(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een verhaal vertellen over de Graven van Holland in relatie tot Rotterdam is wat lastig, want in alle algemene bronnen over de Graven van Holland vind je natuurlijk niets over de relatie tussen de Graven van Holland en Rotterdam.
Maar gelukkig hebben we daar onze eigen site voor, want in allerlei verhalen hebben we het al over de Graven van Holland en allerlei figuren daaromheen gehad, maar een echte geschiedkundige beschrijving over een aantal voor o.m. Rotterdam e.o. belangrijke Graven van Holland, dat ontbrak nog op onze site en daar gaan we in dit, inderdaad, grote verhaal over de Graven van Holland wat aan doen.
We gaan het o.m. hebben over de volgende Graven van Holland:
- Dirk III
- Willem II
- Floris V
- Willem III
- Willem IV
- Aelbrecht van Beieren
- Jacoba van Beieren
Via onze eigen Search Engine hebben we al zoo het een en ander opgedoken:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Willem en klik op ENTER
Op onze site hebben we o.m. dus al deze verhalen, waar soms al uitvoerig iets is verteld over allerlei Graven van Holland en een aantal figuren daaromheen:
- 1. De geschiedenis van Delfshaven
- 2. Aad over de dam bij Rotta
- 3. Aad over Jonker Frans
- 4. Kasteel Weena Rotterdam is niet Kasteel Weena Rotterdam.....
- 5. Wat onbekende jaartallen van Rotterdam
- 6. Oudste besluiten Rotterdam tot 1425
- 7. Op een tol meer of minder werd vroeger niet gekeken, ook in en rond Rotterdam
T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van dit verhaal (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....
En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.
Interesse?
Graag kontakt opnemen met
hans@engelfriet.net
Iedere bijdrage is van harte welkom !!
Om het aantal GB / maand beheersbaar te houden, zijn wij helaas genoodzaakt foto's / prenten / kaarten etc als thumbnail weer te geven.
Klik dus op de thumbnail voor het originele formaat en op BACK van je browser om weer terug te keren naar het verhaal.
Ook de vierkantjes met rood kruisje zijn een thumb, die thumb bleek te klein om weer te geven...
Uit al deze verhalen de volgende fragmenten, is Aad ook weer een beetje bijgepraat:
Verhaal 1:Verhaal 2:
Verhaal 3:
Graaf Willem IV
Voor het Schielandshuis werd in 1990 een standbeeld geplaatst van Graaf Willem IV, de man die op 7 juni 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende.
Op de bovenstaande kaart kun je zien hoe het gebied rond 1100 ingedeeld werd, we herkennen heel wat bekende namen, niet ?
En deze kaart geeft de situatie weer rond 1400, ook weer veel bekende namen toch....
In het gebied, waar we het nu over willen hebben, kwamen twee riviertjes vanuit het noorden : de Schie en de Rotte. In de eeuwen zoo voor de 11e stroomde al het water vrij naar zee, bij te veel water overstroomde het land en moesten de enkele mensen die er durfden te wonen, vluchten.
Als het land onder water stond had de heer van dat land geen inkomsten. Door bedijkingswerkzaamheden ontstonden vanaf de 11e eeuw al her en dijken langs de Maas Merwede oever. De heer van het land had er alle belang bij dat het geheel goed onderhouden werd, maar geregeld ontstond er toch overlast door onverwachts te veel water vanuit bijvoorbeeld de Rotte.
Het gebied rond de monding van de Rotte werd Rotta genoemd, grote overstromingen op het eind van de 12e eeuw, maakte dat ook Rotta steeds minder economisch aantrekkelijk werd. Om toch aan inkomsten te komen werd op een groot aantal plaatsen langs het water TOL geheven, zoo waren er reeds vroeg tollen in Vlaardingen, Geervliet, Moordrecht en, de belangrijkste, in Dordrecht.
Beheersing van de tollen maakte een heer machtig. In 1299 kreeg Dordrecht ook het stapelrecht, alles wat langs de stad kwam, moest in Dordrecht o.m. gedeeltelijk worden verhandeld, waarbij een vast percentage van de opbrengst ook nog eens bestemd was voor de stad. Steden met stapelrecht werden soms schatrijk, bekende voorbeelden zijn natuurlijk Brugge, Gent etc.
Rondom Dordrecht (niet de oudste stad van Holland, de oudste stad van Holland is Geertruidenberg met stadsrechten verkregen in 1213) ontstond tot aan de monding van de rivieren in de zee een relatief grote bedrijvigheid. Ondanks het stapelrecht monopolie van Dordrecht, ontstonden er toch langs de Maas oever enige nederzettingen die levensvatbaar waren, hoe deed men dit, er werden hindernissen in de rivier gelegd die pas werden verwijderd als er tol betaald werd, ook werd natuurlijk een deel van de lading in dank aanvaard...
De dam in de Schie, en dus Schiedam, was ook belangrijk voor het achterland, via de Schie kon je zoo in Delft en nog verder komen v.v. Schiedam kreeg al in 1275 stadrechten, zoo belangrijk waren de inkomsten voor de Heer van dat gebied.
Als echter de linker oever van een rivier, bijvoorbeeld de Rotte, in handen was van een andere Heer dan de rechter oever, dan onstonden er natuurlijk problemen en meestal werd er dan maar geen kunstmatige dam aangelegd.
Door de moord op Graaf Floris V in 1296 verloor Gijsbrecht Bokel, een belangrijke heer ten westen van de Rotte, zijn rechten, zij gingen over in de handen van de hogere Graaf.
We kregen de volgende vraag over Gijsbrecht Bokel:
Gijsbrecht Bokel was waarschijnlijk een halfbroer van Gijsbrecht Both van der Eem. Ze worden bijvoorbeeld samen genoemd als borgen voor de heren van Amstel, dezelfde die o.m. verantwoordelijk waren voor de moord op Floris V. Bokel verloor dus zijn rechten. Both van der Eem vreemd genoeg niet. Deze twee schijnen regelmatig samen vermeld te staan in oorkonden.
Is er over deze twee iets meer bekend bij iemand?
André Both
Door de moord op Floris V ontstond ruzie wie nu de opvolger van Floris V zou worden, Schiedam en Dordecht belanden in het ene kamp en de monding van de rivier de Rotte in een ander kamp. Op 1298 werd Schiedam vanuit Rotterdam, zullen we maar vast zeggen, bedreigd. Het jaar erop kreeg Rotterdam zelfs al voor het eerst pro forma stadsrechten, puur om Schiedam de voet dwars te zetten. Bovendien werd een begin gemaakt met de aanleg van een kanaal van Rotterdam naar Overschie, dat zou gaan uitmonden in de Schie naar Delft, en dus een concurrent voor Schiedam.
Tijdens de aanleg van de Willemsspoortunnel werden sporen ontdekt van de eerste dam, eigenlijk dus niet meer dan een boot....
De Rotte werd afgedamd ter hoogte van de huidige Hoogstraat. Men vermoedt nu voor het eerst rond 1260. Ook werd vastgesteld dat 10 - 20 jaar later er reeds bewoning is geweest links en rechts van de provisorische dam.
Helaas voor Rotterdam werd Wolfert van Borselen, de man die Rotterdam zijn eerste stadrechten had gegeven puur om Schiedam dwars te zitten, op 1 augustus 1299 door zijn tegenstanders in Delft vermoord. Toen de Graaf ook kort daarop overleed, werd de grote tegenstander van Wolfert van Borselen, Jan van Avesnes, zelfs Graaf Jan II van Holland en uiteraard trok Jan II de stadrechten van Rotterdam weer in en verbood bovendien het graven naar Overschie.
Tot overmaat van ramp, althans voor Rotterdam, werd het westen van de Rotte monding weer teruggeven aan de Bokels. Maar ondanks dit was de groei van een nederzetting aan de monding van de Rotte niet meer tegen te houden. Op 25 juli 1328 werd het oostelijk deel van de monding van de Rotte grote priveleges verleend, (LINK) de groeiende handel had ook een gunstige uitwerking op de rust in dat gebied. Over een groot aantal zaken mocht men nu zelf beslissen.
Graaf Willem III deed een slimme zet ten gunste van Rotterdam. Hij kwam overeen met Dirk Bokel, die geen zoon had, maar wel een dochter Agniese, dat na diens dood Agniese hem als vrouw mocht opvolgen, maar niet als Heer van het westen van de Rotte monding. En zoo geschiedde....
En dus lag er niets meer in de weg voor de opvolger van Willem III, Graaf Willem IV, om op 7 juni 1340 Rotterdam stadsrechten te verlenen. In 1358 ontving Rotterdam toestemming om tot ommuring over te gaan.
De stad ontwikkelde zich vanuit de Hoogstraat oftewel de Middendam. Aan de Hoogstraat kwam een herberg voor de Graaf als die op bezoek kwam en in deze Stadsherberg (het "Gasthuis") werd dus ook recht gesproken. Het gebied richting Maas, evenwijdig aan de dam, kreeg de naam Steiger, want de schepen moesten daar noodgedwongen aanleggen voordat ze de Rotte op konden. In 1358 werd als zuidelijke stadsvest de Blaak al gegraven.
Schiedam bleef Rotterdam echter dwars zitten en natuurlijk v.v.. Overstromingen werden wederzijds geweten aan het op het verkeerde moment openzetten van de sluizen van resp. de Schie en de Rotte naar de Maas. Vooral vissers hadden er profijt van dat de sluizen zoo lang mogelijk dichtbleven ten koste van het waterpeil in het achterland, door de stroming richting Maas hoopte de vis zich op voor de sluis, even openzetten en je ving in korte tijd heel veel vis...
Het grootste konflikt met Schiedam bleef echter de verbinding via Overschie naar de Schie. De Rotterdamse Schie mondde als Spui uit in de Steigersgracht en vandaar naar de sluis in de Rotte op de Hoogstraat. Gelukkig voor Rotterdam ontstonden er geen waterafvoer problemen in de Steigersgracht, maar helaas voor het achterland van Schiedam, wel daar waar de Rotterdamse Schie uitkwam in de rivier de Schie, dus ter hoogte van Overschie. Op hoog bevel moest in 1376 de aansluiting op de Schie worden gedicht.
Rotterdam betaalde in 1380 een fors bedrag aan de Graaf om de verbinding met de Schie weer open te krijgen. Uit onverwachte hoek kwam toen een tegenzet.... Om meer grip op de winstgevende vaart vanuit en door Delft te krijgen, besloot Delft een eigen Schie kanaal aan te leggen, ook vanaf Overschie, maar nu richting Maas halverwege Schiedam en Rotterdam, de Delfshavense Schie. Aan de monding van de Maas ontstond weer een nieuwe nederzetting, Delfshaven.
Op deze kaart uit 1340 kun je heel goed de Rotte dam zien liggen
wat links naar boven de Rotterdamse Schie
dat slotje bovenaan is Huis Weena
Verhaal 4:
Jonker Frans is in Rotterdam een bekende naam: er is een straat naar hem genoemd. Maar wie was hij eigenlijk, en wat hielden de Hoekse en Kabeljauwse twisten in, de 'oorlog' die ook Rotterdam niet voorbij ging?
Hoeken en Kabeljauwen
In de 14e en 15e eeuw braken er conflicten uit in Holland die ongeveer 150 jaar duurden, en die de Hoekse en Kabeljauwse twisten worden genoemd. Ook het gebied Schieland en specifieker Rotterdam raakten hierbij betrokken. Wat was er precies aan de hand?
Toen in september 1345 graaf Willem IV sneuvelde in Friesland, had hij geen wettige kinderen die hem konden opvolgen. Zijn naaste verwant was zijn zuster Margaretha van Beieren, die getrouwd was met Lodewijk van Beieren. Zij werd de opvolger van Willem IV, maar ook haar zoon Willem (die later als graaf Willem V Holland zou regeren) kreeg bestuurlijke taken. Toen er geschillen ontstonden tussen moeder en zoon, en elk een eigen aanhang kreeg, waren de Hollandse partijtwisten geboren.
De mogelijke herkomst van de naam Hoeken en Kabeljauwen
De herkomst van de naam voor de twisten is nog steeds niet helemaal duidelijk. Wellicht dat het iets te maken heeft met de dubbelzinnige lading die aan de woorden verbonden is. Als een hoeker (een handelaar) in de stad Dordrecht een kabeljauw aan de schout zond, mochten de bemanningsleden 'meisjes van plezier' meenemen naar hun schip. Dit wordt weer in verband gebracht met de (Hoekse) moord op Aleid van Poelgeest, de (Kabeljauwse) minnares van Aelbrecht van Beieren, de zoon van Margaretha. De woorden werden dus misschien geassocieerd met 'seksuele pleziertjes'.
Een andere verklaring is dat een Kabeljauw een scheldnaam was voor de in blauw-grijze Beierse Ruiten geklede aanhangers van Graaf Willem V, die hierdoor leken op wandelende kabeljauwen met al die schubben. De naam Hoeken ontstond pas later, Hoeken droegen een rode muts en een Hoek is een ander woord voor haak, een haak om uiteraard een geschubde kabeljauw te vangen...
Het is en was altijd moeilijk duidelijk te maken wie nu Hoek en wie nu Kabeljauw was. Over het algemeen waren de Kabeljauwen meer voor nieuwe ontwikkelingen, progressiever, terwijl de Hoeken meer geneigd waren het bestaande te verdedigen, conservatiever. De steden waren meer richting Kabeljauws, maar dat wil nog niet zeggen dat alle steden Kabeljauws waren. Binnen steden zelf bestonden ook tegenstellingen. De adel, conservatiever ingesteld, was meer Hoeks.
Rotterdam en de twisten
Rotterdam probeerde zich afzijdig te houden van de twisten toen deze in 1350 uitbraken. De stad was nog niet versterkt, en had nog maar tien jaar stadsrechten. In 1358 kreeg Rotterdam toestemmingen de stad te versterken, wat in verband stond met de onrustige situatie. De landsheer Aelbrecht van Beieren wilde een betrouwbaar steunpunt in de buurt van Delft, wat een Kabeljauws bolwerk was. Hiernaast was Rotterdam een belangrijk punt in de verbindingswegen in Holland, en daarom moest de stad zo veilig mogelijk zijn.
Pas in 1418 raakt Rotterdam echt betrokken bij de twisten. Graaf Willem VI van Holland was gestorven, en zijn (Hoekse) dochter Jacoba van Beieren volgde hem op. Net als in 1345 ontstonden hier conflicten over: kon een vrouw wel Holland regeren?
Jacoba's (Kabeljauwse) oom Jan van Beieren zag zijn kans schoon en wist zich in Dordrecht te nestelen om van daaruit zijn macht te verbreiden. Op 10 oktober 1418 lukte het hem om Rotterdam in te nemen. Ondanks dat Rotterdam Jacoba trouw was, en dus Hoeks, waren er ook Kabeljauwen in de stad die Jan hartelijk binnenhaalden. Achteraf bleek dat Jan voortdurend vanuit Dordrecht in contact had gestaan met zijn aanhangers in Rotterdam. Jan liet de stad meteen versterken, om te voorkomen dat deze weer zouden worden ingenomen, alleen nu door Jacoba. Er werden boeren uit de omgeving opgetrommeld om voor het benodigde graafwerk te zorgen. Hiernaast werden er in Rotterdam manschappen gelegerd en werd de stad voorzien van schepen, buskruit en tarwe. Rotterdam werd een Kabeljauws bolwerk. Toen Jan van Beieren in 1425 stierf, ontstond er een strijd tussen Jacoba en hertog Philips van Bourgondië, die optrad als erfgenaam van Jan van Beieren. Rotterdam steunde in deze strijd de zijde van Philips. De oorlog werd beëindigd op 3 juli 1428 met de Zoen van Delft. Hierin stonden de voorwaarden waaronder Jacoba gravin van Holland mocht worden, en dat de namen Houck en Cabeljau voortaan verboden waren.
Verhaal 5:
De eerste die zich tooide met de familienaam Ruychrock was een van de kinderen van Willem de Buyser. Deze stamde af van de geslachten van de Werve en Weena en daardoor van de burggraven van Leiden.
Willem de Buyser woonde - in de tweede helft van de veertiende eeuw - in het kasteel van de heren van Gaasbeek te Geervliet en was sedert 1362 kanunnik van het domkapittel te Utrecht.
Jan Ruychrock van de Werve, die geboren is rond 1400, kwam al op jeugdige leeftijd in dienst van Frank van Borssele, die rentmeester was van grote delen van Zeeland.
Hoe Jan aan zijn familienaam kwam is niet geheel duidelijk. Wel is de naam al bekend van ene Geertruijd Ruychrock, echtgenote van Daniel van Baersdorp uit 1299, en van ene "jonghe Hannekijn Ruuchrock Borsele" uit 1344. Ook blijkt het familiewapen van Jan Ruychrock gezamenlijk te worden gevoerd met de familie Boelens.
Aan het familiewapen is te zien dat er een relatie er is tussen de familie Ruychrok van de Werve en de heren van Weena.
De Wapenkleuren van de Heren van Weena
Stadswapen Gemeente Rotterdam
In 1948 werd toegevoegd
Sterker door Strijd
Toen in 1570 de heerlijkheid Weena, net als het dorpje Cool, door Rotterdam werd geannexeerd, hebben de bewoners van het Huis van Weena bedongen dat de gemeente Rotterdam de kleur rood in het stadwapen zou veranderen in groen, net zoals de wapenkleuren van de Heren van Weena.
De balken in de familiewapens waren horizontaal geplaatst. Die in het Rotterdamse stadswapen vertikaal.
De naam van de Werve loopt als een rode draad door de gehele voorgeschiedenis van de Ruychrock-stam. De eerste bewoner van het Huis te Werve in Rijswijk, Didderick van de Werve, had een zoon Floris, die tevens bewoner was van het kasteel Weena bij (nu: in) Rotterdam. Van hem stamt ook het geslacht Bokel van de Werve af.
