Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Had Rotterdam één Kasteel of meerdere Kastelen en Kloosters

We gaan het in dit verhaal niet alleen hebben over de vraag of Rotterdam één Kasteel of meerdere Kastelen heeft gehad, maar we laten ook wat Middeleeuwse Kloosters en Stadsgezichten van Rotterdam zien. En dat alles natuurljk met een beschrijving, als we die hebben kunnen vinden, zoo niet dan komt het nog wel eens.

Net als in onze andere verhalen beginnen we eerst met wat (flinke) lappen tekst, maar is geschiedenis je hobby, dan houd je niet van samenvattingen en eindigen met foto's of was het in die andere verhalen nu net andersom.... :

Nieuwsgierig over welke verhalen we het nu hebben, klik dan maar eens
HIER, krijg je de hele lijst te zien en dan speciale aandacht voor o.m. ons Stadspoorten, Oude Kerken, Hofpoort, Schutterij, Schouwburg,..... verhalen !

We beginnen met een samenvatting, dan een verhaal geschreven in 1943 en tot slot nog iets over Kasteel Hillegersberg en Huis Mathenesse en dan natuurlijk heel veel prenten, in de tekst of erna.

Samenvatting

Rotterdam is in de middeleeuwen omgeven geweest door kastelen; 1426 was voor hen een rampjaar. Hoekse benden hielden toen zo huis op het platteland dat verscheidene kastelen het jaar niet hebben overleefd.

Van drie kastelen Honingen, IJsselmonde en Krooswijck zullen we al iets vertellen :

Het slot Honingen was een der slachtoffers van 1426 maar is naderhand herbouwd. In een ander rampjaar - 1572 - herhaalde zich de historie van 1426. De ruïne bleef nog een eeuw staan tussen de grachten, die nu nog als Grote Vijver en Kleine Vijver bekend staan. Toen de Franse troepen in 1672 in aantocht waren zijn de bouwvallen omvergehaald op last van de Rotterdamse stadsregering, die ervoor beducht was dat zij er zich in zouden nestelen.

IJsselmonde heeft ook achtereenvolgens verschillende kastelen gehad. Het derde kasteel is in 1550 gebouwd op last van de ambachtsheer Hendrik van Merode.

slotijsselmonde1647

1647

Het in 1550 door Hendrik de Merode gebouwde Slot IJsselmonde

Na de verkoop in 1664 liet de nieuwe eigenaar Adriaen Lampsins het door een vierde kasteel vervangen, dat hem meer zinde dan het afgebrokene. Na onenigheid met de gemeente IJsselmonde inzake de rechten op de Veerdam, heeft de laatste eigenaar, de heer C.J.A. Bichon. dat laatste kasteel in 1900 laten afbreken.

Het Huis te Krooswijck of Duifhuis lag daar waar de oorspronkelijke bedijking de Rotte kruiste. In de 16de eeuw was er van het oude bouwwerk niet veel meer over dan een ruïne.

huiskrooswijck1647

1647

Huis Krooswijck

huiskrooswijck1747

1747

Huis Krooswijck

Tegen het jaar 1600 moet er een nieuw huis gebouwd zijn, dat in 1634 eigendom werd van de brouwer Allard van der Duyn. Door hem werd het huis nog eens geheel "vernieuwt ende seer heerlijck vertimmert ende vergroot met schoone opgemetselde graften en schoone plantagiën". In 1828 werd de stad eigenares. Zij had het terrein nodig voor de stichting van een begraafplaats.
Hoe anders dan thans kon in de 18de eeuw gezegd worden: "Krooswijk is een vermakelijke buurt of gehucht van lusthoven, moestuinen en woonhuizen" . . .

Van de overige Rotterdamse kastelen, Weena, Bulgersteyn, Hillegersberg, Spangen, was in de 17e eeuw niets of bijna niets meer over.

1943 verhaal

Kloosters en gebouwen van het Middeleeuwsche Rotterdam.

Rond het langzaam maar zeker opkomende Rotterdam lag een aantal kasteelen, als getuigen van een verleden, dat de groeiende stad bezig was van zich af te schudden. Op den dag van heden zijn nog slechts de namen van enkele dier kasteelen in straat- of plaatsnamen bewaard gebleven. Weena, Honingen, Spangen, Bulgersteyn, het zijn woorden, elken Rotterdammer min of meer bekend, maar slechts betrekkelijk weinig Rotterdammers kennen de juiste beteekenis en de interessante geschiedenis, welke er aan verbonden is.

Laten we inmiddels eerst vaststellen, dat we eigenlijk niet zoo heel veel van deze kasteelen, of versterkte huizingen en de bewoners er van afweten. Maar er vallen toch vele Interessante dingen over te vertellen, hetgeen vooral te danken is aan de opgravingen, die gedurende de jaren 1940 en 1941 konden worden verricht. Daardoor zijn de kasteelen van Rotterdam ook weer meer binnen den gezichtskring der Rotterdammers gekomen. Te voren waren ze onwerkelijke schimmen uit een ver verleden.

Het kasteel, dat ten slotte de meeste bekendheid heeft verworven, is dat van Bulgersteyn. Het heeft tusschen de Korte Hoogstraat en den Coolsingel gestaan, dus in het hartje van de tegenwoordige stad. In de gloriedagen van Bulgersteyn bevonden zich daar echter landerijen en tuinen, omgeven door een deel van de vesten der stad. Bulgersteyn zelf stond op een soort eiland in een grooten vijver.

Over het z.g. Slot Bulgersteyn is heel wat geschreven. De onderzoekingen ter plaatse, waar zich de fundamenten bevonden, hebben intusschen uitgewezen, dat het hier eerder om een versterkte boerenhofstede ging dan om een slot. In het Gemeentearchief berust een oude prent, waarop Bulgersteyn staat afgebeeld als een tamelijk rank slot met drie groote torens met luchtige spitsen. Het is waarschijnlijk, dat de teekenaar zijn fantasie aan het werk heeft gezet. Dit is trouwens wel meer gebeurd, o.a. met de oude kloosters van Rotterdam.

bulgersteyn1300

slotbulgersteinrec

Twee spekulaties van Slot Bulgersteyn

Wat nu Bulgersteyn aangaat, er werd vroeger wel verondersteld, dat het door het bekende geslacht der Bokels bewoond Is geweest. Ook dit is, naar het schijnt, niet juist. Thans staat echter met zekerheid vast, waar Bulgersteyn precies stond. De opgravingen hebben resten van het gebouw te voorschijn gebracht, gelegen tusschen de voormalige Passage en de Sint Laurensstraat. De landmeter Potter, die in de zestiende eeuw een kaart van Bulgersteyn teekende, is daardoor tegenover talrijke veronderstellingen van anderen in het gelijk gesteld. Zijn gegevens bleken Juist te zijn.

bulgerstplattegr

De kaart van Bulgersteyn getekend door Jan Jansz. Potter (1571)

De geschiedenis van Bulgersteyn begon als grafelijk leen. In 1449 was het al dermate vervallen, dat hertog Philips van Bourgondië, toenmaals heer over de Nederlanden, het graag afstond aan Jan die Witte, baljuw van Rotterdam, een vervaarlijk heerschap, dat het blijkbaar noodig vond, een stevig bezette woning te bezitten. Hij stond bij de Rotterdamsche poorters niet erg gunstig aangeschreven.
Enkele torens van Bulgersteyn, dat nadien herhaaldelijk verbouwd is, zijn nog betrekkelijk lang blijven staan, in tegenstelling met de bewering, dat het "slot" tijdens den Jonker-Fransen-oorlog met den grond gelijk zou zijn gemaakt. Omstreeks 1550 stond nog een groot gedeelte overeind. Eenige gebouwtjes op den voorhof waren door Juffrouw Elisabeth van Zijl, een nakomelinge van den rauwen baljuw, als z.g. geefhuisjes aangewezen.

elizabethvanzijl1550

Juffrouw Elisabeth van Zijl (1550)

Arme menschen mochten er in wonen zonder huur te betalen.
Volgens de gegevens van een proces zag Bulgersteyn er toen vervallen uit. De twee torens bezaten geen kap meer.

