(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
De Abdij en het Kasteel van Egmond
Zowel de Abdij als het Kasteel van Egmond hebben hun rol gespeeld, en misschien nog wel, in de geschiedenis van het Graafschap Holland. Vandaar dit verhaal over de Abdij en het Kasteel van Egmond.
Via onze Search Engine eerst even gezocht, wat we al hadden op onze site over de Abdij en het Kasteel van Egmond:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Egmond en klik op ENTER
Historisch Nieuwsblad - 3 nummers voor EUR 9.00
Graven van Holland en Rotterdam
Westfriese of Hollandse Huis
- 839:
Gerolf I (Gerulf)
Graaf Gerolf van Holland (voor 885 - circa 896)
Gerulf de Graaf van Friesland
- Gestorven 940:
Dirk I
Diderik of Theodorik, ca 923-939:
Graaf Dirk I van Holland
Geva
Geboren circa 899, overleden circa 939.
- Gestorven ca. 983:
Dirk II
Hildegard van Vlaanderen
Geboren omstreeks 930, overleden 6 mei 988, samen met zijn vrouw begraven in de Abdij van Egmond
In 938 vond de verloving van Dirk II plaats met Hildegard, de dochter van graaf Arnulf I van Vlaanderen.
- Gestorven 993:
Arnulf van Gent
Liutgard van Luxemburg
Graaf Arnulf van Holland, geboren te Gent, gesneuveld op 18-09-993, begraven in Abdij van Egmond
- 993-1039:
Dirk III
Othilde van Saksen
Geboren circa 981, overleden op 27-05-1039, begraven in de Abdij van Egmond
- 1039-1049:
Dirk IV
- 1049-1061:
Floris I
Geertruid van Saksen
Graaf van Holland geboren ca. 1017, vermoord 19 mei 1061, begraven in de Abdij van Egmond
- 1061-1091:
Dirk V
Othilde
Graaf van Holland, geboren tussen 1052-54, gestorven op 17 juni 1091, zoon van Floris I, begraven in de Abdij van Egmond
- 1061-1064:
Geertruid, weduwe van Floris I, voogd van Dirk V.
- 1064-1071:
Robrecht de Fries, man van Geertruid, voogd van Dirk V.
- 1091-1122:
Floris II, "Floris de Vette of Dikke".
Petronilla van Saksen
Graaf van Holland, zoon van Dirk V wordt geboren 1085, sterft 2 maart 1121, begraven in de Abdij van Egmond
- 1122-1157:
Dirk VI
Sophia van Rheineck
- 1161-1191:
Floris III
Ada van Schotland
Meer over Ada van Schotland kun je vinden in dit verhaal
- 1191-1203:
Dirk VII
- 1203:
Ada, Dochter van Dirk VII
- 1203-1222:
Willem I
Vernoemd naar de broer van zijn moeder, de Schotse koning William the Lyon, geboren circa 1168.
Aleid van Gelre / Maria van Brabant
- 1222-1234:
Floris IV
Machteld van Brabant
- 1234-1256:
Willem II
Elisabeth van Brunswijk
- 1256-1296:
Floris V
Beatrijs van Vlaanderen
- 1296-1299:
Jan I
Elisabeth van Engeland
Vanaf eind 7e eeuw werd Nederland vanuit het huidige Groot-Brittannië en Ierland gekerstend. U heeft misschien wel eens gehoord hoe het in 754 afliep met Bonifacius bij Dokkum? Bonifacius werd bij Dokkum door de Friezen vermoord. Zo'n 50 jaar eerder was de leermeester van Bonifacius, een zekere Willibrord hier in Utrecht ook al verjaagd door de Friezen. Desondanks is Willibrord de geschiedenis ingegaan als de 1e Bisschop van Utrecht en dus ook van Nederland, dankzij Willibrord groeide Utrecht uit tot het kerkelijk centrum van Nederland. Om u gerust te stellen, Willibrord werd niet vermoord en ligt vredig begraven in Echternach.
Restanten van de St. Adelbert Abdij van Egmond
Volgens de overlevering zijn de resterende stenen van de Abdij van Egmond in 1573 gebruikt om de stadsmuren van de door de Spanjaarden belegerde stad Alkmaar te versterken, mogelijk hierdoor Van Alkmaar de Victorie?
Beroemde namen van kerken en kloosters in Utrecht zijn bijv. de nog steeds bestaande St. Maartenskerk, in de wandeling de Dom van Utrecht genoemd. Dankzij de monniken van de St. Paulus Abdij van Utrecht en monniken uit o.m. de abdijen van Rijnsburg en Egmond, kunnen we nu met droge voeten door de Randstad lopen. Monniken zijn er, net als in de grootste middeleeuwse stad van Europa, Parijs, in geslaagd om dijken en dus een waterbeheerssysteem aan te leggen, zonder hen zou Parijs letterlijk en figuurlijk volledig uitgedroogd zijn geweest, want ook toen was goed drinkwater van levensbelang. Aan de Nederlandse monniken hebben we bijv. Schielands Hoge Zeedijk te danken, van Schoonhoven naar Hoek van Holland.
Heel lang geleden moest je natuurlijk ook de volgorde van de Graven van Holland keurig uit het hoofd leren en daarvoor was een beroemd geworden ezelsbruggetje ontstaan:
Dikkie, Dikkie, Arnout, Dikkie, Dikkie, Floor, Dikkie, Floor, Dikkie Floor, Dikkie, Willem, Floor, Willem, Floor, Jan.
En hoe werd de volgorde van de verschillende huizen onthouden?
Hol He(e)n Bei Bour Oost
Waarschijnlijk is het Graaf Dirk II geweest die gebied rondom het huidige Rotterdam in bezit heeft gekregen. Zoon Arnulf heeft later een deel van het gebied geschonken aan de Abdij van Egmond , die hierboven al een aantal keer ter sprake is gekomen en we zullen haar nog wel een keer tegenkomen. Helaas kunnen we hier niet verder ingaan op de rol van die beroemde Abdij van Egmond (doen we dus nu wel) die grote invloed heeft gehad op de geschiedenis van de Graven van Holland, steeds weer werden schenkingen gedaan etc etc.
Vermoed wordt ook dat door de schenking van Graaf Arnulf aan de Abdij van Egmond, de Abdij van Egmond als tegenprestatie er voor gezorgd heeft dat het gebied ten noorden van de Maas bewoonbaar werd d.m.v. een dijkaanleg. Rondom het jaar 1000 wordt vermoed, is dus al een begin gemaakt met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk
De aanleg van de eerste Schielands Hoge Zeedijk hebben de monniken van de Abdij van Egmond waarschijnlijk gedaan samen met monniken van die andere beroemde Middeleeuwse abdij, de St. Paulus Abdij uit Utrecht.
Restanten van de St. Adelbert Abdij van Egmond
De Abdij van Egmond werd gesticht door de Utrechtse Bisschop Balderik. De Abdij van Egmond zou zich ontwikkelen tot een van de belangrijkste religieuze centra in het Middeleeuwse Holland, vooral ook door de vele schenkingen van allerlei Graven die zich er ook, na hun dood, lieten begraven.
De abten van o.m. het Benedictijnen Klooster van Egmond, gesteund uiteraard door de Graven van Holland, waren de grote initiatiefnemers voor de aanleg van allerlei dijken tot aan Rotterdam toe.
In het midden van de twaalfde eeuw werd, naast de sedert het jaar 939 bestaande Abdij van Egmond, een kasteel gebouwd door de rentmeester van de Abdij van Egmond in opdracht van Abt Wouter.
Deze rentmeester, Berwout genaamd, werd de eerste Burchtheer.
Zijn oudste zoon Allaert sneuvelde in 1168 tegen de Friezen en zo werd zijn tweede zoon Doda zijn opvolger. Doda kreeg ruzie met de abt over rechten van inkomsten, welke twist drie eeuwen heeft geduurd, waarbij beurtelings de Abdij van Egmond of het Kasteel van Egmond in brand werd gestoken en totaal verwoest. Hierna werden de verwoeste gebouwen door de verliezende partij steeds weer opgebouwd.
De tussenkomst van het hogere geestelijke en wereldlijke gezag werd dan door hun opvolgers en rechtverkrijgenden ingeroepen met het gevolg dat op 12 november 1486 door Keizer Maximiliaan Egmond tot graafschap werd verheven en Graaf Jan van Egmond werd de Burchtheer.
Graaf Jan van Egmond stierf in 1538 en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Jan die dus de tweede Graaf van Egmond werd. Diens zoon, Lamoraal werd door de Bloedraad op last van Alva op 5 juni 1568 te Brussel onthoofd op beschuldiging van hoogverraad.
Op 7 juni 1573 werd het Kasteel van Egmond in brand gestoken en totaal verwoest.
Tot in de achttiende eeuw waren daarvan de puinhopen nog te zien.
Op de volgende kaarten is te zien hoe Nederland zich o.m. staatkundig ontwikkelde vanaf de Romeinse tijd tot ca 1000:
Bij de dood van haar vader was Jacoba van Beieren nog maar vijftien jaar. Ze was toen reeds weduwe en wel van de kroonprins van Frankrijk. In alle drie gewesten werd ze als gravin gehuldigd, maar de Kabeljauwsen zouden hiermee geen genoegen nemen. Zodra zij een flinke leider hadden, wilden ze de strijd hervatten. Die leider vonden ze in Jacoba's oom Jan, die het bisdom Luik, waar hij immers elect was, verliet om naar Holland te komen.
Aanvankelijk nam hij genoegen met het ruwaard- en voogdijschap over Jacoba van Beieren, maar al spoedig stelde hij zich als hoofd der Kabeljauwse partij tegenover zijn nicht. De Kabeljauwse edelman Egmond veroverde met een kleine bende de stad Gorinchem, waarvan de bezetting zich terugtrok op het aan de rivierzijde gelegen slot.
