(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Het eerste stadhuis van Rotterdam zal, net als in vele andere steden, ongetwijfeld het gasthuis geweest zijn, het offciele gastenhuis van de Graaf van Holland, zoals beschreven in dit verhaal.
De Hoogstraat in 1674 gezien vanaf de Oostpoort.
Het gebouw met de toren is het Gasthuis.
De Hoogstraat is een van de oudst bekende straatnamen in Rotterdam.
Het gasthuis werd, net als in vele andere steden, weinig gebruikt voor het doel waarvoor het was gebouwd en werd in de loop der tijden het eerste "ziekenhuis", zoals je kunt lezen in dit verhaal.
Uit onze schoten in de roos pagina duiken we een prent op van waarschijnlijk het eerste stadhuis van Rotterdam, uiteraard aan de Hoogstraat...dat dus ontstaan is uit het vroegere gasthuis. Zieken werden na verloop van tijd waarschijnlijk overgebracht naar een nieuw gebouwd "gasthuis" op de hoek van de Botersloot en de Kipsloot.
Het Rotterdamse Gasthuis in 1760, dus het ziekenhuis en niet het stadhuis
Nog tot in de 19e eeuw heette het stadhuis echter in de volksmond ook Gasthuis of was dit toen al met bijbedoelingen ???
Het Stadhuis van Rotterdam in 1675, ook wel gasthuis genoemd, maar dan niet voor zieken
Heerlijk die spraakverwarring......
Aan de oostzijde van de Middeldam, tegenover de Huibrug, het overwelfde einde van de Botersloot staat het Rotterdamse stadhuis. Het staat dus aan de noordzijde van de Hoogstraat. De steeg aan de westzijde heette Gasthuissteeg, omdat het gebouw, alvorens het als Stadhuis in gebruik werd genomen, als Gasthuis heeft dienst gedaan. In de oostgevel van het gebouw was de Waag gevestigd; hier stelden beëdigde functionarissen het gewicht van handelswaar vast.
In 1606 werd het gebouw aan de achterzijde gerenoveerd; in 1607 vernieuwde men de voorgevel. Toen werd ook de losstaande toren door een stevige muur met het gebouw verbonden. Een statige trap met aan weerszijden twintig treden geeft toegang tot het bordes en de voordeur. De trap was zowel op straatniveau als op het bordes versierd met twee leeuwen.
Bovenin de gevel prijkte het beeld van Vrouwe Justitia, het beeld der gerechtigheid met de attributen blinddoek, weegschaal en zwaard. In de gevel tevens een steen waarop twee leeuwen het stadswapen vasthielden met daaronder een Latijnse spreuk.
In de vertrekken van burgemeesters en schepenen hingen kostelijke wandkleden met weelderige landschappen. Andere kamers waren bekleed met goudleerbehang en overal hingen grote spiegels.
Het oude raadhuis dateert dus van 1606 en werd in 1789 van binnen gerenoveerd en in de jaren 1822 tot 1835 zelfs drastisch verbouwd. Het oude Hemoney carillon bijvoorbeeld werd verplaatst naar het Beursgebouw. Helaas bleek het torentje van het Beursgebouw te licht van konstruktie voor het carillon en ondanks protesten werd het sierlijken torentje vervangen door een, volgens tijdgenoten, vreemd bouwsel...