De stad Rotterdam kocht Bulgersteyn met den omringenden grond in het Jaar 1620 en de z.g. Hooge Hof werd boomgaard, terwijl, naar de geschiedschrijvers Lots en Zas mededeelen, in 1662 de grachten werden dichtgeworpen. In het jaar 1830 was er van de resten van Bulgersteyn zelf niets meer over. De grond was een plantsoen geworden, dat aan een kant door de Coolvest begrensd werd.

In de negentiende eeuw verdwenen de fundamenten onder den nieuwbouw van de zich snel uitbreidende stad en waar voorheen het toch altijd wel romantische "slot" had gestaan, werden het Erasmiaansch Gymnasium en de Passage gebouwd en later warenhuizen en winkelpanden, mitsgaders een brouwerij.
De zuidelijke gracht van Bulgersteyn werd pas tegen het einde van de negentiende eeuw gedempt. De muren van de Passage zijn er indertijd precies langs getrokken.

Bij de opgravingen in 1941 werden de overblijfselen van een toren, een zaal, van trappen en bijvertrekken gevonden. Men heeft zich toen een denkbeeld kunnen vormen van den plattegrond. Een aantal z.g. kloostermoppen werd beschouwd als een bewijs, dat ter plaatse in de vroege Middeleeuwen reeds een gebouw stond. Men heeft vroeger vermoedelijk precies hetzelfde gedaan als in de negentiende eeuw, nl. dankbaar gebruik gemaakt van bestaande, stevige fundamenten.

De opgravingen van Bulgersteyn hebben veel oud aardewerk opgeleverd, meerendeels scherven. Een aantal dezer scherven was intusschen afkomstig van vaatwerk uit tamelijk vroege tijden, waarvan niet met absolute zekerheid bekend is, of het ook in Rotterdam gemaakt werd. Er is veel z.g. Vlaamsch en Rijnlandsch steengoed gevonden van lateren datum. Het Rijnlandsch steengoed was voornamelijk uit Raeren, Frechen, Langerwehe, Siegburg en Höhr-Grenzhausen afkomstig en werd in groote hoeveelheden over Keulen en Aken naar de Nederlanden vervoerd. Het verdrong in belangrijke mate het oorspronkelijke inheemsche aardewerk, dat tamelijk primitief was, dikwijls echter juist door zijn eenvoud mooier.

Bulgersteyn heeft in onzen tijd de meeste belangstelling getrokken. De andere kasteelen zijn zoo'n beetje in de vergetelheid gebleven, waarin ze eens verzonken. Er is trouwens weinig van bekend.

honingenslot1

1568

Slot Honingen

honingen1574

Slot Honingen werd in 1574 verwoest nadat
Graaf Willem van der Marck, beter bekend als (Heer van) Lumey, de admiraal van de Geuzen,
er gevangen had gezeten

Lumey was de man achter de moord op de later zoo genoemde Gorkumse Martelaren
ook was hij verantwoordelijk voor de plundering van de St. Laurenskerk

de reputatie van Lumey was op een gegeven moment zoo slecht dat hij door Leidse schutters gevangen werd gezet op Slot Honingen
Rotterdamse schutters haalden hem er weer, helemaal berooid, uit
de vroedschap van Rotterdam betaalde Lumey 50 pond per week om weer wat op krachten te komen

om te vermijden dat Lumey daar ooit weer gevangen zou worden gezet
werd slot Honingen gedeeltelijk verwoest.....

slothoningen1645

1645

Slot Honingen

In 1574 was slot Honingen een "seer rijck ende heerleyck gebouw, gelegen een vierendeel mijl oostwaerts buiten de stadt Rotterdam tussen het dorp Cralingen en de Mase"

Wat het slot Honingen aangaat, de ruïne er van is nog lang zichtbaar gebleven. Er bestaat een betrouwbare teekening uit het jaar 1737, waarop de resten van het slot der heeren van Kralingen op een indrukwekkende manier zijn weergegeven, met een viertal stevige torens, verbonden door dikke muren. Het moet tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten grootendeels verwoest zijn. De vijver van het tegenwoordige Park Honingen is er een overblijfsel van en de Hoflaan herinnert nog aan het oude slot.

Het Slot Honingen, het Slot Weena, het Huis te Riviere, waar o.a. gravin Aleydis heeft gewoond, die aan de bedijking van het Rotterdamsche land heeft medegewerkt en dus terecht in de Aleidisstraat geëerd is, het Slot Starrenburg, het kasteel of Huis ter Spange, ze vormen met het legendarische Kroonenburg, dat in alle oude kronieken wordt genoemd, maar waarvan men nooit eenig spoor heeft kunnen vinden, den krans van kasteelen rond het Middeleeuwsche Rotterdam.

Ook naar het Slot Starrenburg heeft men in 1941 nasporingen kunnen doen, dank zij het feit, dat ter plaatse bij de Schie ten behoeve van industrieterreinen de grond opgespoten moest worden, hetgeen gelegenheid gaf den bodem eerst te doorzoeken.

Het Slot Starrenburg moet in het jaar 1316 gebouwd zijn door Heer Dirc van Kralingen ende Starrenburgh. Het was dan iets ouder dan het kasteel van Spangen, dat in 1323 is gebouwd, voor zoover althans bekend. Dirc was een zoon van Heer Gillis van Cralingen, een strijdbaar edelman, van wien geboekstaafd staat, dat hij samen met een anderen zoon, Ogier van Cralingen geheeten, in het leger van den militanten bisschop van Utrecht streed. Met diens leger werd hij voor Coevorden verslagen, zoo verhaalt de geschiedenis. Deze is overigens over het Slot Starrenburg al even karig als over de Heeren van Cralingen ende Starrenburgh.
Het kasteel kwam door huwelijk in het bezit van de familie van Duyvenvoorde (Duivenvoordestraat). Het was nog in het bezit dezer familie, toen het in 1426 door Willem van Nagel, den hoofdman der Kabeljauwschen, op wiens naam vele strooptochten en verwoestingen van adellijke kasteelen staan, bijna volkomen verwoest werd.

