Rotterdam voor het eerst voor. Zonder eenigen twijfel moet de dam in de Rotte, die zijn naam aan de plaats gaf, dus toen reeds bestaan hebben, maar of daar toen reeds veel meer dan een klein gehucht aanwezig was, daaromtrent hebben wij geen zekerheid.
Toch moet in 1328 Rotterdam reeds ongeveer een halve eeuw bestaan hebben; in 1299, als de privilegebrief van dat jaar althans echt is, kwam het reeds in aanmerking om tot een stad te worden verheven en nog een kwart eeuw later is het reeds belangrijk uitgegroeid. Het 600-jarig bestaan van Rotterdam had, indien mogelijk, dus veel vroeger herdacht moeten worden.
De vraag, of Rotterdam al of niet in 1328 blijvend stadrecht heeft gekregen, kan mijns inziens moeilijk anders dan bevestigend beantwoord worden. Ik meen, dat het privilege van 1328 wel degelijk als verleening van stadrecht bedoeld is. Dat dit in den brief niet uitdrukkelijk vermeld wordt, vindt wellicht zijn oorzaak alleen daarin, dat de graaf den ambachtsheer Dirk Bokel, over wien straks meer, niet te kort wilde doen. Maar de vraag is gesteld:Kan Rotterdam niet reeds in 1299 tot stad zijn verheven?
Of ook, aan den anderen kant, moeten wij niet tot 1340 wachten, het jaar, dat haar door Graaf Willem IV een veel uitvoeriger en nog in het Archief der Gemeente bewaarde privilegebrief werd geschonken?
Ook zonder absolute zekerheid omtrent de verleening van het stadrecht blijft het handvest van 1328 nog belangrijk genoeg om er een herdenking aan vast te knoopen, hetgeen wij hopen aan te toonen.
Eerst nog enkele woorden over den toestand van het oudste Rotterdam, van den tijd af, dat onze geschreven bronnen beginnen, tot het tijdstip, dat het privilege van 25 Juli 1328 tot stand kwam. Zooals reeds gezegd, hooren wij het eerst van Rotterdam in of om 1283 in een charter, waarbij de landsheer aan een zijner edelen het ambacht van Rubroek en dat van Rotterdam tot het midden van de Rotte in leen gaf.
Dit stuk heeft dus geen betrekking op het dorp Rotterdam, doch op het ambacht, d. w. z. het plattelandsch rechtsdistrict - voor den ambachtsheer door een afzonderlijken schout berecht en beheerd - waarin de plaats Rotterdam was gelegen. Die plaats zelf moet zich buitengewoon snel hebben uitgebreid, zoodat de landsheer haar nog, vóórdat de eeuw ten einde spoedde, reeds poortrecht kon schenken en vrijheid van tol voor haar ingezetenen in al zijn landen.
Maar deze beide privileges van 17 Maart 1299, ze mogen dan echt of onecht zijn, hebben door het spoedig overlijden van den betrokken landsheer (Jan I) geen effect gesorteerd en de stad in spe moest voorloopig in haar dorpsstaat berusten.
Als dorp mocht het er echter zijn. Wij hooren reeds spoedig van een parochiepaap en Rotterdam moet dus een parochie geweest zijn met een kerk en een pastoor. Bovendien was er een school en moet een secretaris in naam van den ambachtsheer - naast den schout, die de rechtszaken behandelde - er het administratief bestuur hebben uitgeoefend. Er stond een gasthuis op den Middeldam (Hoogstraat bij het Stadhuis), terwijl er een molen en waarschijnlijk ook reeds een waag was. In een der stukken wordt gesproken van de straat, wat een tamelijk aaneengebouwd complex huizen doet veronderstellen.
Zeker waren Visschersdijk, Middeldam, Oosteinde (oostelijk deel van de Hoogstraat ), 's Gravensteeg (Romeinsteeg) , Steiger, Lombardstraat en Oppert "open" bebouwd.
vermoedelijk een fantasie tekening van het Hof van Weena,
zoals het eruit zou hebben gezien rond 1400
1670
De Delftse Poort met links de Hofpoort
1704
De Hofpoort
LINK
Aan den noordkant stond toen reeds het huis of hof te Weena, waaraan later de Hofpoort haar naam ontleende en thans nog het Hofplein de herinnering bewaart, terwijl ten westen der plaats zich het huis Bulgersteyn bevond.
Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn
LINK
De graaf belegde er samenkomsten met zijn edelen en vertoefde er zelf herhaaldelijk in een huis, dat een ingezetene, zijn "weert", voor hem ter beschikking hield.
Den indruk, dien wij van het toenmalige Rotterdam krijgen, is dus wel die van een welvarend havenplaatsje met één of meer steigers, dat, weliswaar nog klein van omvang, doch gunstig gelegen en goed bestuurd, in visscherij en veeteelt zijn hoofdbestaan vond.
Wat den groei der plaats wellicht eenigszins tegenhield, was dat haar territorium niet in één hand was; het westelijk gedeelte namelijk behoorde aan Dirk Bokel, den slotheer van Weena, het oostelijk gedeelte aan den graaf. En het is wel merkwaardig, dat in 1327, één jaar vóórdat de graaf zijn groote privilege aan Rotterdam zou geven, hij met Bokel een contract sloot, waarbij na diens dood zijn Rotterdamsch gebied, het ambacht van Rotterdamme en al het goed dat deze van hem houdt en gelegen is binnen dat ambacht met den (uiter)waard voor Rotterdamme en al de scoenesse (voordeelen) aan hem (den graaf) zouden vervallen.
En zoo verleende de graaf dan op St. Jacobsdag van 1328 aan Rotterdam den ons thans gemeenzaam geworden voorrechtsbrief, die waarschijnlijk, zoolang Bokel leefde, alleen voor het oostelijk deel heeft gegolden, maar in elk geval na diens dood, in of om 1335, stilzwijgend ook voor diens westelijk deel van toepassing werd.
Laten wij nu den inhoud van het privilege in bijzonderheden nagaan. Er werd thans voor Rotterdam een afzonderlijke schout aangesteld, die, in overleg met den baljuw van Schieland, uit de ingezetenen zeven gezworenen zou kiezen. Van nu af aan oefenden dezen in civiele en gewone crimineele zaken (vechten, mishandeling, mestrekken, enz.) rechtspraak uit.
Maar bovendien kregen deze gezworenen de bevoegdheid om met den baljuw en den schout keuren te maken op straten en stegen, heulen, op- en afritten van bruggen, maten en gewichten, vuur en licht, dus politierecht uit te oefenen, verder handelsgeschillen te berechten en toezicht op de behandeling van vreemdelingen. Ook hadden zij met baljuw en schout te zorgen voor het onderhoud van de haven. Zij waren dus niet alleen rechters, doch tegelijk brandmeesters en opzichters van publieke werken.
Meer over de rol van en het verschil tussen een schout en een baljuw kun je vinden in dit verhaal.
Nu kon onder een eigen bestuur de plaats haar toekomst rustig tegemoet gaan, nu begint de lange lijst van haar regenten, door het latere privilege van 1340 in het geheel niet onderbroken, doch alleen gewijzigd en uitgebreid, nu vangt haar eigenlijk zelfstandig bestaan aan. En dit is op zichzelf na zes eeuwen een herdenking stellig waard.
Dat die herdenking wat meer dan oppervlakkig zou worden, daartoe hebben de samenstellers van dit Gedenkboek door hun arbeid trachten mede te werken.
En ongetwijfeld dankzij Wiersum beschikken we nu op onze site ook over de tekst van het Privilege van 25 Juli 1328:
Wi Willaem, Grave van Henegouwen, van Hollant etc., maken cond etc., dat wi onsen luden van Rotterdamme wonende in onse ambochte een recht ghegheven hebben daghelix in onsen ambochte aldair bi te rechten in manieren als hiernae ghescreven staet.
In den eersten zal onse scoute van Rotterdamme bi rade ons balius van Scieland kiesen zeven ghesvoren uyt onsen ambochte voircreven ende die sullen boeten coeren mid onsen baliuyende med onsen scoute voirscreven van straten, van steghen, van viere, van lichte, van hoelen, van waenre maete, van waenre ghewichte, behouden onser ervenesse, ende van der havene te makene, uytghenomen dat onse welgheboren heemraed ane hem trecket.
Voird sel men gasten rechten overwersnacht bi vondnesse diere ghesvoren ende dair si rechts begheren up enen bureman, die niet tott huys en ware, zoe soude die claghe ghaen tott elken viertien daghe tote dien dat hi verwonnen ware.
Ende wie sinen dach niet en helde, die verboirde totte elk en daghe twie scellinghen ende tote den utersten daghe tien scellinghen.
Wat coemanscip jof voirwairde jof gheloefte men make de in onsen ambochte voirscreven ende men verplecht voir den rechter ende twien ghesvoren jof meer, dair brieve of zien, dat sal die baeliu uyt doen panden in al onse baeliuscip van Scieland.
Voird alle dieghene, die wonachtich sien in onser baeliuscip van Scieland ende ghegoet sijn, die ne sullen dair ghene gaste wesen. Zoe wie enen knijf jof zvaert jof mortwapen trecket, die verbuert een pond ende vecht hiere mede, hi verbuerde drie pond. Wie dat vechtelic maket bi na eh te, die verbuerde een pond alse verre als hi ghewonnen woird voir den ghesvoren ende dat bedrach zal doen die rechter med twien buirmannen, die hiertoe neemt ende dairop sullen die ghesvoren wisen.
Voird alle vechtelike, die dair binnen vallen, die sullen die partien onderlanghe versoenen binnen zes weken, naedien dat die wonden ghenesen zijn ende en doen, sijs niet, zoe macht onse baelju jof onse rechter metten ghesvoren, die ghene partien sien, zoenen als si willen.
Ende wie tote diere zoene niet en quamen als ment hem te weten dede, sonder argh en list, die verbuerde tien pond; nochtien zoe sal die zoene voirdgaen. Alle vechtelic, dair ghene wonden en sien, sullen die boeten wesen tien scellinghen, ende soe wie den anderen wont, die zal verbueren drie pond.
Soe wie ene kenninghe dinghet ane den rechter ende ane die ghesvoren ende dairinne bevallet, die verbuert een pond ende dairuyt zal die rechter hebben twie scellinghen. Wie die ghesvoren wederseyt, die verbuerdt jeghens elken een pond ende jeghens ons alze vele alst jeghens alle die ghesvoren.
Voirt zoe moeghen twie ghesvoren vrede nemen ghelike den baelju jof den rechter ende die vrede sullen si brenghen an onsen baelju jof ane onsen, rechter.
Ende dit voirscreven recht hebben wi hem ghegheven behoudenlike onsen steden haren hantvesten, die si hebben van ons ende van onsen ouders graven van Hollant ende dit recht zal gheduren tote onsen wedersegghcn.
In oirkonde desen brieve bezegheld mid onsen zeghelen.
Ghegheven tote Sinte Gheerdenberghe op Sinte Jacobsdach int jaer ons Heeren dusent drie hondert achte ende twintich.
Over het afscheid van Dr. A.C. Kersbergen vertelt Hazewinkel:Voor we in de geschiedenis duiken van het Gemeentearchief van Rotterdam, in de jaren '50 verscheen daarover het boek Honderd Jaar Gemeentearchief Rotterdam, natuurlijk geschreven door Hazewinkel, laten we eerst deze lijst met archieven zien die in de jaren '50 in het Gemeentearchief Rotterdam o.m. aanwezig waren.
In 1953 kreeg de hoofdcommies en waarnemend archivaris Mej. Dr. A.C. Kersbergen, wegens het veranderen van levensstaat op haar verzoek eervol ontslag. Voor het archief viel haar besluit te betreuren, omdat zij een goede kennis bezat van Rotterdam's geschiedenis en door haar verschillende publicaties de historiografie van de stad aan haar verplicht had. Haar plaats werd ingenomen door Drs. R.A.D. Renting, die in de nieuwe rang van conservator werd aangesteld.
Nieuwsgierig welke archieven het Gemeentearchief van Rotterdam nu allemaal beheerd?
Klik HIER voor het huidige overzicht van archieven van het Gemeentearchief Rotterdam
En natuurlijk hebben we over allerlei onderwerpen genoemd in de onderstaande lijst van het Gemeentearchief Rotterdam uit de jaren '50, al het een en ander op de site staan, maak dus gebruik van onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gilde of Amicitia en klik op ENTER
Archieven van de gilden
- Apothekers
- Bakkers
- Beenhakkers of vleeshouwers
- Bierbrouwers
- Bierwerkers
- Blikslagers
- Boekverkopers
- Chirurgijns
- Hoedenmakers
- Houtkopers
- Kleermakers
- Kolenmeters of Wegers
- Korenmeters
- Kuipers en Wijnverlaters
- Lakenbereiders
- Makelaars en Pondgaarders
- Manufacturiers en Kramers
- Manufactuurververs
- Metselaars
- Molenaars
- Schilders en Kunstwerkers
- Schippers (Groot-)
- Schippers (Klein-)
- Schoenmakers
- Slepers
- Spekslagers en Spekverkopers
- Spelden- en Naaldenmakers
- Tappers
- Timmerlieden
- Tinnegieters
- Voerlieden en Wagenaars
- Wijnkopers
- Zakkendragers
- Zeilmakers
Archieven van kerkelijke instellingen
- Doopsgezinde gemeente te Rotterdam
- Evangelisch Luterse gemeente te Rotterdam
- Gecommitteerden tot de Zaken der Ned. Hervormde gemeente te Rotterdam
- Ned. Hervormde gemeente te Kralingen
- Ned. Hervormde gemeente te Rotterdam
- Voormalige Classis van Schieland en tegenwoordige Classis van Rotterdam
- Remonstrants Gereformeerde gemeente te Rotterdam
- Waalse Kerk te Rotterdam
- Diaconie Ned. Hervormde gemeente te Delfshaven
Handelsarchieven
- Maatschappij van assurantie, disconteering en beleening der stad Rotterdam
- Sociëteit van Assurantie.
- Boutmy & Co.
- Fa. Corns. van der Hoeven
- Kamer van Koophandel
- H. Muller
- Noteringscommissie van de Grote Koopmansbeurs
- Coöp vereeniging tot exploitatie van onroerende goederen Volharding
Bedrijfsarchieven
- De Rotterdamsche Bouwvereeniging
- Distilleerderij J. H. Henkes
- Scheepswerf- en familie-archief Van Kerckhoff-De Ruyter
- Departement Rotterdam van de Maatschappij van Nijverheid
- Sleephellingsociëteit
- Suikerraffinadeurs in Rotterdam en Amsterdam
- Tegelbakkerij en Steenhouwerij Van Traa
- Overschiesche Motorenfabriek
Archieven van medische instellingen
- Gasthuis
- Maatschappij ter bevordering van de geneeskunde
- Geneeskundige school
- Plaatselijke commissie van geneeskundig Toevoorzicht
- Gezondheidscommissie
- Heel- en verloskundige instrumentenverzameling
- Krankzinnigengesticht (Pest- en Dolhuis)
- Mannencomité voor hulp aan zieke en gekwetste krijgslieden
- Afd. Rotterdam van het Nederl. Roode Kruis
- Commissie van administratie van het ziekenhuis
- Ziekenhuis aan de Hoogstraat
- Syphilitisch ziekenhuis
- Geneeskundig genootschap Disce docendus adhuc
- Heelkundige Vereeniging In Sociorum Salutem
- Vereeniging van Medicinae Doctores
Archieven van sociale en charitatieve instellingen
- Vereeniging tot weering van bedelarij door kinderen
- Comité voor Belgische vluchtelingen
- Bureau voor beroepskeuze
- Burgelijk Armbestuur
- Hofje van Gerrit de Koker
- Heilige Geesthuis
- Huurcommissie Hoek van Holland
- Kamers van Arbeid te Rotterdam
- Katholieke Armmeesters
- Commissarissen van de Leenbank
- Leprooshuis (Proveniershuis)
- Pest- en Dolhuis
- Commissie tot ondersteuning van behoeftige poklijders
- Afdeeling Rotterdam der vereeniging Reisbelasting
- 3e, 10e, 13e en 14e Kwartier van het korps Schalisten
- Spaar- en Hulpkasvereeniging
- Vereeniging tot oprichting van Kinderspeeltuinen
- Algemeene Commissie tot Steun
- Financieele Commissie van de Algemeene Commissie tot Steun
- Vereeniging tot verzorging van verweesde en verwaarloosde kinderen
- Vereeniging tot veredeling van Volksvermaken
- Vereeniging ter behartiging van de belangen der Vrouw
- Vrouwencomité
- Luthers Weeshuis
- Hervormd Burgerweeshuis te Delfshaven
- Weeskamer te Rotterdam
- De Rotterdamsche Werkvereeniging
- Het Zeemanshuis
- Zieken- en begrafenis sociëteiten
- Ziekenfonds voor homoepathische behandeling "Samuel Hahneman"
Archieven van culturele instellingen
- Commissie voor het Archief
- Rotterdamsche Bachvereeniging
- Betaafsch Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte
- Rotterdamsche Diergaarde
- Vereeniging voor geschiedenis en Kunst
- Handelssociëteit Het Leesmuseum
- Rotterdamsche Kring
- Vereeniging Kunst en Wetenschap
- Hollandsche Maatschappij voor Fraaie Kunsten en Wetenschappen
- Rotterdamsche Kunstkring
- Société de lecture utile et agréable
- Commissie ter bevordering van het onderzoek naar de verschijnselen op de Oceaan
- Groote Schouwburg (Coolsingel )
- N.V. Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg
- Studium Scientiarum Genitrix
- Tivoli-schouwburg
- Hollandsch Tooneel en Hoogduitse Opera
- Nederlandsch Tooneel
- Rotterdamsch Toneel
- N.v. Vereenigd Rotterdamsch Hofstadtooneel, Tooneelgezelschap Legras, Van Zuylen en Haspels
- Genootschap Vriendelijke Letteroefening
Archieven van scholen
- Avondnaaischolen voor meisjes boven de twaalf jaren van alle gezindten
- Maatschappij tot oprichting van Bewaarscholen
- Hoogere Burgerschool aan het Van Alkemadeplein
- De Rotterdamsche Kookschool
Familie-archieven
- Van den Abeele
- Baelde
- Chabot
- Van der Hoeven
- Hoyer
- Hutschenruyter
- Van Kerckhoff-De Ruyter
- Koops-Hoos
- Van Oordt
- Van Teylingen en Veltcamp Helbach
- Van Zeiler
Andere archieven
- Groote Sociëteit Amicitia
- Klooster van St. Marie te Boudelo
- Brandweer
- Kiesvereeniging "Burgerplicht"
- Vereeniging Charlois' Belang.