In 1128 erfde Christiaan, heer van Weena, Beukelsdijk en Blommersdijk, tweede zoon van heer Alewijn, burggraaf van Leiden, de goederen van Berkel en Bleiswijk.
Het gebied ten oosten van de Rotte behoorde toe aan de graaf.
Het gebied ten westen ervan was in 1296 door graaf Jan I, in feite door Wolfert van Borselen, geconfisqueerd van de heer van Bokel, de bewoner van het kasteel Weena. Ook dit gebied gaf hij ter bewoning uit, deze buurt heette Nieuwpoort, dat later werd verbasterd tot Oppert.
Door de vestiging van een stad hoopte Wolfert zijn macht in dit gebied te conso- lideren.
Op 17-03-1299 verkreeg de Zeeuwse edele Wolfert van Borselen stadsrecht voor Rotterdam. De Schie, een belangrijk water was in handen van Wolferts tegenstanders, de Van Avesnes. Wolfert overleed in 1299. Het Hof van Weena werd in 1425 verwoest op bevel van Jacoba van Beieren. De meeste archiefstukken m.b.t. rechtszaken (vaak de enige documenten in die tijd...) gingen toen verloren.
In 1590 werd het land rondom het verwoeste Hof van Weena opgekocht door het stadsbestuur.
En gedicht uit die tijd luidt :
Nu leydt dit Hoff
Geheel tot stof
en d'ouwe steenen
Van Weena weenen
1296.
Uitnoodiging aan Jan van Henegouwen om te Rotterdam te komen.
1304.
Guy van Vlaanderen neemt gijzelaars uit Rot terdam.
1328.
Privilege van Willem III aangaande de regeering.
1336
Privilege over de school en 't schrijfambacht.
1340.
Privilege over de rechtspleging.
1340.
Privilege over de vaart naar Ouderschie.
1340.
Quitantie wegens dit privilege.
1355.
Privilege over het verbeuren van het halve goed.
1357.
Privilege over het bode ambacht.
1358.
Vergunning tot delven der vesten.
1373.
Ordonnantie op het maken der bruggen.
1466.
Maken der bruggen.
1378.
Voorrechten verleend aan het Bagijnhof.
1382.
Handvest over de aanstelling van schepenen en raden.
1383.
Verpachting van 't Westnieuwland.
1389.
Confirmatie der privilegiën.
1395.
Verschillende privilegiën.
1402.
Schuldbrief van hertog Albrecht en privilege over het vergeven der ambten.
1402.
Oorlog tegen de Arkelschen.
1407.
Schuldbrief en privilege van hertog Willem
1410.
Schuldbrief van hertog Willem.
1412.
Privilege over de jurisdictie.
1418.
Borgtocht voor gravin Jacoba.
1418.
Rotterdam ingenomen door Jan van Beieren.
1419.
Tractaat tusschen Jacoba en Jan van Beieren.
1425.
Rooftocht van die van Schoonhoven.
1425.
Confirmatie der privilegiën.
1426.
Verwoesting der steden in Schieland.
1426.
Contributie der Hollandsche steden.
1427.
Geldleening door hertog Philips.
1439.
Privilege over de magistraatsbestelling
1440.
Ordonnantie op den zuiveringseed.
1446.
Privilege over de vroedschap.
1454.
Accoord over het pondgeld.
1460.
Privilege van de Augustijnernonnen.
1468.
Huldiging van hertog Karel, en contributie der steden.
1468.
Bevestiging der privilegiën.
1472.
Verkoop van lijfrenten door de stad.
1473.
Gift van het pondgeld van de visch.
1479.
Groote dagvaart te Rotterdam.
1479.
Het hof van rechten binnen Rotterdam gebracht.
1479.
Privilege aangaande de vroedschap.
1480.
Maximiliaan komt te Rotterdam.
1482.
Voorrechten verleend aan de Carmelieten.
1483.
Privilege aangaande de magistratuur.
1488.
Berichten over den Jonker Fransenoorlog.
1497.
Aartshertog Philips te Rotterdam.
1514.
Brief van Chrysostomus over Rotterdam.
1549.
Philips van Spanje te Rotterdam.
1563.
Groote brand te Rotterdam.
1563.
Vergoeding voor dien brand.
1572.
Moord door de Spanjaarden te Rotterdam.
Verhaal 6:Verhaal 7:
1028
- Keizer Carolus bevestigt een gift gedaan aan de kerk van Rotta
1050
- Bisschop Bernoldus van Utrecht bevestigt een schenking gedaan aan de kerk van Rotta
1299
- Jan, graaf van Holland en Zeeland, geeft aan de poorters van Rotterdam dezelfde rechten als aan de poorters van Beverwijk
1299
- Jan, graaf van Holland en Zeeland, verklaart aan de poorters van Rotterdam vrijheid van alle tollen door zijn land
1316
- Willem van Henegouwen verklaart dat Willem Pijl van Rotterdam hem heeft opgedragen het eigendom van zijn huis te Rotterdam met bijbehorend erf, welk huis en erf hij hem wedergeeft om te dienen tot zijn herberg (als hij in Rotterdam komt)
1316
- Willem van Henegouwen verklaart dat met zijn toestemming aan Lisebet, dochter van de Graaf van Cleve, de rente uit de veren van o.m. Rotterdam zijn toegezegd
1333
- Willem van Henegouwen beveelt aan Jan Pieterszn van Rotterdam te betalen 30 pond voor de betimmering van het huis dat zal worden ingericht tot open herberg voor den graaf en zijn nakomelingen en het aan de graaf in eigendom overdragen doch deze zal het als onversterfelijk leen teruggeven
1340
- Willem van Henegouwen verklaart aan de poorters van Rotterdam verschillende voorrechten te geven o.a. omtrent de rechtspleging
1340
- Willem van Henegouwen beveelt de Heemraad van Schieland dat zij de goede lieden van Rotterdam zullen doen hebben een open vaart en weg van Rotterdam tot in de Schie
1340
- Willem van Henegouwen verklaart van de poorters van Rotterdam te hebben ontvangen voor de haar toegestane voorrechten 100 pond
1351
- Willem van Beieren verklaart aan de poorters van Rotterdam te geven het recht tot vrij gebruik van de steiger, de bierderijen, het barbierschap, het kiezen van een bode, een school, het schrijfambacht en de kosterij. De bevoegdheid om lombardbrieven te bezegelen wordt ontzegd. Vanaf nu mag niemand poorter van Rotterdam worden die tegen hem of de stad heeft gestreden
1352
- Willem van Beieren verklaart aan schepenen, raad en poorters van Rotterdam verpacht te hebben voor 28 pond per jaar zijn windmolen met het recht om meerdere molens binnen de stadvrijheid te zetten
1402
- Ook de stad Rotterdam wordt verzocht zich goed te voorzien van vuurpijlen, brandladders en brandhaken en die mee te brengen voor de strijd tegen de Arkelsen
1402
- Aelbrecht, hertog in Beyeren, enz., verklaart met het oog op de groote onkosten van den oorlog tegen de Arkelschen, dien hij wil gaan ondernemen, van de stad Rotterdam geleend te hebben 1500 gouden schilden, met belofte daarvan jaarlijks 150 gouden schilden als rente te zullen betalen, waarvoor hij haar tot zekerheid overgeeft 20 pond 's jaars, die zij schuldig is van de bede en "bottinge", 28 pond 's jaars van de oostwindmolen, 6 pond 's jaars van het Westnyeweland buitendijks, 10 schellingen 's jaars van een erf achter het gasthuis en de huur, die jaarlijks inkomt van de waag en de maat en de gruite, met bepaling, dat zij van den meerderen ontvang rekening- en verantwoording zal doen en het tekort door zijn rentmeester zal worden aangevuld, met voorbehoud zijner bevoegdheid tot lossing-, en bezegelt met zijn zoon Willem van Beyeren, graaf van Oistervant, het stuk.
Ghegeven in den Haghe op sinte Odulfsdach int jair ons Heeren dusent vierhondert ende twee.
En dit natuurlijk allemaal n.a.v. het privilege van de Stad Rotterdam, AD 7 Juni 1340 verleend door Graaf Willem IV, uniek op het internet:
Je zult het al wel begrepen hebben, vroeger, in 2004 natuurijk niet meer, een tol was niet bedoeld om de kosten te dekken van de aanleg of het onderhoud van een weg of kanaal, maar was hoofdzakelijk bedoeld als inkomstenbron.
Waarschijnlijk de oudste tol van Holland stond in Vlaardingen, waar in 1018 Graaf Dirk III passerende schepen tol liet betalen, zoo mooi te zien op deze schoolplaat:
1018
Graaf Dirk III opent een tol op de Maas bij Vlaardingen
Nou was Graaf Dirk III niet de enige, want ben je ooit de Rijn afgezakt richting Bazel, dan weet je dat daar langs zeer veel tollen ooit stonden, tot 1804:
Uit ons verhaal over de Geschiedenis van de spoorwegen :
De eerste plannen voor spoorlijnen in Nederland dateren uit het begin van de jaren '30 in de 19e eeuw. Amsterdam had het plan opgevat om in plaats van een verbetering van de waterwegen naar "Duitsland", een spoorlijn aan te leggen richting Keulen.
Napoleon had in 1804 alle tollen op de Rijn verboden, het beroemde Rijnstatuut. Bij de vorming van het Koninkrijk Nederland werd het Rijnstatuut door Willem I eenzijdig weer opgezegd en werd bij Krimpen weer een tolstation opgericht, en dus werd Rotterdam een belangrijke overslaghaven. Goederen werden in Rotterdam tijdelijk opgeslagen voor de berekening van de benodigde doorvoertarieven.
Als reaktie werd door Pruisen (de belangrijkste Duitse staat, de eenheidsstaat Duitsland werd pas in 1871 in Versailles opgericht na de Pruisisch Franse oorlog van 1870) vanaf 1833 een spoorlijn, de IJzeren Rijn, van Antwerpen naar Keulen aangelegd.
Over Graaf Dirk III valt ook nog dit te vertellen, hoe kwam Graaf Dirk III in Vlaardingen terecht:
Toen Dordrecht, Vlaardingen, Schiedam en Gouda al "steden" waren, was de plek waar Rotterdam nu ligt, nog een drassig half-moeras.
De Hollandse kuststrook is, geologisch gesproken, piepjong. En in dat jeugdig gebied is Rotterdam een van de jongste stukjes grond. Het westelijk deel van ons land is ontstaan als een Haf, een lagune. Dat Haf strekte zich uit van Calais tot Texel. Zulke Haffen bevinden zich tegenwoordig nog aan de Duitse noordkust. Maar zij zijn daar open water gebleven. De Hollandse Haf van duizenden jaren geleden slibde geleidelijk aan dicht.
Zo'n 6500 jaar geleden wrong de zee zich tussen het huidige Groot-Brittannië en het vasteland van Europa.
Zo ontstond het Nauw van Calais oftewel het Kanaal van Dover. Door deze smalle opening stroomde water dat klei en zand aanvoerde. Er vormde zich een landtong ten noorden van zeg Calais, waarop zandduinen ontstonden.
De oorspronkelijke duinen hebben gelegen waar zich nu de provincies Utrecht en Noord-Brabant bevinden. Tegen die oude zeewering stuwden de Rijn, de Maas en de telkens weer binnendringende zee klei en zand op. Daardoor werd de lagune steeds ondieper. In de ondiepte groeiden planten die tot veen werden. Zo onstond Zuid-Holland, een drassig gebied. Hier en daar staken de vroegere zandbanken ongetwijfeld boven de klei en het veen uit.
Waar nu Rotterdam ligt, was in Romeinse tijden een groot meer, het Helinium, zo mooi te zien op de onderstaande kaart, zeg maar op de plaats waar nu de Nieuwe Waterweg stroomt. Het maakte deel uit van de monding van de Merwede, want zo heette vroeger de rivier die uitstroomde in het Helinium.
Langs de Merwede en het Helinium liep een Romeinse heerbaan. Daar waar nu de Oudedijk en de 's-Gravenweg lopen, liepen dus ooit Romeinse legioenen op weg naar hun steunpunten in o.m.Voorburg en Leiden.
De meeste historici zijn het er over eens dat het Graafschap Holland begon in het Kennemerland. Graaf Dirk III was de Graaf die dit Kennemerland begin verder uit zou bouwen. Graaf Dirk III breidde het uit door mensen onder zijn hoede te nemen, die het drassige land in het zuiden waren gaan ontginnen. Graaf Dirk III kon zo een sterkte bouwen op de zandplaat van Vlaardingen, waar al veel langer mensen woonden. Graaf Dirk III hield vanuit deze vesting schepen aan en eiste tolgeld.
Handelaren uit Tiel, bisschoppen en abten waarvan Graaf Dirk III op deze manier de jacht- en visrechten in de Merwedestreek schond, klaagden bij de Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, waarbij "Nederland" toen formeel hoorde. De Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie stuurde meteen een strafexpeditie onder Godfried van Lotharingen. Graaf Dirk III versloeg dit leger (1018). Zo werd zijn heerschappij ook over deze zuidelijke Merwedestreek bevestigd.
Graaf Dirk III werd, net als zijn voorgangers, Graaf der Friezen genoemd. Pas vanaf de 11e eeuw werd gesproken over "Holland": het land dat hol is.
We gaan verder met het huidige Hollandse provincie wapen:
Dit wapen is het oorspronkelijke wapen van het graafschap Holland.
De oudste afbeelding van een wapen voor Holland dateert uit 1198 op een zegel van graaf Dirk VII. Het zegel vertoont een ruiter met voor zich een schild, waarop een leeuw. Ook op een vergelijkbaar zegel van zijn broer Willem, met afdruk uit 1205, staat een leeuw op een schild. De kleuren van het wapen zijn bekend uit 1254, op een wapenrol worden ze vermeld als zijnde een rode leeuw op een gouden veld. In dezelfde eeuw verschijnen er al afbeeldingen van de leeuw met blauwe nagels en tong.
De leeuw is verder in de loop der eeuwen niet meer gewijzigd. De leeuw werd gevoerd door alle opvolgende graven van Holland, de Staten van Holland, tijdens de Franse Tijd en ook in de vorige eeuw, waarbij het wapen zowel voor Noord- als Zuid-Holland werd gebruikt. Wel zijn er in de loop der tijd natuurlijk allerlei versieringen aan het wapen toegevoegd.
Als trotse bezitter van dit werkje uit 1663
kunnen we een aantal, waarschijnlijk niet historisch juiste, prenten laten zien. Voor een aantal graven worden zelfs dezelfde portretten gebruikt....
993 - 1039
Graaf Dirk III van Holland
1234 - 1256
Graaf Willem II van Holland
1256 - 1296
Graaf Floris V van Holland
Ooit hield iemand een spreekbeurt over Floris V, maar sprak het uit als Floris V. net zoals we dat gewend zijn over verdachten...
1304 - 1337
Graaf Willem III van Henegouwen
1337 - 1345
Graaf Willem IV van Henegouwen
1389 - 1404
Graaf Aelbrecht van Beieren
1417 - 1433
Gravin Jacoba van Beieren
Meestal worden de portretten gebruikt die nog steeds aanwezig zijn in het Stadhuis van Haarlem, ooit geschilderd voor een Karmelietenklooster, dit ene gekleurde voorbeeld zal toch wel mogen, Graaf Willem III samen met Graaf Willem IV, de voor het ontstaan van Rotterdam zoo belangrijke Graven...
In het boekje uit 1663 staat ook dit, ook historisch niet korrekte overzicht, zoo werd niet de krijgshaftige Graaf Willem IV de Goede genoemd, maar zijn vader Graaf Willem III....ook het totaal aantal Graven is niet korrekt
Helaas kan Google hier natuurlijk niets mee, dus doen we er ook maar dit, hopelijk korrekte, overzicht bij van de Graven van Holland met de aanvullende informatie dat 40% van de onderstaande Graven van Holland uit de 10e tot de 14e eeuw een niet natuurlijke dood is gestorven.......
In rood de Gravinnen van Holland, zoals we die tot nu toe hebben kunnen vinden
De eerste keer dat de naam Holland als graafschap wordt genoemd, is pas in 1101, daarvoor werd het gehele gebied Friesland genoemd.
Als stamvader van de Hollandse graven wordt altijd uitgegegaan van Graaf Gerulf. Graaf Gerulf ontving op 4 augustus 889 goederen die hij tevoren al onder zich had, maar die Graaf Gerulf nu in eigendom werden geschonken. Deze goederen bestonden uit twee gebieden, één in Teisterbant, het gebied aan weerszijden van de Waal met Teole (= Tiel) als centrum, en een tweede gelegen inter Renum et Suithardeshaga, in comitatu ipsius, d.w.z. tussen de monding van de (Oude) Rijn en een grensafbakening die Suithardeshaga werd genoemd. Uit het feit dat onder de opsomming van plaatsen in dit gebied Nordcha (= Noordwijk) wordt genoemd, wordt aangenomen dat het in de oorkonde genoemde graafschap van Graaf Gerulf ten noorden van de Oude Rijn was gelegen. De grensscheiding Suithardeshaga lag vermoedelijk bij Bennebroek.
De schenking van 889 had een bijzondere reden; ze werd gedaan in een periode, waarin de kuststreken door invallen van de Noormannen onveilig werden gemaakt. De Duitse Keizer had er ter verdediging reeds in 841 twee Noormannenaanvoerders, HaraId en Rorik, aangesteld en hun een aanzienlijk gebied in leen gegeven. HaraId verdween al spoedig van het toneel, maar Rorik bleef er met enkele onderbrekingen, bijna 40 jaar lang; in 862 werd hij zelfs gedoopt! Hoewel de Friezen in 864 tegen hem in opstand kwamen en hem daarbij wisten te verjagen, bevestigde Keizer Lotharius II (855-869) hem weer in zijn rechten.