Foutje : Willem Nagel was geen Kabeljauwse edelman, maar een Hoek die o.l.v. Margaretha van Beieren en in gezelschap van een van de Brederoodsche edelen stad en land afstroopte.

Heer ervan was Arent van Duyvenvoorde. Diens zoon Jan liet het kasteel herbouwen, maar in 1574 werd het wederom verwoest, tegelijk met het kasteel van Spangen. De Watergeuzen deden dit, om te verhinderen, dat de Spanjaarden er forten van zouden maken.

Terwijl het verwoeste kasteel van Spangen aan zijn lot werd overgelaten, liet een aanzienlijk Rotterdammer, gecommitteerde uit de edelen van Holland in de Admiraliteit van de Maeze, Van Ruyven genaamd, op de fundamenten een groot landhuis bouwen. Volgens den geschiedschrijver Jacob Lois was dit landhuis met een breede gracht omgeven en omzoomd door mooie aanplantingen en boomgaarden. Later is er een hoeve aangebouwd. Oude Overschieënaars kunnen zich nog goed herinneren, dat deze hoeve er stond.

Er stonden trouwens buiten Rotterdam verschillende groote en bijzonder mooi gebouwde hoeven. We herinneren hier slechts aan de hoeve Vreelust, die pas in 1940-41 is afgebroken en tot die jaren in de omgeving van Spangen een prachtig stukje landschapschoon vormde.

Overigens wordt ook beweerd, dat het kasteel Starrenburg gebouwd werd door Heer Gillis van Voorschoten, in wiens wapen een ster voorkwam, waarnaar het kasteel werd genoemd. Er bestaat in Voorschoten nog een Starrenburgerpolder. Zijn zoon Ogier zou zich pas later "Van Cralingen" zijn gaan noemen en aldus zou dan de naam Van Cralingen ende Starrenburgh ontstaan zijn.

De echtgenoote van dezen Ogier moet een Middeleeuwsche Xantippe geweest zijn, terwijl de vrouw van Dirk Bokel (de Bokels behoren tot de geslachten, die in Rotterdam een belangrijke rol hebben gespeeld, naar we weten) ook niet op haar mondje gevallen was. De twee dames hebben een keer in de kerk van Overschie verschil van meening gekregen. De twist liep zoo hoog, dat hij bijna een veete werd en er moest een edelman van veel hoogeren rang aan te pas komen, Jan van Henegouwen, om het geschil bij te leggen.

Heer Arend van Duyvenvoorde kwam in bezit van het Slot Starrenburg door zijn huwelijk met Jonkvrouwe Elburgh van Cralingen, erfdochter. Er is een lezing van de historie van Slot Starrenburg, die beweert, dat het omstreeks 1403 al niet meer bestond. Het schijnt, dat de Rotterdammers er tijdens den Jonker-Fransenoorlog een hevig gevecht met de Schiedammers hebben geleverd.

De geschiedenis van het Spangensche kasteel of slot is interessant genoeg, om er eveneens het een en ander over te vertellen.

huistespangen1550

1550

Huis te Spangen

Omtrent oorsprong en ontwikkeling van het oud en adellijk geslacht van Spangen is niet veel bekend. Toch beschikt men nog wel over zooveel oude gegevens, dat men kan nagaan, wanneer het slot is gebouwd. Het staat wel vast, dat het geslacht van Spangen afstamt van een jongeren zoon der burggraven van Leyden, ridder Jacob, zoon van Alewijn, burggraaf van Leyden, Heer van Rijnland en Britten, die in het huwelijk trad met Nicola van Teilingen. Hij leefde aan het eind van de twaalfde eeuw.

De vierde en jongste zoon van dezen Heer Philips, genaamd Uitternesse, Heer van Mathenesse, leefde tusschen 1204 en 1236. Hij was gehuwd met de dochter van den heer van Merwede. Zijn zoon Dirk Uitternesse huwde met een dochter uit het oud-adellijk geslacht van Polanen. Uit dit huwelijk sproot de ridder Philips Uitternesse, die in 1307 de goederen en het land van Spangen bij Overschie erfde. Hier bouwde hij, naar de geschiedschrijver mededeelt, een slot met vijf sterke torens, het Huis te Spangen genaamd, hetwelk zoo groot was en schoon van aanzien, dat het voor een der aanzienlijkste kasteelen van Holland gehouden werd.
Deze Philips Uitternesse stichtte ook een kapel in de Oude Kerk, binnen de stad Schiedam.

De zoon van Philips Uitternesse nam den geslachtsnaam Van Spangen aan, welken zijn nakomelingen behouden hebben, terwijl sommigen zich ook Van der Spangen noemden. We vinden b.v. op de lijst van de Verbonden Edelen in 1566 den naam van Philips van der Spangen, Heer van Spangen.

Het Slot te Spangen heeft ook geducht te lijden, gehad van de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. Zoo werd het reeds in 1359 deerlijk gehavend, maar in 1384 liet ridder Philips van Spangen het weer geheel herbouwen. Doch tweeënveertig jaar later ging weer de oorlogsfakkel door het land. Ten tijde van den Heer Engelbrecht van Spangen, in het jaar 1426, kwam Willem Nagel. Deze heeft het kasteel grondig verwoest, doch opnieuw zou het uit de asch herrijzen. Engelbrechts zoon, Philips van Spangen, liet het in 1453 herbouwen. De luister van weleer was echter goeddeels verdwenen.

In 1488 onderging het slot opnieuw de vuurproef. In dat jaar veroverde jonker Frans van Brederode Rotterdam. Hij bracht ook een "bezoek" aan het Slot te Spangen en daarbij werd het gebouw wederom ernstig beschadigd. De toenmalige bezitter, Philips van Spangen, zag zich, na het eindigen van den oorlog, genoodzaakt, een geding voor het Hof tegen de grafelijkheid van Holland te voeren. Hij eischte een som van zeventienhonderd ponden en vijf grooten (f 1700.- en f 0.12 1/2), ter vergoeding van de schade, welke hij van de Rotterdammers geleden had. In 1501 sprak het Hof het vonnis uit, waarbij aan Philips de som van zeshonderd ponden Hollandsch (f 600.-) werd uitgekeerd.

Het jaar 1572 was voor het Slot van Spangen het jaar van den ondergang. Eerst werd het huis door de Watergeuzen, onder bevel van Graaf van der Mark, bezet. Later hebben de Spanjaarden het veroverd en uit vrees, dat de vijand er zich nogmaals in nestelen zou, het gebouw met den grond gelijk gemaakt.

De ruïne bestond nog in 1745. In het aardrijkskundig woordenboek van A. J. v. d. Aa, dat gedrukt is in 1847, wordt omtrent de overblijfselen van het Slot het volgende medegedeeld:

"Er is van het Slot thans niets meer te vinden. De grachten zijn bijna toegegroeid; alles daaromheen draagt de kenteekenen der verwoesting. Het wapen van het oude geslacht van Spangen was van goud met een fasce van azuur."

Volgens de Beschrijving van Rotterdam door Gerrit van Spaen heeft weleer de oude dijk van Blommersdijk naar Beukelsdijk voorbij het Huis van Spangen geloopen, waar hij zich met den Schiedamschedijk vereenigde.