Getekend in 1827
Het Stadhuis en rechts de Waag aan de Kaasmarkt
Getekend is de situatie in 1703, in 1822 werd de Waag afgebroken voor de bouw van het nieuwe Stadhuis
links een doorkijkje naar de Hoogstraat via de Stadhuissteeg
Na de laatste verbouwing zag het raadhuis er als volgt uit :
Het Stadhuis van Rotterdam in 1865
De hoofdingang van dit verbouwde stadhuis was op de Hoogstraat of liever op de Kaasmarkt, vlak bij het kleine geboortehuisje van Erasmus, waar men ooit ook sigaren uit de tijd van Erasmus verkocht. De winkelier was zich er echter niet van bewust dat er in de tijd van Erasmus nog geen sigaren bestonden, want Columbus had pas net de Indianen in, wat nu heet, Amerika ontdekt en van die Indianen leerden we pas wat tabak was..., dit citaat komt uit ons verhaal over Winkelen in den vooroorlogsen Hoogstraat alhier gelegen te Rotterdam
Geboortehuisje van Erasmus
Het zat Aad een beetje dwars dat hij er niet precies kon achter komen hoe dat nou zit met al die Stadhuizen, nou, gelukkig, wat een opluchting, hiermee kon hij verder leven :
Zoo'n 100 jaar geleden zag de omgeving van het stadhuis er zoo uit :
Aan de Hoogstraat ter hoogte van de Botersloot stond vanouds het Rotterdamse Gasthuis. In 1329 wordt het al genoemd en diende voor de huisvesting van vreemdelingen en zieken. In dit Gasthuis, aan welks zuid-oostzijde zich een vrij hoge toren bevond, zou al heel spoedig het stadhuis mee ondergebracht zijn.
In de 16de eeuw is het Gasthuis verplaatst naar een pand op de hoek van de Kipstraat en de Botersloot, vanwaar het in 1575 overgebracht werd naar het geconfisceerde klooster der Dominicanen aan het einde van de Hoogstraat.
Ten westen van het oorspronkelijke Gasthuis-Stadhuis lag de Gasthuissteeg; ten oosten de Waagsteeg, die naderhand Stadhuissteeg heette. In het deel langs deze Waagsteeg was de Stadswaag ondergebracht.
Aan de noord-westzijde van het Stadhuis (Huibrug) bevond zich van 1555 tot 1654 de Vleeshal. In de tijd van grote opgang van Rotterdam - de laatste decennia van de 16de eeuw en de eerste decennia van de 17de eeuw - bleek het Stadhuis niet meer in de behoefte te kunnen voorzien en ingrijpende verbouwingen waren geboden.
In de jaren 1589-1606 werden noord-, oost- en zuidgevel geheel vernieuwd. De zuidgevel aan de Hoogstraat werd nu de voorgevel. Hadden de stadsfinanciën het toen gedoogd, dan zou het plan van de vroedschap WillemJansz. van der Aa om de huizen tegenover het Stadhuis tot aan de Steiger af te breken verwezenlijkt zijn. Zijn bedoeling was ,,om een heerlijk pleyn ende water ende lucht voor het stadhuys te hebben".
Het Stadhuis bleef evenwel eeuwenlang in een smalle drukke straat als het ware verstopt. In 1703 is de Stadswaag overgebracht naar de Kaasmarkt (Huibrug) aan de achterkant van het Stadhuis en bleef daar tot in de 19de eeuw.
Voor het geheel nieuwe in Grieks-Romeinse stijl gebouwde Stadhuis - schepping van Pieter Adams - moesten het oude Stadhuis en de Stadswaag beide wijken en dat is dus de missing link....
Het nieuwe Stadhuis was vergeleken bij het oude een halve slag gedraaid: de voorgevel was aan de Kaasmarkt, de achtergevel aan de Hoogstraat. De Stadswaag of Grote Waag bleef tot 1882 gevestigd op de punt van de Scheepmakershaven en Wijnhaven.
Een schilderij van de Rotterdamse schilder W. Heinecke van de Botersloot. Rechts achter is nog juist het stadhuis te zien, wat je op de volgende prenten veel beter kunt bewonderen. Dat gebouw met het torentje zou de Steigerse Kerk kunnen zijn. (LINK)
We kijken hier vanaf de Gedempte Botersloot. Als je goed zoekt, zie je een huis met een koeienkop, daar was ooit de Vleeshal gevestigd (LINK) en later de Telefoondienst. Als we de andere kant opkijken en het was mart, dan zag het er toen zoo uit :
De markt op de Gedempte Botersloot in 1900
Op de hoek de Prinsenkerk, afgebroken voor de (oude) gemeente bibliotheek
Voor echte Rotterdamse martuitdrukkingen, klik je natuurlijk even op deze link !!
Trouwens, over de Goudsesingel mart hebben we ook een verhaal......