Spoedig daarop verscheen jonker Willem, de laatste der Arkels, in zijn vaderstad. Zodra Jacoba van Beieren hiervan hoorde, trok zij met een vloot uit Rotterdam om de stad te heroveren. Zij werd met gejuich door de bezetting van het slot ontvangen. Nu maakten beide partijen zich voor de strijd gereed.
De mannen van Arkel stonden opgesteld achter een gracht, die de jonker inderhaast had laten graven. Op de 1ste December 1417 begonnen de troepen van Jacoba van Beieren de aanval. Het werd een verbitterde strijd, waarbij Jacoba van Beieren de zege behaalde. Willem van Arkel sneuvelde, doch Jacoba van Beieren betreurde de dood van haar trouwe veldheer Brederode.
Over Rotta en het Middeleeuws Rotterdam
De geschiedenis van Rotterdam begint met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk, die zelfs nu nog terug te vinden is.
Waarschijnlijk is het Graaf Dirk II geweest die het gebied rondom het huidige Rotterdam in bezit heeft gekregen. Zoon Arnulf heeft later een deel van het gebied geschonken aan de beroemde St. Adelbert Abdij van Egmond
Vermoed wordt dat door de schenking van Graaf Arnulf aan de St. Adelbert Abdij van Egmond monniken van de St. Adelbert Abdij samen met monniken van die andere beroemde Middeleeuwse abdij, de St. Paulus Abdij uit Utrecht de oudste Zeedijk hebben aangelegd, waardoor het gebied ten noorden van de Maas bewoonbaar wordt. Rond het jaar 1000 wordt een begin gemaakt met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk, de huidige Kleiweg en Kootschekade.
Restanten van de St. Adelbert Abdij van Egmond
De hierdoor noodzakelijk geworden bedijkings- en ontginningswerkzaamheden zullen ongetwijfeld vooral door de graaf met hulp van vermogende particulieren (of instellingen zoals de St. Adelbert Abdij van Egmond, door de graaf ingeschakeld bij de bedijkingswerkzaamheden in het gebied rond de Schie in de jaren zestig of zeventig van de twaalfde eeuw) zijn uitgevoerd die hiervoor waarschijnlijk een beloning hebben ontvangen in de vorm van lenen.
Wilde Graaf Floris V ooit terecht Koning van Schotland worden of niet?
Op 28 augustus 1162 vond in de Abdij van Egmond een bijzondere plechtigheid plaats. Een groot gezelschap was er die dag bijeengekomen om getuige te zijn van de officiële teruggave van de kerk van Vlaardingen door graaf Floris III aan de Abdij van Egmond. Deze kerk, met haar belangrijke inkomsten, was door de vader van de graaf, Dirk VI, kort voor diens dood in 1157, en waarschijnlijk ten onrechte, aan zijn hofkapelaan Thitbold gegeven. Abt Wouter had daarop de graaf in de ban gedaan. Deze kerkelijke straf ging na diens dood over op Dirks zoon en opvolger Floris III, waardoor de nieuwe graaf - die nog steeds ongehuwd was - alle kerkelijke diensten werden onthouden.
Toen abt Wouter op 28 november 1161 overleed, leek dan ook het moment aangebroken aan deze nu al ruim vier jaar durende situatie een einde te maken. Het initiatief schijnt van de nieuwe abt van Egmond, Wibold, te zijn uitgegaan.
De Egmondse annalen (Annales Egmundenses) vermelden op 1162 het berouw van de graaf en diens ontslag uit de kerkelijke ban. Dan zijn er de officiële oorkonden van de handeling, gedateerd 28 augustus 1162, waarin graaf Floris III, in tegenwoordigheid van zijn broer Robert en vele getuigen, de tekortkoming jegens de abdij erkent, de teruggave van de kerk van Vlaardingen regelt.
Na de opheffing van de ban was de weg vrij voor een huwelijk van de graaf. De Abt van Egmond, Wibold ging - op eigen kosten - naar Schotland, om er de hand van Ada, de zuster van de Schotse koning Malcolm IV te vragen en begeleidde haar vervolgens naar Holland. Het huwelijk van Ada en Floris III heeft waarschijnlijk plaats gevonden in of voor 1162.
Oude bronnen melden dat de overkomst van Ada uit Schotland zelfs al vóór de opheffing van de ban en de teruggave van de kerk van Vlaardingen heeft plaatsgevonden, mogelijk is Ada van Schotland op het eind van dezelfde dag gehuwd als de teruggave van de kerk en de opheffing van de ban.
Samenvatting:
Begraven in de Abdij van Egmond:
Graaf Dirk II heeft het gebied rondom het huidige Rotterdam in bezit gekregen. Zoon Arnulf heeft later een deel van dit gebied geschonken aan de Abdij van Egmond. Als tegenprestatie wordt vermoed dat de Abdij van Egmond (samen met de St. Paulus Abdij uit Utrecht) het gebied ten noorden van de Maas bewoonbaar heeft gemaakt d.m.v. dijkaanleg. De Abdij van Egmond kreeg nog veel meer schenkingen van de Graven van Holland, verderop in het verhaal komen we daar vanzelf op terug.
- 6 Graven van Holland en 1 Gravin van Holland:
- Graaf Dirk II en de echtgenote van Dirk III:
- Gravin Hildegard van Vlaanderen
- Graaf Arnulf van Gent / Holland
- Graaf Dirk III
- Graaf Floris I
- Graaf Dirk V
- Graaf Floris II.
De St. Adelbert Abdij van Egmond werd gesticht door de Utrechtse Bisschop Balderik. De Benedictijner St. Adelbert Abdij van Egmond zou zich ontwikkelen tot een van de belangrijkste religieuze centra in het Middeleeuwse Holland, vooral ook door de vele schenkingen van allerlei Graven die zich er ook, na hun dood, lieten begraven.
In het midden van de twaalfde eeuw werd, naast de sedert het jaar 939 bestaande St. Adelbert Abdij van Egmond, een kasteel gebouwd door de rentmeester van de St. Adelbert Abdij van Egmond in opdracht van Abt Wouter. Deze rentmeester, Berwout genaamd, werd de eerste Burchtheer.
Zijn oudste zoon Allaert sneuvelde in 1168 tegen de Friezen en zo werd zijn tweede zoon Doda zijn opvolger. Doda kreeg ruzie met de abt over rechten van inkomsten, welke twist drie eeuwen heeft geduurd, waarbij beurtelings de Abdij van Egmond of het Kasteel van Egmond in brand werd gestoken en totaal verwoest. Hierna werden de verwoeste gebouwen door de verliezende partij steeds weer opgebouwd.
De tussenkomst van het hogere geestelijke en wereldlijke gezag werd dan door hun opvolgers en rechtverkrijgenden ingeroepen met het gevolg dat op 12 november 1486 door Keizer Maximiliaan Egmond tot graafschap werd verheven en Graaf Jan van Egmont werd de Burchtheer.
Graaf Jan van Egmont stierf in 1538 en werd opgevolgd door zijn oudste zoon Jan die dus de tweede Graaf van Egmont werd. Diens zoon, Lamoraal werd door de Bloedraad op last van Alva op 5 juni 1568 te Brussel onthoofd op beschuldiging van hoogverraad.
Op 7 juni 1573 werd het Kasteel (en Abdij) van Egmond in brand gestoken en totaal verwoest. Tot in de achttiende eeuw waren daarvan de puinhopen nog te zien.
Tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten heeft de Kabeljauwse edelman Egmont met een kleine bende de stad Gorinchem veroverd, waarvan de bezetting zich terugtrok op het aan de rivierzijde gelegen slot.
Op 28 augustus 1162 vond in de Abdij van Egmond een bijzondere plechtigheid plaats. De officiële teruggave van de kerk van Vlaardingen, met haar belangrijke inkomsten, door graaf Floris III aan de Abdij van Egmond. Door vader Graaf, Dirk VI, kort voor diens dood in 1157, en waarschijnlijk ten onrechte, aan zijn hofkapelaan Thitbold gegeven. Abt Wouter had daarop Graaf dirk VI in de ban gedaan. Deze ban ging over op Dirk VI's ongehuwde zoon Graaf Floris III, waardoor deze alle kerkelijke diensten werden onthouden.
Na overlijden Abt Wouter (28 november 1161), heft nieuwe Abt Wibold deze ban op.
De Egmondse annalen (Annales Egmundenses) vermelden inderdaad in 1162:
Na de opheffing van de ban weg vrij voor een huwelijk Graaf Floris III. De Abt van Egmond, Wibold ging - op eigen kosten - naar Schotland, om er de hand van Ada, de zuster van de Schotse koning Malcolm IV (volgens mij William the Lyon) te vragen en begeleidde haar vervolgens naar Holland. Het huwelijk van Ada en Floris III heeft waarschijnlijk plaats gevonden in of voor 1162. Mogelijk zelfs al op de dag dat de ban werd opgeheven, aldus andere bronnen.
- Het berouw van de Graaf
- Het ontslag uit de kerkelijke ban
- De teruggave van de kerk van Vlaardingen.
Of het bovenstaande allemaal historisch betrouwbaar is? Daarom zijn we op zoek gegaan naar aanvullende informatie over de Benedictijner St. Adelbert Abdij van Egmond en het Kasteel van Egmond.
N.B. Er is altijd verwarring geweest over de schrijfwijze van Egmond, moet dit op het eind met een d of met een t. De meeste bronnen neigen ertoe om alleen de familie Egmont met een t te noemen, zo worden ze trouwens ook in allerlei aktes genoemd, en de Benedictijner St. Adelbert Abdij van Egmond en het Kasteel van Egmond met een d te schrijven. Proberen wij dus ook te doen: Graaf van Egmont en de Benedictijner St. Adelbert Abdij en Kasteel van Egmond.