Ruim twintig jaar geleden, nl. in 1918, is men in den Spangenschen of Spaanschen Polder, zooals de naam later verbasterd is, begonnen met den straataanleg. De stad zette meer en meer haar grenzen uit. In Spangen verrees een wijk met bijzonderen woningbouw, o.a. z.g. galerijbouw.
In de namen Spangen en Spangensche kade leeft nog voort de roemrijke geschiedenis van het Slot te Spangen, dat hier in de grijze oudheid heeft gestaan. Omtrent de Spangensche kade kan nog worden vermeld, dat deze vóór de vereeniging van Rotterdam met Delfshaven de Boerenschie of West Schlekade heette. De eerste naam waarschijnlijk naar de boeren, die langs dezen weg Delfshaven bereikten, en West Schiekade als westelijke kant van de Delfshavensche Schie.

hofvanweena1400

vermoedelijk een fantasie tekening van het Hof van Weena,
zoals het eruit zou hebben gezien rond 1400

Meer over het Hof van Weena kun je vinden in dit verhaal

Het Hof van Weena schijnt een groot heerenhuis te zijn geweest, waarschijnlijk flink versterkt. Het lag aan den westelijken oever van een zijtak van de Rotte, welke de Leuve heette (de latere Leuvehaven) en langs Crooswijk liep. Over den naam tast men in het duister. Veronderstellingen zijn er genoeg. Zooals Bulgersteyn o.a. wordt toegeschreven aan een . . . Bulgaarsch edelman en op tal van manieren geschreven werd, is ook het Hof van Weena onder verschillende benamingen bekend.

Zeker is, dat Wena een oud-Germaansche vrouwennaam is en het blijft mogelijk, dat een bewoonster van het goed het haar naam nagelaten heeft.

Men neemt als jaar van stichting 1100 aan. Het zou door een telg van het geslacht der Wassenaars gebouwd zijn. Deze Wassenaars hebben vroeger rond Rotterdam heel wat te vertellen gehad. Ze gingen er groot op van Claudius Civilis af te stammen. Een afstammeling van den stichter van het kasteel, Jacob van Wassenaar, is volgens de overlevering gedwongen geworden wegens een door hem gepleegden moord zijn naam met dien van Boekel of Bokel te verwisselen.

De heeren van Boekel hebben o.a. den Beukelsdijk aangelegd.

Op het Hof van Weena heeft langen tijd het gezag zitting gehouden. Er werd op bepaalde dagen de vierschaar over heel Schieland gespannen. De Azing en de Geburen, de dagelijksche rechters, werden door de op het Hof van Weena zetelende Heeren benoemd. De Rotterdammers, we weten het, moesten daar hun recht halen, zoolang ze nog geen eigen schout en schepenen hadden. De Heeren van Weena bezaten vrijen toegang tot de stad en bezaten als symbool daarvan den sleutel van de z.g. Hofpoort, die gestaan heeft in de buurt van de plaats, waar voorheen de Delftsche Poort stond. Graaf Floris de Vijfde schafte in 1270 dit voorrecht af.

Van het Hof van Weena is bekend, dat de ridders er van uitgetrokken zijn naar verre gewesten. Dirk Beukel van Weena streed aan de zijde van Witte van Haemstede tegen de Vlamingen. Hij hielp o.a. mede Zierikzee te heroveren (1304) en, naar van hem getuigd wordt, vocht hij met zijn mannen in de voorste linies. Bij het einde van den oorlog in 1305 bracht graaf Willem de Vierde, die pas zijn vader was opgevolgd en als jonker Willem in Dirk Beukel een trouwen strijdmakker gekend had, een bezoek aan het kasteel. Bij dit bezoek stond hij toe, dat het wapen van Weena met dat van Holland en Henegouwen vereenigd werd. Aldus ontstond het Rotterdamsche stadswapen met het groene veld (van Weena) en de leeuwen van het grafelijk wapen.

familiewapenruigrok

De Wapenkleuren van de Heren van Weena

stadswapen

Stadswapen Gemeente Rotterdam

In 1948 werd toegevoegd

Sterker door Strijd

Meer over het ontstaan van het Stadswapen van Rotterdam staat in dit verhaal

Dirk Smits, de befaamde dichter van "De Rottestroom", heeft aan dit feit het volgende gedicht gewijd:



Toen het Hof van Weena tegelijk met het kasteel Honingen, het z.g. Reuzenhuis of kasteel van Hillegersberg en andere kasteelen van Schieland door Willem Nagel op last van Jacoba van Beieren verwoest werd, gingen vele kostbare archiefstukken verloren, die betrekking hadden op de geschiedenis van onze stad. Het Hof werd niet meer herbouwd en in 1590 kocht het stadsbestuur het geheele gebied van Oost- en West Bloemersdijck en Bouckels en de landen van Cool met het Hof van Weena, groot zeven morgen land, van Jacob van Almonde Jansz.
In 1592 werden er gedeelten van in erfpacht aan burgers uitgegeven, die er lakenramen zetten. Bij den verkoop in 1590 had de verkooper zich de betaling van een bepaald bedrag per jaar voorbehouden. In 1661 werd dit recht door de stad voor 10.500 Carolische guldens afgekocht.

Het kasteel van Hillegersberg kwam uit het bezit van Heer Vranke Stoop (Heer Vrankestraat) aan de nakomelingen van Aleida Stoop en Gerard Raephorst (Raephorststraat), die zich Van den Berghe noemden. Het verviel ten deele aan de familie Mathenesse (Mathenesserlaan), zooals een tak van de Van den Berghe's zich was gaan noemen, toen het hoofd er van het gebied van Mathenesse verworven had, nadat Heer Kerstant van den Berghe (Heer Kerstantstraat) kinderloos overleed.

Van de geschiedenis van het kasteel zijn slechts enkele bijzonderheden opgeteekend. De kroniekschrijver Willem van den Sluis, pastoor, schreef er van:

"Op desen dagh (13 Februari 1489) quamen die knechten van Bleyswijk met schuyten langhs de Rotte gevaren ende daar togen syluyden naar Hillegersbergh te lande wel 300 knechten sterck, ook quamen noch een deel knechten te voet ende te paerde te lantwaarts mede op Hillegersbergh aan, zoodat zij wel 700 knechten binnen dat dorp waren ende beschansten haarluyden wel sterck rontomme de kercke ende het vervallen affgebrande slot."

De geschiedschrijver Jacob Lois zei er in 1672 het volgende van:

"Het slot van den Bergh is een out ende groot gebouw, men noemt het nu het Reusenhuys, het is gelegen een kleyne mijle noortoost van de stadt Rotterdam. Het was al gebout, eer datter sware dycken om het lant stjn geweest ende van wie dat het getimmert is kan men door de oudheyt niet wel weten. Het was seer groot van mueren en tooren ende met een capel ofte kereck daeraen gelegen op eenen hooghen bergh ofte heuvel, maer is nu geheel vervallen. De lantluyden die pleegen op dees hoogte haer selven te salveeren als het Maeswater bij wintertijden over het lant vloeyde. Dit schoone slot is verbrant en verwoest ten tijde van vrouwe Jacoba in den jare 1426 van capiteyn Willem Nagel met zijn rovers ende quaet voick".