- Genootschap Decem.
- Commissie tot redding van drenkelingen
- Evacuatie-commissie
- Vereeniging Floralia
- Vereeniging voor Gemeente- en volksbelangen
- Vereeniging van patroons in de grafische vakken
- Vereeniging van kantoorbedienden
- Gezelschap "De Kapotjas"
- Laanarchieven
- Vereeniging Het Metalen Kruis
- Eeuwfeest van de Nederl. onafhankelijkheid
- Onderwijzersgezelschap "Tot heil van het Aankomend geslacht"
- Algemeene Onderwijzersvereeniging
- Vereeniging voor gymnastiek. en zwemscholen
- Genootschap "Roterodamum"
- De Rotterdamsche Manège
- Scheepsjournalen van de Rotterd. Lloyd
- Commissie tot weering van schoolverzuim
- Litteraire nalatenschap van Willem Schürmann
- De Rotterdamsche Schutterij
- Stukken, afkomstig van Abraham van Stolk Czn., commandant van het korps Koninklijke scherpschutters
- Advocaten- en familie-archief Siewertsz. van Reesema
- Commissie Oud Rotterdam van de tentoonstelling Rotterdam Ahoy'
- Tucht. en Werkhuis
- Koninklijke Maatschappij tot aanmoediging van de tuinbouw
- Advocatenkantoor Verniers van der Loeff en Knottenbelt
- Vleermuizenclub
- Commissie van advies inzake welstandsbepaling
- Vereeniging Het Westen
- Woningcommissie te Rotterdam
- Commissarissen van de Wijken
- Koninklijke Nederlandsche Yachtclub
En nogmaals: dit was de status in de jaren '50....... en ook heeft Aad nog niet eens alles overgenomen uit de lijsten van Hazewinkel.....
Halverwege de 19e eeuw stond het archiveren door gemeentes nog in de bekende kinderschoenen. In 1851 omschreef de Archivaris des Rijks, Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink, een goed archief als volgt: openbaar, toegankelijk en op liefst wetenschappelijke wijze ingericht.
Pas in 1918 zou de eerste Archiefwet van kracht worden, waarin niet alleen de taakomschrijving van een Gemeentearchief werd omschreven, maar ook die van het Rijksarchief.
In 1898 verscheen het boek van de HH Muller Feith en Fruin
Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven
Vanaf de jaren '30 ging men overal in Nederland de toegankelijkheid van Gemeentearchieven verhogen door de invoering van klappers.
Ouderen onder onze lezers zullen dit zich nog herinneren bijv. uit bibliotheken waar je de klappers ("kaarten"), waarop op ieder kaartje bijv. een naam van een auteur, in kleine laadjes kon doorzoeken.
Een nog redelijk te overziene klus voor een bibliotheek, maar een enorme klus voor een Gemeentearchief. Want meteen moet dan ook de vraag beantwoord worden, welke rubrieken moeten er worden gemaakt. In hedendaagse dBase taal, welke doorsnijdingen moeten worden kunnen aangebracht via max. hoeveel trefwoorden.
Voor de 19e eeuw werd natuurlijk ook al van alles gearchiveerd, alleen gebeurde dit toen meer op ad hoc basis en werd bijv. niet alles systematisch verzameld en geordend. Voor een stad als Rotterdam heeft het daarom vanaf de 19e eeuw jaaaaren geduurd voor alles bijv. systematisch was geordend, waardoor dokumenten veel sneller terug te vinden waren, nu zouden we zeggen, traceerbaar. Een met recht monnikenwerk, waaraan sommige medewerkers van het Gemeentearchief Rotterdam jaren van hun leven hebben gewerkt en nu bij het begin van de 21e eeuw vindt er een soortgelijke activiteit plaats, want nu moet alles gedigitaliseerd worden, waardoor iedereen zelfs vanachter zijn thuis PC al een groot gedeelte van het Gemeentearchief Rotterdam kan raadplegen.Niets dan lof dus
voor alle vroegere, huidige en toekomstige medewerk(st)ers
van het Gemeentearchief Rotterdam
En van (evt. stiekum) iets weggooien, zoals nu bij het bedrijf waar Aad werkt, gebeurd, is natuurlijk voor een Gemeentearchief Rotterdam absoluut ondenkbaar. Bij het bedrijf waar Aad werkt, wordt, i.v.m. een grootschalige verhuizing, in principe alles wat gedurende het afgelopen jaar niet nodig is geweest, weggegooid. Uiteraard zijn de belangrijkste dokumenten gedigitaliseerd, maar de tendens is en blijft opruimen, want archiveren kost ruimte en is dus niet productief en levert geen geld op. Een kompleet andere wereld.....
Hazewinkel heeft nagegaan hoe in een stad als Rotterdam in vroeger eeuwen werd gearchiveerd, waarbij hij aantekent dat de oudste archieven natuurlijk veel vollediger zijn geweest en dat vooral in de 15e - 17e eeuw veel is verdwenen.
Bij de schaarsheid aan gegevens uit de Rotterdamse Middeleeuwen behoeft het geen verwondering te wekken, dat er vóór het begin van de 16de eeuw van het archief geen melding gemaakt wordt. Eerst in de Vroedschapsresolutiën van 29 april 1500 lezen we:Deze Daniel Ariaensz. was in 1499 tresorier en daarvóór burgemeester; Ewout ]ansz. was lid van de Schepenbank.
Op dees tijt gestemmet ende gesloten eendrachtelijcken, datmen Ewout ]ansz. geven sal de slotelen van Daniel Ariaensz. saliger gedachten als van der stede hantvesten ende van tgroote segel
Drie jaar later, op 29 april 1503 vermelden de resolutiën datoverhandigd zijn aan Huych Claesz., Ghysbert Willemsz. en Reyer ]ansz. (de eerste was burgemeester, de twee anderen schepenen).
de sloten van de hantvesten
We moeten nu een sprong maken van een halve eeuw, voor we weer iets vernemen van de archieven: op 7 juni 1553 besloot de Vroedschap met algemene stemmen,Hieruit volgt, dat althans de privileges niet op het stadhuis bewaard werden, zonder dat er blijkt waar heur plaets dan wel was. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze allergewichtigste documenten opgeborgen waren in het veiligste gebouw in een stad van nog voornamelijk houten huizen, n.l. de parochie kerk, onze St. Laurens.
datmen onse privilegiën sal visiteren jegens de copien, deselve verluchten, vieren ende brengen up tstedehuys ende daer nae weder wel bewaert scicken up heur plaets
De resolutie is ook hierom interessant, omdat we nu weten dat de belangrijkste oorkonden in een copieboek waren afgeschreven. Dit copieboek, dat nog is bewaard gebleven, dagtekent trouwens al uit de 15de eeuw: de meeste privileges daarin zijn gecopieerd in een handschrift, dat onmiskenbaar uit die eeuw stamt.
De in de resolutie voorgeschreven maatregel bedoelde, zich te vergewissen, of de copiën eensluidend waren met de tekst van de privilegiën en bovendien om de vermoedelijk jarenlang in een ijzeren kist bewaarde en beschimmelde documenten eens wat frisse lucht te geven en te drogen (verluchten en vieren).
Drie jaar later is er sprake van een franchynne (perkamenten) bouck met afschriften van de privilegiën; blijkbaar was dit inmiddels vervaardigd en wilde men nu de originelen er mee vergelijken.
In chronologische volgorde komt dan een resolutie van 7 juli 1578 aan de beurt:En nogmaals, op 24 juni 1592, nam de Vroedschap het besluit
de Vroetschappen hebben verstaen en geresolveert, dat de previlegien des er stede geregistreert in seecker bouck, by den burgemeesteren derselver stede sullen gedaen authentizeert werden by een ofte meer secretarissen vanden Hove van Hollant ter discretie vande burgemeesteren
Tenslotte is er uit het laatste kwartaal van de 16de eeuw nog een resolutie van 2 april 1579 waarbij Pieter Henricxz aangesteld werd tot bewaernisse van de sloetel, by Claes van Dryel vande privilegien bewaert geweest synde; Claes van Dreyl was lid van de Vroedschap geweest van 1572-1578 en Pieter Henricxz. (van Willigen) was het van 1577-1581.
datmen de privilegien der voorss. stede sal doen copieren in seecker register ende deselve by een ofte meer Secretarissen van den Hove doen authentiseren
De 7de augustus 1628 beraadslaagde de Vroedschap over de al of niet wenselijkheid om de privileges te laten drukken, maar ze beslooteen van de leden, de heer Sonmans, had n.l. gewaarschuwd,
dat deselve eerst ende alvorens sullen werden geëxamineert ende datmen dan voorts voor yder een van de Vroetschap een sal connen doen schrijven, onder beloffte van deselve secreet te houden ende met nyemant de communiceren
maar 25 jaar later, op 13 oktober 1653, werd er toch geresolveerd
datter leden zijn van Hollant, die nyet en sou den dienen kennisse te hebben van de privilegien deser stede
Voor zover kan worden nagegaan, is deze resolutie onuitgevoerd gebleven.
dat de privilegien mitsgaders eenige considerable contracten deser stede sullen werden gedruct, met dat verstant dat deselve eerst ende alvorens sullen werden geëxamineert door de heeren Besemer, Sonmans, Couwenhoven ende Navander met samen de pensionaris ende de secretarissen deser stede
De 8ste september 1693 benoemde de Vroedschap een commissie van 3 leden uit haar middenDit scheen een eerste stap op de goede weg, vooral toen deze gevolgd werd door een resolutie van 2 januari 1697 van de volgende inhoud:
tot saken van Justitie, tot de processen die by dese stad nu gevoert souden mogen werden, mitsgaders tot des er stads privilegien, rechten, domaniale en heerlyke goederen, daer noch by gevoegt het opsigt op de charters van dese stad
Deze commissie bracht verslag uit over haar werkzaamheden in de vergadering van 7 mei 1697, waaruit bleek dat zij voornamelijk haar gedachten had laten gaan over
goedgevonden ende verstaen te versoecken ende te committeren de Heeren Commissarissen tot de saken van deses Stadts Charters en papieren, om te overleggen of niet eenige en hoedanige permanente voet en ordre soude connen werden beraemt en vastgestelt tot de bewaringe, opsigt en registratie van deses stads boecken, chartres en papieren en dese vergaderinge van advis te dienen
De commissie kreeg toen in de eerste plaats de opdracht om een
de bewaringe soo tegen het vermissen, als onnoodigh divulgeeren en over een bequame ordre om de chartres en papieren en wat dies meer zij, te konnen vinden, naersien en gebruycken
samen te stellen
een generale inventaris, hebben de sekere weynige hoofden off tituls, met derselver subdivisien
en in de tweede plaats om vidimussen van de belangrijkste charters te laten maken
en daer op te brengen deses stads registers, documenten en generalijk alle de chartres en papieren
en daarvan een inventaris te vervaardigen.
in consideratie van brand en dergelyke ongevallen, omdat de originele stukken by verlies niet van elders wederom souden zyn te bekomen
Die originelen zouden dan na de ordre van den inventaris hun plaats krijgen in een kast of kist dewelcke niet anders geopent sal connen werden als met vier diversche sleutels, waarvan een zou bewaard worden door de burgemeesteren en de drie andere door de leden van de archiefcommissie, terwijl de inventaris met de vidimussen op een andere plaats, maar met deselve precautien en ordre als de principalen zou worden opgeborgen.
Met dergelijke waarborgen zou de bewaring van de charters en de daarvan op te maken inventaris worden omringd; want ook van de charters zouden afschriften gemaakt worden, die in het vervolg in plaats van de originelen zouden moeten gebruikt worden en die in een van twee sloten voorziene kist moesten worden opgeborgen: burgemeesteren en leden van de archiefcommissie hadden ieder een exemplaar van de sleutel die op het ene slot paste, terwijl het andere slot alleen geopend kon worden door de pensionaris en de secretaris van de burgemeesterkamer.
En alsof dit nog niet genoeg was, bepaalde de Vroedschap, dat als de originelen een enkele maal geraadpleegd moesten wordenBovendien werd alle leden en ook alle ambtenaren en bedienden op het hart gebonden,
diegene, die deselve na sigh sal nemen, in de plaetse van het affgehaelde sal moeten leggen een deugdelijke en pertinente recepis se, soo lange tot dat het affgehaelde weder in zijn plaetse sal zyn gebragt
Een goed bedoeld, maar weinig doeltreffend voorschrift, evenals dat van dergelijke strekking dat tot Burgemeesteren het verzoek richtte
dat niet alleen de documenten, nemaer generalyk alle de papieren en specialyk mede de notulen ende memorien en wat des meer is, de Regeringe des er stad concernerende, die zy in haere respective huysen zyn hebben de, off na desen souden mogen hebben, soodanigh separatelyk werden bewaert en opgesloten, dat die by derzelver overlyden, in eene massa aende Heeren Burgemeesteren souden cunnen werden overgelevert
Ten slotte moest de archiefcommissie jaarlijks in december charters, vidimussen en copiën controleren om te zien
om by overlyden vande Regenten, ministers off bediendens convenabie ordre te stellen tot het affhalen vande chartres ende andere papieren tot de Regeringe deser stad specterende, die onder de overledene soude mogen hebben berust
en daarvan aan de Vroedschap rapport uitbrengen.
off deselve completelyk en in goede ordre bewaert zyn gebleven
Een zo voortreffelijk en gedetailleerde opzet had een beter lot verdiend dan haar blijkens resolutie van 25 januari 1701 ten deel viel, toen la mort sans phrase aan de commissie voltrokken werd. Blijkbaar had ze niet aan de verwachtingen beantwoord.
Maar het archiefprobleem zelf liet de Vroedschap toch niet los: op 5 maart 1703 besloot ze, de burgemeesteren benevens de heren Van Belle en Van Teylingen te machtigenIn 1703 werd de volgende schickinge toegepast voor het geordend archiveren:
omme alle deses stads chartres en papieren en specialyk de privilegien mitsgaders rentebrieven na te sien, de privilegien-kas te openen, te revideren de resolutiën van dese vergaderinge op het subject vande chartres ende papieren opden 7en Mey 1697, te examineren het concept en methode van een register te dien eynde gemaekt, te overleggen in welke plaatsen en hoedanigh de originele en andere documenten, chartres en registers vandese Stad behoorden te worden bewaert, soo tot securiteyt als tot het gebruyck en dese vergaderinge op alles te dienen van hare consideratiën en advis
- Religie en Chariteyt
- Ordre en forme van Regeringe
- Justitie en Jurisdictie
- Finantie
- Fabricage
- Heerlyke goederen
- Schieland
- Vaerten, heulen, wegen, overvaerten, binnendycks en buitendycks
- Binnenvaert op Amsterdam
- Commercie, neering en manufacturen
- Schipperyen en Veren
- Stroomen, bakens en lootsen
- Visscheryen
- Miscellaniën
Mr. Isaac van Hoornbeeck
Van 1692 - 1720 Stadspensionaris van Rotterdam
LINK
erna Raadpensionaris van Holland
speelt ook een rol in ons Gilden van Rotterdam verhaal
LINK
Uiteindelijk werd de Stadspensionaris van Rotterdam, Isaac van Hoornbeeck belast met het op orde brengen en beschrijven van de archiefstukken. Al snel kon Van Hoornbeeck iets publiceren getiteldSommier berigt rakende de chartres der Stadt Rotterdam
De bovengenoemde in 1703 gekozen schickinge werden door Van Hoornbeeck gewijzigd, Van Hoornbeeck maakte er de volgende rubrieken van, aldus opgenomen in zijn Generale Notitie, een hoofdstuk van zijn Sommier berigt rakende de chartres der Stadt Rotterdam:
- Privilegiën
- Ordre van Regeringe
- Relegie en Chariteyt
- Justitie en Jurisdictie
- Jurisdictie in Overschie
- Finantie
- Fabricage na de ordre vande tyd
- Heerlyke Goederen en Domeynen gekogt inden Jare 1576
- Hillegersberg
- Moordrecht
- Bleyswijk
- Cool
- Hof van Wena, Charlois
- Cralingen
- Moercapel, Ryweg vande Heul tot de Schans
- Benthuysen
- Schieland
- Heulen, Wegen, Vaerten, Overvaerten
- Binnen-vaert op Amsterdam in 't Generael en Saken behoorende tot meer als een van de hierna gespecificeerde Binnen-vaerten, of buyten deselve gespecificeerde Binne-vaerten
- Vaert over den Hildam
- Vaert door Noord-Waddinxveen in de Gouwe
- Vaert door Sevenhuysen
- Vaert door Overschie
- Commercie, Neringen, Manufacturen
- Posterye
- Schipperye en Veren
- Stroomen, Bakens, Lootsen
- Visscherye
- Miscellania
Even een kleine uitleg over de Hildam:
De Hildam ligt aan de noordoostzijde van de Binnenwegse polder. De Hildam was van belang voor de regionale scheepvaart. De officiële vaarweg via Leidschendam was vooral van belang voor Dordrecht, Gouda en Haarlem, die tol inden. Rotterdam zocht daarom een andere weg, samen met Delft, Leiden en Amsterdam. Via de Rotte of diepe sloten konden boten langs de uitgeveende landen bij de Hildam komen, waar kleine schuiten over de overtoom werden getrokken om vervolgens via de Hoogeveense Vaart in de Oude Rijn uit te komen.
Rond 1490 werd in de Hildam een verlaat (sluis) aangelegd, tot woede van Gouda, dat vermindering van tolinkomsten vreesde. In 1492 vernielden 400 man het Hildam verlaat en na een lang proces werd de Hildam in 1504 weer een kleine overtoom. Na 1700 verviel de waterverbinding van de Hildam naar het noorden door de droogmaking van de gebieden ten oosten van Benthuizen, maar niet nadat Rotterdam, Leiden en Delft de verzekering van een eeuwigdurende vrije doorvaart in Leidschendam hadden gekregen.......