Wat betreft de eerste keer dat de naam Holland wordt gebruikt, mogelijk is Holland trouwens een verbastering van het woord Hol(le)land nog het volgende:
Toen graaf Dirk V in 1091 overleed, was zijn enige zoon Floris II nog jong. Floris II groeide op onder voogdij van zijn moeder Othilde en zal eerst omstreeks 1096 zelf het bewind in handen hebben genomen. Niet lang daarna, in 1101, komt Floris II aan het hoofd van de lekengetuigen voor in een bisschoppelijke oorkonde als Florentius comes de Hollant.
Het is de eerste keer dat het graafschap onder de naam Holland - oorspronkelijk de naam van de beboste geestruggen ten noorden en ten zuiden van de rijnmonding - in een officieel stuk voorkomt. Kort daarna, in 1111-1113, blijkt de naam Holland al ingeburgerd te zijn en wordt deze ook gegeven aan de jonge ontginningen langs de (Oude) Rijn.
Westfriese of Hollandse Huis
- 839:
Gerolf I (Gerulf)
Graaf Gerolf van Holland (voor 885 - circa 896)
Gerulf de Graaf van Friesland
- Gestorven 940:
Dirk I
Diderik of Theodorik, ca 923-939:
Graaf Dirk I van Holland
Geva
Geboren circa 899, overleden circa 939.
- Gestorven ca. 983:
Dirk II
Hildegard van Vlaanderen
Geboren omstreeks 930, overleden 6 mei 988, samen met zijn vrouw begraven in de abdij te Egmond.
In 938 vond de verloving van Dirk II plaats met Hildegard, de dochter van graaf Arnulf I van Vlaanderen.
- Gestorven 993:
Arnulf van Gent
Liutgard van Luxemburg
Graaf Arnulf van Holland, geboren te Gent, gesneuveld op 18-09-993, begraven te Egmond.
- 993-1039:
Dirk III
Othilde van Saksen
Geboren circa 981, overleden op 27-05-1039, begraven in de abdijkerk te Egmond.
- 1039-1049:
Dirk IV
- 1049-1061:
Floris I
Geertruid van Saksen
Graaf van Holland geboren ca. 1017, vermoord 19 mei 1061, begraven te Egmond.
- 1061-1091:
Dirk V
Othilde
Graaf van Holland, geboren tussen 1052-54, gestorven op 17 juni 1091, zoon van Floris I, begraven in de abdijkerk te Egmond.
- 1061-1064:
Geertruid, weduwe van Floris I, voogd van Dirk V.
- 1064-1071:
Robrecht de Fries, man van Geertruid, voogd van Dirk V.
- 1091-1122:
Floris II, "Floris de Vette of Dikke".
Petronilla van Saksen
Graaf van Holland, zoon van Dirk V wordt geboren 1085, sterft 2 maart 1121, begraven in de abdijkerk te Egmond.
- 1122-1157:
Dirk VI
Sophia van Rheineck
- 1161-1191:
Floris III
Ada van Schotland
Meer over Ada van Schotland kun je vinden in dit verhaal
- 1191-1203:
Dirk VII
- 1203:
Ada, Dochter van Dirk VII
- 1203-1222:
Willem I
Vernoemd naar de broer van zijn moeder, de Schotse koning William the Lyon, geboren circa 1168.
Aleid van Gelre / Maria van Brabant
- 1222-1234:
Floris IV
Machteld van Brabant
- 1234-1256:
Willem II
Elisabeth van Brunswijk
- 1256-1296:
Floris V
Beatrijs van Vlaanderen
Henegouwse Huis
- 1296-1299:
Jan I
Elisabeth van Engeland
- 1299-1304:
Jan II van Avesnes
Graaf van Holland en Henegouwen.
- 1304-1337:
Willem III
- 1337-1345:
Willem IVBeierse Huis
- 1345-1354:
Margaretha van Henegouwen
- 1354-1389:
Willem V
- 1389-1404:
Albrecht
- 1404-1417:
Willem VIBourgondische Huis
- 1417-1433:
Jacoba
- 1433-1467:
Filips I, de Goede
- 1467-1477:
Karel I, de StouteOostenrijks-Habsburgse Huis
- 1477-1482:
Maria, de Rijke
- 1482-1493:
Maximiliaan I
- 1494-1506:
Philips II, de Schone
- 1506-1515:
Maximiliaan ISpaans-Habsburgse Huis
- 1506-1555:
Karel II
Oftewel Karel I van Spanje en Karel V van Duitsland.
- 1555-1581:
Philips III
Oftewel Philips II van SpanjePhilips II wilde graag een mausoleum bouwen voor zijn vader, Karel V. Het ontwerp moest de grootsheid van zijn Rijk symboliseren en natuurlijk zijn Katholieke vroomheid benadrukken. Philips II was inderdaad, volgens vriend en vijand, een diep gelovig Katholiek die echter niet begreep, maar dat was natuurlijk in die tijd als Soeverein, als Alleenheerser, moeilijk te begrijpen, dat er mensen waren die over hun geloof wat anders dachten. Een van zijn grootste tragedies, hij heeft hier echt onder geleden, dacht echt dat die ketters allemaal in de hel zouden komen, hij moest ze dus wel redden..., goedschiks of kwaadschiks
Waar komt trouwens de naam Holland vandaan? In dit verhaal vertellen we daarover o.m.:
Maar terug naar ons overzicht van de Graven van Holland, waar we eindigden met Philips II:
Volgens de overlevering was het een van de voorvaders van Floris V (1256 - 1296), Graaf Willem I (1203 - 1224), die voor het eerst een organisatievorm ontwikkelde waardoor dijken en dammen wat systematischer in de gaten worden gehouden met als bekendste voorbeeld het herstel en bewaking van de weggespoelde Zwammerdam in de (nu oude en vanaf 1163 verzande) Rijn, oorspronkelijk de noordgrens van het Romeinse Rijk. De Zwammerdam, een van de oudst bekende dammen in het Hol(le)land was ooit aangelegd om overstromingen in het Hol(le)land te voorkomen, dat dit ten koste ging van het Sticht (Utrecht), waar het water dus prompt niet meer weg kon, met alle gevolgen van dien, dat was natuurlijk niet belangrijk.
Op dit kaartje is zeer fraai te zien hoe Nederland eruit zag voor en na de grote overstromingen van 1163, 1164, 1196 (St. Nicolaasvloed), 1214, 1219 en 1248: de zwarte gebieden zijn dan helemaal onder water verdwenen, met als belangrijkste gevolg het ontstaan van de Zuiderzee, het meer tussen Friesland en Holland werd Almere genoemd trouwens...
Men neemt aan dat na 1250 de Hoogheemraden zijn ontstaan, een logisch gevolg van alle overstromingen.
N.a.v. deze kaart met daarop de vermelding Englandi kregen we de volgende reaktie van Jan Schut:
Op uw website ‘Graven van Holland’ vond ik een kaart van Nederland in de 10e eeuw. Ik werd getroffen door de plaats ‘Englandi’ op de Veluwe (Felua). Deze plaats is gesitueerd op de plaats waar ik woon, Beekbergen, gemeente Apeldoorn. Het gebied heet ‘Engeland’. Een deel van dit gebied wordt beschreven in ‘De Hooge Bank van het Veluwsche Landgericht te Engelanderholt’, een doctoraalscriptie van de archivaris Th.H.F. van Riemsdijk van het eind van de 19e eeuw. Op pagina 66 staat onder meer het volgende:
Reeds uit het begin van de 14e eeuw zijn er bijzonderheden bekend die ons het gericht te Engelanderholt als klaringsgericht doen kennen, want in 1314 wordt er van retractae, in 1338 van ‘contradictae sententiae apud Engelanderholt’ gesproken (volgens Van Hasselt, Klaarbanken, bl 8.)
enDat Engelanderholt lag in een eenzaam oord, ver van een volkrijke stad of van eene voorname verblijfplaats des hertogs, zoodat zijne voortdurende aanwending tot gerichtsplaats moet beschouwd worden als de voortzetting van een overoud gebruik, uit een tijd dagteekenende, toen aan deze plek om bijzondere redenen een groot gewicht werd toegekend, doch dat in den loop der tijden geheel op de achtergrond is geraakt.
U begrijpt nu mijn motivatie, het oeroude geheim van het groot gewicht van het Engelanderholt openleggen.
Die kaart van uw website wakkert bij mij het steeds smeulende speurvuur weer aan. Graag zou ik van u willen horen waar u deze kaart gevonden heeft. Of misschien weet u meer van ‘Englandi’?
Helaas moest Aad het antwoord schuldig blijven en dus vervolgde Jan Schut met:
Dan moet u dit er ook bij vermelden:
De naam Engelandi voor een landstreek in de omgeving van Beekbergen komt al voor in een giftbrief van het jaar 801 na Christus, waarbij Podolfus, zoon van Wibald, zijn hof in Engelandi met daarbij behorende weiden en rechten, alsmede een aandeel in het woud Braclog (thans genaamd Bruggelen) schenkt aan abdij van Werden bij Duisburg aan de Ruhr.
Daaruit blijkt in ieder geval dat het een oud gebied is.
Uw kaart en de daarop volgende zoektocht heeft mij ook weer een nieuw boek bezorgd te weten "Gereformiert Lantrecht van Veluwen en Veluwenzoom Mit de veranderongh opt Capittel van Apellatien en de Claronghen aen Engellanderholt gevallen". Dat boek is van 1620 en ik heb het besteld. Misschien dat daarin nog iets nieuws staat over Engelandi.
Zijn er lezers van dit verhaal die meer weten over Englandi, we houden ons graag aanbevolen!!
Een paar weken later kwam Jan Schut nog met deze aanvullende kaartjes en informatie over Englandi:
Het linker kaartje toont een gedeelte van de kerkelijke verdeling van Nederland ten tijde van Karel V en Philips II. Het rechter kaartje een fragment van het in gouwen verdeelde Nederland tijdens het Frankische tijdvak. Op beide kaartjes komt de naam Englandi voor!
In brieven wordt voor het eerst over Englandi gesproken in het jaar 801. En dus bestaat het vermoeden dat hier vroeger een klooster moet hebben gestaan?
De waarde van de grafelijke landerijen steeg natuurlijk snel, nadat de Hoogheemraden hun werk systematisch gingen uitvoeren. Bovendien kwam men er al snel achter dat een dam ook een grote bron van inkomsten kon zijn, een schip kan er niet door, dus moeten alle goederen al dan niet kompleet met schip en al, over zo'n dam gesleept worden en dat doe je natuurlijk niet gratis. En dus ontstonden rondom dammen ook al snel nederzettingen, denk maar aan de dam in de Amstel, de Schie en last but not least de dam in de Rotte.
Hogerop in het verhaal hebben we het ook al over de opeenhoping van vis gehad rondom een dam, kortom een dam en dus ook de bewaking ervan was niet alleen van strategisch belang, maar had al snel ook een ekonomisch belang. Soms werd dan ook bij een dam een versterking gebouwd, het bekende Kasteel Nijenrode is zo'n voorbeeld, samen met de Kastelen Cronenburg en Mijnden werd de Otterspoordam in de Vecht in de gaten gehouden.
Speciaal voor dit verhaal over de Graven van Holland voegen we er nog deze informatie aan toe over de naam Holland:
Het hele kustgebied werd van oudsher Frisia genoemd, later West-Friesland en pas vanaf ca 1100 duikt de naam Holland op, een verbastering van het begrip Hol(le)land. In 1101 is Graaf Floris II, bijgenaamd de Vette, de eerste Graaf die ook daadwerkelijk Graaf van Holland werd genoemd. Pas in de 12e eeuw lezen we dan ook van gevechten tussen de Graaf van Holland en de West-Friezen.
De Friezen in het huidige Friesland en in het huidige Noord-Duitsland (Oost-Friesland) waren na het vertrek van de Romeinen met rust gelaten en zo aan hun zelfstandigheid gewend geraakt. Friezen waren zelfs betrokken bij de verovering van Brittannia door een coalitie van Angelen, Juten en Saksen. De Friezen konden zich uiteindelijk heel goed verstaanbaar maken bij de bewoners van Brittannia die veel leenwoorden uit het Fries hadden overgenomen. Huidige Britse historici moeten Fries leren, zo schijnt het, om oude Britse dokumenten te kunnen begrijpen...
Hoe kwam men toen aan soldaten? Daarvoor werd het begrip Heervaart gehanteerd. Ter Heervaart gaan kwam er in de praktijk op neer dat een dienstplicht vervuld moest worden van 40 dagen. Kwam er een oproep om ter Heervaart te gaan (letterlijk betekent Heervaart t.b.v. de Heer met een kogge gaan varen, door al het water in Holland konden de troepen snel over het water per kogge vervoerd worden) dan verzamelden de Zeeuwen zich bij Kats, de Hollanders bij Katwijk en op de Schepelenberg, een duintop bij Heemskerk in de Kennemer duinen.
Na de verovering van West-Friesland door o.m. Floris V werd nog tot in de 17e eeuw in officiële stukken gesproken over (bijv.) een besluit van de Staten van Holland en West-Friesland:
Uit ons verhaal over Maarten Harpertsz. Tromp:Ook staatkundig veranderde er veel voor en na al die overstromingen: op het Condordaat van Worms (1122) werd afgesproken dat de Bisschoppen van bijv. het zeer belangrijke Utrecht niet meer benoemd zouden worden door de Keizer, maar door de geestelijke overheden w.o. de Paus. Uiteraard werd door dit besluit op het Condordaat van Worms de macht van bijv. de Graaf van Holland versterkt, want ook toen al was lobbyen en netwerken niet onbekend. En dus ontstonden tussen Holland en Utrecht niet alleen gevechten over de waterbeheersing, maar ook over de opvolging van de Bisschop van Utrecht.
Een paar later, in 1639, moest Maarten Harpertsz. Tromp weer om speciaal verlof vragen:
het de Heere God heeft behaagd, mijn zalige huisvrouw tot zich te nemen; Daarom vraag ik aan Uwe Hoogmogenden toestemming haar lichaam ter aarde te bestellen en haar zaken naar behoren af te wikkelen.
De twee vrouwen van Maarten Harpertsz. Tromp werden begraven in de St. Laurenskerk van Rotterdam
Hier leit begraven
Aeltgen Jacobs van
Arckenboudt de tweede
huisvrouw van den Ed. Heer
Maerten Harperszn
Tromp Admiraal over
Hollandt ende West-
Vrieslandt is gestorven
en
op den 13 April Anno
1639 oudt sijnde 36 jare
Hier leidt begraven
Dingnom Cornelis D'
huisvrouw van Capitein
Maerten Harperszn
van der Tromp starf
den 20en November Anno
1633 oudt 34 jaren
In dit verhaal vertellen we daarover o.m.:
Ooit heeft Aad een bijdrage geleverd aan de geschiedenis van Utrecht en daaruit het volgende citaat:
Laten we maar snel 2000 jaar teruggaan en dan had ik u welkom kunnen heten in Trajectum. Trajectum, later verbasterd tot Utrecht, was een doorwaadbare plaats aan de noordgrens van het Romeinse Rijk. De noordgrens was de toenmalige Rijn die bij Katwijk in zee stroomde, we kennen die Rijn nu als de verzandde Oude Rijn.
Vanaf eind 7e eeuw werd Nederland vanuit het huidige Groot-Brittannië en Ierland gekerstend. U heeft misschien wel eens gehoord hoe het in 754 afliep met Bonifacius bij Dokkum? Bonifacius werd bij Dokkum door de Friezen vermoord. Zo'n 50 jaar eerder was de leermeester van Bonifacius, een zekere Willibrord hier in Utrecht ook al verjaagd door de Friezen. Desondanks is Willibrord de geschiedenis ingegaan als de 1e Bisschop van Utrecht en dus ook van Nederland, dankzij Willibrord groeide Utrecht uit tot het kerkelijk centrum van Nederland. Om u gerust te stellen, Willibrord werd niet vermoord en ligt vredig begraven in Echternach.
Restanten van de Abdij van Egmond
LINK
Volgens de overlevering zijn de resterende stenen van de Abdij van Egmond in 1573 gebruikt om de stadsmuren van de door de Spanjaarden belegerde stad Alkmaar te versterken, mogelijk hierdoor Van Alkmaar de Victorie?
Beroemde namen van kerken en kloosters in Utrecht zijn bijv. de nog steeds bestaande St. Maartenskerk, in de wandeling de Dom van Utrecht genoemd. Dankzij de monniken van de St. Paulus Abdij van Utrecht en monniken uit o.m. de abdijen van Rijnsburg en Egmond, kunnen we nu met droge voeten door de Randstad lopen. Monniken zijn er, net als in de grootste middeleeuwse stad van Europa, Parijs, in geslaagd om dijken en dus een waterbeheerssysteem aan te leggen, zonder hen zou Parijs letterlijk en figuurlijk volledig uitgedroogd zijn geweest, want ook toen was goed drinkwater van levensbelang. Aan de Nederlandse monniken hebben we bijv. Schielands Hoge Zeedijk te danken, van Schoonhoven naar Hoek van Holland.
Het waterprobleem was dan ook vaak de achterliggende reden voor de vele gevechten tussen de Graven van het Holleland, later verbasterd tot Holland en de Bisschop van Utrecht. Door de aanleg van de Zwammerdam liep i.p.v. Holland Utrecht onder water en Kasteel Nijenrode aan de Vecht is gesticht om een dam in de Vecht te bewaken.
In die dagen maakte Nederland deel uit van het grote Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en namens de Keizer moest de Bisschop van Utrecht in deze streken een oogje in het zeil houden. Utrecht werd toen ook Het Sticht genoemd en van het Sticht maakte toen ook Overijssel, Drenthe en de Stad Groningen deel. Het Bisschoppelijk Paleis fungeerde dus als een soort Vaticaanstad, maar dan minder vreedzaam.