Hetgeen thans nog van het kasteel van Hillegersberg overeind staat, is een gedeelte van den grootsten toren, die met z.g. reuzenmoppen gebouwd is, waarvan de naam Reuzenhuis wel afgeleid zal zijn. Een poortje geeft toegang tot een ruimte van elf meter in het vierkant, omsloten door verschillende meters hooge, brokkelige muren met sporen van rondbogige tongewelven en van een traptoren. Deze eerbiedwaardige overblijfselen zijn in 1941 zooveel mogelijk gerestaureerd, tegelijk met het vermaarde Hillegondakerkje.

Al deze kleine bijzonderheden werpen een romantisch licht over de kasteelen van Rotterdam en het is eigenlijk nog romantischer, dat er zoo betrekkelijk weinig van bekend is. Maar we kunnen ons nu toch het Middeleeuwsche en latere Rotterdam voorstellen, besloten in zijn vesten en versterkte torens en wallen en omkranst met min of meer indrukwekkende kasteelen, waarvan echter geen tin of toren zoo hoog was als de groote Sint Laurens, opgetrokken door de zelfbewuste poorters, die allengs ook hun patriciërs en edelen in hun midden zagen.

Het meerendeel der kasteelen leeft nog slechts in straatnamen voort, zooals we te voren hebben gezegd. Op Spangen kennen we tegenwoordig een ander kasteef, dat van Sparta. De geschiedenis daarvan is bijna even bewogen als die van de gelijknamige voetbalclub.

We mogen ten slotte nog wel even vermelden, dat het Middeleeuwsche Rotterdam zelf in enkele gebouwen als het Gasthuys en meerdere kloosters gebouwen bezat, welke het karakter van het stadsbeeld bepaalden.

Van de kloosters, toenmaals flinke gebouwen, bevinden zich in het gemeentearchief verschillende teekeningen, maar de geleerden willen, dat die vrijwel op fantasie berusten. Er was een Ceciliaklooster, waarover na 1425 echter niets meer verteld wordt.

agnietenklooster

vermoedelijk een fantasie tekening van het Agnietenklooster

Aan de Botersloot stond het Agnietenklooster. In de Weste Wagenstraat stond het St. Aachteklooster.

Op de Hoogstraat werd het Predikheerenklooster gebouwd, dat een modelklooster moet zijn geweest. Paus Calixtus III heeft uit dat klooster zelfs enkele Predikheeren ofwel Dominicanen naar elders gestuurd, om daar de leiding te nemen bij den bouw en het inrichten van een nieuw convent en er het voorbeeld te geven. De roem van het Rotterdamsche klooster was blijkbaar tot Rome doorgedrongen. Verschillende bewoners hadden overigens te Bologna gestudeerd en dit verklaart eenigszins de overigens opmerkelijke onderscheiding.

dominicanerkloosterhoogstraat

vermoedelijk een fantasie tekening van het Predikheerenklooster of Dominicanenklooster

Toen de stad in de vijftiende eeuw herhaaldelijk door de "pestilencie" geteisterd was, hebben er zich ook de z.g. Celliten gevestigd en aldus ontstond het Cellenbroedersklooster, welks bewoners zich in het bijzonder bezig hielden met het verplegen van zieken en het afleggen en begraven der dooden. Ze vervulden dus ten deele de functie van begrafenisondernemers. De Celliten waren geen priesters.

Van de vrouwenkloosters was dat der Agnieten misschien wel het belangrijkst. De bewoonsters sponnen en weefden en deden soms de burgerij concurrentie aan, waarop de vroedschap dan maatregelen nam. Men beschikt over tal van gegevens omtrent dit klooster en de andere.

In die dagen waren de Rotterdamsche straatjongens al even brutaal als tegenwoordig. In de buurt van het klooster bevond zich het Kaatsveld. Soms klom een aantal spelers op het dak van de zusters en ze lieten zich dan door de andere jongens, die zich in de Pannekoekstraat hadden opgesteld, den bal toespelen. Dat was natuurlijk een aardige afwisseling tegenover het balspel op den beganen grond, maar de zusters beklaagden zich er over en toen werd er een boete op gesteld.

Het klooster was zoo groot, dat de landvoogd er in 1479 edelen en de afgevaardigden der steden "ter dagvaart" ontbood.
De Broodzusters waren vrouwelijke collega's van de Celliten. Ze deden hetzelfde werk, maar mochten er geen betaling voor aannemen, slechts giften. Hen, "die niet en hadden te geven", moesten de zusters "om Godswil" dienen.

In 1417 kreeg Rotterdam naast het "Gasthuys" of ziekenhuis, waar ook de vroedschap geruimen tijd bijeen gekomen is, het Sint Anthonisgasthuis. Daar werden later ook weezen opgenomen. Het stond op de Hoogstraat tegenover de Weste Wagenstraat. De straatnamen Weezenstraat en Weezenbrug moeten er nog aan herinnerd hebben.

Met het vermelden van enkele kleinere of grootere kapellen besluiten we dit hoofdstuk over belangrijke gebouwen in en rond Rotterdam. Ze vielen nauwelijks op. Hoog boven alles uit rees de Groote Kerk met haar toren.

Op zoek naar een apart verhaal over de Kloosters van Rotterdam, klik dan HIER

Iets speciaals over Kasteel Hillegersberg

kasteelhillegersberg

Slot Hillegersberg

Kwam er in het verhaal uit 1943 niet helemaal uit, dus dan maar iets extra's :

De bouwval van het 13de-eeuwse slot te Hillegersberg ligt op het kerkhof bij de hervormde kerk te Hillegersberg, ten noordoosten van Rotterdam De in 1969 en 1970 geconsolideerde overblijfselen bestaan uit de opgaande muren van de begane grond met sporen van twee tongewelven en muurwerk van een zware vierkante bakstenen toren.

Het Huys ten Berghe werd voor 1269 in leen gehouden door heer Vranke Stoep van Hildegardsberghe. In 1343 was het in het bezit van Kerstant van den Berghe, een broer van Dirk van Mathenesse. Toen Kerstants zoon Jan kinderloos overleed, kwam het kasteel aan het geslacht Mathenesse. In de 15de eeuw werd het slot tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten, als zovele andere, verwoest Jacoba van Beieren, die in de zomer van 1425 uit Gent was ontvlucht, waar zij gevangen was gezet door Philips van Bourgondie, stelde zich in dat Jaar aan het hoofd van de Hoeken. Militair steunde zij op de driehoek van vestingen Gouda-Schoonhoven-Oudewater en in 1426 werd haar positie versterkt door een boerenopstand die geleid werd door de Hoekse edelen Willem van Brederode en Willem Nagel.

Een bende Kennemers onder leiding van Nagel vernielde de bezittingen van Kabeljauwen in Schieland. Zij bestormden ook het slot te Hillegersberg en verwoestten het. Ook de kerk werd in brand gestoken.

De kerktoren bleef echter grotendeels gespaard en de rest werd herbouwd, waarschijnlijk met stenen van de kasteelruine.