Sinds de Benedictijnen in 1935 weer teruggekomen zijn naar Egmond, is er gelukkig veel over de geschiedenis van de Abdij van Egmond toegankelijk geworden. Bijv. het in 1973 gepubliceerde boekje geschreven door de Abdijhistoricus J. Hof (helaas overleden in 1980) met als titel De Abdij van Egmond van de aanvang tot 1573, geldt nog steeds als basis.
Allerlei bronnen zoals de Heiligenlevens en de Egmondse annalen (Annales Egmundenses) , ze worden nu nog volop bestudeerd. Heel veel is bijv. te vinden in de ex-KUB, de voormalige Katholieke Universiteit van Brabant in Tilburg, die zich nu Universiteit van Tilburg noemt. Ook via de onvolprezen uitgever Verloren is heel veel te krijgen.
In al deze bronnen o.m. een diskussie over:
Een van de onderzoekspunten is bijv. wie schonk het gouden altaar voor de Abdij van Egmond:
- Het stichtingsjaar van het Egmondse Klooster: 950 of 975 ?
- Was Aartsbisschop Egbert nu wel of niet als jonge monnik in Egmond
- De rol van de Vlaamse kloosterhervorming op het leven in Egmond
- Welke liturgische handschriften komen nu wel of niet uit Egmond of Rijnsburg
- Wat is de relatie met St. Bavo uit Gent
In het Frans Halsmuseum in Haarlem bevindt zich een altaarstuk van de Haarlemse schilder Jan Joesten. Een opdracht van Abt Meinard Man (1509 - 1526), gelukkig uit de Abdij van Egmond verdwenen ver voordat Diederik Sonoy en zijn geuzen langskwamen rond 7 juni 1573.
Op dit altaarstuk worden Bonifatius, Paus Gregorius I, Adalbert en mogelijk Bavo weergegeven.
Op de bijbehorende tekst stond in het Latijn:
Dit altaar, gemaakt ter ere van God en van de vorst der apostelen, de Heilige Petrus, en van de bekwame belijder van Christus, Adalbert, hebben de eerbiedwaardige Graaf Dirk (II) en zijn geliefde echtgenote Hildegarde uiterst devotelijk aan God en de voornoemde heiligen opgedragen, versierd met goud en edelstenen, in de hoop op de eeuwige beloning voor zichzelf, voor hun ouders en voor hun kinderen.
Algemeen wordt aangenomen dat Graaf Dirk II en Gravin Hildegarde dit altaarstuk hebben geschonken aan de net gereedgekomen Abdij van Egmond, ter gelegenheid van de inwijding ergens tussen 975 en 980.
De net gereedgekomen stenen Abdij van Egmond is waarschijnlijk gebouwd als klooster om het aanzien van de Graven van Holland te verhogen. Alleen, in de buurt van Egmond waren natuurlijk geen (?) goud- en edelsmeden en dus kwamen Graaf Dirk II en Gravin Hildegarde terecht in Gent, het Vlaamse stamland van Gravin Hildegarde van Vlaanderen.
Gent was in de 10e eeuw het machtsgebied van Graaf Arnulf van Vlaanderen, kleinzoon van de Karolingische Graaf Boudewijn en zijn echtgenote Judith. Judith, dochter van de West-Frankische Koning Karel de Kale, was ooit door Boudewijn geschaakt.
Hildegarde was weer de dochter van Graaf Arnuld en zijn geschaakte echtgenote Gravin Judith en met dochter Hildegarde zou Graaf Dirk II van Holland dus trouwen.
Graaf Arnulf van Vlaanderen overleed op 27 maart 965 en prompt greep Graaf Dirk II de macht in Vlaanderen, samen met neef Boudewijn. De leenheer van Vlaanderen, Koning Lotharius van Frankrijk, moest toen wel ingrijpen.
Graaf Dirk II was echter al heer en meester van Gent en trad ook op als voogd en regent van zijn zwager Graaf Arnulf II en noemde zich dan ook Graaf van Holland en Gent. Door deze titel (Graaf van Holland en Gent) was Dirk II niet alleen leenman van de Duitse Keizer (via Holland), maar ook leenman van de Franse Koning (via Gent). Het toeval wil dat net in deze periode de Duitse Keizer een grote schenking had gedaan aan het St. Baafsklooster van Gent en toen kon Dirk II niet achterblijven. En dat alles ten koste van de St. Pietersabdij van Gent.
En wat gebeurde:Graaf Dirk II liet monniken over komen uit Gent naar de net nieuw gestichte Abdij van Egmond. En dus belandde er ook een relikwie van Bavo in de Abdij van Egmond, bijgezet in de reliekschrijn van Adalbert.
Ook het Grafelijk hof in Haarlem werd uitgebreid met iets uit Gent: een kapel gewijd aan Bavo, waar dus uiteindelijk de St Bavo kerk uit voor zou komen.
Wie was trouwens Bavo?
Bavo was geboren als Allowin / Aldawin van Haspengouw en overleden in Gent op 1 oktober 654, de Barmis feestdag.
Bavo was een broer van Begga, waarnaar de Begijnen / Bagijnen zijn vernoemd: vrouwen die leven in de voortdurende nabijheid van Christus, zonder allerlei beloftes af te leggen. Bavo leidde een losbandig leven, hij verkocht zijn personeel als slaaf. Na het overlijden van zijn echtgenote kwam de inkeer.
Beinvloedt door Amandus, de apostel der Vlamingen en raadsman van zijn moeder, dus ook van Begga, werd Allowin / Aldawin van Haspengouw gedoopt met de naam BAVO.Amandus in Vlaanderen is te vergelijken met Willibrord en / of Bonifatius, de apostel der Duitsers. Dat Bonifatius werd vermoord "bij Dokkum" was een beetje eigen schuld.... en niet nodig geweest, maar zijn dood als martelaar kwam in een mindere periode tijdens de kerstening, qua PR, goed van pas.
Bavo koos er vervolgens voor om als kluizenaar in een boom bij een Abdij te gaan wonen en werd na zijn dood begraven in de later naar hem vernoemde St. Baafskathedraal van Gent.
Een ander aspekt is de schrijf- en leeskunst: tot ca 1215 kon in het Graafschap Holland eigenlijk niemand lezen en/of schrijven. Met uitzondering bijv. van de monniken van de Abdij van Egmond. Monniken van de Abdij van Egmond verzorgden dus ook allerlei grafelijke officiële dokumenten. De bestudering van de (oudste) geschiedenis van het Graafschap Holland is dus onmogelijk zonder in aanraking te komen met de St. Adalbert Abdij van Egmond !
Bij de bestudering van de (oudste) geschiedenis van het Graafschap Holland, kom je vanzelf in aanraking met de Egmondse annalen (Annales Egmundenses) die in de Abdij van Egmond werden bijgehouden, tot 1207.
En dan is het toch opvallend dat aan de Abdij van Egmond in de 13e eeuw slechts 48 originele oorkonden toegekend kunnen worden, tegen 80 in de Abdij van Middelburg en 73 in de Abdij van Rijnsburg. In al deze 3 Abdijen werden trouwens Graven van Holland begraven.
Toelichting: waarom Egmondse annalen (Annales Egmundenses)
Wanneer een klooster beschikte over een eigen schrijfatelier of scriptorium waar de monniken manuscripten kopieerden dan wel nieuwe werken samenstelden, vormt een klooster niet alleen een plek van gebed en contemplatie, maar ook van geleerdheid en wetenschap.
Bidden en werken (ora et labora) vormden de basis van het kloosterleven. Meestal hield die arbeid in, afgezien van pastorale bediening (zielzorg) en het geven van onderwijs, het afschrijven (het met de hand kopiëren) van boeken. Dit gebeurde om meerdere redenen. Op de eerste plaats was het een middel voor levensonderhoud. Niemand kon in een klooster intreden als hij niet bereid was handenarbeid te verrichten. Het wellustige vlees werd erdoor bedwongen, zo geloofde men, en de geest kreeg geen kans om in ledigheid en schadelijk nietsdoen af te dwalen. Men ging er dus vanuit dat de menselijke zwakheid niet toestond dat kloosterlingen de hele tijd bezig waren met meditatie. Contemplatie diende te worden afgewisseld met handenarbeid.
Daar het menselijk hart onstabiel en het geheugen onzeker en vaag is, moet de mensen kunnen beschikken over een nuttig hulpinstrument tegen de vergetelheid en de vergissing, en dat is het boek. Wat men hoort, gaat snel verloren, maar het gelezene blijft bestaan ter lezing en ter prediking.
Schrijven is in deze middeleeuwse opvatting allereerst het overschrijven en ordenen van beschikbare kennis. Dat geldt bij uitstek voor de kopiisten uit de scriptoria. Hun taak was het om een reeds bestaande tekst zo getrouw mogelijk te reproduceren. Dat betrof overigens niet alleen de tekst, ook de illustraties werden gekopieerd. Bij dit laatste kon men een illustratie als geheel natekenen (imitatio naturae) of als voorbeeld laten dienen (imitatio veterum).
Eindtijdverwachting
In de middeleeuwen werd de hand van God alom aanwezig geacht. Ook de loop van de geschiedenis zou door God bepaald worden. Niets gebeurde zonder hogere bedoeling, ook niet wanneer het onheil en rampspoed betrof, dat dan ook als een straf van God voor menselijke zonden werd beschouwd. God had de wereld geschapen en zou Zijn schepping voltooien op de dag van het Laatste Oordeel, ook wel Apocalyps genoemd, waarbij de doden uit hun graven zouden herrijzen om naar de hemel of de hel te gaan waarbij de wereld zou vergaan.
