(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
We beginnen met een citaat uit ons kranten van Rotterdam verhaal :
Op zoek naar verhalen uit de Pers anno 1860 - 1940 ? Klik dan maar vlug HIER
In dit verhaal gaan we het over de pers zelf hebben, maar we houden ons aanbevolen voor meer over een krant van (oud) Rotterdam....
Dagblad de Rotterdammer op het Moriaansplein in 1903
In de jaren zestig is Aad ooit zijn brommer kwijtgeraakt aan de Politie, omdat hij te hard reed op de Schiekade en omdat hij pas vijftien was i.p.v. zestien. Aad was op weg naar De Rotterdammer aan de Witte de Withstraat om zijn bezorgloon op te halen. Daarnaast bezorgde hij ook de Havenloods en in de (grote) vakanties het AD. De Rotterdammer betaalde het meeste. Ook door het ophalen, soms iedere week, van het abonnementsgeld, een percentage was voor Aad en natuurlijk de fooi.
Het meeste werd natuurlijk opgehaald direkt na Nieuwjaar, kreeg je toen al vaak een gulden, ook voor de Havenloods.
En dus een reden om iets te vertellen over Vader en zoon Diemer en hun Dagblad De Rotterdammer.
Wie Vader en zoon Diemer waren ? De hoofdredacteuren natuurlijk, die namen zijn in Aad's geheugen geprent, want dat stond op de voorpagina bovenaan en dat viel heel vaak op bij het bezorgen....
Na het Moriaansplein verhuisde Vader en zoon Diemer en hun Dagblad De Rotterdammer naar een gebouw aan de Goudsesingel, Aad heeft een foto daarvan, maar kan die niet meer vinden, ook een foto van het gebouw in de Witte de Withstraat kan Aad niet meer terugvinden, helaas.
Mocht iemand deze foto's sneller kunnen vinden, dan graag even mailen, ook een foto van die mooie kop van de De Rotterdammer hoort natuurlijk bij dit verhaal....
Na jaren vond Aad deze foto weer terug:
Dagblad de Rotterdammer in hun gebouw in een voormalige kerk aan de Goudesingel
Bij Witte de With moest Aad ook toen al altijd denken aan dat mooie beeld in de St.Laurenskerk, citaat uit dit verhaal :Witte Corneliszn de With is ook een bekende uit de geschiedenis van de WIC.
We beginnen met een citaat uit ons St. Laurenskerk verhaal :
Zoo werden er begraven Aert van Nes, rechterhand van De Ruyter, Cornelis Matelieff de Jonge, een der grondleggers van het Nederlandsch bewind in Insulinde, overwinnaar der Portugeezen en later burgemeester van Rotterdam, Jacob van Heemskerck, Mooy Lambert Hendriksz., Witte de With en Johan van Brakel, evenals de vrouw van Piet Heyn.
Voor we verder gaan, misschien ook even iets over Witte de With, uit dit verhaal duiken we deze foto met tekst op van zijn praalgraf :
Een dier liggende figuren, van den Nederlandschen admiraal Witte de With, vervaardigd door Pieter Rijcx, is er nog tamelijk goed afgekomen.
Den Admiraal Witte de With,
gered en geborgen in Boymans
Mogelijk dat niet iedere (ex) Rotterdammer meer weet, wie nu die Witte de With was : Witte Cornelisz de With (hij leefde van 1599 tot 1658) was Admiraal van de vloot naast iemand als Michiel de Ruyter. Witte de With sneuvelde in de oorlog tegen Zweden, dat Denemarken wilde veroveren, in de Slag in de Sont. Een strategische doorgang naar de Oostzee, de Staten-Generaal wilde absoluut niet dat de beide oevers van de Sont in handen van de Zweden kwamen, Witte de With heeft dit inderdaad voorkomen, maar sneuvelde hierbij op 8 November 1658.
Witte de With
Witte Corneliszn de With was ook bevelhebber van een gammele vloot die in 1649 namens de WIC bij Rio de Janeiro een aantal suikerschepen wilde kapen. Die gammele vloot en een muiterij dwong hem terug te keren naar Recife, tegen de wil in van de WIC ging Witte Corneliszn de With zelfs weer terug naar de Republiek. Daar werd hij door de Staten-Generaal aangeklaagd wegens insubordinatie....., maar werd vervolgens vrijgesproken, want men had Witte Corneliszn de With te hard nodig....
Maar we zouden het niet hebben over Witte Corneliszn de With, maar over Vader en zoon Diemer en hun Dagblad De Rotterdammer....
Alhoewel, op onze site hebben we ook een apart verhaal over o.m. de grafmonumenten in de St. Laurenskerk van Rotterdam:klik maar even HIER
We beginnen met vader Diemer, en dan een citaat uit dit verhaal :
Hendrik Diemer
In 1912 werd Diemer, wiens leidinggevende talenten niet onopgemerkt waren gebleven, benoemd tot directeur van het christelijke dagblad De Rotterdammer. Hierdoor ontstond de situatie dat de voorzitter van het CNV werkgever was van een bedrijf dat zou uitgroeien tot een omvangrijk en binnen het protestantse volksdeel invloedrijk krantenbedrijf.