Bij het ordenen van alle aanwezige archiefstukken bleek al snel dat veel dokumenten niet meer te vinden waren en dus besloot de Vroedschap op 14 oktober 1709 overleg te plegen over maatregelen om de zoekgeraakte stukken weer te traceren en natuurlijk om dit in de toekomst te voorkomen.
Een van de maatregelen was het uitgaan van het dringende verzoek aan nabestaanden van bijv. regenten om na te gaan of in de inboedel toevallig geen belangrijke, vanuit het Gemeentearchief Rotterdam geleende dokumenten, waren gevonden. Blijkbaar was het een normale zaak dat sommige mensen belangrijke stukken mee naar huis namen en dan vergaten dit weer terug te brengen. Of er veel zoekgeraakte stukken n.a.v. dit verzoek weer opdoken, is onduidelijk.
Op 14 maart 1740 werd vergaderd over wat te doen indien er evt een brand zou uitbreken, 't geen egter verhoopt werd, dat God Almagtig genaedelyk sal gelieve te verhoede.
Kortom, er werd nagedacht of het niet verstandig zou zijn de belangrijkste stukken in het Gemeentearchief Rotterdam te kopiëren en voortaan alleen nog maar deze kopiëen ter inzage te geven en ook proberen te vermijden dat originele stukken zouden worden uitgeleend. Ook in 1757 werd over deze quaestie gedelibereerd en werd zelfs een voorstel uit 1737 aangehaald.
En dus werd besloten een van de Stadssecretarissen Mr. Jacob van Belle te vragen of hij een aanvang zou willen maken met het kopiëren. Jacob van Belle stond erom bekend dat hij zich bewust was van oude saken van de stad, geoeffent in het leese van de Archiven en daartoe ook nieuwschierigheyd had.
Jacob van Belle had toch wat bezwaren, aangezien het heel veel extra werk voor hem zou betekenen, omdat de meeste stukken met een zeer oude letter waren beschreven en dus het overschrijven daarvan extra veel tijd zou gaan kosten, naast zijn gewone werkzaamheden die natuurlijk moesten doorgaan.......
En natuurlijk kwam toen de tegenvraag of Jacob van Belle toevallig niet iemand anders wist en jawel hoor, Jacob van Belle dacht aan Willem Lugte werkzaam bij de financiële administratie. Maar de baas van Willem Lugte, Mr. Johan Timmers, had bezwaren. Toen Timmers in 1738 overleed, kwam Willem Lugte in dienst van de oud-burgemeester Hendrik Gevers, uit een bekende Rotterdamse regentenfamilie
Aanklager Paulus Gevers, vanaf 1785 baljuw van Rotterdam
1741 - 1797
LINK
Aanvankelijk was het de taak van Willem Lugte om het consignatieboek bij te houden, maar toen Hendrik Gevers dat ook zelf ging doen, kwam Willem Lugte op het comptoir van de Admiraliteit op de Maese (LINK) terecht bij Nicolaas van Hoorn en pas daar bleek dat Willem Lugte toch wel enige uren per dag overhad.
En dus werd besloten om onder de bezielende leiding van Jacob van Belle Willem Lugte voor een extra loon van Dfl 200,= per jaar te belasten met het, laten we het zomaar noemen, overschrijven van de belangrijkste oorkonden aanwezig in het Gemeentarchief van Rotterdam.
Willem Lugte heeft 10 jaar aan deze taak gewerkt en liep natuurlijk tegen allerlei problemen aan.en woorden die zelfs na raadpleging van de Franse predikant van de Waalse Kerk en Hoogleraar Philosophie aan de Illustere School, Jérémie Frescarode, de Rector van de Latijnse School, Joannes Jensius, en de Conrector van de Latijnse School, Johan Albertus Jacobi, niet verklaard konden worden. De heren stelden uiteindelijk voor om een enkel moeilijk woord maar over te slaan....
Buyten gebruyk zijnde woorden, munnike Latijn, gecopieerd door menschen die de Latijnsche taal niet verstaan. Griekse woorden geschreve met zeer slecht gespelde Italiaanse letters
Willem Lugte had dus een zeer ondankbare taak, wat zal die man hebben zitten puzzelen!!
Zelfs Ds Patijn, hoogleraar in de Zinnebeeldige Godgeleerdheid aan de Illustere School, werd via Jacob van Belle op een dag geraadpleegd over de betekenis van het woord ENPHITHEUDIXOS, wat door Ds Patijn na sulx 2 á 3 maal overgeleezen te zijn, werd vertaald met lijfeigenen of dienstbaren van den leenheer. Prompt trok Jacob van Belle dit na in een Grieks Dictionarium en het klopte.
Volgens Hazewinkel helemaal fout, want in de oorspronkelijke tekst zou zijn bedoeld EMPHYTEUTIKOS, erfpacht. Volgens Hazewinkel had de klerk die het desbetreffende woord in de Vroedschapsresolutie heeft geschreven, een schrijffout gemaakt...
Jacob van Belle werd, zoals we kunnen lezen in de Vroedschapsresolutie van 4 april 1757, uiteindelijk beloond met een zilveren tabakspot á Dfl 700,=. Deze zilveren tabakspot, met uiteraard een uitvoerige inscriptie, waarin o.a. opgenomen dat Jacob van Belle ook Ambachtsheer van Sleeswijk was, is ook in 2005 nog steeds te bewonderen.
Op 7 december 1750 werd besloten de 10 oudste resolutieboeken van de Vroedschap uit de jaren 1595 - 1655 te laten kopiëren door Jacobus de Roy, die daarvoor dagelijks van 9 - 12 en van 2 uur tot 's avonds daaraan zou moeten werken tegen een dagloon van 36 stuivers.
In 1768 werd opnieuw vastgesteld dat een aantal dokumenten waren verdwenen.
Gerard Meerman
In 1766 had Stadspensionaris Gerard Meerman namelijk een nieuw Sommier berigt opgesteld, als vervolg op het Sommier berigt van de Stadspensionaris Isaac van Hoornbeeck. En daaruit kon worden afgeleid dat de volgende stukken niet meer aanwezig waren in het Gemeentearchief van Rotterdam:
- 66 folio-registers Gastding Weth-boeken, van 1419 tot 1602.
- 28 Poortding Weth-boeken, van 1414-1578.
- 22 Memorialen, van 1435 tot 1582.
- 124 folio registers Burgers-, Boel- en Erfhuisboeken, van 1636 tot 1764.
- 32 folio registers Week-Erfhuisboeken, van 1706 tot 1765.
- 22 folio registers Auctie-boeken, van 1721 tot 1764.
- een groot aantal Poorterboeken, van 1408 tot 1689.
- 14 Vredemakersboeken, van 1628 tot 1671.
En natuurlijk werd er in die dagen ook al van alles vernietigd, zo blijkt uit de Vroedschapsresolutie van 14 augustus 1764 waarin de secretarissen Bisdom en Van Berckel werden gemachtigd om de daartoe in aanmerking komende archieven te vernietigen, niets nieuws onder de zon dus...
Ook vanuit de Staten van Holland werd soms een oproep gedaan om zorgvuldiger met Gemeentearchieven om te gaan en ook kwam het natuurlijk voor dat een bepaald archief overgebracht moest worden naar Den Haag waar het jaren later ook niet meer te traceren was.
Rondom de Franse tijd (1795 - 1813) vonden allerlei veranderingen plaats.Ruimtegebrek: in 1790 kreeg secretaris J. van Zuylen van Nyvelt, (je komt van Zuylen van Nyvelt ook tegen in de bovengenoemde verhalen), de opdracht om de archieven over te brengen naar de zolders van het Raadhuis.
Over deze periode in de geschiedenis van Rotterdam hebben we op onze site natuurlijk ook al van alles, de belangrijkste verhalen zijn:
Het Stadhuis van Rotterdam
LINK
Na de omwenteling van 1795 werd de Klerk Petrus Vink, al 30 jaar in dienst, belast met het beheer van het Gemeentearchief van Rotterdam. Een jaar later kon een trotse Vink al melden dat hij alles wat aanwezig was, had gekontroleerd en in orde had bevonden. Vink had dit samen gedaan met de Klerk Plemp van Duiveland en enige hellebaardiers. Als beloning kreeg Vink Dfl 210,=, Plemp van Duiveland Dfl 150,= en de hellebaardiers ieder Dfl 10,= en 10 stuivers.
Dit oude Raadhuis van Rotterdam dateert van 1606 en werd in 1789 van binnen gerenoveerd en in de jaren 1822 tot 1835 drastisch verbouwd.
In 1797 werd ook een aanvang gemaakt met de inventaris van het archief in het Logement van de Stad Rotterdam in Den Haag.
Iedere voorname Hollandse stad had een eigen logement in Den Haag waar o.m. de Stadspensionarissen sliepen als zij de vergaderingen van de Staten van Holland of de Staten-Generaal bijwoonden. Natuurlijk werden ook daar belangrijke stukken bewaard.
Het gebouw van het Logement van de Stad Rotterdam bestaat nog steeds, het is nu een onderdeel van het Ministerie van Defensie.
Is Aad in Den Haag, dan altijd even kijken natuurlijk, want in dit gebouw hebben allerlei bekende Rotterdammers gelogeerd. Vanzelfsprekend kom je dit Logement van de Stad Rotterdam nogal eens tegen op onze site.
Meer hierover kun je vinden in dit verhaal:
Het logement der Stad Rotterdam in Den Haag, vlakbij het Binnenhof, wordt nu gebruikt door het Ministerie van DefensieHoek Plein Lange Poten
Onderdeel Ministerie van Defensie
Architect: Adriaan de Moens
Bouwjaar: 1739-1746
Rotterdam bezat in de eerste helft van de 17e eeuw een paar kamers
in een huis aan de Oostzijde van het Spui.
In 1650 verhuisden de afgevaardigden van Rotterdam naar het Plein.
In 1728 werden enkele huizen naast het Logement der Stad Rotterdam gekocht.
Tussen 1739 en 1746 werd een nieuw Logement der Stad Rotterdam gebouwd.
Op het dak van het nu ex Logement der Stad Rotterdam is het wapen van Rotterdam nog steeds zichtbaar
In de Franse tijd werden alle Stedelijke Logementen gesloten en dus werden de Rotterdamse logementsarchieven overgebracht naar een van de zalen van het Bataafs Genootschap bovenin de Beurs van Rotterdam.
1910
Natuurkundeles ergens bovenin het Beursgebouw van Rotterdam
LINK
Er wordt les gegeven door A.H. Borgesius, amanuensis W.N. van de Zalm kijkt toe
Waarschijnlijk gaat de causerie over Rutherford en dus zal het iets met radioactiviteit te maken hebben
op de 1e rij uiteraard Het Bestuur van Het Bataafs Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte
op de overige rijen ontdekken we zowaar wat vrouwen
de Heeren hebben allemaal hetzelfde uniform aan
1910
Het Beursgebouw van Rotterdam
LINK
1780
De 3e Beurs van Rotterdam aan het Westnieuwland
ontwerp Van der Werff
met weer de Gapersbrug, tegelijk gebouwd met de 3e Beurs
1783
De 3e Beurs van Rotterdam aan het Westnieuwland van binnen....maar zonder dak
1830
De 3e Beurs van Rotterdam aan het Westnieuwland
de Gapersbrug is nu van steen
er is nu ook ruimte voor o.m. een bloemenmarkt
In 1810 werden de Logementsarchieven weer ondergebracht in een speciaal daarvoor vervaardigde kast in de Vroedschapskamer en op zolder. Bekend was toen al dat de Generaliteits-resoluties (afspraken gemaakt in de Staten-Generaal) ontbraken uit de jaren 1695, 1700, 1701, 1704, 1707, 1709, 1713, 1714, 1715, 1717 en 1718. Ook de resoluties uit 1634 en 1674 van de Staten van Holland ontbraken en nog zo het een en ander.
Tijdens de Franse tijd veranderde Nederland van een gedecentraliseerd bestuurd land in een gecentraliseerde eenheidsstaat en dus moesten alle aanwezige archieven z.s.m. geinventariseerd worden en moesten sommige archieven ook naar Den Haag worden overgebracht.
Ook de reorganisatie van bijv., laten we maar zeggen, Justitie, had grote invloed op de archieven. Justiële archieven, of alles wat daar mee te maken had, moesten worden opgeslagen in een Justieel gebouw en niet meer beheerd worden op een Stadhuis: de scheiding van de Rechterlijke Macht van de Uitvoerende Macht. En deze boedelscheiding had in Rotterdam nogal wat voeten in de aarde. Pas na herhaald aandringen lukte het een boedelscheiding tot stand te brengen.
Rotterdam werd in de Franse tijd een van de Arrondissementsrechtbanken van het Departement van de Monden van de Maas. Ook werd in Rotterdam een Rechtbank van Koophandel opgericht, een voorloper van de nog steeds bestaande Kamer van Koophandel.
Alle archieven van de voormalige Schepenbanken, Commissarissen voor Kleine Zaken of Vredemakers werden per Keizerlijk Decreet verzegeld overgebracht naar de nieuw opgerichte Griffie van de Rechtbanken die het vervolgens weer ontzegelde en archiveerde. Ook de archieven van de Schepenbank van Schieland werden in 1821 overgebracht naar het Gerechtsgebouw aan het Haagse Veer, waar ze 40 jaar zouden verblijven.
Citaat uit het Gerechtsgebouw van Rotterdam verhaal:In de Franse tijd kwam het archief van de Weeskamer tussen wal en schip te hangen. De gehele structuur rondom, laten we het maar zakelijk zeggen, het Weeshuis van Rotterdam, tot die tijd ook een van de beheers- en uitvoerende taken van de Vroedschap, werd veranderd.
het Rotterdamse Gerechtsgebouw oftewel het Paleis van Justitie (1863)
Pal achter dit Gerechtsgebouw de tuinen waar de Doelen van het gilde hebben gestaan...
Zoals in dit verhaal al eens verteld, stond op de plaats waar we het nu over hebben, de Stadsdoelen van het St.Jorisgilde, waar ooit bijv. Willem de Zwijger is verpleegd :
1694
De Doelen aan de Coolvest
1809
Dezelfde Doelen als erboven, maar nu vanaf de Delftse Vaart en dus het Haagseveer
Waarom werden de Stadsdoelen van het St. Jorisgilde omgebouwd tot een Gerechtsgebouw :
De oorspronkelijke Middeleeeuwse vierschaar ontwikkelde zich tot het College van Weth, bestaande uit een baljuw, vier burgemeesters en zeven schepenen. Zij deden op het Stadhuis uitspraak en beslisten dus over leven en dood van de poorters.
Hoe werd uit de vroedschap (de belangrijkste mannen van een stad die het vertrouwen hadden van de Graaf) het College van Wet gekozen :
Via loting werden m.b.v. witte en zwarte bonen vijf Boonheeren (LINK) gekozen, die op hun beurt een dubbeltal benoemden, waaruit, weer via loting, de burgemeesters en schepenen werden gekozen.
Tijdens de Franse periode werd dit systeem afgeschaft en werd Rotterdam uitgekozen om als hoofdplaats te fungeren van het derde arrondissement van de Provincie Zuid-Holland.
Het Rechtskollege werd aanvankelijk ondergebracht in het Stadhuis, later naar een huis aan de Scheepsmakershaven. Aangezien in dezelfde tijd ook de funktie van het St. Joris Schuttersgilde veranderde (link), werd besloten het oude Doelen gebouw gedeeltelijk af te breken en op 1821 werd begonnen met de bouw van een nieuw gedeelte aan het oude gebouw.
Helaas werd bij de verbouwing de eeuwenoude Schutterskamer gesloopt, maar het achterste gedeelte van het Oude Doelen gebouw werd gerestaureerd, zouden we nu zeggen, want daar was de krijgsraadkamer uit 1692. De eerste rechtszittingen vonden plaats in deze krijgsraadkamer, later verhuisde men naar de ruimere zolder.
De Rechtbank verdween uit het gebouw in 1904 en de Politie kwam er dus in, tot in de jaren dertig, toen werd besloten tot algehele afbraak van het oude Gerechtsgebouw c.q. Stadsdoelen van het St. Jorisgilde.
Het oude Politiebureau aan het Haagscheveer dat tot 1904 in gebruik is geweest als rechtbank
HOOFDBUREAU VAN POLITIE
Haagscheveer
Uiteindelijk werd het Weeskamer archief pas in 1860 overgebracht naar Den Haag. Twintig jaar later kwam het weer terug naar het Gemeentearchief van Rotterdam...
De ingang van het Burger Weeshuis van Rotterdam
Het meest waardevolle stuk van het Weeshuis was het oude eikenhouten wandbord gevat in een antieke, donkere lijst. Op dit bord stond in sierlijke Gothische letters in goudkleur op zwarte achtergrond de stichting van het Huis in 1598 in rijm aangegeven. Het bord dateerde uit die tijd en was dus een zeldzaam bezit.
In originele tekst volgt hier het gedicht, waarvan de beginletters van iedere regel de woorden:De Stat van Rotterdam in hoofdletters
vormen.
15 - Memorie - 98.
Dees plaets eertijts bewoont hij gheestelicke van faem,
En was eensaem Sint annen susters ghedediceert,
Sevenenvijftich en vijftienhondert zoo ick raem,
Twarde gheheten het pesthuys bij zijnen naem;
Als zijnde bequaem voor die sieckte gheordineert,
Tis den thiensten julij door den brant ghedestrueert.
Vant jaer drieentsestich noteert en binnen twee jaer,
Al weer tot een pesthuys ter noot gherepareert.
Nu anno vijftienhondert neghentich acgt seer claer,
Raemdent mijn Eersame heeren de vroetschap achtbaer.
Om de weeskens eenpaer te warden ghegeven,
Tot een huys die hondert ses hier quamen voorwaer,
Te woonen den eersten april vint men gheschreven.
En doen regeerden als weeshuys meesters int leven,
Rustich en coen: Cornelis jans zoon puyck was een,
Den tweede Ysbrant arents zoon brouwer daer beneven,
Alsnoch Willem letterhuys ghijsbert gerrits zoon serteen,
Maer Godt ghefft haer allegaer, hiernaer een plaets van vreen!!
Godt is altijt.