Om orde te scheppen in de chaos van de wereldse gebeurtenissen zet een kroniekschrijver alles schematisch op een rij. Wie weet was die eindtijd wel aanstaande! In Engeland zien we dat bijv. terug in het Domesday Boek: alles moet beschreven worden, niet alleen de geschiedenis, maar ook de goederen. Bij de terugkomst van Christus op aarde, kan via het Domesday boek verantwoording worden afgelegd!
Struktuur Domesday Boek / Annales: altijd via Anni mundi en salutis:
Men begint meestal met een Ten geleide (prefacio) waarop nog eens een Voorwoord (Prologus) volgt waarin de totstandkoming en opzet uiteen gezet worden. Dan volgt soms een rubriek over de aard van God, dat begint met de vaststelling dat God een niet-lichamelijke substantie betreft (Deus est substancia incorporea).
Erna volgt de geschiedenis volgens het Oude Testament, uiteraard beginnend met de schepping (De opere prime diei).
Erna volgt het Nieuwe Testament, bijvoorbeeld gemarkeerd met een tekening van een kerststal. Pas dan begint de wereldkroniek, vanaf het jaar 1.
In de meeste manuscripten wordt de datering bovenaan de pagina weergegeven in Jaren van de Wereld (Anni Mundi) en na de geboorte van Christus in Jaren van het Heil (Anni Salutis).
Tot slot het nawoord (Epiloog) die de tekst vroom afsluit met een dankformule aan God die leeft en regeert in de eeuwen der eeuwen, amen.
De genoemde aantallen oorkonden zijn natuurlijk niets vergeleken bij de oorkonden geproduceerd in bijv. Rome en door Franse, Duitse, Engelse, Schotse koningen.... Zo veel was er in het Graafschap Holland natuurlijk ook niet weer te archiveren.
Graaf Dirk VII (1195 - 1203) was de eerste Graaf van Holland, die rond 1199 zelfs personeel in dienst had genomen, puur voor de aanmaak van oorkonden. De geschiedenis ingegaan als de Grafelijke Kanselarij, allemaal hoogstwaarschijnlijk gecentreerd op de Abdij van Egmond.
Op de Grafelijke Kanselarij werkten kapelaans die de titel kregen Notari. En over allerlei Notarii (meervoud van Notari) doen natuurlijk allerlei verhalen de ronde. Van sommige Notarii zijn zelfs de handschriften bekend, alleen weten we niet meer hoe ze heetten.... In de Abdij van Egmond hebben van 1200 - 1325 vrijwel zeker 33 Notarii gewerkt en misschien nog wel meer.
Tot en met de Rooms-Koning Graaf Willem II hebben nagenoeg alle Grafelijke Oorkonden een Egmonds karakter.
Ook is bekend dat er Notarii waren die wisselden van Abdij. In ieder geval is vrijwel zeker dat het stadsprivilige van Delft en die van Haarlem door dezelfde Notari is geschreven op de Abdij van Egmond! Dat van Haarlem is beroemd geworden, want het stadsprivilege van de 4e stad van het Hertogdom Brabant, 's-Hertogenbosch, diende als voorbeeld. Alleen de introduktie werd aangepast, en helaas bleek bij het overschrijven dat het perkament vel te klein was en dus werden, zeer uitzonderlijk, 2 perkament vellen gebruikt. Op het 2e vel werd soms de tekst wel wat aangepast t.o.v. het origineel, daar werden de op dat moment meest gebruikte "modernere" Egmond formules gebruikt.
Graaf Willem II stichtte al snel na zijn verkiezing tot Rooms-Koning uiteraard een uitgebreide kanselarij met verschillende Scriptoren en Notarii.
Citaat uit ons verhaal over de Graven van Holland:
1256
Graaf Willem II zakt door het ijs bij Hoogwoud
en wordt vervolgens vermoord door de aansnellende West-Friezen
zoon Floris V ontdekte pas jaren later waar vader Willem II was begraven
De twee bekendste graven uit het Hollandse Huis zijn de reeds genoemde Willem II en diens zoon, Floris V. Graaf Willem II was in 1247 tot Duits koning gekozen. Duitsland was in die tijd een kiesrijk, waar dus de aanzienlijke leenmannen telkens weer een Koning (Rooms-Koning genoemd) kozen. Keizer was zo'n gekozene dan nog niet. Om deze titel te verkrijgen moest hij, volgens het gebruik van die tijd, naar Rome reizen om daar door de Paus tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond te worden.
Zover is het echter met onze Graaf Willem II nooit gekomen.
In Duitsland zelf had Willem II met veel tegenstanders te strijden. Een jaar na zijn benoeming wist hij de stad Aken te veroveren, waar hij tot Rooms-Koning werd gekroond. Tussen 1249 en 1251 heeft Rooms-Koning Willem II tenminste 13 steden en burghten in "Duitsland" belegerd, bij 5 lukte het om die te veroveren.
Omstreeks 1250 keerde de jonge Rooms-Koning Willem II tijdelijk in Holland terug.
Tot Rooms-Koning verheven, wilde Willem II dus in de mooie duinstreken van zijn graafschap een paleis bouwen. Zodoende werd de jonge Rooms-Koning feitelijk de stichter van 's-Gravenhage. Met als achterliggend idee dat Rooms-Koning Willem II z.s.m. door de Paus in Rome tot Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond zou worden en dus thuis zijn vele toekomstige gasten op stand moest kunnen ontvangen, zoals vast weergegeven op onderstaand schilderij:
Rooms-Koning, Graaf van Holland, Willem II
Dit schilderij is gemaakt in 1654,
alleen van belangrijke Hollandse Graven werden toen dit soort fantasie schilderijen gemaakt
Vanzelfsprekend werd iemand anders dan Willem II binnen het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie gekroond tot Rooms-Koning. Maar aan het feit dat Willem II bijna Keizer was geworden van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie danken wij nog in het Wilhelmus de zin Van Keizerlijke Stam.
Rooms-Koning Graaf Willem II neemt zelfs iemand over van zijn voorganger Rooms-Koning Hendrik die in 1235 weer was afgezet, nog wel benoemd door zijn vader Keizer Frederik II (1212 - 1250). Al snel werken in de kanselarij van Rooms-Koning Graaf Willem II meerdere Notarii en Scriptoren, waarvan zijn broer Floris, (1256 -1258), voogd van de te jonge nieuwe Graaf van Holland, Floris V, dankbaar gebruik maakt.
In de roerige periode die volgt na de moord op Floris V, het gedwongen verblijf van zijn zoon Jan I in Engeland en de overgang naar het Huis van Henegouwen worden er natuurlijk weer veel minder protocollen geschreven. Pas in 1316, onder leiding van Pieter van Leiden, wordt de kanselarij een goed georganiseerde instelling.
In de oorkondes wordt natuurlijk gebruik gemaakt van de Latijnse taal. Zo rond 1287 ontstaan de eerste "Hollandse" oorkonden, voornamelijk in de Abdij van Middelburg. De Abdij van Egmond houdt nog lang vast aan de Latijnse traditie. Iedere Egmondse oorkonde begint nog, jaren nadat de andere Abdijen er al mee gestopt zijn, met een Invocatie aanhef, zoals bijvoorbeeld bij "het" stadsprivilege van Rotterdam (9 juni 1340):
In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, Wij Willem, Graaf van Henegouwen, Holland, Zeeland en Heer van Friesland maken kont dat wij onsen luden van Rotterdamme wonende in onse ambochte een recht ghegheven hebben..........
En besluit met:
Ghegheven tote Berghen in Henegouwen des woensdages na Pinksterdag int jaer ons Heeren dusent drie hondert ende viertich.
Een echte datum werd dus niet gebruikt, altijd werd verwezen naar, zoals dit voorbeeld, een dag na een Christelijke Feestdag of de naamdag van een Heilige. Maakt het soms wat lastig voor een 21e eeuwer! Bovendien begon toen een nieuw jaar niet op 1 januari, maar op Goede Vrijdag en aangezien Goede Vrijdag niet ieder jaar op dezelfde dag valt, is het soms een puzzel.
En wat is er bekend over de naamgever Adalbert / Adalbart / Adelbertus?
Rond 690 kwam Adelbert naar ons land, als een van de 11 metgezellen van Willibrord, hoogstwaarschijnlijk via het Schotse eiland Iona, waarover we een apart verhaal hebben:
Iona, een zeer historisch sereen Schots eiland
In o.m. "Egmond" wordt een kapel gesticht. In 740 vervangen door een kerkje, de basis van de Abdij van Egmond.
Columba's Iona zou uitgroeien tot het belangrijkste Britse pelgrimsoord. Een groot aantal Keltische kruizen markeerden de bedevaartsroutes op Iona, waarvan er nog slechts een paar zijn overgebleven: de 5 High Crosses of Iona, w.o. het St. Martin's Cross.
Traditioneel start een pelgrimage op Iona met het 13e eeuwse gebed
O Columba spes Scotorum (O Columba, hope of Scots)
Iona
St. Martin's Cross
8e eeuw Keltisch Christelijk kruis, oudste in West-Europa
bovenaan: voor de Abdij
linksonder: oostzijde
Zon (= Christus) met slangen (= genezing)
rechtsonder: westzijde
van boven naar onder
Maria met Jezus
Daniel met leeuwen
Abraham met Isaak
Mozes met stenen tafels
David met muzikanten
Waarom in 740 dat kerkje: in dat jaar overlijdt Adelbert in deze omgeving (waarom Adelbert hier is terecht gekomen?) en op zijn graf wordt het kerkje gebouwd, waarschijnlijk dus niet op dezelfde plaats al de nog oudere kapel.
Adelbert stond bekend als een beminnelijke, eenvoudige en vroom levende monnik en dus kwamen mensen al snel op bedevaart naar het kerkje dat over zijn graf was gebouwd.