Na al deze indrukken nemen we even een virtueel kijkje in het stadhuis, zien of er ijverig wordt gewerkt, nou, wat een ambtenaren op een kluitje :
Door de forse uitbreiding van de stad in de 2e helft van de 19e eeuw, o.m. door het graven van de Nieuwe Waterweg, zie dit verhaal, moest ook ongetwijfeld de Stadsarchitekt Rose (link 1 en link 2) geregeld opdraven om ook iets te doen aan het gemeentelijk ruimtegebrek.
Als je de oude stadplattegronden bekijkt van zoo'n ruim 100 - 150 jaar geleden, dan was er eigenlijk nergens ruimte meer over , althans binnen de oude stadskern zoals hier zoo mooi weergegeven op deze kaart uit 1652 :
Twee eeuwen later, in 1842 bijvoorbeeld, was de situatie nog niet veel veranderd...:
De man die uiteindelijke knopen begon door te hakken, was Burgemeester A.R. Zimmerman, de opvolger van de ons al bekende Burgemeester s'Jacob uit ons baarden verhaal, zullen we maar zeggen :
s'Jacob, Burgemeester van Rotterdam van 1893 -1906
Zimmerman, Burgemeester van Rotterdam van 1906 -1923
Zimmerman kwam met een geniaal plan : het ergerde hem (en vele andere regenten) dat op de plaats waar nu het huidige stadhuis en het postkantoor zijn gebouwd, een buurt was waar de politie niet graag kwam.
In het Zandstraatkwartier of zoals de volksmond het noemde, de Polder, woonde men zeer dicht op elkaar. De huisvesting was erbarmelijk slecht, maar wat in de ogen van Zimmerman nog erger was, het was de rosse buurt van Rotterdam en daar moest iets aangedaan worden. Verbetering van de huisvesting had niet direkt de eerste prioriteit.
Een van de mensen die de slechte huisvesting aan de kaak stelde, was de Sociaal Democraat Hendrik Spiekman :
Hendrik Spiekman
Een citaat natuurlijk :
Grote ontroering in de stad bracht, na het jaar van zijn ziekte, het overlijden op 18 november 1917 op 43-jarige leeftijd van Hendrik Spiekman teweeg. In augustus 1901 in de gemeenteraad gekozen, waar hij met een kleine onderbreking tussen 1903 en 1905 tot zijn ontslapen deel van uitmaakte, was hij het eerste socialistische lid van de gemeenteraad geweest.
Specialist op het gebied van de volkshuisvesting, had hij onafgebroken gepleit voor gemeentelijke woningbouw om tot betere onderkomens voor de arbeidersstand te komen. En hij was vervuld van afschuw over de praktijken van de particuliere bouwers, die geen afstand wilden doen van het scheppen van de beruchte alkoofwoningen.
Een schot voor de boeg had Spiekman al in 1903 gegeven met zijn, in samenwerking met de journalist L. Schotting gepubliceerde, brochure over de woon- en leefomstandigheden van de berooide werkende klasse.
Een brochure, waarvan zij in de eerste alinea's van de inleiding o.a. schreven:
Kent ge arm Rotterdam, lezer?
Weet gij, geboren Rotterdammer en hier uw leven slijtend, hoe een breede klasse medeburgers is gehuisvest?
Hoe zij, onze stadgenooten, gedoemd zijn te verblijven in vertrekken voor het dier van menig onzer te slecht geacht!
Hoe zij, menschen van gelijke geaardheid, van gelijke beweging als wij, zich voeden met spijzen, die als zoodanig bij de meesten onzer niet in aanmerking komen; hoe zij zich kleeden met lompen, waaraan ternauwernood de vroegere vorm van het kleedingstuk is te herkennen!
Naast ons, o liefdadige medemenschen; in onze onmiddellijke nabijheid ontwikkelt zich in de krotwoningen, in de modderstegen een menschelijk geslacht, vreemd aan de samenleving, omdat de verschrompelde leden ervan gedoemd zijn tot een leven van voortdurende ellende en tekortkoming van allerlei aard, als menschen voor het ongeluk geboren.
Bij hun onderzoek waren Spiekman en Schotting gestuit op krotten, niet alleen doortrokken van stank, maar naast de ongelukkige menselijke lieden ook bewoond door wandluizen en kakkerlakken.