Ik ga u niet over alle belegeringen van de stad Utrecht vertellen, maar een unieke dubbele belegering was echter wel heel bijzonder: de Hollanders belegerden de stadsmuren en binnen de stadsmuren werd het Bisschoppelijk Paleis belegerd door de bewoners van Utrecht.
Vanzelfsprekend hebben we op onze site meerdere verhalen waar Philips II in voorkomt en uiteraard heeft Aad het nooit over Filips II, die man heette immers Philips, dat bekende bedrijf heet toch ook zoo....
Bijvoorbeeld dit verhaal:
Het Klooster paleis, het Escorial, van Philips II en ook natuurlijk iets over Philips II
Philips II
1548
Karel V
Philips II in gebed na de nederlaag met de Armada in 1588
LINK
in zijn prive kapel in het Escorial
Heel lang geleden moest je natuurlijk alleen de Graven van Holland keurig uit het hoofd leren en daarvoor was een beroemd geworden ezelsbruggetje ontstaan:
Dikkie, Dikkie, Arnout, Dikkie, Dikkie, Floor, Dikkie, Floor, Dikkie Floor, Dikkie, Willem, Floor, Willem, Floor, Jan.
En hoe werd de volgorde van de verschillende huizen onthouden?
Hol He(e)n Bei Bour Oost
Waarschijnlijk is het Graaf Dirk II geweest die gebied rondom het huidige Rotterdam in bezit heeft gekregen. Zoon Arnulf heeft later een deel van het gebied geschonken aan de Abdij van Egmond, die hierboven al een aantal keer ter sprake is gekomen en we zullen haar nog wel een keer tegenkomen. Helaas kunnen we hier niet verder ingaan op de rol van die beroemde Abdij van Egmond die grote invloed heeft gehad op de geschiedenis van de Graven van Holland, steeds weer werden schenkingen gedaan etc etc.
Vermoed wordt ook dat door de schenking van Graaf Arnulf aan de Abdij van Egmond de Abdij van Egmond als tegenprestatie er voor gezorgd heeft dat het gebied ten noorden van de Maas bewoonbaar werd d.m.v. een dijkaanleg. Rondom het jaar 1000 wordt vermoed, is dus al een begin gemaakt met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk:
Citaat uit dit verhaal:
In de Romeinse tijd liep Schielands Hoge Zeedijk over, zeg, de huidige Kleiweg en Kootschekade.
Later fungeerde de huidige Walenburgerweg en Bergweg als Schielands Hoge Zeedijk, maar in de 19e eeuw werd gesproken over de West-Blommerdijkscheweg (Walenburgerweg) en de Oost-Blommerdijkscheweg (Bergweg). De Blommerdijkscheweg vormde een geheel met de Beukelsdijk, de vroegere Bokelsdijk.
Uiteindelijk volgde Schielands Hoge Zeedijk de Honingerdijk, Oostzeedijk, Hoogstraat, Korte Hoogstraat, Schiedamschedijk, Vasteland en Westzeedijk.
Waar precies de dam in de Rotte werd aangebracht ??
Meest waarschijnlijk op de plaats van het vroegere Moriaansplein:
Uiterst links op de bovenste foto zien we nog net een hoek van de St. Laurenskerk, als we onder het viadukt naar rechtsonder zouden lopen, dan lopen we over het Moriaansplein waar ooit C & A was gevestigd (meteen links op de hoek direkt voor het viadukt op de onderste foto) en Dagblad De Rotterdammer.Dagblad de Rotterdammer op het Moriaansplein in 1903
LINK
LINK
Kortom, de dam in de Rotte werd aangelegd op de kruising van de Hoogstraat en het spoorviadukt en het spoorviadukt is weer aangelegd op de gedempte loop van de Binnenrotte, zoals te zien op deze foto's uit dit verhaal:
De aanleg van de eerste Schielands Hoge Zeedijk hebben de monniken van de Abdij van Egmond waarschijnlijk gedaan samen met monniken van die andere beroemde Middeleeuwse abdij, de St. Paulus Abdij uit Utrecht.
Restanten van de Abdij van Egmond
In 1028, na de gift van Keizer Carolus aan de Kerk van Rotta, werd de Kerk van Rotta door Bisschop Adelbold geschonken aan het Klooster Hohorts, de latere St. Paulus Abdij.
De Abdij van Egmond werd gesticht door de Utrechtse Bisschop Balderik. De Abdij van Egmond zou zich ontwikkelen tot een van de belangrijkste religieuze centra in het Middeleeuwse Holland, vooral ook door de vele schenkingen van allerlei Graven die zich er ook, na hun dood, lieten begraven. Het aantal keren dat Egmond hierboven in de tekst wordt genoemd bedraagt dus niet voor niets 14 keer...
De abten van o.m. het Benedictijnen Klooster van Egmond, gesteund uiteraard door de Graven van Holland, waren de grote initiatiefnemers voor de aanleg van allerlei dijken tot aan Rotterdam toe.
In het midden van de twaalfde eeuw werd naast de sedert het jaar 939 bestaande Abdij van Egmond een kasteel gebouwd door de rentmeester van de Abdij van Egmond in opdracht van abt Wouter. Deze rentmeester, Berwout genaamd, werd de eerste Burchtheer. Zijn oudste zoon Allaert sneuvelde in 1168 tegen de Friezen en zo werd zijn tweede zoon Doda zijn opvolger. Doda kreeg ruzie met de abt over rechten van inkomsten, welke twist drie eeuwen heeft geduurd, waarbij beurtelings de Abdij van Egmond of het Kasteel van Egmond in brand werd gestoken en totaal verwoest. Hierna werden de verwoeste gebouwen door de verliezende partij steeds weer opgebouwd.
De tussenkomst van het hogere geestelijke en wereldlijke gezag werd dan door hun opvolgers en rechtverkrijgenden ingeroepen met het gevolg dat op 12 november 1486 door Keizer Maximiliaan Egmond tot graafschap werd verheven en Graaf Jan van Egmond werd de Burchtheer. Graaf Jan van Egmond stierf in 1538 en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Jan die dus de tweede Graaf van Egmond werd. Diens zoon, Lamoraal werd door de Bloedraad op last van Philips II op 5 juni 1568 te Brussel onthoofd op beschuldiging van hoogverraad.
Op 7 juni 1573 werd het kasteel door de Spanjaarden in brand gestoken en totaal verwoest.
Tot in de achttiende eeuw waren daarvan de puinhopen nog te zien.
Na het overlijden van Karel de Grote in 814 werd, na de dood van zoon Lodewijk de Vrome in 840, zijn grote rijk in 3 stukken verdeeld.
Een zoon van Lodewijk de Vrome, Karel de Kale, kreeg het West-Frankenrijk (Frankrijk), zoon Lotharius I het Midden-Frankenrijk en zoon Lodewijk de Duitser het Oost-Frankenland. Het latere Graafschap Holland maakte aanvankelijk deel uit van het Midden-Frankenland, maar uiteindelijk deel uit van het Oost-Frankische Rijk, het latere Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie.
De gekozen Keizer was de leenheer, de Graven van Holland waren aanvankelijk niet meer dan leenmannen van de Keizer. In de loop der jaren gingen alle leenmannen, waaronder dus de Graven van Holland, zich steeds onafhankelijker van de Duitse Keizer opstellen.
Op de volgende kaarten is trouwens te zien hoe Nederland zich o.m. staatkundig ontwikkelde vanaf de Romeinse tijd tot ca 1000:
Een leenman verkreeg dus langzamerhand ook verschillende rechten, die vroeger aan de leenheer hadden behoord, zoals:
Romeinse legioenen bewaakten de hele loop van de (Oude) Rijn via een militaire weg die liep van Colonia (Keulen) tot aan het strand van Katwijk: Burcht Brittenborg. Trajectum, later verbasterd tot Utrecht, was een doorwaadbare plaats aan de noordgrens van het Romeinse Rijk. De enige echte stad in Nederland in die tijd en daarmee ook de oudste stad van Nederland, is Nijmegen, in de Romeinse tijd Noviomagus genoemd.
- het muntrecht, waardoor de koninklijke munt door plaatselijke werd vervangen;
- het marktrecht, .d.i. het recht om markten in te stellen;
- het recht om tollen te heffen; .
- het Jodenrecht, d.i. het recht om tegen betaling, Joden te beschermen tegen de willekeur en wreedheid, waarmee zij soms werden behandeld;
- het jacht-, vis- en bouwrecht ;
- het recht op goederen, waarvan de eigenaar niet was aan te wijzen; zoals aan het strand aangespoelde goederen, overstromingen van rivieren, goederen van misdadigers, van bannelingen, bezittingen van mensen, die gestorven waren zonder een erfgenaam na te laten; en het geleiderecht, d.i. het recht om geld van kooplieden te eisen voor de bescherming, die zij op reis tegen rovers genoten.
Een van die onafhankelijke vroege Graven van Holland was Dirk III.
Graaf Dirk III was door zijn broer Sicco uit zijn graafschapjes in het tegenwoordige Noord-Holland verdreven. Nu legde hij beslag op alles, wat te grijpen viel, o.a. het graafschap Rijnland, dat aan Utrecht behoorde en een landstreek bij Vlaardingen, waar zich Friese kolonisten gevestigd hadden.
Graaf Dirk III bouwde hier een sterkte en ging er tol heffen van de Tielse kooplieden, die er langs voeren op hun tochten naar Engeland.
Het meest westelijke en moerassige deel van het gebied bij Vlaardingen had de vader van Dirk III, Dirk II, te leen gehad van Keizerin Theophanu.Dirk III begon dus met dijken aanleg en inpolderingen van zijn gebied en bouwde toen in dat gebied zijn burght en om aan geld te komen, ging Dirk III tol heffen, want een dijkaanleg kost nu eenmaal geld.
Keizerin Theophanu kwam uit het oude Oost-Romeinse Rijk met als hoofdstad Byzantium en was volgens de overlevering een Schitterende Oosterse Bloem. Keizerin Theophanu werd uitgehuwelijkt aan Keizer Otto II van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Keizerin Theophanu moest wennen aan het barbaarse leven in dat kille noorden, maar Keizerin Theophanu wist zich zeer goed aan te passen en kwam ook geregeld naar Nijmegen, het Valkhof is te danken aan Keizerin Theophanu.
Na de dood van Otto II werd Keizerin Theophanu regentes en Keizerin Theophanu verwonderde iedereen voor de kordaatheid waarmee zij regeerde.
De keizer vertoefde in die tijd te Nijmegen, waar hij hofdag hield om in de landen enkele kwesties op te lossen. Weldra regende het klachten bij de keizer over de drieste graaf Dirk III.
De keizer gaf aan een van zijn leenmannen, hertog Godfried, en aan bisschop Adelbold van Utrecht opdracht om aan graaf Dirk III de landstreek bij Vlaardingen te ontnemen. Beide heren verzamelden een leger, scheepten hun troepen in en stevenden naar Vlaardingen. Niet ver van de sterkte van de graaf werden de troepen ontscheept. Wie van die troepen gewoon waren om te paard te strijden voelden zich te voet in dat drassige land niet veilig. Daarbij konden die troepen in het door sloten en grachten doorsneden terrein niet geregeld optrekken.
Hertog Godfried gaf nu bevel, dat het leger een omtrekkende beweging moest maken, teneinde een beter terrein te vinden. Hierbij moest de voorhoede enigszins terugtrekken. Toen de achterhoede dit zag, meende men, dat de voorste troepen voor een uitval uit het kasteel op de vlucht sloegen. Ook verspreidde zich het gerucht, dat de hertog reeds gesneuveld was.
Nu ontstond een grote verwarring, gevolgd door een wilde vlucht naar de schepen.
Dadelijk gingen de mannen van graaf Dirk III tot vervolging over, waarbij zij een groot aantal vijanden versloegen. Anderen verdronken jammerlijk bij hun poging om de schepen te bereiken. De bisschop wist te ontkomen, maar hertog Godfried werd gevangengenomen. Graaf Dirk III liet hem vrij op voorwaarde, dat Godfried zijn voorspraak bij de keizer zou zijn. En de keizer liet vervolgens graaf Dirk III in het bezit van zijn landstreek bij Vlaardingen......
Voor we verder gaan, besteden we graag aandacht aan dit geweldige boek, geschreven door Ronald de Graaf
Oorlog om Holland / 1000-1375 / druk 2
R. de Graaf
Oorlog om Holland
Klik op de bovenstaande thumb foto voor meer informatie over het boek èn om het eventueel direct te bestellen!Oorlog om Holland
1000 - 1375
ISBN 90 6550 807 4
494 blz
Met dank aan en toestemming van Ronald de Graaf bijgaand ook een fragment uit
Oorlog om Holland / 1000-1375 / druk 2
R. de Graaf
Oorlog om Holland
Klik op de bovenstaande thumb foto voor meer informatie over het boek èn om het eventueel direct te bestellen!
speciaal overGraaf Dirk III en de Slag om Vlaardingen op dinsdag 19 juli 1018
Aanvankelijk waren Holland en Utrecht een eenheid. Uit angst voor de Noormannen hadden de Utrechtse bisschoppen hun residentie van het midden van de 9de tot het begin van de 10de eeuw in Deventer gevestigd. Zij waren door de keizer aangesteld. Om de bisschoppelijke macht te vergroten, werden door de keizer privileges verleend. Hij gaf in 953 het recht om een eigen munt uit te geven en tol te heffen te Muiden. Gaarne bekleedde de keizer de bisschop met de wereldlijke macht in zijn diocees. Steeds strakker werden de banden tussen bisdom en keizerrijk aangehaald en hiervoor was een duidelijke aanleiding.
Na 1010 bleven de Noormannen uit onze streken weg. De keizer, die verantwoordelijk was voor de veiligheid van het rijk, had de verdediging van de aan de Noordzee gelegen gebieden, gedelegeerd aan de bisschop van Utrecht. Deze stelde op zijn beurt een prefect aan, die speciaal was belast met de verdediging tegen de zeerovers. Of de voorgangers van de Hollandse graven wel met zoveel woorden in dit ambt waren benoemd, is niet zo belangrijk. Wel dat de keizer - via zijn bisschop - al van Dirk I (die ca. 925 leefde) verwachtte dat hij de kustgebieden zou beschermen. Belangrijk is dat de prefecten en de graven onder de bisschop ressorteerden. Hij was de effectieve vertegenwoordiger van het rijksgezag. Want dat was duidelijk: de keizer zag in de bisschop een mooi middel om de vele in de kantlijn van hun Duitse rijk opererende feodale graven te bedwingen.
Voor de recrutering van zijn militaire personeel deed de bisschop in de 11de eeuw een beroep op zijn mensen. Ten eerste op de vrije boeren, de 'koningsvrijen', die net als de huislieden in Holland heervaartplichtig waren. Ten tweede op zijn ridderschap, zijn eigen militie: bereden troepen, bestaande uit onvrije vazallen of ministeriales, alsmede het personeel dat woonde op kerkelijke bezittingen. Ten derde dienden allerlei edelen, waaronder verscheidene graven, met hun eigen al dan niet bereden gevolg te verschijnen. De 'Hollandse' graaf was één van hen.
Graaf Dirk III bezat niet veel meer dan Kennemerland en delen van Rijn-, Delf- en Maasland. Sommige Friezen waren de noordelijke Maasmond overgetrokken en hadden zich als kolonisten in het de Merwede-woud, het Silva Merwido, gevestigd. Dirk III vestigde zich niet ver daarvandaan in Vlaardingen, waar hij een burcht liet aanleggen. Zijn activiteiten beperkten zich aanvankelijk voornamelijk tot piraterij, het aanhouden van schepen en het eisen van schatting. Vandaar bijnamen voor hem en zijn "Friezen" als predones, rovers, (Alpertus) of piratas (Thietmar). Het afgedragen geld was samen met de inkomsten die voortvloeiden uit de uitgifte van te ontginnen land, de kurk waarop het graafschap dreef. Eigenlijk had Dirk niet eens het recht tot het heffen van een riviertol, omdat dit tot de keizerlijke regalia hoorde. De keizer kreeg hier, via boze Tielse kooplui, van te horen. Hun boosheid is verklaarbaar. Tot ongeveer 1100 was de Rijn de hoofdverkeersader in een handelsstelsel dat Centraal-Europa en Italië omvatte, met verbindingswegen naar het oosten. Tiel en Utrecht lagen gunstig tussen het Duitse Rijnland en Engeland. Dit verklaart waarom de inwoners van deze plaatsen zo boos waren op Dirk III toen hij bij Vlaardingen kooplui lastig viel.
Op een rijksdag in Nijmegen werd op militair ingrijpen aangedrongen. Hertog Godfried van Lotharingen probeerde in 1018 met een landing in vijandelijk gebied de burcht in Vlaardingen te veroveren. Dit mislukte. Met de in het geding zijnde ontginningen en de tolopbrengsten hebben we hier het sociaal-economische contrapunt voor de eerste en tweede eeuw van ons onderzoek.
Het wachten was op revanche. Uit angst voor mogelijke aanvallen van de Noormannen wilde keizer Hendrik II niet opnieuw proberen de ongehoorzame leenman Dirk af te zetten. Na de slag bij Vlaardingen moesten al in 1019 zoete broodjes met hem worden gebakken, omdat Dirk nu eenmaal het land moest verdedigen. Misschien zou zich later een geschikte gelegenheid voordoen om de Friese graven te tuchtigen. Of het uit een behoefte aan meer veengebied was, of dat hij zich de strategische ligging van de Maasmond realiseerde, is onbekend, maar geruime tijd voor 1018 concentreerde Dirk van Holland zich op de delta. Mogelijk verplaatste hij uit Kennemerland, Rijnland of uit de omgeving van Holtlant (Koudekerk) troepen naar de omgeving van Vlaardingen. Hij verbond zich met de Friese ontginners, stationeerde permanent eigen troepen in de delta en streefde naar onafhankelijkheid van de bisschop.