In 922 beleent Koning Karel de Eenvoudige van het West-Frankische Rijk het gebied rondom Adelberts kerkje aan Graaf Dirk I van "Holland". Door weersinvloeden dreigt het kerkje met de resten van Adelbert onder het zand te verdwijnen en dus besluit Dirk I verder landinwaarts een nieuw houten klooster te bouwen en krijgt hij toestemming uit Rome om de stoffelijke resten van Adelbert op te graven en te herbegraven in zijn nieuwe houten klooster.
De monnik Adelbert komt in het begin van de 8e eeuw naar "Nederland" en is dus een tijdgenoot van Willibrord en Bonifatius.
Adelbert is een doener, geen geleerde. Adelbert treedt de wereld tegemoet met een open oog voor de noden van de mensen. Men vermoedt dat Adelbert in de buurt van "Egmond" soms wat rust zoekt, sommigen noemen hem de eerste Egmondse vakantieganger….
Volgens de overlevering overlijdt Adelbert omstreeks het jaar 740, op of in de buurt van de langste dag van het jaar. Vandaar reeds eeuwen de aangenomen sterfdag 25 juni.Van het leven van Adelbert is alleen het gereconstrueerde levensverhaal Vita Adalberti (+/- 985) bekend, opgesteld door de monnik Ruopert / Rupert van Mettlach in Trier. Rupert van Mettlach doet dit in opdracht van Egbert, de invloedrijke Aartsbisschop van Trier en toevallig dus ook een zoon van Graaf Dirk II en Gravin Hildegarde van Vlaanderen.
Sinds 1984 is dat wat er resteert van St. Adelbert, in een perspex kistje opgeborgen in het huidige hoogaltaar van de in 1933 hernieuwde Abdij van Egmond, waarover later meer.
Uit onderzoek blijkt dat Rupert / Ruopert van Mettlach zich inderdaad heeft gebaseerd op bestaande geschriften. Ruopert / Rupert van Mettlach heeft zich beperkt tot een "kort en zakelijk" levensverhaal van Adelbert. Pas in de eeuwen erna is het levensverhaal van Rupert /Ruopert van Mettlach verder uitgebreid met o.m. een groot aantal wonderen en het feit dat Adelbert een Engelse Koningszoon zou zijn geweest. In de huidige Abdij winkel zijn zowel de originele Vita Adalberti (hertaalde) versie van Rupert / Ruopert van Mettlach en de in latere eeuwen uitgebreidere Vita Adalberti verkrijgbaar.
Uit opgravingen is bekend dat het oorspronkelijke houten klooster van Graaf Dirk I twee keer verbrand is geweest. En dus zijn alleen nog enkele verkoolde resten over van de St. Adelbert relikwieën: stukjes schedeldak, scheen- en dijbeen en een 10e eeuws perkamenten reliekstrookje van St. Adelbert.
Gelukkig al voor de komst van Diederik Sonoy rond 1572 (waarover later ook meer) brengen monniken de relikwieën van St. Adelbert, in veiligheid in Haarlem. Zij doen dit m.b.v. een met leer overtrokken houten kistje.
Eind 19e eeuw verhuist het met leer overtrokken houten kistje met de relikwieën van St. Adelbert naar de Adelbertuskerk van Rinnegom. Vandaar komt het met leer overtrokken houten kistje met de relikwieën van St. Adelbert in 1964 naar de Adelbertuskerk van Egmond-Binnen.
Allerlei delen uit het met leer overtrokken houten kistje met de relikwieën van St. Adelbert komen ook in andere Adelbertuskerken en Benedictijner Kloosters terecht om uiteindelijk weer allemaal (?) terug te komen naar de St. Adelbert Benedictijner Abdij van Egmond.
Op 24 juni 1984 worden, begeleid door zeer veel belangstellende pelgrims en geestelijken, de relieken in plechtige processie van de Adelbertusakker overgebracht naar de St. Adelbert Benedictijner Abdij van Egmond. Net als in 922, in 1984 dus al weer 1062 jaar geleden.
In 1995 worden de relieken onderzocht en wordt vastgesteld dat zij afkomstig zijn van een 40 - 50 jaar oude man. De relieken zijn inderdaad in het laatste kwart van de 10e eeuw verbrand.
St. Adalbert is nog steeds de Apostel en de Beschermheilige van het Kennemerland en natuurlijk ook de patroonheilige van de St. Adelbert Benedictijner Abdij van Egmond. Adelbert was ook dus ooit de Beschermheilige van de Graven van Holland en is tot op de huidige dag geliefd, mensen worden nog steeds door hem geïnspireerd.
En dan gebeurt er een wonder: op de oorspronkelijke plaats waar Adelbert lag begraven, ontstaat een opwellende bron met helder duinwater en dat water brengt, zo wordt al snel overal bekend, genezing. Deze Adelbertput wordt zelfs in de 21e eeuw nog bezocht.In "zijn" klooster laat Graaf Dirk I twintig nonnen bidden voor het zieleheil van zijn familie.
De verhuizing door Graaf Dirk I van de stoffelijke resten van Adelbert en deze te herbegraven in zijn nieuwe houten klooster kon Graaf Dirk I natuurlijk ook goed gebruiken om zijn macht in dit gebied te verstevigen. De prestitieuse Pauselijke toestemming was natuurlijk ook zeer welkom!
Door de aanwezigheid van de relieken van Adelbert, trekt ook dit klooster met de biddende nonnen, veel mensen aan. En het is dit klooster van zijn vader Dirk I, dat Graaf Dirk II in 950 laat ombouwen tot een stenen "Abdij". I.p.v. nonnen laat Graaf Dirk II monniken overkomen uit Gent, eerder in dit verhaal hebben we al gezien waarom uit Gent.
Sommige bronnen schrijven de verhuizing van de stoffelijke resten van Adelbert ook toe aan een droom van een van de 20 nonnen, Wilsit, die drie keer gedroomd had over Adelbert. Adelbert had haar opgedragen zijn gebeente te verheffen (letterlijk en figuurlijk) naar een geschiktere plaats van aanbidding. Uiteraard in haar houten klooster, gebouwd op last van Graaf Dirk I.
En dus zijn er, door het opwellende water op de oorspronkelijke plaats waar Adelbert lag begraven, in Egmond twee plaatsen waar Adelbert kan worden vereerd: in de Abdij en bij de Adelbertput. Er wordt vermoed dat Adelbert het hier niet mee eens zou zijn geweest.
Een zoon van Graaf Dirk II wordt trouwens Aartsbisschop van Trier, kerk en staat zijn nauw verweven. We hebben het al eerder gehad over de schenking door Graaf Dirk II en Gravin Hildegarde van een altaarstuk, geschonken aan de net gereedgekomen Abdij van Egmond, ter gelegenheid van de inwijding ergens tussen 975 en 980.
Dezelfde Graaf Dirk II en Gravin Hildegarde schenken aan de Abdij van Egmond ook het nu nog steeds beroemde handgeschreven 9e eeuws Evangelarium. Nu in bezit van de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag.
Wat is een Evangelarium?
- Evangelarium: in gebruik tijdens de Mis met teksten uit de vier evangeliën
- Epistolarium: in gebruik tijdens de Mis met teksten uit de apostel brieven
- Psalter(ium): de 150 psalmen uit het Oude Testament
- Officium: teksten voor het officie = Eredienst = Heilig Officie
Het dagelijkse Officie is het Breviergebed
- Getijdenboek: in gebruik door leken voor hun privé devotie
- Brevarium: (brevier) boek met koorgebeden door geestelijken voor hun privé devotie
- Antifonarium: (antifonenboek) liturgisch gezangenboek voor gebruik door geestelijken
De Abdij van Egmond ontvangt van de Graven van Holland steeds meer schenkingen, o.m. een reliekkist waarin de botten van Adelbert vervoerd kunnen worden en een reliekhouder, traditioneel een opengewerkte arm waarin Adelbert relikwieën getoond kunnen worden. Maar de Abdij van Egmond ontvangt ook voorrechten in de vorm van wereldlijke macht over hun gebied. Het beheer van hun gebied geven zij weer in handen van zogenaamde erfelijke rentmeesters waaruit de Graven van Egmont zouden ontstaan, maar daarover later meer.
Zoals we al zagen legden de monniken dijken aan, het drooggevallen land werd weer verpacht en zo kwam de Abdij van Egmond (net als andere Abdijen trouwens, groot voorbeeld de Abdij van Aduard midden tussen de kwelders in het Groningse land) aan inkomsten, macht en dus aanzien. Daarnaast hielden de monniken zich natuurlijk ook bezig met het (over)schrijven van boeken, het bijhouden van de Egmondse annalen (Annales Egmundenses) en waren van onschatbare waarde i.v.m. het opstellen van Grafelijke oorkonden. Omstreeks 1300 is de Abdij van Egmond het centrum in de Noordelijke Nederlanden op het gebied van kennis, cultuur en gebed. Van heinde en ver stromen de pelgrims toe, de verering van de Heilige Adalbert / Adalbart / Adelbertus bereikte al toen een hoogtepunt.
Bij de uitbreiding van het grondgebied van de Abdij van Egmond wordt het beheer van dit grondgebied in handen gegeven van een rentmeester, ook wel advocatus genoemd. De eerste advocatus is een zekere Berwout.
Berwout en zijn opvolgers wonen op een grote hoeve ten noorden van de Abdij en krijgen natuurlijk steeds meer macht. De grote hoeve wordt langzamerhand verbouwd tot een ronde burcht. In 1170 bouwt Dodo van Egmont het eerste Kasteel van Egmond. De eerste Heren van het Kasteel van Egmond nemen deel aan de Kruistochten en als beloning wordt het rentmeesterschap erfelijk en hun gezagsgebied tot Heerlijkheid verheven.