Welvarend Rotterdam,kan thans weten hoe 't met arm Rotterdam is gesteld.
Man van uitzonderlijk formaat en begaafd spreker als hij was, genoot Spiekman tot ver buiten de kring van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij aanzien en respect. Zo stelde Johan Brautigam, overigens van dezelfde politieke kleur, eens van hem vast, dat hij bijna geen vijanden kende en dat hij, ondanks zijn felheid, geen mensen afstootte. Overgevoelig als hij was voor leed, maar toch optimistisch van aard, ontwierp hij altijd meteen plannen om hulp te bieden. Ook burgemeester Zimmerman gaf aan die algemeen levende gevoelens uiting, toen hij bij de groeve van Spiekman repte van een zeldzaam begaafd man, die de korte tijd van zijn leven geheel aan zijn overtuiging wijdde.
Tevoren had de begrafenisstoet op 21 november duizenden mee doen lopen naar Spiekmans laatste rustplaats op Crooswijk.
Ik zie nóg de eindeloze stoet, die in 1917 de jong gestorven Spiekman op zijn laatste tocht begeleidde. De stoet trok langs de hbs aan de 's-Gravendijkwal en we hadden toen les van een leraar die, aan de Heemraadssingel wonend, niet terstond verdacht kon worden van socialistische gezindheid, een zure man bovendien. Hij stopte. We mochten achter de ramen staan. We hadden hem nog nooit iets vriendelijks horen zeggen, maar hij zei, en dat zette ons - zonen en dochters meest uit liberale kringen - voor dat uur aan het denken: Dat was een edele man die men daar wegbrengt. Onthoud het.
Vijf jaar later werd een door Berlage ontworpen monument in Spangen opgericht voor de man die als grondlegger van de Rotterdamse sociaal-democratie wordt gezien. Met handhaving van de bronzen plaat van het oude monument, kwam daarvoor in 1981 een nieuw gedenkteken in de plaats.
Zullen we eens even in het Zandstraatkwartier gaan kijken, maar dan natuurlijk op een wat geromantiseerde manier, het zal er echt geen pretje geweest zijn, om daar te wonen !!!
Waar dit nu is ? In dit verhaal hadden we al ooit verteld dat zoo'n 100 jaar geleden de Coolsingel nog niet gedempt was en er stond zowaar nog een molen, de Hoop heette die. Op de onderstaande foto Molen de Hoop en iets bekends...
Molen de Hoop staat op een historische plaats, ooit was hier de Middeleeuwse Jan Vetten toren: LINK
Op die ets staan we als het ware schuin aan de overkant van het stadhuis, zowat op het Hofplein en dat bruggetje leidt links naar het Zandstraatkwartier, kijk maar even mee op de volgende foto :
Wist je hoe dit bruggetje op deze foto en de ets werd genoemd ? Het comedie bruggetje !
En weet je waarom ? Omdat achter ons op die foto de Tivoli Schouwburg was en de beroemde Rotterdammer Louis Davids, geboren in het Zandstraatkwartier, in Tivoli zijn eerste successen had gehaald, aldus de overlevering en wie zijn wij om daaraan te twijfelen, niet ??
Direkt links van het bruggetje, dus aan de kant van het Zandstraatkwartier, was Sociëteit De Harmonie gevestigd, met daarin later de concertzaal De Doelen of op z'n Rotterdams De Doele...
En over De Doele was iemand heel enthousiast, want het was ook weer ontworpen door Rose. Citaat uit dit verhaal :
Bijzonder schijnt de door Rose ontworpen feestzaal van de Maatschappij ter Bevordering van Toonkunst geweest te zijn. De componist en pianist Frans von Liszt (1811-1886) bijvoorbeeld, was na een pianoconcert in deze zaal razend enthousiast over het gebouw.
Nou, weet je ook meteen, waarom de huidige, in de jaren zestig van de vorige eeuw gebouwde, Doelen zoo heet.....
Naast de Doelen waar wij het nu over hebben, ontstond later het bekende Pschorr, op de hoek van het oude Hofplein, maar we dwalen weer eens af...., over het Hofplein, over hoe dat verplaatst werd, dat verhaal vind je door hier op te klikken....