Tja, en dan het eigenlijke Gemeentearchief van Rotterdam, hoe ging het daarmee in de Franse tijd en erna:
Eind 19e eeuw werd al betoogd dat tijdens de verbouwing van het Raadhuis (1823 - 1835) een van de toenmalige stadssecretarissen, Lambertus van Oyen Azn., geboekstaafde daden van vandalisme heeft gepleegd.
Lambertus van Oyen was volgens zijn tijdgenoten een niet onverdienstelijk poëet en bestuurslid van het Genootschap Studium Scientiarum Genetrix en was vanaf 1795 tot 1833 stadssecretaris en had o.m. tot taak, ondanks alle machtswisselingen in die dagen, vanaf het bordes van het Stadhuis allerlei verordeningen af te kondigen.
Lambertus van Oyen had dan ook als bijnaamde eeuwige lezer
Omdat Lambertus van Oyen niet van oude stukken hield, werd een aanzienlijk deel van het Stadsarchief op het Oude Hoofd, (de aanlegsteigers voor de Oude Hoofdpoorten, ook wel Bolwerk genoemd), aan een vuurproef onderworpen, aldus onze bronnen eind 19e eeuw.De tijdgenoot van Lambertus van Oyen, Mr. François Frets, President van de Rechtbank, Gemeenteraadslid en lid van de Tweede Kamer noemde Lambertus van Oyen daarom even klein in zijn beginselen als in zijne daden.
1823
1853
Het Oude Hoofd in de 17e eeuw
LINK
En hier een kijkje vanaf het Bolwerk, het zal duidelijk zijn waarom het hier Bolwerk heet :
1800
We staan voor de Wester Oude Hoofdpoort aan de oever van de Maas op de hoek van de Oude Haven ingang
links aan de overkant weer de Ooster Oude Hoofdpoort
verder naar het Oosten de achterkant van de huizen aan het Haringvliet, met op het eind de Scheepswerf van de Admiraliteyt van de Maze
Maar natuurlijk was de jarenlange verbouwing van het stadhuis er ook schuld aan dat men niet wist wat tijdelijk met de archieven te doen, een gedeelte werd ondergebracht in het Schielandshuis, waar het echter ook al krap was qua ruimte.
Citaat uit het Schielandsverhaal:Op 2 juni 1827 krijgen alle gemeentes van Zuid-Holland een opmerkelijke brief van de Commissaris van de Koning. In een K.B. van 23 december 1826 was bij Wet vastgelegd dat de Vaderlandse Geschiedenis zoveel mogelijk gebaseerd moest zijn op bestaande archieven en dus kreeg ook Rotterdam de volgende vragen te beantwoorden:
In 1821 wordt het Schielandshuis gebruikt voor hoorzittingen van de Rechtbank die tijdelijk uit de Stadsdoelen is verdreven i.v.m. een verbouwing.
1809
De Stads Doelen aan de Delftse Vaart en dus het Haagseveer
LINK
Ook de gemeente Rotterdam was rond 1820 op zoek naar tijdelijke ruimte en liet het oog vallen op het Schielandshuis:
Het Stadhuis van Rotterdam in 1675
Het oude raadhuis dateert van 1606 en werd in 1789 van binnen gerenoveerd en in de jaren 1822 tot 1835 zelfs drastisch verbouwd. Het oude Hemoney carillon bijvoorbeeld werd verplaatst naar het Beursgebouw. Helaas bleek het torentje van het Beursgebouw te licht van konstruktie voor het carillon en ondanks protesten werd het sierlijken torentje vervangen door een, volgens tijdgenoten, vreemd bouwsel...
Getekend in 1827
Het Stadhuis en rechts de Waag aan de Kaasmarkt
Getekend is de situatie in 1703, in 1822 werd de Waag afgebroken voor de bouw van het nieuwe Stadhuis (LINK)
links een doorkijkje naar de Hoogstraat via de Stadhuissteeg
Na de laatste verbouwing zag het raadhuis er als volgt uit :
Het Stadhuis van Rotterdam in 1865
En naast deze 2 tijdelijke bewoners klopten ook nog de Nutsspaarbank en de Nederlandsche Bank aan de deur van het Schielandshuis, zelfs de Rooms-Katholieken kwamen langs....
En zo kreeg het Schielandshuis op 3 juli 1849 voor het eerst officieel de funktie die het nu nog steeds heeft, het Schielandshuis wordt HET Museum van Rotterdam.
En ook al kende me in deze jaren het woord multifunctioneel nog niet, het Schielandshuis werd aanvankelijk wel multifunctioneel ingericht. Er kwam een concierge in te wonen, naast de Academie in Kunstvakken, een politiepost (die veel later zou verhuizen naar de Groote Pauwensteeg) en een chirurgijn voor publieke vrouwen.
- Welke zijn de verzamelingen van archieven, die zich zoowel van stadswege als ook meer byzonder van voormalige of nog aanwezige Collegiën, Corporatiën, Kloosters, Abtdijen enz. binnen Uwe stad bevinden?
- Waar zijn deze verzamelingen geplaatst? Is het locaal geëigend voor die bestemming? Is het genoegzaam verzekerd tegen gevaar van brand of andere schade?
- Wie is met het opzigt over die verzamelingen belast?
- In welken staat van orde of verwarring bevinden zich de archieven?
- Bestaat er een inventaris vande verzameling? Zoo ja, dan gelieve UEd. Achtb. een uittreksel van een gedeelte derzelve over te zenden, ten einde de wijze waarop zij is samengesteld, te doen kennen.
- Tot welk tijdstip de oudste acten en stukken behooren?
Voor Rotterdam kwamen deze gewetensvragen op een wat ongelukkig tijdstip vanwege de verbouwing van het Stadhuis en de onderbrenging van de archieven in het Schielandshuis.
En dus kwam met Rotterdam met het wel erg formalistische antwoord dat het archief onzer stad slechts uit zulke stukken en documenten bestaat, welke tot de algemeene geschiedenis des Vaderlands niets kunnen toebrengen. Kortom, Rotterdam beschikt alleen over archiefstukken die alleen locale belangen ten onderwerp hebben.
Zo'n 20 jaar later (!) komt de Commissaris van de Koning er nog eens op terug en prompt refereert Rotterdam weer aan het antwoord uit 1827 al wordt wel toegegeven dat het Gemeentearchief van Rotterdam nu in een betere orde is...
Ook verwijst men naar den Heer G. van Reyn met zijne beschrijving onzer Stad waarvan bereids het 1e Deel het licht ziet
Commentaar van Unger zo'n 60 jaar later:In 1853 publiceert J.J.F. Noordziek een samenvatting van de enquetes van 1827 en 1847, waarin hij over Rotterdam het volgende meldt:
G. van Reyn gaf in 1832 het eerste deel zijner Geschiedkundige beschrijving der stad Rotterdam uit, een boek dat voor den tijd, waarin het opgesteld werd, zeer verdienstelijk mag heeten, maar niet meer voldoet aan de eischen, die men thans aan een dergelijk werk moet stellen. Bovendien is ook dat werk onvoltooid gebleven; van het tweede deel zag slechts een gedeelte het licht.
In 1854 wordt geschreven, n.a.v. van die verdubbeling, dat het nodig is dat eerlang eenige voorzieningen worden genomen en meerdere bergplaatsen worden gemaakt.
Het Gemeentearchief van Rotterdam is in verschillende vertrekken van het Raadhuis en voor een groot gedeelte in het Stadstimmerhuis geplaatst. Het is zeer uitgebreid en laat zich in twee delen splitsen, het oudere en latere.
Het nieuwe gedeelte bevat de Stukken van gewonen aard, die dagelijks vermeerderen en in de laatste twintig jaren verdubbeld zijn.
Na de invoering van de Gemeentewet wordt steeds meer en meer het nut van een goed beheer van gemeentelijke archieven onderkend. In 1856 verschijnt in Het Tijdblad, gewijd aan de belangen van Rotterdam, de verzuchting dat vele provinciale en gemeentebesturen het voorbeeld van het Rijk hebben gevolgd, maar Rotterdam alleen, het grote en verlichte Rotterdam, heeft niets gedaan.
Volgens Het Tijdblad worden onderzoekers van historische dokumenten op het Stadhuis met een beleefde boodschap weer weggestuurd. Is dat niet, om een zacht woord te gebruiken, ergerlijk? Aldus Het Tijdblad.
Op de Gemeentebegroting van 1857 verschijnt een post van Dfl 1000,= voor de aanschaf van een brandkast t.b.v. het Gemeentearchief. De Gemeente-Secretaris Storm van 's-Gravensande krijgt uiteindelijk toestemming om ook dat wat in het Stadstimmerhuis ligt opgeslagen, te inventariseren.
De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand F. van Vollenhoven klaagt dat er geen alfabetisch register aangemaakt is vanaf 1790 bij de doodboeken van diverse kerkelijke gemeenten, nodig voor de uitvoering van de Armenwet. Het Raadslid W. Siewertsz van Reesema houdt, n.a.v. het ontbreken van dit alfabetisch register, een betoog vol met suggesties, waarop B&W antwoordden dat zij er geen zwarigheid in zien om de verklaring af te leggen dat de door Spreker gegeven wenken ten aanzien van het archief in nadere overweging te geven.
In 1856 stelt Gemeente-Secretaris Storm van 's-Gravensande voor om de vertrekken onder het bordes aan de Kaasmarkt zijde van het Stadhuis en onder een gedeelte van de grote vestibule tegen brandgevaar te beveiligen, waarna een gedeelte van het archief daar zou kunnen worden opgeslagen. W.A. Scholten, directeur van Gemeentewerken stelt een negatief advies op, de gesuggereerde ruimtes kunnen niet vochtvrij gemaakt worden. Scholten suggereert, in overleg met Gemeente-Secretaris Storm van 's-Gravensande, de aanschaf van grote brandkasten die in de vier nissen van de vestibule van het Raadhuis geplaatst zouden kunnen worden.
En dan uiteindelijk, wordt in de Raadsvergadering van 22 oktober 1857 een verordening vastgesteld op het bewaren en op orde houden van het Gemeentearchief van Rotterdam. Men begint met de aanschaf van de door Scholten voorgestelde brandkasten!
Ook wordt een vaste raadscommissie ingesteld die B&W moet adviseren over het Gemeentearchief van Rotterdam. In 1858 ziet deze eerste archief commissie er als volgt uit:
- Mr. A. Schadee
- G. Obreen
- Mr. P.F. Hubrecht
- Mr. W. Siewertsz van Reesema
- J.H. Scheffer
J.H. Scheffer
Eerste archivaris van Rotterdam
1858 - 1886
Johannes Hendrikus Scheffer was op 19 februari 1832 in Rotterdam geboren. Na daar het voorbereidend onderwijs te hebben gevolgd, had hij zich in 1852 als student in de rechten te Leiden laten inschrijven. Door een zekere ongedurigheid, die ook zijn werkzaamheid bij het archief zou kenmerken, voltooide hij zijn studie echter niet. Op de Secretarie van zijn geboortestad geplaatst, werd hij vrijwel onmiddellijk belast met de zorg voor het archief, aanvankelijk als aanvullende werkzaamheid, maar in de loop van 1858 permanent.De commissie kwam iedere eerste zaterdag van de maand geregeld bijeen en beschouwde het als haar eerste taak, onder particulieren berustende archivalia met het stadsarchief te verenigen. Twee daartoe door B. en W. uitgevaardigde publicaties hadden echter voorshands nog niet veel succes.
Het bleek der Commissie dat de overige werkzaamheden ter Secretarie dien ambtenaar weinig gelegenheid verschaften, zich met het archief bezig te houden, weshalve zij bij U aanvraag deed, om hem van alle andere werkzaamheden ter Secretarie te ontslaan en uitsluitend voor die van het archief aan te wijzen, waaraan door U met 1 december het gewenschte gevolg is gegeven
Tot in 1859, zo wordt gemeld, is de commissie, waarin Scheffer ongetwijfeld het hoofdaandeel in heeft gehad, bezig met de sortering en rangschikking van de archieven. Om verlies of zoekraken in de toekomst te voorkomen, wordt besloten alle archiefstukken te bestempelen met het Stadswapen, een taak waar Scheffer zich ook mee moet belasten....
De aanvankelijke aarzeling om archiefstukken over te dragen aan het Gemeentearchief lijkt voorbij, kaarten, gravures, tekeningen, oude handschriften, gedenk- en vroedschapspenningen en een groot aantal boeken worden aan het Gemeentearchief van Rotterdam aangeboden, ongetwijfeld meteen gestempeld door Scheffer.
Over de openbaarheid van het Gemeentearchief van Rotterdam wordt gemeld dat reeds eenige geleerden en oudheidkundigen zijn aangelokt!
Scheffer klaagt al snel over ruimtegebrek en over de nadelige gevolgen van de overheveling van allerlei archieven naar o.m. het Gerechtshof. In 1861 krijgt Scheffer al de beschikking over twee extra kamers. In 1862 krijgt de eenzame Scheffer versterking van een schrijver en wordt Scheffer vanaf 1 januari 1862 benoemd tot Archivaris der Stad Rotterdam.
In 1862 wordt de archiefruimte nog verder uitgebreid, het hele gemeentearchief van Rotterdam is nu opgeborgen in 104 van glazen deuren voorziene kasten op de tweede verdieping van het Raadhuis, de zijgevel aan de Gasthuissteeg, de achtergevel aan de Hoogstraat en de zijgevel aan de Stadhuissteeg.
Rotterdam in 1865
source
de kaart komt uit ons verhaal over de stadsplattegronden van Rotterdam (LINK)
De raadscommissie kan met trots aan B&W melden dat de gehele inrichting in ruime mate voldoet, zowel aan de eis van doelmatige plaatsing als makkelijk gebruik. De goede gasverlichting geeft gelegenheid om ten alle tijde de werkzaamheden te kunnen voortzetten.
In 1863 wordt de Secretarie Ambtenaar F.D.O. Obreen (uiteindelijk) als adjunct-archivaris toegevoegd.
F.D.O. Obreen
adjunct-archivaris van Rotterdam
1863 - 1883
Obreen zou zelfs later Directeur worden van het Museum Boymans, vervolgens Hoofddirecteur van het Rijksmuseum en redacteur van het Archief voor Nederlandse Kunstgeschiedenis.
Samen met Scheffer zou Obreen de uitgave gaan verzorgen van de Rotterdamse Historiebladen, de voorloper van de Rotterdamse Jaarboekjes.
Unger zegt hierover:In 1865 verkreeg het Gemeentearchief van Rotterdam de op Rotterdam betrekking hebbende collektie van Abraham Stolk.
Door de meerdere zorgen die allengs voor de archieven werden genomen, en door de meer vrijgevige bepalingen voor het openstellen dezer belangrijke depots, werd het duidelijk dat, wil men eenmaal in het bezit komen van eene geschiedenis van Rotterdam, die aan de eischen zal voldoen, het noodig is een uitgebreid en systematisch onderzoek in te stellen naar alle bescheiden, die daartoe kunnen dienen en daarnevens door deskundigen het een of ander onderdeel te doen behandelen.
Uitgaande van deze meening, ontwierpen J. H. Scheffer en F. D. O. Obreen het plan voor de Rotterdamsche Historie-bladen, dat, aanvankelijk met eenig succes bekroond, na betrekkelijk korten tijd om verschillende redenen onuitgevoerd bleef. Twee doelen zagen het licht, maar de twee belangrijkste: de Kronijk en de Bijlagen der Kronijk bleven onvoltooid.
Abraham van Stolk Czn
1814 - 1896
Abraham van Stolk had een jaloersmakende hobby !!!
De Atlas Van Stolk valt onder het beheer van het Historisch Museum van Rotterdam en de juiste zoekformulieren zijn dan ook daar te vinden (www.hmr.rotterdam.nl), of rechtstreeks via
http://cardweb.hmr.rotterdam.nl/atlas_nl.html
In september 1865 werd in Rotterdan een Taal- en Letterkundig Congres georganiseerd, waarbij het Gemeentearchief van Rotterdam volop in de belangstelling stond, een uitstekende PR aktiviteit, want veel deelnemers brachten natuurlijk een bezoek aan het voor die tijd modern en wetenschappelijk verantwoord ingericht archief.
Het Gemeentearchief van Rotterdam in de rotonde van het oude Stadhuis
Vanaf 1866 werd het Gemeentearchief van Rotterdam ingeschakeld bij het verzinnen van historisch verantwoorde straatnamen. Pas in 1896 werd het officieel niet meer toegestaan dat particulieren zich in Rotterdam mochten bemoeien met het geven van straatnamen.
Tot ver na WOII bleef de Archivaris van het Gemeentearchief van Rotterdam voorzitter van de Straatnamen-Commissie, iets waar Hazewinkel wel eens een hekel aanhad, maar desondanks, o.m. de Lijnbaan en Weena hebben hun naam te danken aan Hazewinkel!
In 1864 brak een verwoestende brand uit in het Schielandshuis, citaat uit dit verhaal:De exakte oorzaak van de desastreuze brand is nooit opgehelderd, maar algemeen wordt aangenomen dat de brand is begonnen in de ruimte van de Academie waar 's avonds laat nog een vierarmige gasverlichting had gebrand c.q. had laten branden, aldus getuigen.
na de brand stonden alleen de muren van het Schielandshuis nog overeind
Bij de brand in het Schielandshuis gingen niet minder dan 300 schilderijen verloren. Hierbij waren vooral de meer omvangrijke doeken, die men vanwege hun afmetingen niet tijdig naar buiten had kunnen dragen.
Verder verbrandden dertien portefeuilles met tekeningen van voornamelijk Nederlandse meesters, de gehele zeldzame verzameling van tekeningen van oud Italiaanse meesters, het prentenkabinet en de gehele bibliotheek. Ook de unieke porselein-verzameling ging verloren....
T.g.v. de brand in het Schielandshuis is o.m. dit unieke schilderij verdwenen:
De Nachtwacht van Rotterdam in 1665
LINK
Enkele maanden na de ramp, werd de eerste stoombrandspuit van Rotterdam aangeschaft, niet geheel toevallig waarschijnlijk? Meer over de Rotterdamse Brandweer kun je vinden in dit verhaal.
Een gevolg van de brand was wel dat besloten werd in Juni 1864 om in het Schielandshuis alleen nog Museale akitiviteiten onder te brengen, maar ook het Gemeentearchief en de Gemeentelijke Bibliotheek. Ook de concierge moest er weer kunnen wonen, en dan werd er ook nog een plaatsje gevonden voor een verzameling Stedelijke Zeldzaamheden, die al snel de Rariteitenkamer werd genoemd.