Na mislukte pogingen om de Noormannen (Vikingen) t.g.v. hun geregelde invallen, gunstig te stemmen door hen een gebied langs de kust af te staan o.l.v. een van hun hoofdmannen, die de titel Hertog zou mogen voeren, werd besloten langs de kust bij Egmond een Graafschap te stichten. De leenheer, de Koning van Lotharingen, gaf de kersverse Graaf opdracht om het kustgebied te beschermen tegen nieuwe invallen. De nieuwe Graaf bouwde rondom de Adelbertuskapel een houten palissering. Erna koos de nieuwe Graaf de omgeving van de Adelbertkapel tot het centrum van zijn Graafschap.
T.g.v. overstromingen werd de Adelbertkapel te kwetsbaar en door Graaf Dirk I "verplaatst".
Zijn zoon Graaf Dirk II vond dat in dit gebied, met al die invallende Noormannen, geen nonnen thuishoorden en besloot het houten klooster te vervangen door een stenen klooster en dat te laten verdedigen door monniken uit Gent die ook goed met het zwaard konden omgaan.
Graaf Dirk II werd ook door Otto III benoemd tot leenman over het Kennemerland, het Maasland en Texel, met ook hier de opdracht om dit land te beschermen tegen invallers.
Traditioneel wordt het Kennemerland beschouwd als de basis voor het latere machtige Graafschap Holland. Otto III (Keizer van het Heilige Roomse Rijk) stelde overal in zijn rijk dit soort lokale beschermers aan die later geregeld tegen het centrale gezag in opstand zouden komen. Nieuwe leenmannen werden dus vanaf een bepaald moment alleen gekozen onder de Bisschoppen die immers officieel geen nakomelingen hadden en zo steeg de macht van de Bisschop van Utrecht t.o.v. bijvoorbeeld de Graaf van Holland.
Een van die onafhankelijke vroege Graven van Holland was Dirk III.
Citaat uit dit verhaal:
Graaf Dirk III was door zijn broer Sicco uit zijn graafschapjes in het tegenwoordige Noord-Holland verdreven. Nu legde hij beslag op alles, wat te grijpen viel, o.a. het graafschap Rijnland, dat aan Utrecht behoorde en een landstreek bij Vlaardingen, waar zich Friese kolonisten gevestigd hadden.
Graaf Dirk III bouwde hier een sterkte en ging er tol heffen van de kooplieden uit Dorestad, die er langs voeren op hun tochten naar Engeland.
Het meest westelijke en moerassige deel van het gebied bij Vlaardingen had de vader van Dirk III, Dirk II, te leen gehad van Keizerin Theophanu. Keizerin Theophanu kwam uit het oude Oost-Romeinse Rijk met als hoofdstad Byzantium en was volgens de overlevering een Schitterende Oosterse Bloem. Keizerin Theophanu werd uitgehuwelijkt aan Keizer Otto II van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Keizerin Theophanu moest wennen aan het barbaarse leven in dat kille noorden, maar Keizerin Theophanu wist zich zeer goed aan te passen en kwam ook geregeld naar Nijmegen, het Valkhof is te danken aan Keizerin Theophanu.
Na de dood van Otto II werd Keizerin Theophanu regentes en Keizerin Theophanu verwonderde iedereen voor de kordaatheid waarmee zij regeerde.
Dirk III begon dus met dijken aanleg en inpolderingen van zijn gebied en bouwde toen in dat gebied zijn burcht en om aan geld te komen, ging Dirk III tol heffen, want een dijkaanleg kost nu eenmaal geld.
Waarschijnlijk de oudste tol van Holland stond in Vlaardingen, waar in 1018 Graaf Dirk III passerende schepen tol liet betalen, zoo mooi te zien op deze schoolplaat:
1018
Graaf Dirk III opent een tol op de Maas bij Vlaardingen
Op het Condordaat van Worms (1122) werd echter afgesproken dat het naar Otto III genoemde Ottoonse Stelsel niet meer toegepast mocht worden, samengevat: Bisschoppen mochten niet langer als Graaf worden aangesteld, waardoor de macht van de reeds aangestelde Graven natuurlijk verder steeg, ook die van Holland.
Abt Wouter van Gent heeft de Abdij van Egmond ingrijpend gereorganiseerd. Monniken moesten zich voornamelijk bezighouden met geestelijke taken en het beheer van de goederen van de Abdij van Egmond overlaten aan een rentmeester ook wel voogd genoemd.
Logisch was natuurlijk dat de Graaf van Holland deze rentmeester taken op zich zou nemen, maar deze had al genoeg taken en dus werd een ondervoogd benoemd, speciaal belast met het beheer van de bezittingen van de Abdij van Egmond en natuurlijk de Abdij van Egmond zelf. De ondervoogd werd ook wel subadvocaat / subadvocatus genoemd.
Wouter de Kwade mag, na een geslaagde kruistocht, zich als eerste Ridder noemen. (1200) De relatie met de monniken verslechterd als Wouter de Kwade een einde maakt aan het visrecht van de monniken. Als compromis moet voortaan iedere 10e vis naar het Kasteel en niet naar de Abdij worden gebracht.
Wouter de Kwade krijgt het ook aan de stok met de wereldlijk Heer van de Abdij van Egmond: Graaf Lodewijk van Loon. Wouter de Kwade weet zelfs de vrouw van Graaf Lodewijk van Loon, Ada, te ontvoeren naar Terschelling en vandaar naar Engeland. Graaf Lodewijk van Loon neemt wraak en laat in 1203 het Kasteel van Egmond van Wouter de Kwade in brand steken.
Wouter de Kwade verdenkt echter ook de monniken van de Abdij van Egmond ervan, dat zij zijn Kasteel in brand hebben gestoken. In de Kerstnacht (..) van 1203 trekt Wouter de Kwade op naar de Abdij van Egmond en raakt slaags met de bewakers. De mannen van Wouter de Kwade steken o.m. een molen in brand en de Grafelijke Stallen van Graaf Lodewijk van Loon.
In de Loonse oorlogen ging het over de opvolging van de Hollandse Graaf Dirk VII. De opvolgingsstrijd ging tussen de dochter van Graaf Dirk VII, Ada, samen met haar echtgenoot Graaf Lodewijk van Loon, tegen de oom van Ada, de broer van Graaf Dirk VII, Willem van Oost-Friesland.
Wouter I (De Kwade) van Egmont koos de zijde van Willem van Oost-Friesland die uiteindelijk als winnaar uit de strijd kwam. Tevergeefs probeerde Graaf Lodewijk van Loon het tij nog te keren door de verwoesting van een groot aantal kastelen, w.o. dat van Wouter I van Egmont. Na zijn gevangenschap in Heemskerk begon Wouter I van Egmont in 1206 met de bouw van het nieuwe Kasteel van Egmond.
Helaas stierf Wouter I van Egmont al in 1208 en werd opgevolgd door zijn zoon Willem I van Egmont die het werk van zijn vader afmaakte, v.w.b. de bouw van het nieuwe Kasteel van Egmond.
Wouter de Kwade laat een nieuw groter Kasteel bouwen, maar overlijdt in 1208. Zijn zoon Willem I van Egmont bouwt vlakbij zijn vaders nieuwe Kasteel een kerkje, later de Slotkapel genoemd. De Slotkapel dient vanzelfsprekend als tegenhanger van de Abdij en maakt de relatie tussen Abdij en Kasteel van Egmond er niet beter op.
De Slotkapel komt in 1299 gereed en is gewijd aan St. Catharina, patrones van de adel. In 1430 laat Jan van Egmont (ook wel Jan met de Bellen genoemd, omdat hij zilveren belletjes droeg aan zijn wapenuitrusting) een nieuwe Slotkapel bouwen op de plaats van de oude. Dezelfde Jan van Egmont neemt t.b.v. de Slotkapel ook 6 kanunikken in dienst verantwoordelijk voor de getijdengebeden e.d. Daarmee staat de Slotkapel definitief los van de Abdij van Egmond. Het spreekt vanzelf dat Jan van Egmont wordt begraven in zijn Slotkapel. Zijn grafsteen is er nog steeds.
In 1486 ontvangt Kasteelheer Jan II, bijnaam Manke Jan (..), de titel Graaf van Egmont en wordt Stadhouder van Holland. Ook is Jan II, Manke Jan, al legeraanvoerder bij Keizer Maximiliaan van Oostenrijk, de echtgenoot van de van haar paard gevallen Maria van Bourgondië en de vader van Philips de Schone. (LINK) Jan II lukt het om familiebanden aan te gaan met de Hertog van Gelre, een aantal Hertogen van Gelre stammen dus af van de Graven van Egmont familie.
In de tijd van Willem I van Egmont mocht alleen de Graaf van Holland een stenen Kasteel laten bouwen en niet een van zijn vazallen als Willem I van Egmont. Willem I heeft echter toch het stenen Kasteel van Egmond laten bouwen, men vermoedt onder de voorwaarde dat de Graaf van Holland altijd over het Kasteel van Egmond in tijden van oorlog zou moeten kunnen beschikken. Ook zal de Graaf van Holland financieel bijgedragen hebben, want het grootste deel van de inkomsten van Willem I van Egmont kwam van de Graaf van Holland.
De Graaf van Holland was ook partij tijdens de Troonstrijd in het Heilige Roomse Rijk tussen Philips August II en Frederik II en verloor tijdens de Middeleeuwse Europese Slag bij Bouvines (Doornik) in 1214, samen met de Graaf van Vlaanderen en de Hertog van Brabant…..
Voor Willem I van Egmont de kans om de Egmondse bezittingen als erfgoed in handen te krijgen met als gevolg het ontstaan van de erfelijke Graven van Egmont.
Jan II, Manke Jan, wordt zelfs aanvoerder van de Kabeljauwen tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten. Zijn Kasteel van Egmond is daardoor in grote welstand en wordt zelfs de schoonste en grootste burcht van Holland genoemd. Het Donjon van het Kasteel van Egmond is tijdens het bewind van Jan II, Manke Jan, zelfs 28 meter hoog! In 1516 wordt Jan II, Manke Jan, begraven in de Slotkapel.