Genoeg gepraat, we gaan het comedie bruggetje maar eens over, lopen een stukje de straat in en draaien ons dan weer om in de richting van het comedie bruggetje, achter die koets Tivoli !
We lopen nog iets verder het Zandstraatkwartier in en dan ziet het er zoo uit :
Een echte foto mag natuurlijk ook niet ontbreken :
Een beroemd waterverf schilderij uit het Zandstraatkwartier werd gemaakt door A. de la Riviera.
Meer Rotterdamse schilderijen zijn te vinden op een van de pagina's van Gerard Martens.
Een orgeldraaier met houten been vermaakt de buurtbewoners onder het toeziend oog van Oom Agent, want je weet maar nooit wat de gevolgen zijn in het Zandstraatkwartier...
Op voorstel van B&W nam de gemeenteraad het besluit om vanaf 1 januari 1912 het hele Zandstraatkwartier af te breken, o.m. Spiekman stemde tegen ....
Inspraak kende men natuurlijk nog niet en volgens tijdgenoten ging de ontruiming als volgt in zijn werk :
Op 12 augustus 1914 ging de eerste paal voor het nieuwe huidige stadhuis de grond in, via een prijsvraag was het ontwerp van Prof. Henri Evers uitverkoren :
Op de Oudejaarsavond van 1911 waren honderden keurige zondagwandelaars ter hoogte van het Rodezand bijeengestroomd, om de sluiting van het internationaal beruchte Zandstraatkwartier met eigen ogen gade te slaan, wachtend op de klokslag van twaalf uur. Want die historische gebeurtenis zou niet alleen een vers jaar, maar tegelijk het begin van een belangwekkende vernieuwingsperiode van de stad inluiden.
De grondslag daarvoor was in eerdere jaren gelegd door burgemeester A.R. Zimmerman, met zijn initiatief om van de Coolsingel een boulevard te maken. In samenhang hiermee zou de Zandstraatbuurt, populair bekend als de Polder, met de grond worden gelijkgemaakt, om in het bijzonder de bouw van een nieuw stadhuis en een dito postkantoor mogelijk te maken.
't Rumoer, 't schichtig gefluit en geschreeuw, 't zatte gelol, 't gestommel en getier heeft den plechtigen klokslag zelf volkomen overstemd.Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. Maar even voor twaalven zag het publiek van weerskanten een vrij sterke politiemacht, de agenten met stormbanden of nacht-petten op, onder bevel van een aantal inspecteurs, kuierenderwijs en resoluut maar toch zeer goedmoedig de Zandstraat ingaan, 't Geknal van vuurwerk en los kruit om 't oude jaar te verjagen verhoogde de spanning van 't groote moment.
Met een rustig woord naar links en rechts baanden de mannen van 't gezag, die den dood van den Polder aan gingen zeggen, zich een weg door 't gedrang. En inderdaad, zooals aansprekers buurten, gingen zij huis aan huis even binnen met hun voor velen wel waarlijk droeve boodschap.
Zij traden in stampvolle kroegen, in de rauzende danshuizen, heel laconiek, en zeiden niet anders tegen de waarden dan dat 't tijd van sluiten was. Maar dat deden zij vriendelijk, zoo weinig mogelijk opzichtig. En bovendien waren al die ondernemers, die immers sedert maanden wisten dat 's burgemeesters verlof tot dansen en muziek voor de Zandstraatbuurt nu verviel, te voren bewerkt om gehoorzaam te wezen. Een nieuw verlof elders, om, zij 't vereenzaamd, weer een danszaal, een muziekkeet te beginnen, die enkel op bepaalde uren open staat voor 't publiek, - deze vergunning berust mede in handen van 't hoofd van politie!
Tot teleurstelling van sommigen die wat anders hadden verwacht, schakelde de politie zonder problemen in zo'n tien minuten tijd het hele raderwerk van de Zandstraatbuurt uit en wist alle vermaakgribussen voorgoed te ontruimen en te sluiten. Zoodat de toeschouwers niet anders zagen dan opeens een eindelooze uittocht van aangeschoten, zingende en joelende Zandstraatklanten, van zeelui en Zondagsridders, misdadigers, sjappi-touwers en hun trouwe meisjes, die langzaam slenterend de nachtstad introkken.