En toen moest natuurlijk ook nog even het verbrande Schielandshuis weer hersteld worden en dat werd uitgevoerd met nauwelijks enige respekt voor de schoonheid van de oorspronkelijke architectuur, zoals iemand dat zo mooi verwoordde...
Eind 19e eeuw begonnen het Museum Boymans, het Archief en de Bibliotheek elkaar danig in de weg te zitten. En dus verlieten begin 20e eeuw het Archief en de Bibliotheek het Schielandshuis en werd in 1904 ook in het Schielandshuis het Museum van Oudheden opgericht met als directeur A. Hoynck van Papendrecht. De basis van het Museum van Oudheden werd natuurlijk gevormd door de verzameling Stedelijke Zeldzaamheden.... op de begane grond....
Citaat uit dit verhaal:Over de gedeeltelijke verhuizing van archieven naar het Schielandshuis na de brand van 1864, valt nog dit te melden:
Onder archivaris J. H. Scheffer was het Rotterdamse Gemeentearchief in 1868 van het oude Stadhuis aan de Kaasmarkt overgebracht naar het sousterrain van het toenmalige Museum Boymans, behoudens het gedeelte van 1824 af, dat voor de dagelijkse dienst bij de hand moest blijven. Hiervoor moest de vestibule of de z.g. rotonde van het Stadhuis dienen. In de benedenverdieping van het Museum Boymans werden 6 lokalen voor Scheffer ingericht. Toen deze in 1886 overleed en werd opgevolgd door de adjunct-archivaris J. H. W. Unger had onder diens beheer in 1899 de bouw en in 1900 de ingebruikneming van het nieuwe archiefgebouw aan de Mathenesserlaan plaats. Reeds 4 jaar later overleed Unger echter. En in datzelfde jaar voltrok zich onder Wiersum de scheiding tussen Gem. Archief en Gem. Bibliotheek, terwijl in de door het Archief ontruimde benedenverdieping van het Museum Boymans nu het Museum van Oudheden werd opengesteld, dat nog tot 1 juli 1910 onder Archiefbeheer bleef staan.
Het Gemeentearchief van Rotterdam
Mathenesserlaan
Gemeentesecretaris Nierstrasz merkte op in een brief, geschreven November 1866, dat een verplaatsing van een groot deel van de gemeentelijke archieven naar het Schielandshuis niet te rijmen viel met zijn instruktie uit 1855 waarin aan de zorg en verantwoording van de gemeentesecretaris, Nierstrasz dus, het beheer over het gehele archief werd toevertrouwd.
Kortom, Nierstrasz kon er na de verhuizing van de archieven naar het Schielandshuis niet meer makkelijk bij en dus stelde hij voor om het te verhuizen deel van het Gemeentearchief op te slaan op de begane grond van het Raadhuis. Plaats genoeg, want door de opheffing van de plaatselijke belastingen op verbruiksvoorwerpen, was er immers weer ruimte vrijgekomen.
Wat betreft Nierstrasz mochten de boekerij, de prentencollektie en de oudheden gerust naar het Schielandshuis verhuisd worden, daar kwamen ze volgens Nierstrasz immers veel beter tot hun recht.
Scheffer reageerde hoogst verontwaardigd op de suggesties van Nierstrasz:
J.H. Scheffer
archivaris van Rotterdam
1858 - 1886
Naar Scheffers' mening kon Nierstrasz onmogelijk ook nog het beheer voeren over de archieven, waarover Scheffer graag de supervisie had gehad.....
Scheffer betoogde dat op basis van de ingevoerde Gemeentewet overal de archieven geheimzinnig werden weggesloten en verborgen gehouden.
Een van de redenen om de archieven slecht toegankelijk te maken was o.m., we zouden nu zeggen, de privacy. Maar volgens Scheffer waren het ook de hopeloze verwarring en de gebrekkige, slecht ingerichte bewaarplaatsen die de gemeentesecretarissen niet aanspoorden om de archieven te redden. Bovendien had een Gemeentesecretaris het veel te druk, aldus Scheffer.
Scheffer betoogde verder dat hij er niet vanuit ging dat er bezwaren waren tegen het in brandvrije ruimtes opslaan van het gemeentearchief. Bovendien is nergens voorgeschreven dat een gemeentearchief op het Raadhuis bewaard moet worden. Heeft de gemeentesecretaris iets nodig, dan wordt het hem toch zo spoedig mogelijk bezorgd, bovendien had de gemeentesecretaris toch de beschikking over allerlei copieën waar hij, Scheffer, toch mee bezig was. Kortom, Scheffer was zeer geirriteerd door het voorstel cq suggestie van Nierstrasz om een deel van het archief niet te verhuizen naar het Schielandshuis. Een complicatie was natuurlijk dat de baas van Scheffer Nierstrasz heette...
De Archiefcommissie kwam eraan te pas om B & W op diplomatieke wijze duidelijk te maken dat het Gemeentearchief van Rotterdam grotendeels verhuisd moest worden naar het Schielandshuis om daar op verantwoorde wijze te worden opgeslagen. Scheffer bracht in de hele diskussie ook nog naar voren dat hij niet alleen behartiger van de gemeentebelangen was, maar ook dienstknecht der geschiedenis, wetenschap en kunst...
Hoe liep het af: alle archieven ouder dan 4 Januari 1824 (het jaar van de invoering van het Bestuursreglement der Stad Rotterdam) werden overgebracht naar het Schielandshuis met uitzondering van de eigendomsbewijzen en akten van verkoop van gemeente-eigendommen.
In de Rotonde van het Raadhuis zou dan dat gedeelte van het archief worden opgeborgen dat blijkbaar onmisbaar was voor de dagelijkse uitvoering van het gemeentebestuur.
Het Gemeentearchief van Rotterdam in de Rotonde van het oude Stadhuis
Ook adviseerde de archiefcommissie de instruktie van de gemeente-secretaris zodanig te wijzigen dat daardoor aan zijn bezwaren ten aanzien van zijn verantwoordelijkheid geheel zou worden tegemoet gekomen.
En dus werd in 1868 een bedrag van DFL 3600,= op de begroting gezet voor de inrichting van het Gemeentearchief volgens de bovengenoemde voorstellen. In de Rotonde van het Raadhuis kwamen 24 kasten met glazen deuren, zo mooi te zien op de bovenstaande foto.
In deze jaren werd door het archiefpersoneel ook gewerkt aan het eerste deel van de catalogus van de historische en topografische prentenverzameling die zou gaan verschijnen onder de titel
Roterodamum Illustratum
Daarnaast werden o.m. alfabetische bladwijzers t.b.v. de Burgerlijke Stand vervaardigd, ook werden duplikaten gemaakt van oude doop-, trouw- en begraafregisters. Al spoedig kon de Burgerlijke Stand van Rotterdam beschikken over ca 20.000 duplikaten. De originelen konden veilig opgeborgen worden.
In 1868 werd het Gemeentearchief van Rotterdam zelfs vereerd met een bezoek van Prins Alexander en werd meegewerkt aan de Nederlandse Afdeling van de Wereltentoonstelling in Parijs.
Op 15 oktober 1868 kon de Burgemeester de gemeenteraad mededelen dat de herinrichting van het Gemeentearchief voltooid was, de gemeenteraadsleden werden van harte uitgenodigd om eens een keer een kijkje te gaan nemen in het Gemeentearchief, waar nog diezelfde maand op de eerste verdieping van het Schielandshuis ook werken van Erasmus, Gijsbert Karel van Hogendorp en C.H. Tollens waren verzameld.
Over Erasmus hebben we zoveel op deze site.....:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Erasmus en klik op ENTER
Gijsbert Karel van Hogendorp
LINK
Hendrik Tollens
1780 - 1856
LINK
In een verslag uit 1868 lezen we:
De doelmatige, eenvoudige en nette nieuwe archieflokalen lokten reeds vele belangstellende bezoekers, waaronder verschillende deskundigen, die allen hunne goedkeuring over de nieuwe inrichting betuigden.
Aan een van die bezoekers, Ds. J. Craandijk, hebben we het volgende verslag te danken, genoteerd in 1878 in het derde deel van Ds. J. Craandijk's Wandelingen door Nederland:
In 1873 werd besloten dat de heer Scheffer voortaan de titel kreeg van archivaris-bibliothecaris, de heer Obreen die van adjunct-archivaris (hij zou in 1879 tevens benoemd worden tot directeur van het Museum Boymans) en de in 1859 aangestelde en sedertdien tot schrijver bevorderde J. W. de Bruyn die van klerk. Obreen bleef in die functie tot 1883, het jaar van zijn benoeming tot directeur van het Rijksmuseum te Amsterdam; tot zijn opvolger als adjunct-archivaris werd toen benoemd de heer J. H. W. Unger, te 's-Gravenhage.
In een zestal ruime kamers zijn de documenten in groote, goed gesloten glazen kasten geplaatst, deels ingebonden, deels in portefeuilles, allen van titels en nummers van kast en kamer voorzien. Wij willen de zalen doorwandelen en opmerkzaam maken op het voornaamste, wat wij aantreffen.
Hier hebben wij een eerwaardigen foliant, waarin de Privilegiën der stad zijn geregistreerd met een hand uit het midden der 15e eeuw. Het oudste privilegie is van 1328; het laatste, in dit register opgenomen, van 1580.
Daar staan de resolutieboeken van de Gedeputeerden ter Dagvaart. Verder vinden wij in deze kamer de Naamregisters der Regering van Rotterdam van 1555 tot 1793, tal van resolutiebieken van de Vroedschap van 1495-1795, van Burgemeesters en Regeerders, van Wethouders en Raden, van den Raad der Gemeente, van de Municipaliteit, van den Maire, in één woord, van de hoogste regeringscolleges of -personen onder verschillende titels.
Ook treffen wij hier de uitgegane Missieven sedert 1645 aan en de requestboeken sints 1735.
Ook de kasten in de tweede kamer bevatten bescheiden, die met de regeering der stad in verband staan. Hier berust eene belangrijke verzameling ingekomen missiven bij Burgemeesteren van 1557 af, ambtenboeken van 1601-1828, sententieboeken van 1446-1742 - helaas zeer defect -, keur- en ordonnantieboeken van omstreeks 1350-1849, placaat- en publicatieboeken sindts 1772, resolutieboeken van de Heeren van de Weth, Vredemakers of commissarissen van kleine zaken, die het tijdvak van 1676-1796 omvatten en bescheiden betreffende notarissen.
Hier zijn ook enkele, welligt eenige, nummers van eene Rotterdamse Courant, uitgegeven bij L. Baltz, loopende van Woensdag 17 July 1720 (No. 86) tot Maandag 12 Augustus vandat jaar (No. 97). Het exemplaar der Rotterdamse Courant, wier uitgave in 1738 begon, is hier volledig te vinden.
In de derde kamer vinden wij het archief der schepenen, bescheiden betreffende het civile en criminele regt: de eersten beginnen met 1538, de laatsten met 1499.
Ook worden hier de archieven bewaard van de Hooge Vierschaar van Schieland en van de schepenbank der ambachten van Oost en West- Blommersdijk en van de landen van Cool. Bescheiden omtrent openbare veiligheid en brandweer en omtrent het burgerschap van Rotterdam, alsmede omtrent verschillende verkiezingen vullen de kasten van dit lokaal.
De vierde kamer bezit een overrijke schat van gegevens omtrent Rotterdamsche familiën, van omstreeks 1450 af, sints korten tijd vermeerderd met 83 banden in folio, waarin wijlen de Heer L. J. A. Scheltus van Kamferbeke eene ongeloofelijke menigte aanteekeningen omtrent Nederlandsche geslachten had opgenomen, met 41.566 geteekende wapens versierd.
Voorts eene kostbare verzameling bescheiden omtrent eigendommen der gemeente en van particulieren, en stukken betreffende de voormalige heerlijkheden, aan Rotterdam behoorende, o.a. den belangrijken foliant: het register der leenen van den huize van Honingen.
1568
1574
1645
Slot Honingen
uit o.m. deze LINK
Ook wordt hier eene reeks van stukken gevonden, die op het Hoogheemraadschap van Schieland betrekking hebben en tal van bescheiden betreffende plaatselijke werken van Rotterdam bewaard.
De vijfde kamer is vooral aan finantiezaken gewijd. Men vindt er rekeningen en stukken omtrent verschillende belastingen, voor de geschiedenis der geldmiddelen van hoog belang, omtrent geldnegotiatiën en borgtogten, het archief der wisselbank van 1648-1811,
1700
De Groote Stadskraan en de Blauwe Toren, een oude waltoren en gevangenis
van 1635 tot 1700 was in de Blauwe Toren de Wisselbank gevestigd
links de Kleine Draaibrug naar de Kleine Draaisteeg en dat alles vanaf de Kolk
later werd hier Plan C gebouwd
LINK
bescheiden betreffende de verschillende gilden,
Citaat uit ons gilden van Rotterdam verhaal:
En toen kwam dus een schitterend overzicht van hopelijk alle gilden van Rotterdam, eens kijken hoeveel het er nu zijn:
- Wijnkopers
- Wijnverlaters
- Tappers en Herbergiers
- Brouwers
- Brandenwijnbranders
- Vissers en Visvrouwen
- Bakkers
- Grutters
- Molenaars
- Vleeshouwers of Beenhakkers
- Vleeshouwersknechten
- Varkensslagers en Spekverkopers
- Warmoeziers
- Opzichters van de Lakenhal
- Lakenbereiders
- Lakenverkopers
- Wolververs
- Linnen- en Servetwevers
- Garentwijnders
- Kleermakers
- Hoedenmakers
- Hoedenmakersknechten
- Schoenmakers
- Schoenmakersknechten
- Bontwerkers
- Passementwerkers
- Houtkopers
- Timmerlieden
- Witwerkers
- Huistimmerliedenknechten
- Houtkramers
- Scheepstimmerlieden en Mastenmakers
- Kuipersgilde
- Mandenmakers en Bezemmakers
- Metselaars
- Metselaarsknechten
- Zilver- en Goudsmeden
- Tinnegieters
- Smeden (IJzer- en Koperwerkers)
- Speldenmakers
- Blikslagers
- Kruideniers en Kaaskopers
- Kramers
- Boekverkopers
- Schilders en Konstwerkers
- Tegelbakkerknechten
- Aardenwerkverkopers
- Apothekers
- Barbiers en Chirurgijns
- Makelaars
- Loodsen
- Binnenschippers
- Delftse Jaagschippers
- Trekkers tussen Rotterdam en Delft
- Binnenveerschippers op Amsterdam
- Voerlieden van het Postwagenvervoer naar Nijmegen
- Voerlieden
- Huurkoetsiers
- Slepers
- Zakkendragers
- Korenmeters
- Kolenmeters
- Kalkmeters
- Bierwerkers
- Klapwakers
- Brandmeesters
- Bidders
- Schoorsteenvegers
- Vrouwenbus Concordia
Aad schreef ooit: Iedere stad had er meerdere, Rotterdam had er zoo'n 50, aldus Aad's telling, zal ik ooit nog wel eens gaan opsommen...., nu, het waren er dus 69
En toen kwam er een dilemma, om over al deze gilden iets te beschrijven, dat gaat natuurlijk niet en dus werd besloten tot het volgende:
Stadsarchivaris Wiersum heeft een mooie kollektie prenten van de gilden van Rotterdam bijeengebracht, die hebben we allemaal ingescand hieronder, staat er een link bij, dan vertellen we er iets meer over, zoo niet, dan komt het ooit nog eens zoover of niet, helaas....
En dan beginnen we met het gilde van de Boekverkopers, waar het overgaat in de onderstaande prent dat vind je terug in het desbetreffende verhaal:
Over het Gilde der Boekverkopers
LINK
Het Gilde der Apothekers van Rotterdam
LINK
Het Gilde der Bakkers van Rotterdam
LINK
Het Gilde der Barbiers van Rotterdam
LINK
.......via dezelfde link ook het verhaal van het Chirurgijns gilde van Rotterdam......
Het Gilde der Blikslagers van Rotterdam
Het Gilde der Bontwerkers van Rotterdam
Het Gilde der Goud- Zilversmeden van Rotterdam
Het Gilde der Hoedenmakers van Rotterdam
Het Gilde der Houtdraaiers van Rotterdam
Het Gilde der Kleermakers van Rotterdam
Het Gilde der Kruideniers van Rotterdam
LINK
Het Gilde der Loodgieters van Rotterdam
Het Manufacturen Gilde van Rotterdam
Het Gilde der Schoenmakers van Rotterdam
Het Gilde der Smeden van Rotterdam
Het Gilde der Tingieters van Rotterdam
Het Gilde der Vleeschhouwers (Slagers) van Rotterdam
LINK
betreffende binnen~ en buitenlandschen handel en scheepvaart, de Admiraliteit van de Maas,
Admiraliteitshof of Zeekantoor van de Admiraliteit van de Maeze
Haringvliet, hoek Spaanse Kade
gebouwd in 1644 op de plaats van het Prinsenhof
rechts de brug over het Haringvliet en de Ooster Oude Hoofdpoort (stadspoorten van Rotterdam link)
LINK
vervoermiddelen te land en te water, visscherij, schutterij, van 1418 af, militie, onderwijs, kunsten en wetenschappen en eeredienst. Ook berust hier het archief van de Kamer van Koophandel tot 1842.
De zesde kamer eindelijk bewaart de stukken omtrent instellingen van weldadigheid, archieven van godshuizen, bescheiden betreffende de geneeskundige dienst. In dit vertrek is tevens de binderij.
Reeds een vlugtig overzigt der verschillende rubrieken, een blik op de rugtitels der boeken en portefeuilles, doet hooge verwachtingen opvatten omtrent het belangrijke van dit archief. Hoeveel ligt daar nog verborgen, wat den ontginner van zulke mijnen een rijken oogst belooft. Wie er studerèn wil, die vindt er de voorhanden bronnen bovendien zoo toegankelijk mogelijk gemaakt en ontmoet in de H.H. archivarii mannen van uitgebreide kennis en onbegrensde hulpvaardigheid.