De bekende, op last van Alva, onthoofde Lamoraal van Egmont (1522 - 1568) is weer een kleinzoon van Jan II, Manke Jan. Lamoraal van Egmont is de geschiedenis ingegaan als de Vierde Graaf van Egmont. Lamoraal van Egmont is Opperbevelhebber van het leger, Ridder van het Gulden Vlies, eigenaar van grote landerijen in Artois en Vlaanderen en net als Willem van Oranje lid van de Raad van State (LINK).
Een van de Graven van Egmont, Graaf Willem IV van Egmont, werd zelfs zwager van de Hertog van Bourgondië, Karel de Stoute. De schoonzoon van Karel de Stoute, Keizer Maximiliaan, liet in 1478 Graaf Willem IV van Egmont opnemen in de Orde van het Gulden Vlies, de hoogst haalbare onderscheiding.
In de Hoekse en Kabeljauwse periode koos Graaf Willem IV van Egmont dan ook de Kabeljauwse zijde van Maximiliaan, wat hem nog meer macht en aanzien zou opleveren. Zoon Jan II van Egmont werd na terugkomst uit het Heilige Land zelfs tot Ridder geslagen en in 1486 door Keizer Maximiliaan benoemd tot Stadhouder van Holland en in die funktie in Brussel door Keizer Maximiliaan officieel verheven tot Graaf van Egmont. Wel onder de voorwaarde op te treden tegen het roerige Kaas- en Broodvolk.
De omvang van de Heerlijkheid Egmond (ca 20 km2) bleef ondanks al deze promoties echter onveranderd, de Graaf van Egmont had duidelijk ruim voldoende inkomsten en had een uitbreiding dus niet nodig.
Lamoraal van Egmont is nauwelijks op zijn Kasteel in Egmond geweest, maar heeft wel opdracht gegeven tot de inpoldering van het Egmondermeer.
Na de onthoofding van Lamoraal van Egmont verkopen zijn erfgenamen de Egmondse goederen aan de Staten van Holland. De laatste Graaf van Egmont in de mannelijke lijn sterft in 1707 in de Zuidelijke Nederlanden.
Ook bij het Kasteel van Egmont slaat Diederik van Sonoy, waarover later meer, toe: zowel het Kasteel van Egmond, van Jan II, Manke Jan, en de Slotkapel worden in 1573 in brand gestoken. In de 19e eeuw resten alleen nog maar wat restanten die omstreeks 1820 worden opgeruimd.
In het kader van een werkverschaffingsprojekt zal in 1933 weer naar de fundamenten van het Kasteel van Egmond worden gezocht en vervolgens weer gedeeltelijk opgemetseld tot net boven het maaiveld.
De opgegraven contouren van het Kasteel van Egmond
met links de Slotkapel
en rechtsonder het standbeeld van Lamoraal van Egmont
(zie hieronder)
Van het Kasteel van Egmond rest nu niet meer dan een stukje van de Rentmeestertoren.
De Slotkapel zal in 1633 weer door de plaatselijke Hervormde Gemeente weer worden opgebouwd. In 1960 staat de bouwvallige Slotkapel op de nominatie om afgebroken te worden. Kunstenaar Bob Denneboom start een reddingsactie. In de jaren '80 wordt het eigendom van de Slotkapel voor één gulden overgedaan aan de Stichting Restauratie Slotkapel. Bij de restauraties wordt de deksteen van de graftombe van Jan II, Manke Jan weer herontdekt.
Ook worden er in de jaren '30 wapens uit de tijd van Wouter de Kwade gevonden en de resten van de ronde palissadeburcht van de rentmeesters. Rondom de fundamenten wordt weer de slotgracht hersteld. Met daarin een standbeeld van de onthoofde Lamoraal van Egmont.
Standbeeld van Lamoraal van Egmont in de herstelde Slotgracht
Stadhouder van Vlaanderen en Artesië (Artois)
Bij de slotgracht staan 2 informatieborden met op één het familiewapen van Lamoraal van Egmont: de wapens van Egmond en Arkel en de leeuwen van Gelre en Gulik: allemaal familierelaties van de Graven van Egmont.
Het familiewapen van Lamoraal van Egmont
Ter nagedachtenis aan Lamoraal van Egmont componeert Beethoven de Ouverture Egmont en dicht Goethe een drama.
In 1568 wordt de Abdij van Egmond voor het eerst geplunderd door afgedankte "troepen" van de Grote Geus, Hendrik van Brederode, een afstammeling van de fam. Van Teylingen, bekend van het nog steeds bestaande Slot Teylingen (bekend weer door Jacoba van Beieren die op Slot Teylingen op 9 oktober 1436 zou overlijden) in de huidige gemeente Teylingen. (o.m. bestaande uit de kern Sassenheim). Maar de Grote Geus, Hendrik van Brederode, was ook Heer van Vianen en was zelf afkomstig uit de heerlijkheid en het kasteel Brederode bij Santpoort, in de buurt van Haarlem.
Mogelijk zijn de afgedankte "troepen" overlevenden van de verloren slag bij Overweel?
Vier jaar later, 1572, komen Diederick Sonoy en zijn geuzen langs, vernielen de bibliotheek en een jaar later worden dus zowel de Abdij als het Kasteel van Egmond op last van Diederick Sonoy in brand gestoken. Willem van Oranje had echter juist aan de Abt van de Abdij van Egmond beloofd dat de Abdij ongeschonden zou blijven…….
Hendrik van Brederode financierde een "geuzen" leger(tje) onder bevel van de broer van Philips Marnix van St. Aldegonde, Jan Marnix van St. Aldegonde. Op hun terugtocht uit Zeeland wordt dit legertje voor de "poort" van Antwerpen volledig in de pan gehakt. Willem van Oranje, Burggraaf van Antwerpen, staat niet toe dat er vanuit Antwerpen hulp wordt geboden, de stadspoorten van Antwerpen blijven, op zijn bevel, gesloten.
Pas in de jaren '30 van de 20e eeuw komen er weer monniken naar de herbouwde Abdij van Egmond.
Diederick Sonoy was door Willem van Oranje benoemd tot militair gouverneur van het Noorderkwartier (min of meer het huidige Noord-Holland). In "Zuid-Holland" zou Willem II van der Marck, bijgenaamd Lumey dezelfde funktie krijgen. Zowel Sonoy als Lumey waren ook al in hun tijd niet geliefd. Meer over Lumey kun je vinden via deze link en dan helemaal naar onder scrollen. Op Diederick Sonoy komen we nog terug.
Diederick Sonoy vond de gebouwen van Abdij en Kasteel van Egmond een te grote bedreiging bij de belegering van Alkmaar. De tegenstander zou inderdaad een strategisch voordeel kunnen hebben bij een ongeschonden Abdij en Kasteel.
Met materiaal (vooral stenen) van de verwoeste Abdij en Kasteel van Egmond zou de stad Alkmaar versterkt worden. Van Alkmaar de Victorie is dus gedeeltelijk te danken aan de Abdij en Kasteel van Egmond.
Maar er is dus een document van Willem van Oranje gericht aan de Abt van de Abdij van Egmond dat de Abdij van Egmond gespaard zou blijven: kan alleen dit document nergens meer vinden: WIE HELPT
Met de opbrengst van de verkoop van in beslaggenomen goederen van Abdij en Kasteel van Egmond zou de oprichting van de Universiteit van Leiden worden gefinancierd. De stichtingsakte van de Universiteit van Leiden wordt zelfs opgedragen aan Philips II, tot de afzwering in 1581 immers de wettige Landsheer.
Wie was Diederik (van) Sonoy?
Diederik Sonoy, ook wel Diederik Snoey genoemd, leefde van 1529 (Kalkar) tot 1597 (Pieterburen).
Uiteraard behoort Diederik Sonoy tot een van de ondertekenaars van het door de Grote Geus, Hendrik van Brederode, opgestelde smeekschrift der edelen aan de Landvoogdes Margaretha van Parma.
Waarom waren er zo veel ondertekenaars op dat moment in Brussel? De zoon van Margaretha van Parma, Alexander Farnese, beter bekend onder de naam Hertog van Parma (de veroveraar van o.m. Antwerpen in 1585) huwde met Maria van Portugal.
Diederik Sonoy wordt in 1572 benoemd tot burgemeester van Enkhuizen en vervolgens tot Gouverneur van het Noorderkwartier. Diederik Sonoy speelde zijn rol tijdens het Beleg van Alkmaar.
Citaat uit dit verhaal:Merkwaardig is wel dat bijvoorbeeld Diederik Sonoy in de streek tussen Alkmaar en Enkhuizen nog ergere dingen heeft laten uitvoeren dan Lumey in Den Briel, maar de daden van Diederik Sonoy hebben nooit zo'n bekende pers gekregen....
Uit dat zelfde verhaal ook nog dit citaat over Stadhouder Bossu en de Slag op de Zuiderzee, speelde in dezelfde tijd als het Beleg van Alkmaar en uiteraard was ook Diederik Sonoy hierbij betrokken:
Jonker Diederik Sonoy werd in 1529 in Kalkar geboren en vestigde zich na zijn huwelijk in Den Haag. Voor de komst van Alva vluchtte ook Diederik Sonoy. Diederik Sonoy werd een van de belangrijkste militaire adviseurs van Willem van Oranje. Willem van Oranje benoemde Diederik Sonoy dan ook snel tot Admiraal van de Watergeuzen. In 1570 leidde Diederik Sonoy een afvaardiging van Willem van Oranje naar Zweden en Denemarken, op zoek naar financiële steun.