Koos Speenhoff, altijd tuk op een actueel gebeuren, liet in een brief van eene slechte meid een waarschuwing uitgaan aan iemand, die waarschijnlijk een varensgezel was, en dichtte daarin onder meer :
Zeg Rooje wat zal jij verschrikken
Als jij is thuis gevaren ben.
Dan zal je zien en ondervinden
Dat jij de polder niet meer ken.
De heele keet wordt afgebroken,
De heeren krijgen nou d'r zin.
De meides motten uit d'r zaakies,
De burgemeester trekt er in.
Ze gaan de Zandstraat netjes maken
't Wordt 'n kermenadebuurt.
De huissies en de stille knippies
Die zijn al an de Raad verhuurd.
Bij Nielsen ken je nie meer dansen,
Bij Charleij zijn geen meissies meer.
En Moeke Bet draagt al 'n hoedje
Die wordt nu zuster in den Heer.
Na de ontruiming werd een aanvang gemaakt met de sloop van het gedoemde kwartier, een rasterwerk van benauwde en stinkende straten en stegen, gangen en sloppen, begrensd door de St. Laurensstraat, Westewagenstraat, Coolvest en Raamstraat.
Geheime dwarsverbindingen in dit doolhof hadden hier achtervolgde criminelen, altijd uitgekiende kansen geboden om te elfder ure te ontsnappen. En er had zich wat afgespeeld in deze schilderachtige buurt van knijpjes en tingeltangels, dievenkroegjes en danshuizen, bordelen en logementen, gelukkig voor een belangrijk deel afgeschermd van de rest van de stad door de Coolvest.
Maar bij de angel die uit deze buurt werd weggerukt, zo'n zestienduizend vierkante meter, werd niet alleen een - vooral voor zeelieden - zowel rauw als rijk geschakeerd vertier platgewalst. Ook zo'n 250 huizen, die ongeveer 700 woningen omvatten, alsmede 150 pakhuizen, en tal van kantoren, werkplaatsen en stallen, winkels en magazijnen werden omlaaggehaald. Plus een kerkgebouw en een politiepost. Je had in die buurt sloppen, daar was zelfs nog "n paardestal in. Ook in dat deel dat na 1915 resteerde. Maar als je er met 'n paard inging, moest-ie zich in de steeg keren. Of het moest weer achteruit de stal uitlopen, want in de steeg kon het beest zich niet omdraaien. Zó smal waren die stegen, niet breder dan zo'n tachtig of negentig centimeter. Daarom plaatsten ze de wagen dan ergens waar het breder was, bijvoorbeeld aan het Haagseveer. Zo tegen het water aan,
We citeren maar weer :
Op 15 juli 1915 werd de eerste steen gelegd door Koningin Wilhelmina
Koos Speenhoff sprak zelfs van het onraadhuis. Maar alle kritiek ten spijt ging op 12 augustus van het jaar daarop de eerste paal van de fundering voor het nieuwe stadhuis aan de Coolsingel de grond in, op de plek waar eens danshuizen, kroegen en eethuisjes een weelde aan vaak vulgair amusement boden.
In het bruisende hart van de stad, waar ooit bekende artiesten als Louis Davids,Henriëtte Davids
en Maupie Staal het levenslicht hadden gezien, werden vervolgens zo'n 8000 palen de grond in gedreven.
Dit ondanks de waarschuwing van Speenhoff, die eerder o.a. had gedicht:
's Nachts gaat 't er vreeselijk spoken,
Waar de polder eenmaal stond,
Al de geesten uit de Zandstraat
Sluipen er de raadzaal rond,
En in plaats van toffe meiden,
Zuurtjes en gebakken visch,
Vinden ze 'n Spiekman-motie,
Die dien dag verworpen is.Op 1 september 1920 vergaderde de gemeenteraad voor het eerst in de nieuwe raadszaal, Burgemeester Zimmerman op een verhoging tegenover de raadsleden. De wethouders moesten plaatsnemen tussen de raadsleden in.