In Vlaardingen was vlakbij de kerk al in het begin van de 8ste eeuw een agrarisch complex gevestigd dat eigenlijk aan de abdij te Echternach toebehoorde, maar door de latere Hollandse graven werd geëxploiteerd. Het bestond uit enkele akkers en een groot bedrijf voor schapenteelt - schapen konden immers goedkoop op onbedijkte gorsen grazen - met 200 ha terra indominicata. Op een uur gaans, te paard 20 minuten, lag de tweemaal zo grote landbouwnederzetting Maasland. Uit later archeologisch onderzoek is gebleken dat de nederzetting in Vlaardingen, die aan een buitenbocht van de Merwede lag, veel last had van het rivierwater, omdat de kust zich in noordelijke richting verplaatste.
Dirk trof in Vlaardingen een bevolking aan die zich door de wildernis te ontginnen, goede bestaansmogelijkheden verschafte. Een deel van deze Friezen had, zo lezen we, hun woongebied verlaten en zich verder weg, in het Merwedewoud gevestigd: "ze hebben zich aangesloten bij rovers [Alpertus is niet erg flatteus over Dirks 'Hollanders'] en gezamenlijk brachten zij grote schade toe aan de kooplieden. Later echter hebben de rovers hen onderworpen; ze hebben het land zo onder hen verdeeld dat ieder een kavel ter ontginning kreeg, ze hebben hen opgedragen die te bebouwen en hen cijnsplichtig gemaakt."
Een onverteerbare situatie ontstond dus toen Dirk de kooplieden uit Tiel bij Vlaardingen lastig viel. Deze zaak werd begin april 1018 op de rijksdag in Nijmegen ten overstaan van de bisschoppen van Trier, Keulen en Luik aan keizer Hendrik II (1002-1024) voorgelegd. Of toen al tot een geallieerde aanval werd besloten, is niet duidelijk, maar wel aannemelijk. Volgens de tijdgenoten Alpertus van Metz en Thietmar van Merseburg liet de keizer eerst - na klachten van de Tielse kooplui dat zij hun belasting aan hem niet meer konden betalen omdat Dirk van Holland en andere Friezen langs de Merwede hun schepen plunderden - bisschop Adelbold en hertog Godfried van Neder-Lotharingen bij zich ontbieden, waarna hij ze opdracht gaf om een leger te formeren voor een strafexpeditie.
Mogelijk had Dirk met een aanval rekening gehouden, want hij had bij Vlaardingen een municiunculam, een kleine burcht (Alpertus van Metz), een munitissisima urbs, een versterkte burcht (Lambert van Hersfeld), aangelegd. Dirk hief niet gewoon tolgeld, maar een zeer hoge schatting, het werd zo erg dat over 'afgesloten handelswegen' gesproken werd.
Waarschijnlijk vertrok de geallieerde aanvalsvloot uit Tiel op dinsdag 29 juli 1018. Daar had men immers net na de afvaart bij Herwijnen bisschop Balderik van Luik ziek moeten achterlaten. Bovendien waren de Tielse kooplui bekend met de kortste route die via de Waal regelrecht naar de Merwede zou leiden. Ze bereikten eerst het Merwedewoud, "een streek," aldus een tijdgenoot, "onbewoonbaar door wouden en moerassen, waar de Maas en de Waal samen in de rivier de Rijn uitstromen, tot nog toe slechts door jagers en vissers bezocht." Tevens woonden er ontginners, die door verkenners (per exploratores) over de komst van het geallieerde leger hadden gehoord, waarop ze snel hun huizen verlieten en zich in de richting van Dirk begaven. Onderwijl maakten de geallieerde troepen van de gelegenheid gebruik om de woningen van de ontginners in brand te steken. Dirk wachtte in zijn Vlaardingse fort de landing af. Het tactische voordeel dat hij had kunnen behalen door het ontschepende leger aan te vallen, miste hij daardoor.
Alpertus van Metz geeft in De Diversitate Temporum een uitvoerig relaas van de gebeurtenissen. Ik vat dit puntsgewijs samen:1. Bij hoog water kwam de vloot aan "bij Vlaardingen".
2. Hertog Godfried, die met het commando was belast, gebood daar iedereen te debarkeren, niemand was te paard, allen waren te voet. Wel gaf hij opdracht de schepen, zodra het eb zou worden, naar diep water terug te voeren.
3. Deze debarkatie vond plaats op vlak terrein, een "vlakte" die geheel gevuld leek te worden met het expeditieleger. 4. Dirk, "in de sterkte" was geheel omsingeld, "door een grote massa".
5. De Friezen verwachtten geen hulp meer uit die sterkte, omdat Dirks mannen "geen enkele vluchtweg hadden" en daarom begaven zij zich naar "hoger gelegen plaatsen" en wachtten af.
6. "Rond de gehele vlakte" waren fossae aangelegd, mede "om de vijanden de weg te versperren".
7. Godfried zag dat het moeilijk was om die fossae over te steken en gaf "de vaandeldragers opdracht terug te keren." 8. Zij moesten zich "met een omtrekkende beweging om de fossae heen op vlak terrein" opstellen, om een eventuele Friese aanval "gemakkelijker te kunnen opvangen".
9. Toen daarna het geallieerde leger aan de terugtocht was begonnen, brak er geweldige paniek uit : iemand "in de achterhoede" - een familielid van de rovers - zou gezegd hebben dat Godfried "in de voorhoede" op de vlucht gejaagd was.
10. Panisch van angst en nog zonder dat de Friezen reageerden (!) trachtten de troepen de schepen, die inmiddels in dieper water lagen, te bereiken. Velen verdronken omdat hun schepen omgetrokken werden of omdat ze "door het gewicht van hun wapenuitrusting omlaaggedrukt, ontzield onder water stonden, precies zoals ze de stroom ingelopen waren."
11. Pas toen Dirks mannen de vlucht opmerkten, begonnen ze "direct met gebaren en geroep de Friezen op hun vlucht te attenderen".
12. De Friezen, "door de gebaren [signalen] van de rovers in de vesting naderbij geroepen, snelden toe." Een deel viel de groep rond Godfried aan, een ander deel ging naar de oever om het expeditieleger in de rug aan te vallen.
13. "Intussen" was ook Dirk met zijn mannen uit de vesting gegaan en hij wist Godfried en de zijnen van een zekere dood te redden. Later werden allen vrijgelaten, de lijken op het slagveld waren toen geheel uitgekleed.
14. Het "bloedbad had plaatsgevonden op 29 juli."
Deze door zijn uitgebreidheid unieke beschrijving van een vroeg staaltje amfibische oorlogvoering, kan met geen enkele bron over Vlaardingen adequaat worden vergeleken. Thietmar vertelt dat er in de ziltige zwinnen en killen meer dan 900 doden vielen en dat waren, volgens de bisschop die er niet zoveel verstand van heeft, meer dan drie legioenen. Volgens hem hadden de Friezen zich in hinderlagen verscholen en net zo lang gewacht tot ze het hele expeditieleger konden omsingelen en verslaan, waarbij de bisschop ternauwernood in een bootje kon ontsnappen.
In de Gesta Episcoporum Cameracensium staat alleen dat tijdens de aanval en de omsingeling van Dirks kleine troepenmacht - over een tweedeling van het 'Hollandse' leger wordt niet gerept - iemand was begonnen te schreeuwen met hetzelfde resultaat als bij Alpertus.
Terzijde: in de latere middeleeuwse Hollandse historiografie werd de hele "vlucht! vlucht! passage" ten onrechte geschaard onder de Westfriese wapenfeiten en meende men dat er in 1018 een mislukte Hollandse aanval tegen de rebellen werd ondernomen. De vraag wat er nu in 1018 in Vlaardingen precies gebeurd is, is uit Alpertus moeilijk te beantwoorden. Het gebrek aan discipline en de paniek, de zenuwen, de massahysterie, zoals bij Alpertus beschreven, komen allemaal geloofwaardig over.
Problematisch bij de reconstructie is, dat het woord fossa in klassiek latijn 'gracht, sloot' betekent, maar in de middeleeuwen ook door 'dijk' mag worden vertaald. Wat zal effectiever "de vlakte tegen het getij" hebben beschermd: een sloot of een dijk? Ik kies voor het laatste. Helaas staat over de streek rond Vlaardingen uit 1018 niets onomstotelijk vast, noch de plaats waar de versterking heeft gelegen, noch de locaties van de dijken, zelfs is niets definitiefs bekend over de hoger gelegen plaatsen.
Wat blijkt nu duidelijk uit Alpertus?- De landing werd uitgevoerd bij hoog water, dus het buitendijkse land was een stuk korter dan bij eb
- Aangezien bij deze debarkatie uiteraard geen havenfaciliteiten benut konden worden, moesten de schepen op de uiterste gestaden van de Merwede afmeren om de gepantserde lieden niet meteen te doen verdrinken. Als we aannemen dat het gros rivierschepen betrof, verbaast het niet dat enkele schepen later konden worden omgetrokken.
- Meteen na de landing werd zonder enige moeite de burcht met Dirks manschappen omsingeld.
- Net als Dirk con sorte hielden de andere Friezen zich afzijdig. Slaat hun hoger gelegen grond op oudere, boven de zeespiegel gelegen cultuurgrond en is de door Godfrieds mannen geheel gevulde en omdijkte vlakte wellicht een polder?
- Godfried wilde proberen de Friezen aan te vallen. Hij wist klaarblijkelijk dat ze zich achter de dijken hadden verschanst, alleen zag hij geen mogelijkheid om daar via de snelste weg te komen. Vandaar dat hij zijn vaandeldragers gebood om een omtrekkende beweging te maken. Sommige ongedisciplineerde lieden zagen dit als een vlucht, waarna paniek uitbrak. Hier geldt Von Clausewitz' frictie: een leger "blijft altijd samengesteld uit een aantal mensen, van wie de geringste, als het toeval het wil, in staat is een oponthoud of een willekeurige andere onregelmatigheid te veroorzaken."
- De Friezen konden het geallieerde leger niet zien. De mannen in de burcht wel - ook konden de Friezen de mannen in de burcht wel zien of horen - en pas na hun signalen zetten de Friezen zich in beweging.
- Zodra het terugtrekkende leger, met Godfried in de achterhoede, de omsingeling van de Vlaardinger burcht had opgeheven, kon Dirk in actie komen en Godfried gevangen nemen. Van enig kritiek moment in de verdediging was geen sprake geweest.
De enige die een uitvoerige analyse heeft gemaakt van de slag bij Vlaardingen, is C. Hoek. Nog altijd wordt zijn betoog als gezaghebbend aanvaard. Hij meent dat de landingsplaats - omdat het getij veranderde en omdat het water bij Vlaardingen te diep is, daar de plaats aan een buitenbocht van de Merwede ligt - werd gekozen ter plaatse van de nog niet ontgonnen wildernis ten noordwesten van Vlaardingen, namelijk tussen Vlaardingen en het huidige Maassluis. De graaf had zich in Maasland, ten noordwesten van Vlaardingen, verschanst. De Friese kolonisten bleven op een uur afstand in Vlaardingen: "Deze opstelling heeft strategisch het voordeel, dat als het aanvallende leger zich concentreert op een van beide groepen, het riskeert in de rug te worden aangevallen door de tweede groep." Vervolgens trok Godfried op tot de rand van de nederzetting te Maasland en zag toen allemaal sloten (!) die loodrecht op het riviertje de Gaach stonden. Daar het onbegonnen werk is om over al die sloten heen te springen, er doorheen te waden of ze af te dammen, besloot Godfried 180º te draaien, terug te gaan naar de landingsplaats om vlak langs de kustlijn tot Maassluis te gaan en vandaar alsnog naar Maasland. Tijdens de terugtocht ontstond paniek in het onoverzichtelijke terrein in de polder 'Aelkeet', deel van de huidige 'Lickebaertpolder'. De Friezen uit Vlaardingen merkten dit, maakten dit kenbaar aan Dirk en vielen zelf meteen aan. Helaas liep het snel eb, waardoor de schepen niet dicht onder de kust konden komen. De ontreddering was compleet, waarna Dirk uit Maasland de geallieerden in de rug aanviel. Hoek besluit, zondere verdere bewijsplaatsen: "Het is opmerkelijk dat alle contemporaine bronnen in het buitenland Vlaardingen noemen als de plaats waar het rijksleger werd verslagen. De burcht, welke er een bescheiden rol bij speelde, lag te Maasland en was een ringwalburcht uit het einde van de negende of het begin van de tiende eeuw, bestemd om bij een aanval vanuit zee als schuilplaats te dienen..."
Het interessante van Hoeks betoog is dat hij Dirk een fraaie rol als tacticus toebedeelt, dat hij met 'sloten' in plaats van 'dijken' Godfrieds handelwijze logisch lijkt te verklaren en dat hij zijn kennis op het gebied van nederzettingsgeschiedenis knap in het krijgshistorische betoog heeft geïntegreerd.
Mijn bezwaren evenwel tegen deze reconstructie zijn:1. Fossis worden geïnterpreteerd als sloten, wat mij minder logisch lijkt.
2. Hoek draait de zaak om door te stellen "het ridderleger [van Dirk] dat slechts door signalen van de gang van zaken op de hoogte werd gesteld."
3. Van enige interactie tussen Maasland en Vlaardingen kan geen sprake zijn, zeker niet als het terrein inderdaad zo onoverzichtelijk is als Hoek wil.
4. Bij Alpertus staat duidelijk (en in de Gesta minder duidelijk) dat de burcht en niet de nederzetting van Dirk werd belegerd.
5. Ook de beter geïnformeerde Alpertus noemt Vlaardingen als de plaats van de slag en volgens hem hebben de rovers - Dirk en z'n kornuiten - die sterkte aangelegd.
Het is al met al buitengewoon moeilijk om Alpertus' relaas in kaart te brengen. Het lijkt mij plausibel het verloop van de operaties in de vorm van een driehoek voor te stellen, opdat Dirks mannen, om de dijken en de sloten heen, op niet al te grote afstand de Friezen konden waarschuwen. Mijn poging - zie de kaarten - beoogt een schematische weergave op basis van Alpertus' relaas en relevante literatuur.
Het lijkt mij niet verstandig om de strijd in de buurt van Maasland te plaatsen. Geen enkele bron noemt deze plaats, bovendien worden de ontginningen op het koningsgoed Maasland tegenwoordig juist later gedateerd, waardoor in de slag bij Vlaardingen deze vestiging niet langer een rol hoeft te spelen. Tenslotte is uit bodemkarteringsonderzoek gebleken dat de Babberspolder ten oosten van Vlaardingen ouder is dan de Lickebaert ten westen ervan. Een alternatieve benedenstroom van de Merwede wordt ook bij de Babberspolder/Nieuwland gevonden.
Aan de hand van tekstvergelijkend onderzoek en om idiomatische redenen is geconcludeerd dat de fossae wel degelijk met dijken vertaald moeten worden, zonder evenwel uit te sluiten dat deze dijken mogelijk voorzien waren van waterloop of vaart. Hoewel er twijfels bestaan over het zeewerend vermogen van deze eerste dijken, werden de dijken dikwijls gebruikt om erop te wonen.
Alpertus' uitdrukking aangaande de fossae "ofwel om vijanden de weg te versperren", kàn duiden op het aanbrengen van een eenvoudige borstwering. Mogelijk zijn er raakvlakken met de wijze waarop sommige nederzettingen werden beschermd tegen de Noormannen. Een terrein, soms wel twee hectaren groot, werd omringd door een aarden wal, voorzien van leem en een houten borstwering, ter bescherming van mens en dier. Deze houten borstwering doet denken aan het bekende Romeinse pilum murale, een verschansing, bestaande uit scherpe, puntige houten palen. Wanneer bij Vlaardingen de Hollandse ontginners zich op de hoger gelegen gebieden achter dergelijke constructies verschansten, kan ik mij voorstellen dat de aanvallende ridders niet enthousiast waren om eerst door sloot of greppel te waden, dan tegen een aarden wal op te klauteren, om eventueel vervolgens de primitieve borstwering te nemen. Alleen al het gewicht van een elfdeëeuws maliënkolder was meer dan 12 kg... Er is een laat veertiendeëeuws voorbeeld van een dergelijke, met een pilum murale versterkte dijk uit de Friese oorlogen bekend.
Beka heeft voor de nodige verwarring gezorgd, toen hij drie eeuwen later schreef dat op 9 juni 1018, dus bijna 2 maanden voor de slag bij Vlaardingen, bisschop Adalbolt zijn vazal 'grave Dideric Bavo' te hulp moest komen, omdat deze door graaf Dirk was verjaagd. Helaas werd bisschop Adalbolt verslagen, waarbij onder andere graaf 'Godezo' sneuvelde. Omdat de bisschoppen van Utrecht veel later, omstreeks 1130, dit gebied terugeisten en ze geen document bezaten waaruit bleek dat zij in hun recht stonden, werd een falsum geproduceerd. Hierin zou de koning in mei 1064 het beneficium van Dirk Bavo aan de bisschop hebben toegewezen. Omdat het een onechte oorkonde was, werden de daarin genoemde 'graven van Bodegraven' voor fictief gehouden. Ze zijn echter weer tot leven geroepen, zelfs is de ligging van hun leen bij Bodegraven enigszins in kaart gebracht, met inbegrip van de fortificaties de Svadeburg, de Middelburg en de Randenburg, die de Stichtsen in deze voorpostenstrook hadden aangelegd. Aangaande de grootte van het beneficium: het lag in ieder geval ten zuiden van de Oude Rijn, maar omstreden is, of het zich ook ten noorden tot aan het Voren Bavekine Bosk uitstrekte.