Wanneer wij den achtertrap opgaan, die uit de groote benedenzaal opwaarts leidt, dan komen wij in de z.g. "rariteitenkamer" en in de localen der stedelijke bibliotheek. De verzameling van merkwaardigheden, Rotterdam betreffende, en wat overigens op de rariteitenkamer te vinden is, staat met het archief in onmiddellijk verband.
Aan boeken en handschriften ontbreekt het er in geenen deele. In een zeer fraayje kast uit de 17de eeuw berusten alle kronieken van Rotterdam. Ginds staat een welligt volledige bibliotheek over Rotterdam, een verzameling uit c. 5000 nummers bestaande en alles bevattende, wat in druk over de stad is uitgekomen, in aansluiting met de verdeeling en rangschikking van het archief. Daar ginds prijkt eene collectie Erasmiana, bestaande uit 250 verschillende werken in de onderscheiden drukken. Van Hogendorp en Tollens zijn hier eveneens door de volledige uitgaven hunner werken vertegenwoordigd.
Tijdens een rondwandeling door de rariteitenkamer ontdekt Craandijk achter de groene gordijnen van een kostbare bedstede een schat van onwaardeerbare waarde voor de geschiedenis van Rotterdam en voor die van Schieland. Daar liggen n.l. in veertig grote portefeuilles honderden platen, plattegronden, stadsgezichten, portretten, kortom Rotterdam' s geschiedenis in beeld, eene onvergelijkelijke aanvulling van Rotterdams geschiedenis in letterschrift, die het archief ons te zien geeft.
In het verslag over 1874 wijst de archivaris op de snelle groei van en de grote belangstelling voor de bibliotheek, die tot een spoedige in gebruikneming van een derde bibliotheek-vertrek zou nopen. Eerst in 1878 besloot de Gemeenteraad, op de begroting voor het volgend jaar een crediet toe te staan voor het in orde brengen van dit lokaal. De bibliotheek verdiende het: we lezen in het verslag over 1877:Zodra dit vertrek gereed was gekomen werd de bibliotheek overzichtelijk opgesteld en kon aan het samenstellen van een kaartcatalogus gewerkt worden, die in 1880 14.000 nummers bleek te omvatten.
Moeijelijk zal men ergens in ons land eene zoo kostbare en belangrijke bibliotheek eener gemeente kunnen aanwijzen; door gebrek aan ruimte is het onvermijdelijk geworden zelfs kostbare drukwerken op den grond te moeten opstapelen, ten prooi aan stof en vuil
Een van de belangrijkste aanwinsten waarmee het archief in deze tijd verrijkt werd was het omvangrijke archief van de voormalige Weeskamer over de jaren 1560-1830, dat gedurende 20 jaar in Den Haag berust had en waarvoor nog een plaats gevonden kon worden in het 6de lokaal.
De ingang van het Burger Weeshuis
1906
De Goudsewagenstraat
Boven deze kroonlijst waren in de as der pilasters fraaie gebeeldhouwde levensgroote figuren aangebracht, voorstellende een weesjongen en een weesmeisje, die een groote draperie in den vorm van een wapenmantel ophielden, waarop een toepasselijk dichterlijk opschrift voorkwam van Jakob Kortebrant, den bekenden 18en eeuwschen dichter en geschiedschrijver van Rotterdam. Dit opschrift luidde:
D'Opvoeding, wakkre Vlijt, beknopte Zuinigheid,
Lees- Schrijf- en Rekenkunst en 't noodig Huisbeleid,
Beschaven hier 't vernuft der arme Burgerweezen.
De Mededeelzaamheit verschaft hun onderstand.
De Godsvrucht wijst hun 't pad naar 't hemelsch Vaderland
Daar nimmer drukkend kruis of armoed is te vreezen.
Der Weezen Vader koom' dit heilzaam Werk te baat,
Dan houd het Weeshuis stand zoolang de Weereld staat.
Coolsingelziekenhuis
In 1885 daarentegen moest het archief aan het Algemeen Rijksarchief in den Haag het archief van de Vierschaar van Schieland afstaan; de opengevallen plaats werd echter terstond aangevuld met dat van de commissie van Administratie voor het Ziekenhuis aan de Coolsingel en, het jaar daarop, met dat van de Grondheerlijkheid Charlois over de jaren 1454-1881, terwijl van het Raadhuis het Secretariearchief van 1825-1851 naar het Museumgebouw werd overgebracht.
J.H. Scheffer
Eerste archivaris van Rotterdam
1858 - 1886
Het verslag over 1886 wijdt waarderende woorden aan de op 13 februari van dat jaar overleden archivaris-bibliothecaris Johannes Hendrikus Scheffer. Het was immers voornamelijk aan zijn toewijding te danken, dat het Rotterdamse archief, in zeer verwaarloosde toestand door hem aangetroffen, bij het beëindigen van zijn levenstaak de vergelijking met de best ingerichte archieven kon doorstaan.
Met onvermoeiden ijver heeft hij getracht daar te vereenigen, wat hij voor de geschiedenis van eenig belang achtte, en moge al de overledene zijne gebreken hebben gehad, de lof, dat hij ten aanzien van het Archief en de Boekerij groote verdiensten jegens de Gemeente heeft verworven, mag aan zijne nagedachtenis niet worden onthouden.
Gedurende de maandenlange ziekte, die aan zijn dood voorafging, was hij vervangen door zijn adjunct, de heer J. H. W. Unger, die op 24 Februari 1886 tot zijn opvolger werd benoemd; met ingang van gelijke datum werd tot adjunct-archivaris aangesteld de heer E. W. Moes.
1861 - 1904
Johan Hendrik Willem J.H.W. Unger
archivaris van Rotterdam
1883 - 1904
Johan Hendrik Willem Unger was een Hagenaar, na het vroegtijdig overlijden van zijn vader opgevoed bij zijn grootvader, die de betrekking bekleedde van zilverbewaarder bij Prins Frederik in het Paleis aan het Korte Voorhout.
Het was daar, te midden van de vele kunstschatten, dat Unger de eerste indrukken opdeed, die beslissend geweest zijn voor zijn latere ontwikkeling. Voor kunst en literatuur heeft hij altijd opengestaan en na zijn eindexamen H.B.S. wilde hij daarom letteren gaan studeren.
Het was toen, vóór het in werking treden van de wet van 28 April 1876, die het Hoger Onderwijs opnieuw regelde, nog mogelijk, door het afleggen van een admissie-examen met dispensatie voor de klassieke letteren tot de Universiteit te worden toegelaten.
Een langdurige ziekte stond de verwezelijking van dit plan echter in de weg en na zijn herstel was het afleggen van dit examen niet meer mogelijk. Toch liet hij zich als student inschrijven, om althans de acte middelbaar geschiedenis te behalen en volgde hij de colleges van de hoogleraren mr. R. Fruin en M. de Vries. Deze beide bezorgden hem, hoewel hij nauwelijks 22 jaar oud was en zijn studie nog niet had voltooid, in 1883 door hun van grote waardering getuigende referenties de betrekking van adjunct-archivaris bij het Rotterdamse archief.
De noodzakelijke kennis van het archiefwezen, waarmee hij tijdens zijn studie alleen zijdelings in aanraking was gekomen, moest hij zich toen nog eigen maken.
Dat de archiefcommissie ruim twee jaar later de nog geen 25 jarige jongeman tot opvolger van Scheffer aanbeval, wijst er wel op, dat hij zich inmiddels behoorlijk had ingewerkt; de wijze, waarop hij de overbrenging van het archief van de geannexeerde gemeente Delfshaven had geregeld zal bij het advies van de commissie ook wel een woord hebben meegesproken.
Bij proces-verbaal van 30 januari waren n.l. door het dagelijks bestuur van Rotterdam de Delfshavense archieven, berustende onder het voormalige Delfshavense gemeentebestuur, overgenomen. De eigendomsbewijzen waren overgebracht naar de Rotonde in het Stadhuis, terwijl de rest vooralsnog in het oude Raadhuis aan de Voorstraat bleef berusten onder toezicht van de vroegere Delfshavense archivaris, sedert 1886 commies ter Secretarie, C. M. van Heijzelendoorn, in afwachting van de in de benedenvertrekken van het voormalige Schielandshuis te nemen maatregelen, om dit omvangrijke archief onder te brengen.
Ongeveer gelijktijdig met het in functie treden van de nieuwe archivaris-bibliothecaris werd de werkkring van de commissie voor het Archief en de Bibliotheek bij verordening van 25 april opnieuw geregeld: ze was toen als volgt samengesteld: wethouder C. E. Viruly, voorzitter, en de heren Jhr. P. H. A. Martini Buys, J. Hudig en R. P. Thooft, leden.
In 1887 schonk de Schouwburg aan de Coolsingel het komplete archief over de jaren 1774 - 1887aan het Gemeentearchief inklusief een nog steeds unieke collektie affiches uit de jaren 1791 - 1887. Ongetwijfeld zal daar ook informatie bij geweest zijn over Jan Punt:
Citaat uit dit verhaal:Unger kreeg destijds wel eens het verwijt dat hij zich meer bezig hield met het ordenen van de bronnen in plaats van het inventariseren van het archief. Ook Hazewinkel kreeg wel eens zo'n verwijt, want ook Hazewinkel hield zich meer bezig met historisch onderzoek dan inventarisatie. Beide heren zijn we er nu dankbaar voor!
Links van het Comedie bruggetje was Schouwburg Tivoli, zoals te zien op de onderstaande foto :
Als we aan de kant van het stadhuis naar het Hofplein lopen, komen we eerst langs De Doelen en vervolgens langs Pschorr :
De eerste Schouwburg van Rotterdam was gevestigd aan de Glashaven. Aangezien toneel bij de Gereformeerde Stadsbestuurders niet zoo goed stond aangeschreven, werd het toneelgebouw omgezet in een kerk...., de oplossing natuurlijk.
Toneelgezelschappen traden erna op in zelf meegenomen tenten die buiten de ommuuurde stad werden opgesteld. Ook werd er gebruik gemaakt van besloten Societeiten. Zoo halverwege de 18e eeuw stelde het stadsbestuur zich wat toleranter op en konden er voorstellingen binnen de ommuurde stad worden gegeven.
Zoo rond 1766 werden in een loods aan de Boomgaardlaan bij de Binnenweg, verhuurd door stalhouder Leendert Erkelens, opera voorstellingen gegeven. Na de brand in de Amsterdamse Schouwburg in 1772 kwam de toneelspeler Jan Punt naar Erkelens toe om zijn loods te kunnen huren, want in Amsterdam was verder geen geschikte ruimte beschikbaar....
Punt stichte het genootschap Finis Coronat Opus en kreeg na verloop van tijd ruzie met Erkelens.
Finis Coronat Opus werd toen gekontracteerd door een aantal kooplieden met als doel het geven van voorstellingen voor besloten gezelschappen. Er werd een aandeelhoudersgezelschap opgericht met als doel het stichten van een Schouwburg aan de Coolsingel. Deze eerste houten Schouwburg werd in 1774 geopend, omdat het gebouw van hout was, konden er 's winters geen voorstellingen worden gegeven, het gebouw was uiteraard brandgevaarlijk. Jan Punt, de leider van Finis Coronat Opus, was ook kastelein van de Schouwburg.
De toneelspeler Jan Punt aan het werk in Rotterdam
Na een grote verbouwing in 1853 zou dit gebouw (de oude Groote Schouwburg t.o.v. het huidige stadhuis) blijven bestaan tot 1887. In 1887 werd de nieuwe Groote Schouwburg geopend aan de Aert van Nesstraat. Aan de Coolsingel bleef sindsdien de Tivoli Schouwburg gevestigd.
Tijdens de opening op woensdag 28 december 1774 werd het treurspel Maria van Bourgondië opgevoerd door o.m. Jan Punt
In 1778 werd het treurspel Melanie of de Rampzalige Kloosterdwang uitgevoerd
Zoo vlak voor de Franse Revolutie waren de rijkere leden van het aandeelhoudersgezelschap overtuigde patriotten. Zoo ook het stadsbestuur. Toen dan ook de Franse ambassadeur een verklaring bij de Staten-Generaal had ingediend ten gunste van de patriotten, werd de gezant feestelijk onthaald in de Schouwburg
Afbeelding der Plechtige Inhaalinge van zijne Exelentie Den Heere de Marquis de Vérac
als Ambassadeur van zijne Allerchristelijkste Majesteit Lodewijk den 16. Koning van Vrankrijk enz.
in den Schouwburg te Rotterdam op den 24 April des Jaars 1786
De volgende prent van de Schouwburg stamt uit 1863 en toen werd daarbij, samengevat, het volgende verhaal verteld :
Bij de stichting van de Schouwburg in 1774 werd op het voorgordijn de volgende spreuk aangebracht :
De deugd zeer wel zijn meester loont
Maar nijd heel fel zijn voedster hoont
Later kwam er te staan :
Al wat de bijen hier uit keur van bloemen trekken
Zal Rotte en Maas tot nut, vermaak en leering trekken
en nog later :
Door ijver vruchtbaar
Maar terug naar 1893 toen de vloeren werden geopend om na te gaan waar die vochtige atmosfeer toch vandaan kwam of zoals het toen al genoemd werd een onderzoek naar de champignons in te stellen. De onaangename geur verdween toen de ventilatie onder de vloer en onder de kasten werd verbeterd. Om een lang verhaal kort te maken, ruimte gebrek en de manier van archiveren werden, net als in de tijd van Scheffer, weer een urgent probleem.
Er werden in 1896 plannen ontwikkeld voor de bouw van een nieuw Gemeentearchief Rotterdam waarbij met zeer vooruitziende blik ruimte werd gereserveerd tot minimaal 1950. De zaken werden groots aangepakt, niemand minder dan de Directeur van Gemeentewerken mocht zich ermee gaan bemoeien en Gerrit Jan de Jongh was altijd een man die van aanpakken hield.
Directeur der Gemeentewerken
Gerrit Jan de Jongh
Unger, de Jongh en architect D.B. Logemann gingen op bezoek in 's-Hertogenbosch, Arnhem, Leiden, Münster en Parijs en het in Münster toegepaste archiveringssysteem bleek het meest ideale: twee afzonderlijke, vrijstaande gebouwen, onderling door een gang verbonden en aldus geschiedde...
Gerrit Jan de Jongh kwam met het voorstel om ergens in de Coolpolder te gaan bouwen.
Citaat uit deze verhalen:Volgens de Jongh zou in de niet al te verre toekomst ook wel een nieuw stadhuis in de Coolpolder gebouwd kunnen worden, genoeg argumenten om definitief te kiezen voor de Coolpolder voor een nieuw te bouwen Gemeentearchief van Rotterdam. En weer was het de Jongh die voorstelde om het nieuw te bouwen Gemeentearchief van Rotterdam te bouwen op een stuk grond ter breedte van 28 meter aan de noordzijde van de Mathenesserlaan tussen de Claes de Vrieslaan en de Heemraadsweg (de Heemraadssingel moest toen nog gegraven worden...). Aan de achterzijde zou het gebouw uitkomen op de Robert Fruinstraat waar ruimte gereserveerd zou blijven voor een evt toekomstige uitbreiding van resp 3 km archiefruimte tot totaal 11 km archiefruimte.
Wanneer men nu -laten we aannemen in het jaar 1800- de stad verlaten had door de Binnenwegse poort, na zich een weg gebaand te hebben door de veekopers, die in de Magere Varkenssteeg (later Boymansstraat) met hun beesten op marktdagen het straatje onveilig maakten, en de vislucht opgesnoven te hebben die kwam aanwaaien van de Scheveningse vismarkt, die gehouden werd op het zuidelijk deel van de Coolvest, dan kon men zich opeens helemaal 'buiten' voelen.
Aan de overzijde van de singel strekte zich de smalle Binnenweg uit, waarvan het eerste deel tot aan de Tuinderslaan nog een vrijwel aaneensluitende, zij het onregelmatige bebouwing had, maar aan weerszijden daarvan, langs Cool- en Schiedamsesingel, zag het er landelijk uit!
Wat bleekveldjes met hun spoel- en washuizen en een paar molens: een specerijmolentje aan de noordzijde en de korenmolen 'De Lely' aan de zuidzijde van de Binnenweg.
Niet ten onrechte heette de blekerij op de hoek van die weg en de Schiedamschesingel Pas Buiten.
1750
De Binnenwegsche Poort met
Blekerij Pas Buiten
Aan de Binnenweg, op de hoek van de Zwartepaardenlaan, stond een houten loods, die door de pikeur Johan Hendrik Basters sinds 1781 als manege geëxploiteerd werd en aan de overkant, in de Nadorstlaan, had Francois Verdinat zijn fabriek van metalen knopen in een pand dat in het laatst van de Patriottentijd huisvesting verleend had aan de leden van de Oranjegezinde sociëteit 'Eendracht', die in de wandeling de 'Nadorsters' heetten.
1787
Overwinningsroes van wat Prinsgezinden
leden van Sociëteit De Eendragt (inderdaad van de Eendrachtsweg) in een Herberg aan de Nadorstlaan
dus de geschiedenis ingegaan als de Nadorsten, want zij hielden daar wel vaker bijeenkomsten, maar dit was natuurlijk wel een hele mooie aanleiding...
de linkse man in het rood, zilversmid Cornelis Brouwer, wordt gehuldigd als commandant van Rotterdam
rechts aan de muur het stadswapen van Rotterdam
LINK
In een brochure uit 1838 kunnen we lezen:Deze opmerking is niet overdreven , want de bevolking was van 1795 tot 1840 met 25.000 of bijna 50 % toegenomen en dit kon maar voor een gedeelte binnen de oude stadsdriehoek worden opgenomen, door grote panden voor deelbewoning in te richten. De rest moest een onderkomen zien te vinden in het lanengebied van Cool en Rubroek.
Het is sedert vele jaren erkend, dat de oppervlakte der stad Rotterdam in geen verhouding staat tot de bevolking, de stad is dientengevolge digt gebouwd.
Evenals de koopmansgoederen in een pakhuis zoo stapelt men de woningen veelal in tuinlanen, op voormalige lust- en theetuinen op elkander, zonder op iets anders bedacht te zijn, dan om in de minste ruimte de meeste menschen te kunnen plaatsen
Het volbouwen van de polderstad is rond 1840 al begonnen, maar het zal nog veel erger worden!