En hoe ging het met het vertier en de rosse buurt ? Die verplaatste zich naar het gebied ten zuiden van de Vischmarkt, naar de Schiedamschedijk. (link)
Burgemeester Zimmerman is ook de geschiedenis ingegaan als de man die in het dreigende Troelstra revolutiejaar 1918, in het geheim onderhandelingen aanging met vooraanstaande Rotterdamse SDAP-ers (Heykoop en Brautigam) voor het evt zonder bloedvergieten overdragen van de macht. Daardoor was hij na 1918 in de ogen van velen niet meer acceptabel. Vanuit Den Haag werd vanaf 1921 druk op hem uitgeoefend om af te treden, uiteindelijk deed hij dat in 1923. Hij werd Commissaris-Generaal bij de Volkenbond. Bij zijn afscheid gaf hij toe niet meer opgewassen te zijn tegen de 'linkse' druk.
We gaan het hier niet hebben over het Troelstra revolutiejaar 1918, maar deze affiche van de Rotterdamse burgerwacht vond Aad zoo mooi illustratief voor die tijd :
Een van de meest roemruchte voorgangers van Van Dobben, was Blankenheim, met die mooie baard en vooruit ook een klein citaat uit zijn verhaal :
Kolonel Blankenheim, Commandant der Rotterdamse Schutterij
De schutterij was eerst in haar vollen fleur bij de parades.
Extra opgepoetst en gevolgd door een talrijke schare toog zij dan naar den Heuvel of naar het Schuttersveld.
Dan stonden er twee indrukwekkende baarden naast elkaar en namen de parade af : die van Burgemeester 's Jacob en die van kolonel Blankenheym. De baard van den Burgemeester was de gast, maar die van den kolonel was de chef en deinde trots op en neer met den dreunenden tred der passeerende schutters
Wonder boven wonder hebben het stadhuis en het postkantoor het bombardement op 14 mei 1940 nagenoeg ongeschonden overleefd, de omgeving was echter drastisch veranderd, zoals te zien is op de onderstaande 3 slot foto's :
Meer over de omgeving van het huidige stadhuis, maar dan voor WOII kun je bijvoorbeeld HIER vinden
Uit een op onze site gepubliceerd persbericht van het Historisch Museum Rotterdam (LINK) voegen we deze schitterende prenten toe:
Schilderij: Het Graanbedrijf, gedateerd 1920, olieverf op doek, circa 400 x 400 cm, Raadzaal, Stadhuis Rotterdam.
Bijschrift: Richters maakte de schilderingen van het havenbedrijf in de raadszaal van het Rotterdamse stadhuis.
Beeld uit de tentoonstelling ´Marius Richters Rotterdam. Schilder en Glazenier.´ 24 september 2005 t/m 22 januari 2006 in Museum Het Schielandshuis in Rotterdam. Bron: Gemeente Rotterdam
Een citaat uit ons Straatnamen van Rotterdam verhaal:
Foto: Overzichtsfoto Raadzaal, Stadhuis Rotterdam
Bijschrift: Richters maakte de schilderingen van het havenbedrijf in de raadszaal van het Rotterdamse stadhuis. Van links naar rechts zijn de schilderingen De Sleepdiensten, Het Graanbedrijf en Het Kolenbedrijf te zien.
Beeld uit de tentoonstelling ´Marius Richters Rotterdam. Schilder en Glazenier.´ 24 september 2005 t/m 22 januari 2006 in Museum Het Schielandshuis in Rotterdam.
Foto: Han van Senus, Capelle aan den IJssel
STADHUISSTEEG.
Oorspronkelijk was deze steeg Waagsteeg of Waagstraat genaamd. De oudste giften zijn van 1595 en bij de verbouwing van het Stadhuis in die jaren werd deze steeg dus aangelegd ten oosten van de Stadswaag. Vóór dien tijd was hier een open ruimte.
Dat het Stadhuis aan de Hoogstraat oorspronkelijk een Gasthuis is geweest, is zeker, al kunnen wij ook niet precies aangeven, wanneer de zieken voor het Gemeentebestuur plaats hebben moeten maken.