In 1572 werd Diederik Sonoy benoemd tot plaatsvervangend gouverneur van de steden en dorpen die de kant zouden gaan kiezen van Willem van Oranje. Diederik Sonoy ontpopte zich toen als een fanatiek vervolger van katholieken en mogelijke landverraders, de geschiedenis ingegaan als het (veronderstelde) verraad in het Noorderkwartier, via Google kun je daar ongetwijfeld heel veel over vinden.
Tijdens het bestuur van Leicester koos Diederik Sonoy de kant van Leicester, dus tegen Maurits en Oldenbarnevelt. Diederik Sonoy verschanste zich met zijn troepen in Medemblik en liet zich zelfs belegeren door Maurits.....
In 1588 moest Diederik Sonoy vluchten naar Engeland en 4 jaar later overleed Diederik Sonoy min of meer anoniem in het Dijksterhuis in de buurt van Pieterburen in Groningen.Bossu is ook bekend geworden als bevelhebber van de Spaanse vloot die op de Zuiderzee door de Geuzen onder aanvoering van Cornelis Dirksz, burgemeester van Monnickendam, werd verslagen en gevangen werd genomen. Het schip waarop Bossu voer, droeg de naam INQUISITIE, qua PR niet zo slim...
De ver schietende schepen van Bossu worden door te veel kleinere schepen belaagd. Uiteindelijk heeft Bossu drie jaar opgesloten gezeten in het Weeshuis van Hoorn aan de Korte Achterstraat.
Bossu was de door Philips II benoemde Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, i.p.v. Willem van Oranje. Na zijn mislukking bij Den Briel, de moordpartijen in Rotterdam en Delfshaven, zijn nederlaag op de Zuiderzee, krijgt Bossu zijn zwaard terug na 3 jaar gevangen te hebben gezeten in Hoorn.
In dezelfde periode (1573) wordt door Alva Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde (traditioneel de schepper van het Wilhelmus) bij de Schans van Maassluis gevangen genomen. Willem de Zwijger dreigt dat Bossu dezelfde behandeling zal ondergaan als Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde. Willem de Zwijger dacht hierbij natuurlijk aan de onthoofde Graven van Egmont en Hoorne. Na enig onderhandelen worden zowel Bossu als Philips van Marnix, Heer van St. Aldegonde vrijgelaten.
Diederik Sonoy is echter vooral bekend geworden door zijn schrikbewind tegen katholieken, op dat moment nog steeds de godsdienst van de meerderheid van de bevolking. Google maar even mee naar de Martelaren van Alkmaar en de Ransdorpse Martelaren:
Martelaren van Alkmaar:
Martelaren van Alkmaar † 1572.
Op 24 juni 1572 namen de geuzen Alkmaar in. De zusters Clarissen ontkwamen nog juist op tijd naar Amsterdam. Van het convent der franciscanen werden vijf broeders gevangen genomen en naar Enkhuizen overgebracht: Daniël van Arendonk, Cornelis van Diest, Johannes van Naarden, Lodewijk Voets (ook Ludovicus Boethuis) uit Leuven en broeder portier, Hadrianus van Gouda.
De geestelijken werden blootgesteld aan allerlei pesterijen. Zo toonde een der geuzen een hostie en vroeg of dit nu de God was die zij vereerden en of dit nu Christus was. Pater van Arendonk heeft daarop manmoedig geantwoord, dat als het hier om een door een priester geconsacreerde hostie ging, hij inderdaad geloofde dat deze hostie werkelijk Christus was in eigen persoon, zijn Verlosser. In de ogen van de geuzen bevestigde dat nog eens wat ze allang van plan waren: ze waren des doods schuldig.
Omdat de wat oudere broeder Hadrianus geen priester was, wilden de geuzen voor hem wel een uitzondering maken. Hij kon er genadig vanaf komen, als hij bereid was met eigen hand zijn medebroeders op te knopen. Verontwaardigd wees hij dit van de hand en gaf er de voorkeur aan met zijn priester-medebroeders de dood in te gaan. Bij het uitvoeren van het vonnis zijn de rabouwen niet zachtzinnig te werk gegaan. Elk van deze geuzen stond toentertijd - zelfs in eigen kring - al bekend als schorem en uitvaagsel. Enkelen onder hen zijn zelfs later door hun eigen mensen ter dood gebracht vanwege hun ongedisciplineerde roof- en moordzucht. Om hun papenhaat te koelen begonnen zij bij de priesters de mond, oren en neus af te snijden.
Toch hadden ze het liefste gezien dat er eentje van zijn geloof was gevallen. Daarom lieten ze de nog jonge Lodewijk Voets toekijken in de hoop dat hij uit angst om genade zou smeken. Maar dat gebeurde niet. Uiteindelijk werden allen op 25 juni 1572 opgehangen.
Engelbrecht Terborg had zich een tijdlang verborgen weten te houden. Maar uiteindelijk was ook hij gesnapt. Hij werd in Ransdorp even boven Amsterdam gevangen gehouden en maandenlang gruwelijk getreiterd en gefolterd. Tenslotte stierf hij op 24 november de marteldood.
De martelaren van Alkmaar zijn nooit heilig of zalig verklaard.
Martelaren van Ransdorp:
Ransdorp, de Martelaren van Ransdorp, ook Ransdorpse martelaren (november 1572) genoemd.
Ransdorp is een klein dorp aan het IJselmeer aan de noordkant van Amsterdam. Het werd in 1921 bij de gemeente Amsterdam (Noord) gevoegd. Het dorp van Hendrickje Stoffels, dienstmeisje en geliefde van Rembrandt. Het opvallende van Ransdorp is zijn stompe kerktoren. De toren is oud, het is zeker dat hij na 1502 en voor 1542 moet zijn gebouwd. De fundamenten van de toren waren te zwak en de bodem te week: daardoor scheurde al tijdens de bouw de muren van boven tot beneden uiteen. Wijselijk besloot men daarop de toren niet hoger te bouwen.
Hier werden in november 1572 de Ransdorpse Martelaren, een groep minderbroeders, opgehangen vanwege hun katholieke geloof. Net als in Alkmaar had deze massaslachting plaats op bevel van de luitenant-gouverneur van prins Willem van Oranje, de beruchte Diederik Snoey (Sonoy). Snoey was de in 1529 in Kalkar geboren Ned. militair en bestuursambtenaar die op 2 juni 1571 luitenant-gouverneur van prins Willem van Oranje voor het Noorderkwartier, voerde daar meer dan 16 jaar een schrikbewind tegen de rooms-katholieken, met als dieptepunten zijn slachting van de de Alkmaarse en Ransdorpse martelaren en verwoesting van de abdij van Egmond.
Snoey werd na de val van Enkhuizen (28 mei 1572) gouverneur van deze plaats en veroverde vandaaruit Hoorn, Medemblik en andere plaatsen voor de Oranjes. Toen hij op 2 juni 1597 in Pieterburen stierf, vierde katholiek Nederland feest.
Nog veel meer over Diederik van Sonoy kun je vinden in dit verhaal:
Citaten:
De rechtbank van Sonoy krijgt al snel het stempel Bloedraad opgedrukt. Burgemeester Jan Berkhout van Hoorn stuurt de gouverneur iets later nog een scherpe brief waarin hij protesteert tegen het brute optreden van de soldaten van Sonoy op het platteland.
Diederick van Sonoy staat bekend als een dappere, maar ook zeer wrede strijder. Ook de Hollanders zijn Spaans benauwd voor zijn harde hand. Verdachten worden gemarteld om te ontdekken wie Spaanse sympathieën koestert. Van het klooster in Egmond laat hij daken en goten slopen om er kogels en kanonnen van te gieten. In Oterleek, Noord-Holland, gaan huizen in vlammen op, omdat de bewoners de Spanjaarden hebben geholpen. Ook houdt hij huis in Ransdorp waaruit een verhaal over de Ransdorpse martelaren ontstaat.
Sonoy heeft een reeks vestigingen aangelegd zoals Bourtange (1579) en Coevorden (1580). Hij raakt na de moord op Willem van Oranje in conflict met de Staten van Holland. Hij steunt de komst van de landvoogd Robert Dudley, graaf van Leicester.
Bouwmeester A.J. Kropholler begint in 1933 met de herbouw van de Abdij van Egmond en ontwerpt ook het kloostermeubilair.
In 1935 starten monniken uit Oosterhout de Priorij van St. Adelbert. In 1945 wordt gestart met een kaarsenmakerij. Erna breidt de Priorij van St. Adelbert zich snel uit en in 1950 wordt de Priorij van St. Adelbert weer verheven tot de St. Adelbert Benedictijner Abdij van Egmond.
De Benedictijner monniken leven er volgens de regels van Benedictus, een leven vrij voor God: Vacare Deo
Op het terrein van de St. Adelbert Benedictijner Abdij van Egmond bevinden zich nog steeds middeleeuwse putten, bakstenen schuilkelders met gewelven en een grafsteen van Graaf Floris I. Ook is nog ergens een stukje van een middeleeuwse kloostermoppen muur te vinden.
De Abdijkerk kan nog steeds bezocht worden. Helaas is de indrukwekkende bibliotheek, wegens diefstal van enkele kostbare boeken, niet meer vrij toegankelijk.
In het gemeentearchief van Alkmaar worden ook veel oude boeken afkomstig uit de Abdij van Egmond bewaard, gered voor de komst van Diederik van Sonoy.
Veel bijzondere gravures, schilderijen etc afkomstig uit de Abdij van Egmond bevinden zich ook op andere plaatsen in binnen- en buitenland. (w.o. natuurlijk het Catharijnen Convent in Utrecht)
In 2007 werd door de Abdij van Egmond zelfs een eigen Archeologisch Museum ingericht, rondom het thema De Bodemschatten van Egmond. Vanaf 922 wordt de geschiedenis van de Abdij van Egmond uitgelegd, niet alleen m.b.v. archeologische vondsten, maar ook met tekeningen en foto's en zelfs een kleurenfilm.
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.netWilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|