Wat is nu de waarde van Beka's vermelding? Ten eerste is het opvallend dat de oudste bronnen over 1018 Dirk Bavo niet noemen en bovendien als reden voor de expeditie alleen de Vlaardinger tol opgeven. Ten tweede is het ondenkbaar dat Dirk Bavo in 1018 aan bisschoppelijke zijde streed, want in de oorkonde staat: "het beneficium dat graaf Unroch van bisschop Adelbolt hield, (...) na Unroch Godezo, na Godezo Dirk Bavenzone, die door graaf Dirk verdreven was". Beka haalt de heren door elkaar als hij Dirk laat verjagen en Godezo sneuvelen. De dood van Godezo wordt inderdaad door oude bronnen bevestigd, maar dan in verband met de slag bij Vlaardingen. Het lijk er dus op dat Beka de tekst van het falsum heeft gekend en zo in zijn relaas verwerkt, dat de Hollanders er extra slecht vanaf komen.
Waarschijnlijk hebben de bisschoppen na de nederlaag bij Vlaardingen een Hollandse aanval verwacht - een vrij logische zaak - en Dirk Bavo opgedragen om de genoemde versterkingen op te werpen en te bemannen. Toen het offensief kwam, hetzij nog onder Dirk III, hetzij onder Dirk IV, werd Bavo verslagen, tot groot ongenoegen van het Sticht.
Oorlog om Holland / 1000-1375 / druk 2
R. de Graaf
Oorlog om Holland
Klik op de bovenstaande thumb foto voor meer informatie over het boek èn om het eventueel direct te bestellen!Oorlog om Holland
1000 - 1375
ISBN 90 6550 807 4
494 blz
Vanzelfsprekend heeft Ronald de Graaf ook een eigen site, ook van harte aanbevolen!
http://www.geschiedenisisfun.nl
Ronald de Graaf heeft nog een uniek boek geschreven
Klik op de bovenstaande thumb foto voor meer informatie over het boek èn om het eventueel direct te bestellen!
Oorlog, mijn arme schapen
R. de Graaf
Oorlog, mijn arme schapen
Een andere kijk op de Tachtigjarige oorlog
Ronald de Graaf
ISBN 90 5194 272 9
Gebonden, 686 blz
Oorlog, mijn arme schapen vind je terug in ons verhaal
1584 Willem de Zwijger, zijn onbekende zoon Philips Willem, Balthasar Gerards en Alva
Terug naar Graaf Dirk III en zijn graafschapjes, wat bedoelen we daar precies mee:
Er wordt ook wel eens gesteld, dat de graven, die Karel de Grote aanstelde, eigenlijk slechts hoge ambtenaren waren. Langzamerhand werd dit dus anders. Die graven ontwikkelden zich van ambtenaren tot kleine vorsten. Hun grondbezit wisten ze door aankoop, huwelijk of verovering te vergroten. De bevolking zag in de graaf, die in haar midden leefde, die haar bestuurde en vaak beschermde, de eigenlijke vorst. Zeker, er was nog een keizer of "opperheer", de leenheer van de graaf, maar die bemoeide zich doorgaans weinig met die lage landen bij de zee. En zo kwamen er in de Nederlanden tal van kleine vorsten, die regeerden over grotere en kleinere gebieden.
De voornaamste van deze staatjes werden de graafschappen Holland, Gelre (later een Hertogdom), Henegouwen en Vlaanderen; de hertogdommen Brabant en Limburg en de bisdommen Utrecht en Luik.
Wat Friesland aangaat, hier hebben zowel Hollandse graven als bisschoppen van Utrecht getracht hun macht te vestigen. Maar de Friezen moesten niets van een vreemde heer hebben. Een nadeel was, dat er bij gemis aan een krachtig bestuur vaak twist en strijd was, waaraan zowel edelen en kloosterlingen als boeren en stedelingen deelnamen.
In het laatst van de 9de eeuw werd de gouw Kennemerland bestuurd door een zekere Gerolf. Deze graaf kan als de stamvader van het z.g. Hollandse Huis genoemd worden. Met zijn vele Dirken en Florissen heeft het langer dan drie en een halve eeuw over Holland geregeerd.
De eerste graven noemden zich echter slechts Graaf in Friesland. Eerst in de 11e eeuw is voor hun hele gebied de naam Holland in gebruik gekomen. De Graven van Holland hebben telkens weer getracht om hun landje te vergroten naar het Noorden, het Oosten en het Zuiden. Daarvoor hebben ze natuurlijk veel oorlogen moeten voeren. Zo streden ze tegen de West-Friezen, de bisschoppen van Utrecht en de graven van Vlaanderen, ja, zelfs tegen hun leenheer de keizer.
De Friezen woonden in die tijd in de kuststreek van de Wezer tot in Vlaanderen. De Friezen in het Westen hebben zich over het algemeen langzamerhand vermengd met Hollanders en Zeeuwen. Dit was echter niet het geval met de Friezen, die in het Noorden van het tegenwoordige Noord-Holland wonen. Deze, de West-Friezen, hebben eeuwenlang hun vrijheid verdedigd tegen Hollandse graven.
Op hun beurt deden ze herhaaldelijk invallen in het gebied van de graaf, vooral tegen Alkmaar, dat meermalen door hen is verbrand. Soms trokken ze tot aan Haarlem en de Zaanse grensdorpen toe, rovend, plunderend en brandschattend. Het was daarbij eigenaardig, dat zij doorgaans hun tochten zó inrichtten, dat ze vóór de nacht weer thuis waren.....
De eerste graaf, die tegen de West-Friezen sneuvelde, was Arnoud. Ruim twee en een halve eeuw later trof Graaf Willem II hetzelfde lot. Daar het moeilijk was de West-Friezen in hun waterrijk landje aan te vallen, had graaf Willem II besloten om een tocht tegen hen te ondernemen, wanneer de vorst het water in de vele meren, poelen en plassen met een ijskorst zou hebben bedekt.
Eind December 1255 begon het hard te vriezen en dus besloot de graaf zijn plan uit te voeren. Rondom de Kersttijd, trok hij met zijn ridders en knechten naar Alkmaar en daarop naar het dorpje Vronen. Vóór de graaf de strijd kon aanbinden, moest hij met zijn leger over de grote binnenzee, die zich bevond, waar nu de weiden van de Heer Hugowaard en een gedeelte van de Schermer zich uitstrekken. Pas eind januari 1256 gaf hij bevel om deze grote ijsvlakte over te trekken. Vooraf verdeelde hij zijn leger in tweeën. Eén afdeling trok in de richting van Medemblik. De andere, die de graaf zelf aanvoerde, sloeg de richting van het dorpje Hoogwoud in, waar de hoofdmacht van de West-Friezen gelegerd was.
28 Januari 1256
Graaf Willem II zakt door het ijs bij Hoogwoud
en wordt vervolgens vermoord door de aansnellende West-Friezen
zoon Floris V ontdekte pas jaren later waar vader Willem II was begraven
Op een zwakke plek zakte de graaf, die aan het hoofd van zijn troepen was opgetrokken, met zijn paard door het ijs. Graaf Willem II moet toen alleen geweest zijn. Het gelukte het paard niet zich met zijn zwaar geharnaste berijder uit de modder los te werken. Enige van de West-Friezen, die zich in de talrijke rietbosjes hadden verscholen, schoten toe en sloegen de graaf dood. De West-Friezen begroeven de zo jammerlijk omgekomen Graaf op een plaats, die slechts aan enkelen bekend moet zijn geweest.
Waarom deze geheimzinnigheid? De West-Friezen, die bij de smadelijke dood van de graaf betrokken waren, hebben mogelijk gevreesd, dat men hen later zou berechten. Maar er bestond een oud gebruik, waarbij vereist werd, dat de aanklagers het lijk van het slachtoffer moesten kunnen tonen zo men een beschuldigde wegens moord wilde kunnen veroordelen.
Met Vlaanderen voerden de Graven van Holland een langdurige oorlog over het bezit van een groot deel van Zeeland. Tijdens de regering van Graaf Willem II landde op Walcheren een groot Vlaams leger, dat gravin Margaretha van Vlaanderen, bijgenaamd Zwarte Griet, had doen scheepgaan.
In de duinen lag een Hollands leger in hinderlaag, onder bevel van een broer van graaf Willem. Nog vóór de ontscheepte Vlaamse troepen zich in slagorde hadden kunnen opstellen, stormden de Hollanders op de invallers af en brachten hun een totale nederlaag toe. Honderden Vlamingen werden gedood, een groot aantal werd gevangengenomen, en anderen trachtten de schepen te bereiken of vluchtten het land in.
Eerst in de eerste helft van de 14e eeuw kwam er voorgoed een einde aan de strijd tussen Vlaanderen en Holland over Zeeland.
De twee bekendste graven uit het Hollandse Huis zijn de reeds genoemde Willem II en diens zoon, Floris V. Graaf Willem II was in 1247 tot Duits koning gekozen. Duitsland was in die tijd een kiesrijk, waar dus de aanzienlijke leenmannen telkens weer een Koning (Rooms-Koning genoemd) kozen. Keizer was zo'n gekozene dan nog niet. Om deze titel te verkrijgen moest hij, volgens het gebruik van die tijd, naar Rome reizen om daar door de Paus tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond te worden.
Zover is het echter met onze Graaf Willem II nooit gekomen.
In Duitsland zelf had Willem II met veel tegenstanders te strijden. Een jaar na zijn benoeming wist hij de stad Aken te veroveren, waar hij tot Rooms-Koning werd gekroond. Tussen 1249 en 1251 heeft Rooms-Koning Willem II tenminste 13 steden en burghten in "Duitsland" belegerd, bij 5 lukte het om die te veroveren.
Omstreeks 1250 keerde de jonge Rooms-Koning Willem II tijdelijk in Holland terug.
Tot Rooms-Koning verheven, wilde Willem II dus in de mooie duinstreken van zijn graafschap een paleis bouwen. Zodoende werd de jonge Rooms-Koning feitelijk de stichter van 's-Gravenhage. Met als achterliggend idee dat Rooms-Koning Willem II z.s.m. door de Paus in Rome tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond zou worden en dus thuis zijn vele toekomstige gasten op stand moest kunnen ontvangen, zoals vast weergegeven op onderstaand schilderij:
Rooms-Koning, Graaf van Holland, Willem II
Dit schilderij is gemaakt in 1654,
alleen van belangrijke Hollandse Graven werden toen dit soort fantasie schilderijen gemaakt
Het voormalige slot van de Graaf van Holland uit de 12e eeuw
oftewel het huidige Stadhuis van Haarlem
De Ridderzaal gebouwd door Floris V
links de Hofkapel
Achter de Ridderzaal het kasteel van Die Haghe, gebouwd door Willem II
Graaf Willem II heeft zijn paleis echter niet voltooid gezien. Lang voor het gereed was, kwam hij dus in West-Friesland om het leven. Toen was van het paleis nog niet veel meer gereed dan het gedeelte, dat achter de Ridderzaal op het Binnenhof staat. Die Ridderzaal zelf is later door zoon Floris V gebouwd.
Veel meer over o.m. de geschiedenis van het Binnenhof, kun je vinden in ons verhaal
Vanzelfsprekend werd iemand anders dan Willem II binnen het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond tot Rooms-Koning. Maar aan het feit dat Willem II bijna Keizer was geworden van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie danken wij nog in het Wilhelmus de zin Van Keizerlijke Stam.
We kregen een wel zeer bijzondere email van Recia Bruggeman-Tóth:
Ik ben een verre nazaat van de Graven van Holland en Ada van Schotland.
U schrijft ergens dat Graaf Willem I naar zijn oom Willem de Leeuw van Schotland vernoemd is, maar volgens mij zijn beide heren naar de opa van mama Ada van Schotland genoemd... dat dus ook de opa van Willem de Leeuw is !
Opa van Ada's moeders zijde was n.l. Graaf William II van Varennes/de Warenne and Surrey. Meestal werden broers niet vernoemd naar mijn weten, maar wel opa's en overgrootvader's, maar ik kan me vergissen.
En Graaf Floris V, die stamde niet via een de broer van Ada van het Schotse Koningshuis af !!! Haar eigen vader Henry van Schotland was erfgenaam van de Schotse troon ! Hij was Kroonprins van Schotland en als Ada geen broers had gehad, zou haar man Floris III van Holland dus Koning van Schotland kunnen worden.
De opa van Ada van Schotland was Koning David I 'de Heilige' van Schotland en daar stamde Floris V dus in rechte lijn van af ! Kroonprins Henry van Schotland was de vader van Ada (eerste rechtmatige erfgenaam van de Schotse troon, die helaas voortijdig stierf) was de vader van de bet-overgrootmoeder (Ada van Schotland) van Graaf Floris V van Holland.
Een beetje ver weg om aanspraak te maken op de Schotse troon, maar ach, wie niet waagt die niet wint, toch ?
Het logement der Stad Rotterdam in Den Haag, vlakbij het Binnenhof,
wordt nu gebruikt door het Ministerie van Defensie
Citaat uit ons verhaal over Napoleon:Floris V was bij de dood van zijn vader, Rooms-Koning Willem II, slechts een kind van twee jaar. Volwassen geworden, rustte hij niet vóór hij de dood van zijn vader gewroken en diens stoffelijke resten een waardige rustplaats had gegeven.
Nog even dit over het huwelijk van Napoleon in 1810 met Marie-Louise, dochter van Frans II, de laatste Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie:
de zoon van Marie-Louise en Napoleon was de laatste in de geschiedenis die de titel Koning van Rome kreeg, verleend door de vader van Marie-Louise die zich, na de opheffing van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie in 1806, Frans I van Oostenrijk noemde. Volgens de traditie mocht alleen de zoon van de Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie de titel Koning van Rome dragen. (vergelijkbaar met de titel van de Prins van Wales in Groot-Brittannië)
Het spreekt vanzelf dat de toekenning van de titel Koning van Rome aan zijn zoon, het morele gezag van Napoleon tot grote hoogte deed stijgen, in ieder geval bij zichzelf.
De ironie van de geschiedenis is wel dat Napoleon in 1806 na zijn overwinningen bij Ulm en Austerlitz, zijn latere schoonvader, toen nog, Frans II, Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, dwong om af te treden als Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie te ontbinden. In een proces dat de geschiedenis is ingegaan als mediatisatie werden honderden kleine staatjes opgeheven, rijksgraven en ridders verloren dus hun status. Het oude Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie ging op in slechts 36 (!) staten om uiteindelijk samengevoegd te worden tot de Rijnbond, later gedomineerd, niet door Oostenrijk, maar door Pruisen.
Tot de mediatisatie was het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie versnipperd over meer dan 300 landjes, geregeerd door keurvorsten, aartsbisschoppen, abten, hertogen, landgraven, stadsraden, graven en rijksridders. In de Rijnbond werden, dankzij Napoleon, overal dezelfde wetten en regels gehanteerd.
De eerste tocht, die Floris tegen de West-Friezen ondernam, mislukte. Op zijn tweede tocht versloeg hij hen bij Hoogwoud. Een oude West-Fries behield toen zijn leven door de graaf het graf van diens vader te wijzen.
Floris V verslaat de West-Friezen in de slag bij Vroonen, dichtbij Hoogwoud.
Een schilderij uit 1854
Men ging aan het graven en vond werkelijk het lichaam van Rooms-Koning / Graaf Willem II. Floris liet het stoffelijk overschot naar Middelburg vervoeren, waar het in de abdijkerk opnieuw werd begraven.
Vervolgens ondernam Floris een derde veldtocht tegen de West-Friezen, waarbij hij er in slaagde, hen te onderwerpen.
De vader van Rooms-Koning / Graaf Willem II, Graaf Floris IV was ook al op geweldadige wijze om het leven gekomen. Graaf Floris IV werd op 19 Juli 1234 tijdens een steekspel in het Franse Corbie gedood. Graaf Floris IV was een groot liefhebben van dit soort steekspelen, ondanks het verbod van de Paus om nog langer dit soort dodelijke spelen te organiseren.
Over Rooms-Koning / Graaf Willem II vonden we ook nog dit:
Toen Graaf Willem II zijn vader, de tijdens een steekspel gedode Graaf Floris IV, in 1234 opvolgde, was hij nog slechts zeven jaar oud. Tijdens zijn minderjarigheid werd het graafschap bestuurd door zijn ooms Willem en Otto, elect van Utrecht.
Na zijn meerderjarigheid in 1239 werd Graaf Willem II al spoedig betrokken in de internationale politiek doordat zijn oom, hertog Hendrik II van Brabant, Graaf Willem II naar voren schoof als kandidaat van de paus in diens strijd tegen keizer Frederik II.
Op 3 oktober 1247 werd Graaf Willem II tot Rooms-koning gekozen, maar Graaf Willem II had aanvankelijk grote moeite zich in Duitsland erkend te krijgen. Door zijn huwelijk met Elisabeth van Brunswijk verwierf Graaf Willem II zich de steun van de Welfse coalitie tegen Koenraad IV, die zijn vader in 1250 was opgevolgd. Op 25 maart 1252 werd Graaf Willem II nogmaals gekozen en na de dood van Koenraad IV (1254) tenslotte algemeen erkend, waardoor Graaf Willem II zich tot keizer kon laten kronen.
In februari 1255 veroverde Graaf Willem II het kasteel Trifels (ten zuidwesten van Speyer) waar de kroningsinsignia werden bewaard. Zijn vrouw Elisabeth was in die tijd in Holland, waar zij de geboorte van haar tweede kind afwachtte. In november 1255 vergezelde zij haar man naar het Duitse rijk. Tijdens de rijksdag te Worms (december 1255) maakte de koningin een uitstapje naar de veroverde burcht Trifels, onder begeleiding van graaf Adolf van Waldeck. Onderweg werd zij met haar gevolg overvallen door de roofridder Herman von Rietberg en eerst tegen een hoog losgeld vrijgelaten. Intussen was Rooms-koning Graaf Willem II naar Holland vertrokken om er, alvorens zich te Rome tot keizer te laten kronen, de Westfriezen te onderwerpen. Tijdens deze expeditie kwam de Rooms-koning om op 28 januari 1256. Koningin Elisabeth vernam het overlijden van haar man te Spiegelberg (ten zuidwesten van Hildesheim) toen zij op weg was naar Brunswijk.