Ook de Waag was ondergebracht in dit gebouw, dat in het midden der 16de eeuw afwisselend Gast- of Stadhuis wordt genoemd.
In 1549 is sprake van "het gasthuys ofte Wage upt Oosteinde tot achter in de Rotte".
Aan de oostzijde werd dit gebouw in het laatst der 16de en begin der 17de eeuw uitgebreid. Toen de Waag in 1703 naar de Kaasmarkt werd overgebracht, was, er geen reden meer voor den ouden naam, doch deze schijnt pas in de 19de eenw vervangen te zijn door Stadhuissteeg.
Tijdens de vorbouwing van 1822-1835 is de Groote Waag naar de Punt overgebracht en daar gebleven tot de opheffing in 1882.
In het oudste keurboek (1408-1414) wordt reeds melding gemaakt van een raadhuis, doch de plaats daarvan niet aangewezen; in de stadsrekening van 1426/27 worden raadhuis en gasthuis naast elkaar genoemd. In 1789 hadden allerlei inwendige vertimmeringen plaats. Van 1822-1835 eindelijk heeft een geheele verbouwing ook het uitwendige een ander aanzien gegeven. Dit gebouw, voor de behoeften te klein geworden, zal nu binnen niet al te langen tijd vervangen worden door een nieuw Stadhuis, dat volgens Raadsbesluit van 13 Mei 1909 verrijzen zal aan de te dempen Coolvest.
Bij de Stadhuissteeg vermelden wij de verdwenen Gasthuissteeg, omdat een overblijfsel daarvan, het slopje, dat op de Hoogstraat toegang geeft tot het Stadhuis, nog aanwezig is. Deze steeg wordt in 1477 reeds genoemd, is overtimmerd bij de verbouwing van het Stadhuis in het begin der 18de eeuw en in de 19de eeuw geheel verdwenen. Zij liep vroeger dus door en was gelegen ten westen van het oude gasthuis of hospitaal, dat waarschijnlijk reeds in 1329 hier stond. Dr. Nicolaas Zas spreekt van het St. Elisabethsgasthuis of Groote Gasthuis. Behalve bij kroniekschrijvers vinden wij echter nergens den naam van deze Heilige met het Gasthuis verbonden.
Het is zeer waarschijnlijk, dat men Gasthuis en Oude-Vrouwenhuis, dat werkelijk eerst St. Elisabethszusterhuis of gasthuis werd genoemd met elkaar verward heeft. In een stuk van 27 Maart 1512 wordt wel gesproken van het Groote Gasthuis te Rotterdam, genaamd St. Alexiusgasthuis. Zooals wij bovengezien hebben, was in het begin der 15de eeuw dit gasthuis voor een deel waarschijnlijk al door de stedelijke regeering ingenomen.
In welk jaar het gasthuis is overgebracht naar de Kipstraat, hoek Botersloot, waar wij het in de 16de eeuw aantreffen, is niet te bepalen. In ieder geval bleef voor het Raadhuis nog lang de oude naam in gebruik. Een huis aan de overzijde gelegen wordt tusschen 1527 en 1531 nu eens gezegd te liggen over het Stadhuis dan weer over het Gasthuis.
In 1547 werd pas door den bisschop van Utrecht verlof gegeven aan de Stedelijke Regeering om het oude en geheel in onbruik geraakte altaar in het oude Stadsgasthuis naast het Stadhuis af te breken en over die plaats te beschikken. Vóór 1547 heeft de verhuizing der zieken dus zeker plaats gehad.
In 1575 werd het tweede Gasthuis verlaten, dat overgebracht werd in het in 1563 afgebrande, doch in 1565 gedeeltelijk weer opgebouwde Predikheerenklooster op het Oosteinde. Na allerlei verbouwingen werd dit gesticht in het 2de kwartaal der 19de eeuw geacht niet meer aan de eischen te kunnen voldoen en werd het nu nog bestaande Stedelijk Ziekenhuis aan den Coolsingel gebouwd, dat in 1851 in gebruik is genomen en sinds dien tijd al heel wat uitbreidingen heeft ondergaan.
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|