In de laatste periode van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, tijdens de Jonker Fransen Oorlog, werd het slot te Hillegersberg nog even vermeld. Op 13 februari 1489 verschansten 700 Hoeken zich in en om de kasteelruine en de kerk.

De bouwval van het kasteel wordt dan pas weer in 1832 genoemd. Het begraven in kerken werd toen verboden en een aantal vooraanstaande Rotterdamse families verzocht de ruimte binnen de ruïne te mogen gebruiken voor het maken van grafkelders. Er werden veertien kelders gemetseld, elk met een ruimte voor zeven of veertien kisten. Ook buiten de ruïne werden daarna graven aangelegd voor leden van adellijke en welgestelde, meest Rotterdamse geslachten.

De 17de-eeuwse geschiedschrijver Jacob Loys beschrijft het slot te Hillegersberg o m als volgt :

'Het slot van den Bergh is een out ende groot gebouw, men noemt het nu het Reusenhuys, het is gelegen een kleine myle noortoost van de stad Rotterdam Het was al gebout eer datter sware dycken om lant syn geweest ende van wie dat getimmert is, kan men door de outheyt niet wel weten Het was seer groot van mueren en tooren ende met een capel ofte kercke daaraen gelegen op eenen hooghen bergh ofte heuvel, maer is nu geheel vervallen De lantluyden die pleegen op deese hooghte haer selven te salveeren als het Maeswater by wintertyden over het lant vloeyde. Dit schoone slot is verbrant en verwoest ten tyde van vrouwe Jacoba in den Jaere 1426 van capiteyn Willem Nagel met syn rovers ende quaet voick.

De ruïne ligt op een heuveltje dat vermoedelijk plaatselijk nog is opgehoogd. Het zand verkreeg men bij het graven van een ringvormige, nu verdwenen, gracht die 10 m breed geweest moet zijn en 1 1/2 tot 2 m diep.

De verzakte grafkelders aan de oost- en zuidzijde van de toren geven nog duidelijk de plaats aan waar deze gracht gelopen moet hebben. De aanwezigheid van de heuvel temidden van drassige gronden heeft geleid tot het ontstaan van een legende.

De reuzin Hillegonde wilde op de plaats van het huidige kasteel een huis bouwen. Omdat ze de moerassige bodem niet vertrouwde, nam zij duinzand mee in haar schortje en stortte dat op de uitgezochte plaats. Vervolgens bouwde zij het kasteel, waardoor dit in de volksmond 'het Reuzenhuis' heette. Zij is nog te zien op het wapen van de gemeente Hillegersberg.

De opgaande muren van de begane grondverdieping van het huis staan nog bijna tot de volle hoogte overeind In de westmuur zijn de sporen zichtbaar van twee naast elkaar gelegen tongewelven die gerust hebben op een tussenmuur. Deze verdeelde de ruimte in twee ongelijke delen. De ene ruimte kreeg licht door twee, de andere door een lichtsleuf, lampnissen ontbreken geheel. De beide vertrekken zullen dan ook niet voor bewoning gediend hebben.

De toren heeft een uitwendige omtrek van 10 x 10 m en muren van 1 35 m dikte. De tegenwoordige toegang in de noordgevel is in het midden van de 19de eeuw aangebracht bij het maken van de grafkelders. Een dichtgemetselde oudere ingang bevindt zich in de noordhoek van de westmuur, maar ook deze is later aangebracht op de plaats van een smalle nis. Daar het metselwerk verder nergens sporen van een toegang vertoont, mag men aannemen dat de begane grondverdieping slechts toegankelijk was via de verdieping erboven, mogelijk langs de gemetselde spiltrap waarvan een deel nog in de noordhoek aanwezig is.

De oostelijke helft van de noordmuur is tot aan de onderkant van de tweede verdieping bewaard gebleven. In dit brok muur is op de eerste verdieping een lampnisje zichtbaar. Een muuranker geeft de plaats aan van de vloer tussen de eerste en tweede verdieping.

Iets speciaals over Huis Mathenesse (Huis te Riviere), al ligt dat in Schiedam...

Aan de oostzijde van de oude stad van Schiedam, op de hoek van Broersvest en de Huis te Riviereweg, ligt de bouwval van een zware bakstenen donjon uit de tweede helft van de 13de eeuw. De rest van het complex werd in 1351 gedeeltelijk afgebroken door de burgers van Schiedam tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Daarna werd het kasteel in bescheidener vorm herbouwd, maar tenslotte in 1574 door brand verwoest en vervolgens ontmanteld.

huisriviere1800

1800

Ruïne van het huis Riviere

Op 26 maart 1258 stierf Floris, regent van Holland en voogd over zijn neefje, de latere graaf Floris V, te Antwerpen. De naaste bloedverwant van de nog geen vier jaar oude Floris V was zijn tante Aleyd van Henegouwen. Ze was getrouwd geweest met Jan van Avesnes, die op 24 december 1257 was overleden, en had vijf zoons. Als Floris V zou overlijden voor hij wettige nakomelingen had, zou Aleyds oudste zoon Jan als naaste mannelijke bloedverwant aanspraken op de graafschappen kunnen maken.
Aleyd trachtte intussen zo stevig mogelijk voet binnen het graafschap te krijgen, daarbij geholpen door haar tweede zoon, Floris van Avesnes. Ze had hier reeds bezittingen, zoals haar bruidsschat en goederen die zij van haar vader had geërfd.

In 1263 werd Aleyd echter uit Holland verdreven en pas op 24 oktober 1268 kreeg zij haar rechten en goederen terug. Bij het verdrag stond zij o.a. het goed Coudenhove en de woning met het land te Nuwer Scie af aan Floris V.

Haar zoon Floris ontving echter op dezelfde dag het goed aan de Schie in leen terug. Het Huis te Revier, in het oosten van de nederzetting aan de westzijde van de Schie, wordt voor het eerst vermeld op 18 maart 1275, toen Aleyd de poorters van haar nieuwe stad een aantal rechten gaf. Floris V had intussen zijn neef Floris van Avesnes in 1272 benoemd tot stadhouder van Zeeland; de verhouding moet toen dus wel goed zijn geweest.

Maar in 1277 ontstond er een hevige ruzie, waarvan een van de oorzaken was dat Floris van Avesnes versterkingen in het land van de graaf liet bouwen. Aleyd stierf in 1284 en haar zoon Floris was erfgenaam van Schiedam.

Na de dood van graaf Floris V in 1296 betwistten verschillende partijen elkaar de voogdij over diens jeugdige zoon Jan, waaronder de Avesnes. Floris van Avesnes overleed omstreeks 1295 kinderloos. Zijn rechten in Holland kwamen aan zijn oudere broer Jan van Avesnes, graaf van Henegouwen.

Jan van Avesnes werd kort voor 11 september 1299 regent van Holland en na de dood van de Jonge graaf Jan op 10 november werd Jan diens opvolger. Hierdoor werd het bezit van de Avesnes een onderdeel van het grafelijk domein. Het Huis te Riviere deed geen dienst als vaste residentie, in tegenstelling tot het Hof in Den Haag, en zal weinig aandacht gekregen hebben.
In 1339 werd dit deel van het domein onder leenverband verkocht aan heer Dirc van Mathenesse. Na diens dood kocht zijn broer Daniël het complex, nu als erfleen. In 1347 mocht hij 15 morgen leenland te Popswoude verkopen vanwege zijn slechte financiële toestand, ontstaan door schulden op de goederen van zijn broer en door verbouwingen aan het Huis te Riviere.