De vele tuinen en blekerijen zullen moeten verdwijnen en van het landelijk karakter dat tot 1840 nog duidelijk overheerst, zal geen spoor meer overblijven.
Achteraf mogen we Gerrit Jan de Jongh dankbaar zijn voor zijn advies om het nieuwe Gemeentearchief van Rotterdam te bouwen in de Coolpolder, gelet op wat er gebeurde met de binnenstad van Rotterdam op 14 mei 1940.....
Op 5 april 1898 vond de aanbesteding plaats, de laagste inschrijver, J.J. Gort, mocht het werk uitvoeren voor Dfl 114.262,=.
Niet ten onrechte kon de Archiefcommissie in haar verslag over 1900 schrijven:
Het jaar 1900 zal in de geschiedenis onzer gemeente, voor zoover het betreft het beheer van het gemeentearchief, een hoogst belangrijke plaats innemen.
Op 5 juni werd in tegenwoordigheid van Burgemeester en Wethouders, van leden van de Gemeenteraad, van de directeur van Gemeentewerken en van de architect, de heer Logemann, het nieuwe archiefgebouw in gebruik gesteld.
In de schepping van Logemann prezen bevoegde beoordelaars een zeker cachet van voornaamheid.
Het Gemeentearchief van Rotterdam
Mathenesserlaan
De gevel was opgetrokken uit rode siersteen met Oberkirchner zandsteen, rustende op een hardstenen borstwering. Hier en daar waren symbolische versieringen aangebracht, b.v. op de sluitstukken der boogramen van de begane grond en in de vier pilasterkapitelen.
Geroemd werd de doelmatige indeling van het gebouw. De garderobe en de bodenkamer aan weerszijden van de voorvestibule, de binderij en de commissiekamer met haar eikenhouten lambrizering, vormden, met de van dit complex door een ijzeren branddeur gescheiden conciergewoning, de benedenverdieping. In de vestibule was een marmeren gedenkplaat aangebracht. De vloeren van vestibules en portalen waren van Italiaans marmermozaiek. Een brede marmeren trap, met een smeed-ijzeren van koperen dekstukken voorziene leuning, voerde naar de eerste en tweede verdiepingen.
In het trappenhuis trokken vier glas in lood ramen van de Belgische glazenier L. de Contini de aandacht: ze stelden symbolische, door bloemmotieven omrankte vrouwenfiguren voor, die Rotterdam, Handel, Scheepvaart en Kunsten en Wetenschappen verzinnebeeldden.
Op de eerste etage waren de leeszaal voor het publiek en de kamers voor de archivaris en de adjunct-archivaris, alle betimmerd met een eikenhouten lambrizering en voorzien van kasten met schuifdeuren en parketvloeren.
De bovenverdieping bevatte een werkkamer van de binder, speciaal ingericht voor het herstellen en opzetten van kaarten en tekeningen, een berglokaal voor doubletten, een fotografisch atelier en een donkere kamer.
Bij de bouw van het dépot was het toentertijd overal toegepaste type gevolgd, met ijzeren tralieroosters tussen de verdiepingen, maar met een ijzeren trap in het midden, dus geen smalle wenteltrap in een der hoeken, zoals elders. Houten kasten met verstelbare houten planken waren op afstanden van 1.25 m geplaatst.
Het enige gedeelte van het dépot, dat niet uitsluitend op utiliteit was afgestemd, was de charterkamer, een ruim vertrek van 12.50 m lang, 5.60 m breed en 5 m hoog met eiken betimmering, bestemd voor de berging van de charters en de prentverzameling en berekend op een capaciteit van 160 portefeuilledozen van gewoon- en 40 van buitengewoon formaat.
Het midden van dit vertrek werd ingenomen door vitrinekasten voor expositie van merkwaardige archiefstukken, zegels of prenten. Onder het magazijn en gedeeltelijk ook onder het voorgebouw waren luchtkelders aangebracht ten behoeve van de ventilatie.
Voor de verwarming van het dépot was er een centrale stoomverwarming, waarvan de stookgelegenheid in het sous-terrain van het administratiegebouw was geplaatst; de dienstvertrekken werden door gashaarden verwarmd en door gaskronen verlicht; ook in de vestibules en gangen was gasverlichting.
Voor het magazijn was dit natuurlijk te gevaarlijk: hier ontbrak alle kunstverlichting, zodat de ambtenaren er 's winters uiterlijk om half vier in de middag hun werk moesten staken.
Maar afgezien van dit destijds nog volstrekt niet als zodanig besefte inconvenient mag men toch zeggen, dat Rotterdam zich weer eens aan de spits geplaatst had van de archiefzorg in Nederland.
De opberging van de archiefstukken was voorbeeldig te noemen, in het magazijn heerste steeds een gelijkmatige temperatuur en aan de straatzijde had het gebouw onmiskenbaar een zekere allure. Het Rotterdamsch Nieuwsblad noemde heteen mooi en merkwaardig gebouw,
een sieraad voor Rotterdam, dat in ons land niet geëvenaard wordt.
1878 - 1927
Gebouw Rotterdamsch Nieuwsblad
Zuidblaak / Beursplein
Het Rotterdamsch Nieuwsblad begon in een eigen pand aan de Zuidblaak, dichtbij de Beurs. Op 3 april 1878 verscheen het eerste nummer. Op de krant stond 4 april, maar dat was toen de gewoonte, de krant werd 1 dag vooruit gedateerd. Aan het eind van de maand was de oplage 5700 stuks, waaronder 3500 abonnementen. Per kwartaal dfl 1.95...
Bij een belangrijke voetbalwedstrijd werd het verloop van de wedstrijd op een bord met een aanwijsstok bijgehouden, iedereen wist dan waar de bal was, zoo ongeveer. De belangstelling op straat was meestal zoo groot dat het tramverkeer over het Beursplein moest worden gestaakt of omgeleid.
Bijna een halve eeuw heeft het Rotterdamsch Nieuwsblad aan de Zuidblaak gezeten. De vestiging - in 1904 al eens uitgebreid met de aankoop van het Hotel de l'Europe - werd echter te klein en moest in oktober 1927 worden gesloten. De krant verhuisde naar een aanzienlijk groter pand: op de hoek Schiekade / Slagveld, naar het voormalige gebouwencomplex van *De Vereeniging'.
Grand Hotel Cafe Restaurant De Vereeniging
vanaf hier vertrok een paardentram naar Overschie en een andere naar Hillegersberg
ook werden hier de kaartjes verkocht voor het Delftsbootje, zie het bord
een reiskoets vertrekt ook net
1927 - 1940
Gebouw Rotterdamsch Nieuwsblad
Schiekade / SlagveldOver het Slagveld hebben we ook een apart verhaal, LINK
In zijn toespraak bij gelegenheid van de opening verzuimde Burgemeester s'Jacob niet, er de aandacht op te vestigen, dat Rotterdam de eerste gemeente in ons land was, die uit eigen middelen een archiefgebouw gesticht had, dat aan alle eisen voldeed, die toen aan dergelijke inrichtingen gesteld werden.
Het was een aan het voorgeslacht verschuldigde daad van piëteit, de archieven zo goed mogelijk te conserveren en bewaren.
Want daar aan had nog veel ontbroken: was niet de commissaris der Koningin bij een recent bezoek aan de onderaardse spelonken van het oude Schielandshuis door de daar heersende duisternis bijna gestruikeld?
Citaat uit dit verhaal en dit verhaal:
Aad heeft op zijn eigen (!) website ooit een unieke pagina samengesteld met portretten en biografieën van alle Gouverneurs-Generaal van Nederlands-Indië, met als boegbeeld de onderstaande baard: (nieuwsgierig ? Klik dan maar gauw even op deze link)
![]()
1881-1884 : Gouverneur Generaal van Nederlands-Indië Vader Frederik s'Jacob
In dat boek van Aline de zoon van deze man, ooit burgemeester geweest van Rotterdam :
Zoonlief s'Jacob, burgemeester van Rotterdam van 1893-1906
Nou die twee lijken toch sprekend, hè ?
Uit dezelfde tijd als zoonlief stamt ook deze wat bekendere man met baard, je komt hem tegen in meerdere boeken over Rotterdam:
Kolonel Blankenheim, Commandant der Schutterij
Dat is niemand minder dan kolonel Blankenheym.........
Kolonel Blankenheym, was het opperhoofd van de roemruchte schutterij. En welk een opperhoofd! Het penseel van een schilder waardig.
Ge hadt hem door Rotterdam moeten zien rijden aan het hoofd van zijn legerscharen. Wie voelde zich niet veilig onder des schutters hoede ?
Tallooze, waarlijk tallooze malen heb ik met mijn kameraden achter of naast kolonel Blankenheym geloopen als hij, stapvoets, naar het Schuttersveld op Crooswijk reed, of, zijn mannen aanvoerende, door de stad.
Dat waren oogenblikken, die je nooit vergeet. Wat wisten we in die dagen van pacifisme en ontwapening ? Het waren onze eigen schutters, de mannetjesputters van Rotterdam.....
En dan natuurlijk ook een stukje tekst samen met zoonlief de burgemeester:
De schutterij was eerst in haar vollen fleur bij de parades.
Extra opgepoetst en gevolgd door een talrijke schare toog zij dan naar den Heuvel of naar het Schuttersveld.
Dan stonden er twee indrukwekkende baarden naast elkaar en namen de parade af : die van Burgemeester 's Jacob en die van kolonel Blankenheym. De baard van den Burgemeester was de gast, maar die van den kolonel was de chef en deinde trots op en neer met den dreunenden tred der passeerende schutters
Bij het aftreden van s' Jacob in 1906, bood de burgerij hem een cadeau aan, 's Jacob nam de juiste beslissing om dit geld te gebruiken voor de oprichting van een monument ter ere van Pieter Caland.
Het monument werd opgericht op de huidige Coolsingel, vlak voor Rotterdams trots op dat moment, de Passage, waarover we ook al een apart verhaal hebben, klik maar even op deze link. Het plein voor de Passage met het monument werd al snel het Calandplein genoemd, ook over dit plein kun je iets lezen in de dezelfde link.
Waar is het monument gebleven ?
Vlak voor WOII vond men dat het daar niet meer paste, na de modernisering van de Coolsingel, waar men toen net aan begonnen was. Het werd verplaatst naar de Veerkade, waar het nog steeds staat, wel een beetje vergeten....
het Caland monument aan de Veerkade
Reeds in 1902 was 2/3 van het archief al gevuld, want Unger lukte het ook om allerlei particuliere archieven in bewaring te krijgen, zoals van het Heilige Geesthuis en van de steenhouwerij en tegelbakkerij Van Traa.
Na het overlijden van Unger schreef Mr. Seerp Gratama in het Nederlandsch Archievenblad:
Unger mag met recht trots wezen op zijn depot en de gemeente Rotterdam kan er zich zonder tegenspraak op beroemen, dat zij de mooiste en de beste bergplaats voor haar archieven hier te lande bezit, die zeker met succes de vergelijking met de meeste in het buitenland kan doorstaan
In WOI moest in 1917 door een tekort aan brandstoffen de verwarming van het depot worden uitgeschakeld, deze situatie, een onverwarmd depot, heeft geduurd tot 1920. In 1919 brak paniek uit toen bleek dat tijdens een koude winterdag de brandleiding in het depot bevroren was, het afsluitstuk was er reeds afgesprongen.
Door sluiting van de hoofdkraan en voorzichtig ontdooien van de bevroren hoofdleiding werd een historische ramp voor Rotterdam voorkomen.
Wiersum had er geen vertrouwen in dat er niets zou gebeuren als er electrisch licht zou worden aangelegd in het depot en dus moesten de ambtenaren in het schemerdonker hun weg zien te vinden in het depot. Hazewinkel lukte het pas in 1938 om het depot electrisch te laten verlichten. De aanleg kwam op de begroting voor een bedrag van dfl 2.225,=.
Een andere innovatie ingevoerd ten tijde van Hazewinkel waren de schrijfmachines, tot die tijd werd alles handgeschreven.
Hazewinkel liet ook in het jaarverslag van 1938 weten dat er langzamerhand een onhoudbare situatie aan het ontstaan was, er moest dringend een depot worden bijgebouwd, zoals ooit ook al aanbevolen door Wiersum.
Vlak voor WOII werden her en der stalen rolluiken en stalen deuren aangebracht. Sommige ramen werden simpelweg dichtgemetseld. Allemaal maatregelen om schade veroorzaakt door bijv. een bombardement zo laag mogelijk te houden.
Om dezelfde reden werden op het dak tegels van schokbeton gelegd en werden de belangrijkste archiefstukken ondergebracht in de kelder.
Vanaf 1937 werden een aantal werklozen in het kader van een werkverschaffingsprojekt ingezet voor het indiceren van archiefstukken. Later werden jonge werkloze kunstenaars ook van werk voorzien door opdrachten te plaatsen voor de aanmaak van topografische tekeningen en aquarellen t.b.v. een atlas. Hazewinkel schreef jaren later dat deze vorm van werkverschaffing zeer geslaagd was geweest.
Tijdens WOII bleef het Gemeentearchief tamelijk ongeschonden, de bommen van 14 Mei 1940 kwamen niet in de Coolpolder terecht. Wel kreeg veel later de op 30 meter afstand gelegen St. Elisabethkerk op een avond een voltreffer, met als gevolg dat gelukkig slechts een paar ruiten van het Gemeentearchief eraan gingen.
Citaat uit ons verhaal
Wat gebeurde er in Rotterdam voor, in en na Mei 1940
In ieder jaarboekje wordt ook meestal een overzicht gegeven van de activiteiten van het Gemeentearchief Rotterdam, deze over het jaar 1940, is natuurlijk heel bijzonder, vooral als je het tussen de regels leest:
De schokkende gebeurtenissen, die in het afgeloopen jaar in deze zwaar getroffen stad niets en niemand onberoerd hebben gelaten, deden zich bij het beheer van de gemeentelijke archiefverzamelingen op tweeërlei wijze gevoelen.
In de eerste plaats hebben zij plotseling aan den prentenatlas een groote bekendheid gegeven. Kostte het voordien vaak moeite om buiten den kring van trouwe archiefbezoekers medewerking en belangstelling op te wekken, thans heeft menigeen den weg naar de verzamelingen gevonden en een reproductie doen vervaardigen van een hem ter harte gaand verwoest stadsbeeld of pand.
Het contact met zoovelen, die naar afbeeldingen van verdwenen gebouwen zochten, is voor de collectie zelf vruchtbaar geweest.
Verschillende aanwijzingen brachten den beheerder op het spoor van negatieven of foto's, die konden worden afgedrukt of gereproduceerd. De lacunes, die de fotocollectie ondanks de enorme uitbreiding van de laatste jaren nog vertoonde en die juist bij een zoo intense belangstelling, als waarin zij zich de laatste maanden mocht verheugen, aan den dag traden, konden zoodoende soms nog worden aangevuld.
Afgezien van de gevallen, waarin een enkele foto werd verkregen, kwam het archief door schenking en aankoop in het bezit van series foto's van gebouwen met architectonische waarde van Mevr. Meintema-Visser, C. Hoogendijk en E. Miedema. Het Comité tot behoud van Rotterdam's oude havens stond bovendien de collectie groote foto's af, die voor zijn tentoonstelling waren gemaakt.
In de tweede plaats heeft dit jaar een aantal kunstenaars ten behoeve van de archief verzamelingen gewerkt. Deze vorm van werkverschaffing dateerde reeds van vóór de Meidagen, maar geschiedde toen op zeer bescheiden schaal. Aan deze vooroorlogsche tewerkstelling dankt het archief o.a. eenige aquarellen van E. van Zanden: gezichten op de Boompjes en het Willemsplein en interieurs van het Societeitsgebouw in de Diergaarde en van het Leeskabinet.
Na den 14den Mei nam het aantal kunstenaars, dat voor de gemeente mocht werken, snel toe. Wel is het te betreuren, dat het archief eerst de beschikking kreeg over zoovele en dikwijls uitstekende krachten, toen er juist in dat gedeelte van de stad, waar zij stellig in de eerste plaats hun objecten zouden hebben gezocht, weinig of niets meer te teekenen viel. Maar zij hebben zich hierdoor niet laten ontmoedigen. Sommigen vonden onderwerpen langs den rand van het verwoeste gebied, in de nieuwere stadsgedeelten of in Delfshaven, anderen legden de bedrijvigheid vast van de tunnelwerken of den noodwinkelbouw, of zochten het in de landelijke omgeving van de stad, in Kralingen, Charlois, Pernis en in de randgemeenten, die waarschijnlijk binnenkort met Rotterdam vereenigd zullen worden.
Zoo werkten voor het archief Jan Bezemer, Jaap Visser, A. Schotel, L. M. Molendijk, N. F. Witbaard, W. L. F. van de Ven, E. van Zanden, H. Spetter, A. M. van Roode, M. D. van Willigen, Th. Everse, Jan Buys, J. A. Goedhart, C. G. van Leeuwen en H. I. Baas.
Een bespreking van dit werk, zelfs een korte opsomming, zou de grenzen van dit verslag verre overschrijden; men bedenke, dat er reeds meer dan driehonderd teekeningen zijn ingeleverd. Het leidt geen twijfel, of de wijze, waarop thans gemeente en kunstenaars samenwerken om het stadsbeeld voor latere geslachten vast te leggen, zal in de toekomst hoogelijk worden gewaardeerd.
In aansluiting bij dit moderne werk werden van Leo K. Zeldenrust eenige penteekeningen aangekocht, vervaardigd langs den rand van de stad, van E. A. R. Hermans eenige aquarellen van de oude binnenstad: het Van Hogendorpsplein vóór den flatbouw, pakhuizen aan den Schiedamschen dijk en aan de Hoogstraat en de pastorie van de Oud-Kath. gemeente aan den Oppert en uit de nalatenschap van Jan Sirks eenige etsen: de Delftschevaart, het Steiger, Wolfshoek, de Nieuwe Leuvebrug, de St. Laurenstoren en de Kolk met de Groote Kerk op den achtergrond. Het zelfde bekende stadsbeeld heeft M. J. Richters geëtst; ook deze ets bevindt zich thans, benevens eenig ander werk van zijn hand, in onze verzameling.
Van de St. Laurenskerk verwierf het archief verder nog etsen van A. Derksen van Angeren en Dick de Wilde en een teekening van Jan Visser.