Zoals gemeld werd Graaf Willem II in Middelburg begraven. Tijdens de Beeldenstorm op 21 en 22 augustus 1566 kon zijn kist nog net gered worden. In 1817 werd zijn kist weer ontdekt in een dichtgemetselde nis in de zuid muur van het koor. Na vele omzwermingen werd de kist met de resten van Graaf Willem II daar opnieuw geplaatst. In 1980 werd vastgesteld dat het skelet inderdaad van Rooms-Koning Graaf Willem II zou kunnen zijn, gelet op de leeftijd, een nog jongeman en de verwondingen. Rooms-Koning Graaf Willem II ligt nu begraven in de Abdij van Middelburg.
Ook op andere wijze trachtte Floris zijn graafschap te vergroten. Zo wist hij veel invloed in het bisdom Utrecht te verkrijgen en zette hij de oude twist met Vlaanderen over Zeeland voort. Bekend is dus ook, hoe hij tegen een aantal aanzienlijke edelen optrad, zoals de Heren van Amstel, Woerden, Velzen en Cuyk. Hij aarzelde niet, edelen grote lenen af te nemen. Soms ook ontnam hij hun eigen bezittingen, die hij hun slechts als lenen teruggaf. Dit wekte onder de edelen grote verbittering. In schijn bleven zij hem welgezind, maar in stilte beraamden ze plannen om zich te wreken. De gelegenheid hiertoe deed zich voor toen Floris, die lange tijd met de koning van Engeland verbonden was geweest, ja zelfs zijn zoontje Jan naar het Engelse hof had gezonden, zich plotseling verbond met de koning van Frankrijk. De koning van Engeland zette toen de ontevreden edelen aan, zich van Floris meester te maken en hem naar Engeland te ontvoeren. Maar al te graag gaven de edelen hieraan gehoor en Floris werd een valstrik gespannen:
Ze nodigden de graaf naar Utrecht als bemiddelaar in een geschil tussen enige edelen. Floris, zich van geen gevaar bewust, ging naar de bisschopsstad. Na de feestmaaltijd stegen de meeste edelen te paard om buiten Utrecht ter jacht te gaan. Floris wilde vooraf een middagslaapje doen. Amstel, die achtergebleven was, ging na enige tijd de graaf wekken. Zij lieten wijn komen en dronken elkaar vriendschap toe. Hierna reed Amstel weg.
Spoedig volgde de graaf, slechts van twee schildknapen en een paar dienaren vergezeld. Zodra Floris V buiten Utrecht de edelen ontmoette, namen deze een vijandige houding aan: hij was hun gevangene.
Alleen de Graaf mocht een valk meedragen
op het moment dat de valk van Floris V werd afgenomen,
wist Floris dat hij gevangen werd genomen
1296
De schildknapen wendden de teugels en reden spoorslags terug naar Utrecht, waar zij het gebeurde vertelden. Inmiddels hadden de edelen hun slachtoffer echter weggevoerd. Voorlopig achtten ze het Muiderslot de veiligste plaats. Spoedig na het gebeurde liep het landvolk te hoop om de graaf te bevrijden. Vissers kruisten op de Zuiderzee om de edelen te beletten over dit water de wijk te nemen. Op deze wijze in het nauw gebracht, besloten zij tot een poging om over land de wijk te nemen. Maar weldra kwamen ze het te hulp gesnelde volk tegen...... Toen, in hun woede en verbittering, brachten zij Floris om het leven.
Uit eigenbelang had Floris zowel steden als het platteland door het verlenen van voorrechten begunstigd. Eén nederzetting verhief hij tot stad, nl. Medemblik.
In 1270 schreef Floris V trouwens ook al een brief aan zijn beminde ende getrouwe vrienden en ingezetenen van Rotterdam, waarin hij een bevestiging geeft van hare vrijheyt van stadsrechten als vanouds die haer van mijn voorvaeders sijn gegeven. Een van de eerste vermeldingen in de geschiedenis van de naam Rotterdam.
Het scheelde trouwens niet veel of Nederland was misschien verbonden geraakt met Schotland. In 1291 was de Schotse troon niet bezet en Floris V claimde die i.v.m. zijn afstamming van de Schotse koning William the Lyon (zie in de stamboom hier ergens boven). Helaas ging het november 1292 niet door, volgens de overlevering een zware teleurstelling niet alleen voor Floris V, maar ook voor de schrijver van dit verhaal, een onvervalste Schotland fanaat. (LINK)
Floris V en de Schotse Troon
een historische speurtocht
LINK
Omstreeks 1300 woedde in Vlaanderen een felle strijd, die ook voor Holland en Zeeland grote gevolgen heeft gehad. De koning van Frankrijk had een inval in Vlaanderen gedaan en dit gewest geheel veroverd. De graaf van Vlaanderen werd als gevangene naar Frankrijk gevoerd en Vlaanderen werd eigenlijk een Frans gewest, bestuurd door een stadhouder van de koning.
Nu waren in die tijd de Vlamingen onderling sterk verdeeld. De rijke burgers en ook de meeste ridders waren Frankrijk goed gezind. Zij werden de "Leliaerts" genoemd, naar de lelievaan van het Franse koningshuis. De minder aanzienlijke burgers, de ambachtslieden en de boeren, vormden de partij van de graaf. Zij schaarden zich onder de Vlaamse banier met de leeuwen en heetten daarom de "Libaerts" of "Klauwaerts" .
Toen de Franse koning en zijn vrouw in die dagen een bezoek aan Vlaanderen brachten, gaven de Leliaerts, onder wie vele schatrijke families, schitterende feesten, waar zij en hun vrouwen wedijverden in het tentoonspreiden van pracht en praal. De Franse koningin, al die luisterrijke klederen en schitterende sieraden ziende, riep uit: "Ik dacht, dat ik hier de enige koningin zou zijn, maar ik zie er wel zeshonderd".
De "Klauwaerts" hadden echter geen deel aan die luisterrijke feesten. De onderdrukking, waaraan zij van de zijde der aanzienlijken in de steden, van de ridders op het land, en van de gehate Franse stadhouder blootstonden, bracht hen tot oproer. Het sein hiertoe was de moord op duizenden Fransen te Brugge.
De Fransen werden nu uit geheel Vlaanderen verdreven. Leiders van deze opstand waren Jan Breydel en Pieter de Conync. Het spreekt vanzelf, dat de Franse koning dit alles niet ongewroken wilde laten. Hij zond naar Vlaanderen een leger, dat vooral uit ridders bestond. Dit was reeds plunderend en vernielend tot de stad Kortrijk doorgedrongen, toen het de Klauwaerts tegenover zich zag. Onder de kreet "Vlaanderen den Leeuw" vielen de Klauwaerts de ridders aan. Het werd een gruwelijke slachting voor de Fransen.
Na de strijd vond men op het slagveld honderden gouden sporen van gesneuvelde ridders. Vandaar dat die slag bij Kortrijk in 1302 de Gouden Sporenslag wordt genoemd. Bondgenoot van de Franse koning in deze strijd was Jan II, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, wiens oudste zoon in de slag bij Kortrijk was gesneuveld.
Na hun schitterende overwinning besloten de Vlamingen nu ook met die graaf Jan II af te rekenen. En omdat er nog altijd de oude vete was over een gedeelte van Zeeland, besloten zij daar een inval te doen. Weldra hadden ze dit gewest veroverd, op Zierikzee na, dat kloekmoedig werd verdedigd door graaf Jan's zoon Willem en door Witte van Haemstede, een zoon van Floris V.
Het volgend jaar deden de Vlamingen, geholpen door de Brabanders, een inval in Holland, dat zij op Dordrecht en Haarlem na geheel veroverden. Veel weerstand bood de bevolking niet: mogelijk kon het de Hollanders niet zo heel veel schelen, of ze nu door een Vlaamse of een Henegouwse graaf geregeerd werden. Maar spoedig werd het anders. Witte van Haemstede wist met enige getrouwen uit het belegerde Zierikzee te ontsnappen en landde in de buurt van Zandvoort. Hier plaatste hij zijn banier met de Hollandse leeuw op de duintop de Blinkert.
De onechte zoon van Floris V, Witte van Haemstede plant de vlag van Holland, de Hollandse Leeuw, op een duin bij.....
Der Vaderen Erf werd gered van de verovering door de Vlamingen
Witte Witte van Haemstede 's komst bracht de Hollanders in beweging.
Een van de mysteries uit de geschiedenis van Nederland is deze gebeurtenis, bronnen daarover bestaan namelijk niet. Algemeen wordt nu aangenomen dat een gevecht op het Manpad tussen Haarlem en Lisse nooit heeft plaatsgehad, waarbij we er dan maar weer vanuit gaan dat met het gevecht op het Manpad tussen Haarlem en Lisse de duintop de Blinkert wordt bedoeld, dus wie dit zeker weet......
De dappere, ridderlijke Witte van Haemstede, zoon van Floris V, kleinzoon van "Coninc" Willem II. Hem wilden ze dienen om de indringers te helpen verjagen. Honderden schaarden zich om de banier van de Hollandse Leeuw en binnen een week was er geen Vlaming meer in Holland te bekennen.
Ook de Brabanders moesten het veld ruimen en het beleg van Zierikzee werd opgebroken.
Graaf Jan stierf in 1304. Jonker Willem, de kranige verdediger van Zierikzee, volgde hem op. Deze graaf Willem III heeft zich de bijnaam van De Goede verworven.
Zijn opvolger, Graaf Willem IV, de Graaf die in 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende, kreeg ook een bijnaam. Maar die was niet zo mooi: de Franse koning noemde hem de woedende gek.
Graaf Willem IV was een echte vechtjas. Hij trok naar Portugal om er de Moren te bestrijden, naar Pruisen om daar heidenen te beoorlogen, en in de oorlog tussen Engeland en Frankrijk trok hij partij voor de koning van Engeland. Ter afwisseling maakte hij een pelgrimstocht naar het Heilige Land, of nam deel aan tournooien. Hij maakte ruzie met Utrecht en sloeg met een leger van 1300 ridders en 30.000 krijgsknechten het beleg voor deze stad. Bisschop Jan van Arkel, die in Frankrijk vertoefde, keerde ijlings naar zijn zwaar geteisterde stad terug en wist een vrede te verkrijgen, nadat vierhonderd van de aanzienlijkste burgers, blootshoofds en barrevoets, de graaf genade hadden moeten afsmeken.
1345
Graaf Willem IV wordt, na een belegering, de stadssleutels van Utrecht aangeboden
de hoge (!) Utrechtse delegatie mocht alleen een hemd dragen....
Intussen had Graaf Willem IV alweer nieuwe krijgsplannen. Hij wilde de Friezen gaan bestrijden en eiste van bisschop Jan van Arkel, dat deze hem vergezellen zou. Met een legertje van ridders stak hij de Zuiderzee over. Een storm sloeg de vloot uiteen en zo kwamen de schepen niet op dezelfde tijd aan de kust van Friesland. Toen maakte Graaf Willem IV een van de grootste fouten, die een veldheer maken kan: hij onderschatte zijn tegenstanders. In plaats van te wachten, tot de afgedwaalde schepen zich weer bij hem hadden gevoegd, ging hij meteen aan land en stond zodoende met een veel te kleine legermacht tegenover de onstuimige Friezen. In de strijd, die nu ontbrandde, was een nederlaag onvermijdelijk.
Graaf Willem IV, de Graaf die in 1340 aan Rotterdam stadsrechten verleende, werd gedood door een pijlschot in het hoofd.
Graaf Willem IV sneuvelt bij Warns
al dan niet via een pijlschot in het hoofd
Over deze Slach by Warns in 1345, zoals de Friezen hem nog steeds herinneren, kompleet met gedenksteen, is natuurlijk heel veel geschreven, uiteraard door de Friezen en gelijk hebben ze:Daar Willem IV geen zoon naliet, volgde zijn zuster Margaretha, die met de Duitse keizer gehuwd was, hem op. Maar velen wilden, dat haar zoon Willem hem zou opvolgen. Zo ontstond er tussen moeder en zoon een strijd. Deze strijd was het begin van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, waarbij de meeste edelen en enkele steden als Hoeksen de partij van Margaretha en de meeste steden en enkele edelen de partij van Willem kozen.
Toen de Hollandse Graaf Willem IV tezamen met zijn Oom Hertog Jan van Beaumont zijn blik op Friesland wierp werd de Friese plaats Stavoren met het plaatselijke Sint Odulphus klooster uitgekozen als plaats waar de invasie plaats zou vinden. Na het verzamelen van manschappen, materiaal en voedsel kwamen ze op 26 september aan op de Friese kust.
Naast Ridders en soldaten hadden de Graaf en zijn Oom veel werkvolk meegenomen om het klooster van Stavoren om te bouwen in een sterke vesting, omdat er veel werkvolk en materiaal meeging was er praktisch géén plaats meer voor de paarden van de ridders, maar de Graaf en zijn Ridders dachten deze ook niet nodig te hebben (naar later bleek een grove fout!).
Op het huidige IJsselmeer werd de vloot van de Graaf en zijn Oom in tweeën gesplitst; de Hertog van Beaumont zou met een kleiner gedeelte van de vloot aan wal gaan bij het huidige Noorderstrand en Graaf Willem IV zou oostelijk van Stavoren landen.
Aangezien Stavoren toendertijd weinig meer was dan een eiland wat alleen te bereiken was via de zeedijken zou Stavoren totaal verloren zijn wanneer het ingesloten zou worden door de twee legers.
Toen Hertog van Beaumont aan wal ging ondervond hij weinig tot géén tegenstand, zij bereikten Stavoren en het klooster dan ook zonder veel problemen. Graaf Willem IV verging het ondertussen een stuk moeilijker; hij strande met zijn vloot op een zandplaat tussen Laaksum en het Rode Klif, blij dat ze eindelijk aangekomen waren gingen ze door het water naar de Friese kust. In plaats van dat ze (zoals afgesproken!) optrokken naar Stavoren besloten ze naar het Friese havenplaatsje Laaksum te vertrekken, hier aangekomen troffen ze Laaksum verlaten aan, de huizen waren leeg en er was geen mens te zien.
Om toch een signaal af te geven richting de Friezen staken zij de huizen van de Laaksummers in brand, toen de plaats in brand stond trok de Graaf met zijn manschappen op naar de plaats Warns, voor de Ridders zonder hun paarden maar mét hun zware harnassen werd deze trip erg zwaar. Warns verging het praktisch hetzelfde als Laaksum, ook hier werd de plaats verlaten aangetroffen en werden de huizen in de brand gezet. Wat de Graaf echter onderschat had was de Friese onverzettelijkheid, plotseling kwamen van alle kanten woedende Friezen gewapend met zeisen, messen, dorsvlegels en ander wapentuig aanzetten.
De vermoeide Ridders zonder hun paarden waren geen partij voor de woedende Warnsers en aangezien ze in hun rug bedreigd werden door de eveneens woedende bevolking van Laaksum besloten zij te vluchten richting Stavoren, echter de enige weg die hier nog heen ging was een weg dwars door een moerassig gebied (deze weg wordt door de Friezen nog immer de 'Ferkearde Wei' genoemd!). In dit landschap was er geen ontsnappen aan voor de Graaf en zijn mannen, ze werden door de Frieze boeren en vissers genadeloos in de pan gehakt!
Ook over de Slag bij Warns is niets bekend uit originele bronnen, althans de veldslag is bekend, maar die heeft nooit plaatsgehad bij Warns, maar ten westen van Stavoren. Ook de Rode Klif wordt in geen enkele originele bron genoemd. Op de onderstaande kaart kun je het gebied ten westen van Staveren ontdekken, toen nog niet overspoeld door de Almere, de latere Zuiderzee. Warns ligt ten oosten van Staveren.... en Willem II sneuvelde dus ten westen van Staveren...
Kortom, de gedenksteen van de Friezen met de tekst Leaver dea as slaef staat dus op een plaats waar Willem IV nooit is geweest en dus ook niet is verslagen....
Margaretha gaf in 1354 de strijd op en stond Holland en Zeeland aan haar zoon af. Zo is Willem V de eerste graaf uit het Beierse Huis.
In Henegouwen bleef zij zelf regeren, totdat zij in 1356 stierf en Willem V haar ook daar opvolgde. Twee jaar later werd de ongelukkige Graaf Willem V krankzinnig. Zijn broer Aelbrecht aanvaardde toen, onder de titel van ruwaard, in naam van zijn broer het bestuur. Na het overlijden van Willem in 1389, volgde Aelbrecht hem op als graaf, hoewel hij zich als Beiers vorst het liefst Hertog noemde.
Graaf Aelbrecht van Beieren
Aelbrecht, die eerst Hoeksgezind was, probeerde zich weldra zoveel mogelijk boven de partijen te stellen. Later werd hij evenwel Kabeljauwsgezind. De Hoeksen gaven hiervan de schuld aan een Kabeljauwsgezinde jonkvrouw, Aleid van Poelgeest, die verblijf hield, aan het hof van Aelbrecht in Den Haag.De Hoeksen besloten de maitresse van Aelbrecht, want dat was Aleid van Poelgeest volgens iedereen nu, te doden. Toen Aleid van Poelgeest op een avond met een edelman op het Buitenhof wandelde, werd Aleid van Poelgeest door enige Hoekse edelen overvallen en gedood. Aleid van Poelgeest's begeleider, die Aleid van Poelgeest wilde beschermen, werd eveneens vermoord. Aelbrecht, woedend over deze daad, gaf het landvolk verlof, de kastelen der Hoekse edelen, die inmiddels de vlucht hadden genomen, te verwoesten. Zijn Hoeksgezinde zoon, graaf Willem van Oostervant, nam eveneens de wijk.