Toen braken de Hoekse en Kabeljauwse twisten uit, waarbij Daniël tot de verliezende Hoekse partij behoorde. Daniël van Mathenesse ging in 1351 over naar de partij van hertog Willem van Beieren. Hij nam zelfs met tien manschappen deel aan de belegering van het Hoekse kasteel Poelgeest. Het Huis te Riviere werd echter door de Kabeljauwse poorters van Schiedam bezet en zij begonnen onmiddellijk met de afbraak.

De ringmuur met zijn hoektorens en de aangrenzende gebouwen moeten al vrijwel met de grond gelijk zijn gemaakt, toen de hertog ingreep. Er lagen enorme massa's baksteen op het terrein die later bij de herbouw zijn gebruikt. De grote toren werd door de hertog gered en Daniël kreeg deze. omringd door stapels puin, terug. Hij was niet in staat zijn kasteel te herstellen in de oude vorm, ondanks de financiële steun van de hertog.

Het nieuwe, kleinere huis bleef in het bezit van drie opvolgende geslachten van ambachtsheren van Mathenesse, die in de vrouwelijke lijn op elkaar volgden.

In 1574 werd het Huis Mathenesse twee maal door een brand geteisterd, ontstaan door de baldadigheden van de erin gelegerde staatse troepen. Daarna werd het ontmanteld door de buitenmuren in de grachten om te trekken, waar zij in 1974 in grote brokken werden aangetroffen. Het bovenste gedeelte van de toren werd eveneens gesloopt.
De ruïne is thans eigendom van de gemeente Schiedam.



In een ander artikel over het Huis te Riviere staat:

Willem II, graaf van Holland, geboren in 1227 aanvaardde op twaalfjarige leeftijd de regering van Holland. Naar het scheen wachtte hem een grote toekomst. In 1248 werd hij in Aken tot Rooms Koning gekroond, hetgeen inhield dat hij daarmee tot opvolger van de Duitse keizerskroon werd benoemd. Een jaar daarvoor was hij in Keulen al tot ridder geslagen. Hoewel de Graven van Holland in Europa tot de vooraanstaande personages behoorden zat Willem II constant slecht bij kas. Zijn onderkomen in Leiden (het Gravensteen) was onooglijk vergeleken bij de kastelen van andere ridders, zodat hij tussen Leiden en 's-Gravenzande begon met de bouw van een waardig vorstenverblijf. Helaas was hij door financiële nood niet in staat dit bouwwerk te voltooien. Wel kunt u vandaag de dag nog van dit bouwwerk de Ridderzaal bewonderen. Met de bouw heeft hij de grondslag gelegd voor de huidige 's-Gravenhage.

Zijn moeder bewoonde een kasteel te 's Gravenzande (in 1418 door brand totaal verwoest). Direct nadat Willem II de regering had aanvaard liet hij de kreek, de Scye, afdammen, terwijl hij verschillende stukken land aan de Scyemonding liet bedijken, onder andere de latere polder Oud Matenesse. Aan de rand van die polder liet hij een sterkte bouwen, oorspronkelijk bedoeld als tolhuis, waarvoor het echter nooit gebruikt is. Het was een mooi vierkant bouwwerk, met een grote vierkante toren en opgetrokken in het toen nieuwe bouwmateriaal: baksteen. Dat was circa 1239. Hij noemde het `t Huis Te Riviere.

Lang voordat het geslacht Matenesse in het bezit kwam van het Huis te Riviere,werd deze landstreek al Matenesse genoemd. De `h' in Mathenesse is er plotseling en waarschijnlijk zonder reden in gekomen. Een van de redenen voor zijn gebrek aan middelen was gelegen in het feit dat zijn Westfriese onderdanen weinig heil zagen in het betalen van belastingen. Willem II beraamde een veldtocht tegen de Westfriezen, besteeg het krijgsros in de winter van 1256, toen het ijs op sloten, plassen en kreken het te veroveren land min of meer begaanbaar had gemaakt. Helaas voor hem was het ijs niet helemaal betrouwbaar, paard en ruiter zakten door het ijs en de boerenbevolking sloeg hun landsheer vervolgens dood...

In het Huis te Riviere nam in 1258 Vrouwe Aleida van Henegouwen haar intrek. Hier voedde zij haar neefje Floris V op, over wie zij tot 1263 voogdes is geweest. Onmiddellijk is zij daar doorgegaan met het werk dat door Willem II, haar acht jaar oudere broer was aangevangen.

Willem II had de polder Nieuwland, Schiedam, en het ambacht van Riviere reeds ingepolderd, Aleida liet het eerst een stuk land bedijken gelegen naast de polder Nieuwland en noemde het `s Gravelandsepolder. Verder liet ze een kasteel bouwen, de `woning ter Nuwer Scie. In 1260 liet zij de belangrijkste afwatering, de Scye (Schie) naar de rivier afleiden, door het aanleggen van een kade. De loop van deze kade is nu in Schiedam nog te volgen in de Overschieseweg, Overschiesestraat, Boterstraat en Hoogstraat. Zij liet in de Schie een sluis aanbrengen om het overtollige water af te voeren. In 1275 en 1276 liet zij ter voorkoming van overstromingsgevaar nog enkele stukken land bedijken, waardoor haar kasteel midden in het land kwam te liggen. De slotgracht en de vijver kregen toen hun water via een sloot die in de Schie uitmondde, ter hoogte van het Proveniershuis.

Door onderlinge twisten moest zij het kasteel verlaten in 1277. Zij stierf in het jaar 1284 te Valencijn, de hoofdstad van Henegouwen. Graaf Floris V gaf toen een ridder, die tot zijn gevolg behoorde en zeer bij hem in aanzien stond, Florens Bokel Uyternesse genaamd, het huis te Riviere en benoemde hem tot Baljuw van het Ambacht te Riviere. Dit was in 1278. De bevolking noemde het Ambacht te Riviere ook wel het Florens Bokels Ambacht, ook wel het Ambacht Matenesse. De Heren Uyternesse noemden zich dan ook wel de Heren van Matenesse.

De vader van Florens, Heer Diederik bewoonde het kasteel Uyternesse, zijn moeder was Vrouwe van Roderijs uit het geslacht Bokel. In 1299 kwam het kasteel weer in bezit van de grafelijkheid.

In 1282 liet Floris V, na een grote overstroming,de Schielandse Zeedijk aanleggen waardoor het ambacht geheel binnendijks kwam te liggen. Daniel Matenesse erfde in 1345 van zijn voorganger Diederik o.a. ook de gronden, die buitendijks van Matenesse waren gelegen en Nieuw Matenesse genoemd werden. Deze gronden liet hij in de jaren 1347-1350 bedijken. Sinds 1376 lezen we alleen over het Huis van Mathenesse.