De rubriek "kerken" werd tenslotte nog gecompleteerd met een gekleurde krijtteekening van W. J. Lengkeek, voorstellend het interieur van de Geref. Kerk in de Ammanstraat en met een interieur en een exterieur van de kerk in de Hovenierstraat, etsen van C. P. Snijders.
Van Snijders, Van Munster, Van Kerkhoff, M. Janssen, G. C. Haverkamp en J. F. v. d. Schip verwierf het archief door aankoop eenige geëtste stadsgezichten, van J. E. Roodenburg een fraaie kleurets, de Roobrug met omgeving en van Aart Bijl een ets, voorstellend de Achterhaven met de molen "de Distelleerketel". Van G. Pauly werden enkele penteekeningen aangekocht, van J. W. Prins eenige contéteekeningen. J. H. van Mastenbroek schonk een aantal litho's van de oude havens, afdrukken in verschillende stadia. Dit werk was al van wat ouder datum, evenals het panorama van G. Hoppen, dat werd aangekocht.
De gelegenheid om een oude afbeelding van Rotterdam te verwerven heeft zich in het afgelopen jaar bijna niet voorgedaan. Mochten de aanwinsten dan al niet talrijk zijn, één kostbare gave heeft dat ruimschoots vergoed. Een trouw medewerker schonk het archief een buitengewoon mooie gekleurde teekening van J. Lexmond, een gezicht op Overschie met de Ned. Herv. Kerk c. 1800. Verder werd een kaart van het Goereesche gat van 1781 aangekocht. Van eenige zich elders bevindende, maar op Rotterdam betrekking hebbende kunstwerken, werden reproducties verworven, o.a. van een gezicht op de stad van W. van de Velde en een kerkinterieur van A. de Lorme.
De portrettenverzameling werd wederom aangevuld met een aantal foto's van bekende Rotterdammers, die daartoe werden aangeschreven. Bovendien ontving het archief ten geschenke een gegraveerd portret van den waterbouwkundige Cornelis Redelijkheid en reproducties van familieportretten van de geslachten Van Hogendorp / Ketting en Chabot. Aangekocht werd nog een portret van een bekend Rotterdamsch straattype "EEN CENTJE, EEN DUIKELAAR"? geteekend door H. de Hoog.
Op 29 November 1944 werd het gebouw van de SD op de hoek Mathenesserlaan / Heemraadssingel gebombardeerd, waarbij ook enkele huizen aan de achterkant van het Gemeentearchief, de Robert Fruinstraat, werden geraakt. Ondanks grote materiele schade bleef wonder boven wonder de inventaris van het Gemeentearchief ongedeerd.
Je mag het eigenlijk niet zeggen, maar t.g.v. dit bombardement ontstond aan de achterkant van het Gemeentearchief een ideaal leeg bouwterrein....
Tijdens WOII werd het Gemeentearchief (niet alleen die van Rotterdam) overspoeld met vragen naar bewijzen voor arische afstamming....vooral de jaren 1942 en 1943 behoorde dit tot een van de hoofdtaken van het Gemeentearchief personeel.
Uit veiligheidsoverwegingen werden in 1941 een aantal Burgelijke Stand archieven overgebracht naar een kluis in de kelder van het Stadhuis om uiteindelijk in februari 1944 op hoog bevel te worden overgebracht naar Kasteel De Cannenburgh bij Vaassen. Het grootste deel van het notarieel archief werd overgebracht naar een bunker in de duinen bij Heemskerk die al in 1938 / 1939 was aangelegd. Ook naar de duinen verdwenen 55 mappen met topografische prenten en tekeningen.
Op 24 April 1942 werd de eerste paal geslagen voor de uitbreiding van het depot op het nu lege bouwterrein aan de achterkant van het Gemeentearchief. Pas na de oorlog werd met de bouw begonnen, op 15 November 1948 werd het nieuwe depot geopend met de tentoonstelling Rotterdam voor 150 jaar.
Hazewinkel wist tijdens WOII via via geregeld de hand te leggen op officiele Duitse bekendmakingen, affiches en raambiljetten. Duidelijk geinspireerd door zijn voorganger Unger die ooit was begonnen met het verzamelen van, laten we maar zeggen, Rotterdamse affiches etc. Tijdens WOII werd deze Unger verzameling ongesorteerd, onder een dikke stoflaag in een zolderkast van het Gemeentearchief weer ontdekt...
Dankzij deze basis gelegd door Unger en Hazewinkel bevindt zich nu in het Gemeentearchief van Rotterdam een van de grootste affiches verzameling van Nederland, nu uitgegroeid tot een collektie van meer dan 50.000 stuks!
Tijdens WOII lukte het ook nog om de in de 18e eeuw aangelegde genealogische en heraldische verzameling van de Rotterdamse Notaris Hartman de Custer (1687 - 1760) te verwerven. Van de tekenaar Jan Daniel Bisschop werd, opgeborgen in een 18e eeuwse kast, 40 in perkament en leer gebonden delen met gekleurde wapens van allerlei ooit belangrijke Rotterdamse families overgenomen.
In 1941 werd ook de, in de net opgeheven gemeente Hillegersberg bewaarde prentenverzameling van de Vereniging "Hillegersberg en Rotterban", overgenomen. Ook een groot aantal originele tekeningen van Johan Briedé werden nog verworven:
Slot citaat en prenten uit dit verhaal:
In 1915 verscheen een boek van Archivaris Wiersum waarin hij, aan de hand van tekeningen van Briedé, een uitvoerige historische toelichting gaf op wat er in Rotterdam nog over was, op dat moment, dus in 1915, aan 17e eeuwse huizen.
Een (nu verdwenen) gevelsteen uit de 17e eeuw, geschetst in 1914
siet voor u opdat gy niet en struikelt
Boompjes 16
Jonkvrouwe Aletta de Mey verkocht 27 Februari 1751 een erf met den opstal pro rato van den grond gerekend voor 3700 gulden aan den timmerman Maximiliaan van den Berg, die het 20 April d. a. v. met eenige winst overdeed aan Johan Frederik Hoffman koopman. Deze zal daarop het nieuwe huis hebben laten bouwen, dat tot 1870 door de familie is bewoond geworden. Ook Johan Frederik Hoffman, die van 1845-1866 burgemeester van Rotterdam is geweest, heeft er in gewoond.
Boompjes 40.
Het erf van dit huis werd 12 Mei 1649 door den koopman Pieter Mesdach gekocht van den burgemeester Paulus Verschueren voor 4500 gulden. Hij liet er toen een huis op bouwen. Zijn erfgenamen verkoopen het perceel 4 Mei 1685 met de goudleeren behangsels en meubilaire goederen voor de som van 14000 gulden. Later komt het bij erfscheiding aan Jacob Riemersma. Waarschijnlijk heeft deze of zijn zoon Nicolaas het nieuwe huis laten bouwen. Als de curatoren van Nicolaas Riemersma het den 21 sten Mei 1794 voor 40000 gulden aan Barthold Suermondt verkoopen, wordt het omschreven als huis, tuin, koepel of salon en erve, strekkende vóór van de straat tot achter in de Scheepmakershaven.
Tweeleeuwensteeg 5.
Deze gevelsteen is een overblijfsel van de brouwerij "De Twee Witte Klimmende Leeuwen" aan de oostzijde van de Leuvehaven, die in 1621 werd opgericht door Jacob Jacobsz. van Couwenhoven. Deze was in dat jaar eigenaar geworden van drie aaneengesloten erven aan deze steeg en had door aantrekking der eigendommen van zijn zwager Dammas Jansz. Pesser het terrein verkregen, waarop de brouwerij met mouterij kon worden gesticht. Door latere aankoopen werd het terrein belangrijk uitgebreid.
In het midden van de 17de eeuw was deze brouwerij volgens het Loflied op de Rotterdamsche brouwerijen de grootste van alle:
Glimmende Leeuwen Twee
Die steken 't hooft omhoogh
D'eerste plaets hem toecompt.
Voor een toelichting bij de onderstaande prenten klik dan HIER
........1695.........
In 1998 vond de verhuizing plaats van het Gemeentearchief van Rotterdam van de Mathenesserlaan naar de Hofdijk, naar het gebouw van de voormalige Rijks Automobiel Centrale. Het gebouw, een ontwerp van architect Maaskant, kreeg van het Ministerie van Economische Zaken de Nationale Voorbeeldstatus. Waarom?
Bij de verbouwing is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van milieuvriendelijke materialen en methoden. Zo bevindt zich in de bodem een koude- en warmte-opslag, wordt zonne-energie toegepast en worden de toiletten doorgespoeld met (gelukkig) gefilterd regenwater.
Wat heeft het Gemeentearchief van Rotterdam allemaal? Te veel om allemaal op te noemen en dus:
maak gebruik van deze link:
Klik HIER voor het overzicht van archieven van het Gemeentearchief Rotterdam
Enkele voorbeelden: naast doop-, trouw- en begraafboeken worden ook de archieven van de Gemeenten Albrandswaard, Bleiswijk, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Capelle en Ridderkerk beheerd.
Heel uniek is ook het geluidsarchief en natuurlijk het onovertroffen beeldarchief.
En dan natuurlijk de in Rotterdam verschenen kranten vanaf 1711, maar ook allerlei tijdschriften, adresboeken etc etc.
En natuurlijk niet te vergeten, in het Gemeentearchief van Rotterdam bevindt zich een van de grootste affiches verzameling van Nederland, begonnen door Unger en nu uitgegroeid tot een collektie van meer dan 50.000 stuks!
Rotterdam mag terecht trots zijn op zo'n uniek Gemeentearchief
Tot slot nog wat praktische gegevens:
Gemeentearchief Rotterdam
Hofdijk 651
3032 CG Rotterdam
Gemeentearchief Rotterdam
Hofdijk 651
3032 CG Rotterdam
tel.: 010 - 267 5555
Openingstijden:
- Dinsdag t/m vrijdag 9:00 - 17:00 uur
Website: interactief !!!
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl
Email:info@gar.rotterdam.nl
We ontvingen de volgende reaktie van Klaas Zandberg, hoofd dienstverlening Historisch Centrum Leeuwarden:
Via google stuitte ik bij toeval op uw interessante site. De kreet Rotterdam oudste gemeentearchief van Nederland viel mij bijzonder op. Dit op zich misschien niet wereldschokkende feit klopt beslist niet. Zoals de meeste archivarissen (van de oude stempel) wel weten is dat toch echt het gemeentearchief Leeuwarden.
Op deze reaktie van Klaas Zandberg werd gereageerd door Jantje Steenhuis, Gemeentearchivaris van het Gemeentearchief van Rotterdam:
Surfend op deze onvolprezen site, met een schat aan informatie over de geschiedenis van Rotterdam, trof ik bovenstaand bericht aan van Klaas Zandberg van het Historisch Centrum van Leeuwaarden.
Aangezien het Gemeentearchief Rotterdam in 2007 150 jaar bestaat, ben ik er even in gedoken: volgens een opgave in Archivum (1969), p. 67-68, een tijdschrift van de ICA (International Congres of Archives/Conseil International des Archives) is Rotterdam inderdaad niet het oudste gemeentearchief van Nederland maar Leeuwarden, dat is opgericht in 1838. De eer komt ons dus niet toe.......
In 2007 bestaat het Gemeentearchief van Rotterdam 150 jaar. Een bijzonder jaar dat het Gemeentearchief van Rotterdam o.l.v. directeur Jantje Steenhuis graag wil vieren met alle Rotterdammers.
In het voortreffelijke blad Ons Rotterdam verscheen over het jubileum van het Gemeentarchief het volgende artikeltje. Uiteraard zullen we nog wel meer informatie over dit komende jubileum gaan toevoegen, zodra we dit ontvangen hebben:
www.onsrotterdam.nl
Jaargang 28, (3), 2006
In 2007 viert het Gemeentearchief Rotterdam haar 150-jarig bestaan. Een bijzondere aangelegenheid, die we een jaar lang willen vieren met tal van activiteiten voor alle Rotterdammers. Op dit moment zijn we druk bezig met de voorbereidingen voor dit feestelijke jaar.
We willen hierbij zoveel mogelijk Rotterdammers, organisaties en onderwijsinstellingen in de stad betrekken, zodat we alle jubileumactiviteiten met zoveel mogelijk mensen kunnen vieren:
'In anderhalve eeuw is er veel veranderd op archiefgebied', zegt Steenhuis. 'Denk bijvoorbeeld aan de opvattingen over archieven en publieksbereik. Een goed voorbeeld hiervan is terug te lezen in verordening die in de raadsvergadering van 22 oktober 1857 werd vastgesteld. In dat officiële besluit dat het begin van het Gemeentearchief Rotterdam markeert, stond te lezen dat het archief van de gemeente bewaard en in orde gehouden moest worden onder toezicht van een raadscommissie met een secretaris".
'Over het ontvangen van publiek en het stimuleren van het gebruik van de archieven en verzamelingen werd toen nog niet nagedacht', zegt Steenhuis. 'Voor die tijd al helemaal niet trouwens. Toen werden de documenten van het stadsbestuur wel bewaard, maar dat gebeurde naar het inzicht van hun klerken. Regels waren niet voorhanden'.
'Gelukkig is dit vandaag de dag bij wet geregeld. Het Gemeentearchief bezit daardoor een schat aan bijzondere objecten en daar zijn wij zuinig op. Er gaat daarom veel aandacht uit naar de conservering en restauratie van ons bijna zeventien strekkende kilometer archief, een omvangrijke en waardevolle collectie.
'Het meest bijzondere object dat wij in huis hebben? Dat is het stadsrecht, verleend door Graaf Willem de IV in 1340. In mijn ogen het meest bijzondere stuk, omdat het de juridische basis vormt van de stad Rotterdam. Een uniek exemplaar van bijna 7 eeuwen oud'.
Het Privilege van de Stad Rotterdam
AD 7 Juni 1340
LINK
'We bewaren, ordenen en beschrijven het materiaal dat binnenkomt, zodat Rotterdammers en hun nakomelingen er iets aan hebben. Bewaren is één ding, maar daarnaast is het belangrijk om onze topografisch historische collectie met miljoenen affiches, kaarten, tekeningen en prenten, en omvangrijke geluids-, film- en fotoarchieven open te stellen voor een zo breed mogelijk publiek'.
'En natuurlijk niet te vergeten ons stamboomonderzoek. Het toegankelijk maken van dit materiaal op onze website
Website: interactief !!!
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl
Email:info@gar.rotterdam.nl
is daar een belangrijk onderdeel van. Door de digitale ontsluiting kunnen niet alleen bewoners van onze stad, maar geinteresseerden uit de hele wereld bijvoorbeeld foto's van Rotterdam bekijken en onderzoek doen naar hun Rotterdamse voorouders'.
In het jubileumjaar zal het Gemeentearchief haar collectie het hele jaar op verrassende wijze presenteren. Zowel binnen als buiten de muren van het archief aan de Hofdijk.
Steenhuis: 'Dit betekent dat onze reguliere publicaties, tentoonstellingen, historische cafés en presentaties een feestelijk tintje krijgen, maar dat we daarnaast ook vernieuwende invalshoeken kiezen om ons materiaal te kunnen presenteren. En dat doen we niet alleen. Als Gemeentearchief Rotterdam staan wij midden in de stad en zorgen wij ervoor dat het verleden van Rotterdam toekomst heeft.
Een stad zonder geheugen is immers een stad zonder identiteit
In 2008 heeft het Gemeentearchief Rotterdam zelfs de honderdduizendste notariële akte op het internet gezet:
Bij het digitaal toegankelijk maken van de notariële akten heeft het Gemeentearchief Rotterdam onlangs een belangrijke mijlpaal bereikt: de publicatie van de honderdduizendste akte. De akten zijn voor iedereen raadpleegbaar op de website van het archief:
http://www.gemeentearchief.rotterdam.nl
Eén van de recent gepubliceerde records is een verkoopakte uit 1640 van een pand in de Nieuwe Kerkstraat dat bekend stond als het geboortehuis van de beroemde geleerde Desiderius Erasmus (1467 of 1469 – 1536). In de akte, opgemaakt door notaris Jacobus Delphius, staat:
Leendert Jansz, Henrick Aertsz Struys te Utrecht en Dirck Claesz Coogel verkopen ieder voor een derde part aan Andries Andriesz, een huis en erf aan de westzijde van de Nieuwe Kerckstraet waar Erasmus is geboren.(…) Koopsom 2000 gulden en zulks boven de belasting nog 1900 gulden.
Kroonprins
Of dit ook echt het geboortehuis van Erasmus is geweest, is overigens niet zeker. Betrouwbare bronnen over waar en wanneer Erasmus is geboren, ontbreken. Sommigen menen daarom dat Erasmus helemaal niet in Rotterdam ter wereld is gekomen, maar in Gouda.
Voor tijdgenoten van de geleerde was het echter een uitgemaakte zaak dat de Nieuwe Kerkstraat in Rotterdam zijn geboorteplek was. Al vrij snel na zijn dood werd het huis een internationale trekpleister. Een van de bezoekers was de Spaanse kroonprins Philips die Rotterdam in september 1549 bezocht.
Omgangsvormen
Behalve koopcontracten omvatten notariële akten testamenten, boedelinventarissen, verklaringen en schuldbekentenissen. Wat ze waardevol maakt is dat ze een schat aan gegevens bieden over de omgangsvormen en gebruiken van gewone mensen. Ze vormen daardoor een nuttige bron voor historici die onderzoek doen naar aspecten van het dagelijks leven in het verleden. Ook mensen die meer willen weten over hun familiegeschiedenis kunnen uit notariële akten veel informatie halen.
Half miljoen
De database Notariële Akten van het gemeentearchief bevat uittreksels van akten die door notarissen in de regio Rotterdam zijn opgemaakt tussen 1585 en 1811 en voor Ridderkerk zelfs tot en met 1915. Het gemeentearchief bezit ongeveer een half miljoen akten, waarvan er inmiddels dus honderdduizend via de website vindbaar zijn. Ruim 80% van die akten is afkomstig van Rotterdamse notarissen uit de periode 1585-1650. Elke maand komen nieuwe records beschikbaar.Op zoek naar een boek over Rotterdam?
Klik dan op deze link
Zoek je iets anders dan een boek over Rotterdam?
Kan ook:
Of helemaal iets anders? Mag ook:
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.netWilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|