Albrecht hield er, zoals zoveel graven en andere edelmannen, een maitresse op na. Op 22 september 1392 liep deze vrouw, Aleid van Poelgeest, over het Buitenhof
Zij werd vergezeld door het hoofd van de hofhouding van Aelbrecht, Willem Cuser. In de buurt van de Haagse Plaats werden Aleid van Poelgeest en Willem Cuser vermoord door de Hoek Hughe die Blote (....). De krassen van de messteken zijn nog te zien op de Haagse Plaats, naast het beeld van Johan de Wit.
De wraak van Aelbrecht was verschrikkelijk. Diverse kastelen werden belegerd en vervolgens afgebroken. Stenen van kasteel Brederode werden gebruikt bij de uitbreidingen van het Grafelijk kasteel in Den Haag (muren en torens rond het Grafelijk hof, die in de 17e eeuw bijna allemaal weer verdwenen zijn).
Twee jaar later echter had tussen vader en zoon een verzoening plaats. Aelbrecht ondernam nu, krachtig geholpen door zijn zoon, enige tochten naar Friesland om dit land te veroveren. Het resultaat was pover. Alleen Stavoren werd veroverd, maar ging later voor de Beieren weer verloren.
Het leger van Aelbrecht en Willem van Oostervant stak bij Enkhuizen over naar Kuinre, 25 km ten oosten van Staveren. De Friezen hadden de dijk bij Kuinre met palen geblokkeerd. De boogschutters aan boord kregen het bevel iedereen op de dijk weg te schieten w.o. een Friezin die, aldus de overlevering, zich omdraaide naar de vloot en toen haar rok optilde en haar blote billen aan de vloot liet zien, een minachtend gebaar, naar we mogen veronderstellen. Ook schijnt ze toen geroepen te hebben, zoiets van: Hier zijn jullie welkom.
Vanzelfsprekend wisten de boogschutters haar in de billen te raken, aldus het verhaal en werd zij later door de Hollanders in mootjes gesneden....1250 - 1412
De Burght Arkel bij Gorinchem
op een sleutelpositie tussen Holland, Utrecht en Gelre
In het laatst van zijn leven heeft Aelbrecht dus nog strijd gevoerd tegen Arkel. De Arkels waren machtige heren. Ze bezaten uitgestrekte heerlijkheden tussen Lek en Merwede. En door de stad Gorinchem, in welker nabijheid een trotse burcht verrees, beheersten zij de belangrijke waterweg de Merwede en de uitmonding van de Linge. Aan de Lek, niet ver van Vianen, hadden ze de burchten Hagestein en Everstein, zo ook de versterkte stad Gasperen. Hiermee beheersten ze de Lek. Tenslotte behoorde Leerdam nog tot hun gebied.
Kort voor het jaar 1000 werd nabij Gorkum door Foppo, tweede zoon van Heyneman, een gunsteling van Keizer Otto de Derde, het kasteel Arkel gesticht. Foppo trouwde met Maria, dochter van de Heer van Oyen. Hij stierf in het jaar 1008 en werd opgevolgd door zijn zoon Jan, die huwde met Elisabeth, dochter van de Heer van Cuyk. Jan overleed tijdens een veldtocht die hij maakte met Dirk de Derde van Holland. Steeds volgde een zoon zijn vader op en in 1176 was Jan de Zesde Heer van Arckel. Jan de Zesde maakte met Keizer Frederik en Graaf Floris de Derde een kruistocht naar het Heilige Land. Jan de Zesde streed met de Bisschop van Utrecht tegen de opstandige Drenthen en kwam in de slag bij Ane in 1227 om het leven.
Tijdens de Hoekse- en Kabeljauwse twisten kwam Arkel in oorlog met de Graven van Holland
In 1405 (zie hieronder) werd het kasteel 22 weken onafgebroken belegerd en ingenomen, maar Willem van Arkel was uitgeweken naar Brabant, waar hij in 1415 bij de uitvaart van de Hertog van Brabant werd gevangen genomen en naar 's-Gravenhage gebracht waar hij tot 1425 werd vastgehouden. Willem van Arkel werd door Philips van Bourgondië uit zijn gevangenschap ontslagen en overleed in 1428. Hij was de laatste mannelijke nakomeling van zijn geslacht.
Het kasteel werd in 1578 door de Spanjaarden verwoest.
In 1403 belegerde Aelbrecht met zijn zoon Willem van Oosterwant de stad Gorinchem. Het beleg duurde lang, want Arkel verdedigde zijn stad hardnekkig. Door menige uitval wist hij zijn belegeraars groot nadeel te berokkenen.
Toen het beleg enige weken geduurd had, verscheen in Aelbrechts legerkamp diens zoon Jan, elect (d.i. niet gewijde bisschop) van Luik. Door zijn bemiddeling kwam er tussen de strijdenden een overeenkomst tot stand: Arkel zou voor de oude hertog een voetval doen en gedurende één dag, zou Aelbrechts vaan van de burcht van Arkel waaien. Zo gebeurde het en Aelbrecht trok met zijn leger af. Niet lang daarna stierf Aelbrecht.
1402
- Ook de stad Rotterdam wordt verzocht zich goed te voorzien van vuurpijlen, brandladders en brandhaken en die mee te brengen voor de strijd tegen de Arkelsen
1402
- Aelbrecht, hertog in Beyeren, enz., verklaart met het oog op de groote onkosten van den oorlog tegen de Arkelschen, dien hij wil gaan ondernemen, van de stad Rotterdam geleend te hebben 1500 gouden schilden, met belofte daarvan jaarlijks 150 gouden schilden als rente te zullen betalen, waarvoor hij haar tot zekerheid overgeeft 20 pond 's jaars, die zij schuldig is van de bede en "bottinge", 28 pond 's jaars van de oostwindmolen, 6 pond 's jaars van het Westnyeweland buitendijks, 10 schellingen 's jaars van een erf achter het gasthuis en de huur, die jaarlijks inkomt van de waag en de maat en de gruite, met bepaling, dat zij van den meerderen ontvang rekening- en verantwoording zal doen en het tekort door zijn rentmeester zal worden aangevuld, met voorbehoud zijner bevoegdheid tot lossing-, en bezegelt met zijn zoon Willem van Beyeren, graaf van Oistervant, het stuk.
Ghegeven in den Haghe op sinte Odulfsdach int jair ons Heeren dusent vierhondert ende twee.
Onder, zijn opvolger Willem VI, ontbrandde de strijd met Arkel opnieuw. Het schijnt, dat ditmaal Jan van Arkel, wel begrijpende, dat het er toch van komen moest, met de vijandelijkheden was begonnen.
Arkel paste een krijgslist toe: Op een voorjaarsavond verlieten een paar schepen de haven van Gorcum en voeren stroomafwaarts. Maar reeds ter hoogte van Werkendam lieten ze het anker vallen om daar de nacht door te brengen. De volgende morgen voeren ze stroomopwaarts, waarbij zij er zorg voor droegen de Brabantse oever te houden.
Toen ze Gorcum passeerden, liet Jan van Arkel volgens afspraak op de schepen schieten, maar men zorgde er wel voor hen niet te raken. Slechts moesten de inwoners van het naburige Woudrichem de indruk krijgen, dat de naderende schepen door Arkel als vijandig werden beschouwd. De schepen die geen koopwaar, maar zorgvuldig verborgen krijgslieden aan boord hadden, konden zodoende rustig voor Woudrichem meren. Vóór de inwoners van het stadje recht wisten wat er gebeurde, waren ze door de mannen van Arkel overrompeld. De veroveraars sloegen aan het roven en plunderen, staken vervolgens Woudrichem in brand en keerden met de behaalde buit zegevierend naar Gorcum terug.
Maar het duurde niet lang of de krijgsbenden van graaf Willem VI trokken uit weerwraak opnieuw het land van Arkel binnen. De graaf werd bijgestaan door de bisschop van Utrecht. De aanvallers hadden het ditmaal gemunt op Arkels sterkten aan de Lek.
Graaf Willem sloeg het beleg voor het slot Hagestein en voor Gasperen; de bisschop nam Everstein voor zijn rekening. Lang hielden de belegerden de strijd vol, maar de honger noopte hen zich over te geven. De strijd tegen Jan van Arkel, die op zijn beurt gesteund werd door de hertog van Gelre, bleef slepende tot in 1412. Toen werden Gorinchem en het Land van Arkel voor goed bij Holland gevoegd.
Vijf jaar later stierf Willem VI. Hij liet zijn landen na aan zijn dochter Jacoba van Beieren.
Het leven van "Vrou Jacop" is een leven van moeite en strijd geweest. En het is wel opmerkelijk, dat juist degenen, die haar door bloedverwantschap of huwelijk het naast stonden, haar het leven zo moeilijk hebben gemaakt. Haar vader had door zijn heftig optreden tegen de Kabeljauwse partij veel verbittering gewekt. Een oom betwistte haar de opvolging. Een neef, tevens haar tweede echtgenoot, behandelde haar zo slecht, dat zij zijn paleis ontvluchtte. Haar derde echtgenoot liet haar in bange dagen van strijd aan haar lot over. En een andere neef ontnam haar tenslotte haar erflanden.
Bij de dood van haar vader was Jacoba van Beieren nog maar vijftien jaar. Ze was toen reeds weduwe en wel van de kroonprins van Frankrijk. In alle drie gewesten werd ze als gravin gehuldigd, maar de Kabeljauwsen zouden hiermee geen genoegen nemen. Zodra zij een flinke leider hadden, wilden ze de strijd hervatten. Die leider vonden ze in Jacoba's oom Jan, die het bisdom Luik, waar hij immers elect was, verliet om naar Holland te komen.
Aanvankelijk nam hij genoegen met het ruwaard- en voogdijschap over Jacoba van Beieren, maar al spoedig stelde hij zich als hoofd der Kabeljauwse partij tegenover zijn nicht. De Kabeljauwse edelman Egmond veroverde met een kleine bende de stad Gorinchem, waarvan de bezetting zich terugtrok op het aan de rivierzijde gelegen slot.
Spoedig daarop verscheen jonker Willem, de laatste der Arkels, in zijn vaderstad. Zodra Jacoba van Beieren hiervan hoorde, trok zij met een vloot uit Rotterdam om de stad te heroveren. Zij werd met gejuich door de bezetting van het slot ontvangen. Nu maakten beide partijen zich voor de strijd gereed.
De mannen van Arkel stonden opgesteld achter een gracht, die de jonker inderhaast had laten graven. Op de 1ste December 1417 begonnen de troepen van Jacoba van Beieren de aanval. Het werd een verbitterde strijd, waarbij Jacoba van Beieren de zege behaalde. Willem van Arkel sneuvelde, doch Jacoba van Beieren betreurde de dood van haar trouwe veldheer Brederode.
Het volgend jaar trouwde zij met haar neef Jan van Brabant en volgde hem naar Brussel. Deze Jan was echter, een slappeling, die de belangen van Jacoba van Beieren schromelijk verwaarloosde. De vernederingen aan het Brabantse hof moe, vluchtte Jacoba vergezeld van haar moeder naar Henegouwen. Later stak zij over naar Engeland.
Ze verklaarde haar huwelijk met Jan van Brabant ongeldig en trouwde met Humphrey van Gloucester, een broer van de Engelse koning. Haar oom Jan van Beieren regeerde gedurende vijf jaar ongestoord over Holland en Zeeland.
Maar hoe ging het hierna met Jacoba van Beieren? Vergezeld van Humphrey, ging zij met een Engels leger naar Henegouwen. Daar werd ook Humphrey gehuldigd. Maar nu kwam een andere neef zich tegen Jacoba keren: de machtige Philips van Bourgondië.
Haar oom Jan van Beieren was in 1425 in Den Haag aan vergiftiging gestorven. De edelman Jan van Vliet, die vroeger een van zijn vertrouwdste raadslieden was geweest, doch met wie hij ongenoegen had gekregen, had vergif aan zijn gebedenboek gesmeerd. De moordenaar werd nog voor de dood van zijn slachtoffer gegrepen en onthoofd. Jan van Beieren had bij testament zijn rechten nagelaten aan Philips van Bourgondië, die gesteund werd door Jan van Brabant.
Even tussendoor een kleine toelichting op de geschiedenis van Brabant:
Op 13 mei 1106 werd aan de Graaf van Leuven de titel Hertog van Brabant verleend. In 2006 bestond het Hertogdom Brabant dus 900 jaar. Brabant is hierdoor een van de oudste en grootste gewesten in de Nederlanden. Brabant was ook van de eersten die, vanaf eind 12e eeuw, een Leeuw opnam in het wapenschild, de Brabantse Leeuw inderdaad...
Hennen van Merchtenen, een Brabantse kroniekschrijver, dichtte rond 1415 het volgende over Brabant:
- Beata - gelukkig
- Regails - koninklijk
- Antiqua - oud
- Bona - goed
- Audax - dapper
- Nobilis - edel
- Canis - hond, symbool voor trouw en edelheid
- Iusticia - gerechtigheid
- Agnus - lam, symbool van onschuld en zuiverheid
De eerste letters van het bovenstaande vormen samen Brabancia - Brabant
Philips liet zijn troepen dus Henegouwen binnenrukken en Bergen belegeren, dat door Jacoba van Beieren krachtig verdedigd werd. Tenslotte echter moest zij zich aan de machtige neef overgeven. Haar echtgenoot Humphrey was inmiddels naar Engeland teruggekeerd.
Philips liet Jacoba van Beieren op de Gravensteen te Gent gevangenzetten. Heel lang bleef zij daar niet. Trouwe Hoekse edelen beraamden plannen om hun gravin uit de gevangenis te verlossen. Een paar edelen, als kooplieden verkleed, wisten toegang tot Jacoba van Beieren te verkrijgen om haar pagekleren in handen te spelen voor haar zelf en voor de jonkvrouw, die de gevangenschap met haar deelde. Ook zorgden de edelen, dat er op een vastgestelde avond paarden in de buurt van het kasteel gereed stonden. Het zo slim uitgedachte plan gelukte volkomen. Vergezeld door haar helpers reed Jacoba van Beieren dwars door het land van de vijand naar Antwerpen. Daar verwisselden de twee vrouwen haar pagekleren voor boerinnéndracht, terwijl de edelen zich eveneens in boerenkledij staken.
Hierna vervolgde het gezelschap in een huifkar zijn weg, het Noorden tegemoet. Bij Woudrichem staken ze de rivier over en verder ging het weer, nu naar het kasteel van Vianen.
Nadat de gravin hier wat rust had genomen, zette ze haar tocht voort naar Gouda, dat haar trouw was gebleven, evenals Oudewater en Schoonhoven. Hier bleef ze en drie jaar lang heeft "Vrou Jacop", van uit deze "vestingdriehoek" de strijd tegen de Bourgondiër volgehouden, waarbij op het omliggende land ontzettend werd geleden.
Jacoba van Beieren versloeg haar vijanden bij Alphen. In deze slag vuurde zij zelf te midden van het krijgstumult haar mannen aan.
Gloucester gaf nu aan de smeekbeden van zijn echtgenote gehoor en zond uit Engeland een vloot met een leger om haar te helpen.
De Engelsen landden bij Brouwershaven, waar Hoeksgezinde Zeeuwse edelen zich bij hen aansloten. Philips, die toen in Holland vertoefde, snelde met een leger naar Zeeland en wist de Engelsen te verslaan. Kort daarop brak er in Holland een boerenopstand uit. De boeren, door edelen van Jacoba van Beieren geleid, sloegen het beleg voor Haarlem. Philips zond een leger om de stad te ontzetten, doch dit werd door Jacoba van Beieren, wederom bij Alphen, verslagen. Haarlem hield evenwel stand en Philips wist de boerenopstand te onderdrukken.
Inmiddels werd de toestand er niet gunstiger op voor Jacoba van Beieren. Nadat een Hoekse vloot bij Wieringen was vernield begon Philips Jacoba's vestingdriehoek rechtstreeks aan te vallen. Tot overmaat van ramp bereikte de gravin uit Engeland het bericht, dat Gloucester alle banden met haar had verbroken en opnieuw, nu met een Engelse hofdame, was getrouwd. Dit alles was te veel voor de jonge gravin: zij liet Philips weten, dat zij bereid was met hem te onderhandelen. Te Delft kwam in 1428 een verdrag tot stand (de "Zoen" van Delft). Er werd bepaald, dat Jacoba van Beieren de titel van gravin van haar drie gewesten zou behouden, maar dat Philips ze als ruwaard zou besturen tot zij opnieuw zou trouwen, en dat hij haar erfgenaam zou zijn, ingeval zij kinderloos stierf. Verder zou ze niet mogen huwen zonder toestemming van Philips, van haar moeder en van de Staten van haar gewesten.
Toch trouwde Jacoba vier jaar later op het Binnenhof in Den Haag in alle stilte met de aanzienlijke edelman Frank van Borselen. Het geheim werd echter verraden aan Philips, die de bruidegom liet gevangennemen en opsluiten in het slot van Rupelmonde. Nu Jacoba van Beieren het Verdrag van Delft had geschonden, verklaarde Philips, dat hij Borselen alleen zou vrijlaten, wanneer Jacoba van Beieren ook van haar laatste rechten als gravin afstand deed. Om haar echtgenoot te redden, gaf ze hieraan gehoor.
Jacoba van Beieren op valkenjacht
Rechts te paard haar 4e echtegenoot Frank van Borselen
Jacoba van Beieren leefde nog slechts drie jaar: in de nazomer van 1436 stierf zij, pas 35 jaar oud, op het slot Teilingen bij Leiden. Zij werd begraven in de Hofkapel te 's-Gravenhage. Daar wijst op het Binnenhof een steen de plaats aan, waar Jacoba van Beieren na haar veelbewogen leven een laatste rustplaats vond.
Echt tot slot een kaart van het Bourgondische rijk na de opvolging van Jacoba van Beieren door Philips van Bourgondie.
Het vervolg op dit verhaal kun je vinden via deze link
Van Philips de Goede, Philips de Schone tot Maarten Luther
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.netWilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|