Het huis Te Riviere, de naam althans, bleef behouden voor een boerenhofstee, die lag aan de oude dijk over de Schie, welke nu nog als zodanig bekend staat. Deze hofstee en omliggende landen waren bezit van de Heren Mathenesse. Door deze benaming is de vergissing ontstaan dat op die plek het kasteel het Huis Te Riviere heeft gestaan, dit is echter niet zo.

De resten van het kasteel zijn nog te zien in de tuin van de HBS in Schiedam, aan de Broersvest. Tijdens het bestuur van Johan van Mathenesse werd het ambacht beleend en toen de Opstand begon en daarmee de Tachtigjarige oorlog, kreeg het kasteel een Spaanse bezetting. Deze moest Schiedam echter verlaten, maar voor de Spanjaarden de burcht verlieten stalen zij de meubelen (hiervan is een bezegelde oorkonde) en staken het slot in brand.

Tot slot nog zoo maar wat losse prenten :




kasteelcapelle1611

1611

Op de kaart het oude kasteel van Capelle aan den Ijssel
afgebroken door Johan (Hans) van der Veeken, (LINK)
eens Stadspensionaris van Rotterdam en een der Machthebberen van de Rotterdamse Kamer van de VOC (LINK)

slotcapelleveeken

1646

Johan van der Veeken's Slot Capelle, herbouwd in 1612

later eigendom van Aegidius Groeninx




binnenstadswal16eeuw

Het 16e eeuwse Rotterdam, vlakbij een vesttoren

oudstadsgezicht1

Het 16e eeuwse Rotterdam, bij de St. Laurenspoort en de Blauwe Toren (LINK)

oudstadsgezicht2

Het 16e eeuwse Rotterdam, de Mandemaeckerssteeg

De 3 bovenstaande tekeningen werden in de 19e eeuw vervaardigd en toen tekenden ze graag dit soort taferelen, of de werkelijkheid ook zoo was, we zullen het nooit weten...

hoofdenlaurenssteeg1560

1560

Hoofdsteeg en St. Laurenssteeg staat eronder, dus misschien wel authentiek ???




hoogstraat1674

1674

Zicht op de Hoogstraat of het Oosteinde, de originele naam

De linker 2 huizen zijn herbergen met parkeerplaats.

Het hoge torentje is van het Gasthuis




gasthuis1760hoogstraat

Het Rotterdamse Gasthuis in 1760, dus het ziekenhuis en niet het stadhuis

Nog tot in de 19e eeuw heette het stadhuis echter in de volksmond ook Gasthuis of was dit toen al met bijbedoelingen ???

stadhuis1675

Hoogstraat

Het Stadhuis van Rotterdam in 1675, ook wel gasthuis genoemd, maar dan niet voor zieken

Heerlijk die spraakverwarring......




geboortehuiserasmus1725

1725

Het geboortehuis van Erasmus

het derde huis van rechts in de Wijde Kerkstraat

op de achtergrond de Hoogstraat met Huis Engelenburg

En natuurlijk ook een citaat uit ons stadhuis verhaal :

De hoofdingang van het verbouwde stadhuis was op de Hoogstraat of liever op de Kaasmarkt, vlak bij het kleine geboortehuisje van Erasmus, waar men ooit ook sigaren uit de tijd van Erasmus verkocht. De winkelier was zich er echter niet van bewust dat er in de tijd van Erasmus nog geen sigaren bestonden, want Columbus had pas net de Indianen in, wat nu heet, Amerika ontdekt en van die Indianen leerden we pas wat tabak was..., dit citaat komt uit ons verhaal over Winkelen in den vooroorlogsen Hoogstraat alhier gelegen te Rotterdam

hoogthaliaerasmus

Geboortehuisje van Erasmus




engelenburgh1772

1772

Huis Engelenburg aan de Hoogstraat

rechts de Nauwe Marktsteeg naar de Grote Markt




stadhuiswaagkaasmarkt1827

Getekend in 1827

Het Stadhuis en rechts de Waag aan de Kaasmarkt

Getekend is de situatie in 1703, in 1822 werd de Waag afgebroken voor de bouw van het nieuwe Stadhuis (LINK)

links een doorkijkje naar de Hoogstraat via de Stadhuissteeg




Nog meer middeleeuwse prenten van o.m. kastelen, kloosters, stadspoorten kun je vinden in deze verhalen :



Uit deze verhalen o.m. :

polderburg1

polderburg2

1489

Huys Polderburg

huisterduyn

1673

Huys van der Duyn

crooswijckhuis

1412

Huys Crooswijck

bagijnhofprent

Het Bagijnhof aan de Slijkvaart en de Cellebroederssteeg omstreeks 1500

cellenbroedersprent

Het Cellenbroeder klooster nabij de Gijsbert Boekelsteeg, thans Broedersteeg, aan de Delftschevaart omstreeks 1530

Ook voegen we nog deze kaart toe:

rdameokaart1700

1700

de Maas heet nog steeds De Merwe

ook is zeer fraai te zien dat Schiedam door verzanding niet meer aan De Merwe ligt

rechts van Schiedam Huis Riviere

nog wat verder naar rechts Starrenburg

daaronder Thuis te Spangen

Wil je snel op zoek naar iets bijzonders op onze site, probeer dan dit :

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster een woord en klik op ENTER





Op zoek naar nog meer over kastelen, klik dan op deze link van Het Hollandse Kastelenteam :

http://www.brederode.info

E-mail




Tenslotte een oproep over Buitenplaats Rodenrijs:

Ik ben op zoek naar een afbeelding van de Buitenplaats Rodenrijs gelegen aan de Schie.
Voor een kunstwerk zoek ik beeldmateriaal van verschillende generaties van de familie Nolet (jeneverstokers).
De toenmalige burgemeester Nolet kocht in 1803 Buitenplaats Rodenrijs. In 1830 heeft hij Buitenplaats Rodenrijs weer verkocht aan de heer Metzelaar, die Buitenplaats Rodenrijs heeft gesloopt.

Ik hoor graag van u en alvast complimenten voor uw site. Ik heb er met plezier een wandeling door gemaakt.

Met vriendelijke groet,
Winnie Teschmacher. (email)




We kregen ook het volgende kaartje waarop de lokaties staan van de kastelen rondom Rotterdam:

kastelenrdamkrt

Aangezien Google dit dus niet kan indexeren, zetten we hieronder alle "Kastelen" rondom Rotterdam even op een rijtje:

Op onze site kun je alles vinden over bijv. Honingen door gebruik te maken van onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Honingen en klik op ENTER




We kregen de volgende mail:

Ik kom uit Scherpenzeel en zoek daar litho en kopergravures etc van.

Nu ben ik, in mijn zoektocht naar kopergravures van Scherpenzeel, tegen een aantal kopergravures aangelopen uit 1732 die misschien wel iemands interesse hebben.

Het gaat om o.a. Slot Honingen, diversen van Spangen, Rotterdam Hoofdpoort en Capelle. Betreft kopergravures van de hand van Abr. Rademaker.

Heeft iemand hier interesse in? Laat het me even weten, svp.

Email: Arie Gersen

Twee voorbeelden laten we hierbij zien:

capellegersen

1632

Capelle

spangengersen

1573

Spangen






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

10 Juli 2020