Wel te rusten, Diemer!, was het schampere commentaar op deze combinatie van de bekende Rotterdamse SDAP-er H. Spiekman.
Hendrik Spiekman
Een citaat natuurlijk over Spiekman uit ons stadhuis verhaal :
Grote ontroering in de stad bracht, na het jaar van zijn ziekte, het overlijden op 18 november 1917 op 43-jarige leeftijd van Hendrik Spiekman teweeg. In augustus 1901 in de gemeenteraad gekozen, waar hij met een kleine onderbreking tussen 1903 en 1905 tot zijn ontslapen deel van uitmaakte, was hij het eerste socialistische lid van de gemeenteraad geweest.
Specialist op het gebied van de volkshuisvesting, had hij onafgebroken gepleit voor gemeentelijke woningbouw om tot betere onderkomens voor de arbeidersstand te komen. En hij was vervuld van afschuw over de praktijken van de particuliere bouwers, die geen afstand wilden doen van het scheppen van de beruchte alkoofwoningen.
Een schot voor de boeg had Spiekman al in 1903 gegeven met zijn, in samenwerking met de journalist L. Schotting gepubliceerde, brochure over de woon- en leefomstandigheden van de berooide werkende klasse.
Een brochure, waarvan zij in de eerste alinea's van de inleiding o.a. schreven:
Kent ge arm Rotterdam, lezer?
Weet gij, geboren Rotterdammer en hier uw leven slijtend, hoe een breede klasse medeburgers is gehuisvest?
Hoe zij, onze stadgenooten, gedoemd zijn te verblijven in vertrekken voor het dier van menig onzer te slecht geacht!
Hoe zij, menschen van gelijke geaardheid, van gelijke beweging als wij, zich voeden met spijzen, die als zoodanig bij de meesten onzer niet in aanmerking komen; hoe zij zich kleeden met lompen, waaraan ternauwernood de vroegere vorm van het kleedingstuk is te herkennen!
Naast ons, o liefdadige medemenschen; in onze onmiddellijke nabijheid ontwikkelt zich in de krotwoningen, in de modderstegen een menschelijk geslacht, vreemd aan de samenleving, omdat de verschrompelde leden ervan gedoemd zijn tot een leven van voortdurende ellende en tekortkoming van allerlei aard, als menschen voor het ongeluk geboren.
Bij hun onderzoek waren Spiekman en Schotting gestuit op krotten, niet alleen doortrokken van stank, maar naast de ongelukkige menselijke lieden ook bewoond door wandluizen en kakkerlakken.
Welvarend Rotterdam,kan thans weten hoe 't met arm Rotterdam is gesteld.
Man van uitzonderlijk formaat en begaafd spreker als hij was, genoot Spiekman tot ver buiten de kring van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij aanzien en respect. Zo stelde Johan Brautigam, overigens van dezelfde politieke kleur, eens van hem vast, dat hij bijna geen vijanden kende en dat hij, ondanks zijn felheid, geen mensen afstootte. Overgevoelig als hij was voor leed, maar toch optimistisch van aard, ontwierp hij altijd meteen plannen om hulp te bieden. Ook burgemeester Zimmerman gaf aan die algemeen levende gevoelens uiting, toen hij bij de groeve van Spiekman repte van een zeldzaam begaafd man, die de korte tijd van zijn leven geheel aan zijn overtuiging wijdde.
Tevoren had de begrafenisstoet op 21 november duizenden mee doen lopen naar Spiekmans laatste rustplaats op Crooswijk.
Ik zie nóg de eindeloze stoet, die in 1917 de jong gestorven Spiekman op zijn laatste tocht begeleidde. De stoet trok langs de hbs aan de 's-Gravendijkwal en we hadden toen les van een leraar die, aan de Heemraadssingel wonend, niet terstond verdacht kon worden van socialistische gezindheid, een zure man bovendien. Hij stopte. We mochten achter de ramen staan. We hadden hem nog nooit iets vriendelijks horen zeggen, maar hij zei, en dat zette ons - zonen en dochters meest uit liberale kringen - voor dat uur aan het denken: Dat was een edele man die men daar wegbrengt. Onthoud het.
Vijf jaar later werd een door Berlage ontworpen monument in Spangen opgericht voor de man die als grondlegger van de Rotterdamse sociaal-democratie wordt gezien. Met handhaving van de bronzen plaat van het oude monument, kwam daarvoor in 1981 een nieuw gedenkteken in de plaats.
Weer terug naar Hendrik Diemer, de vader :
Diemer besefte zelf ook dat het een anomalie was. Maar omdat het vakverbond tezelfdertijd in een bestaanscrisis verkeerde vanwege het bisschoppelijk gebod aan katholieken om het CNV te verlaten, en omdat bovendien een geschikte opvolger ontbrak, liet hij zich overhalen voorlopig als voorzitter aan te blijven.
Toen hij echter in 1916 als ondernemer cao-onderhandelingen moest gaan voeren, werd de situatie onhoudbaar en trad hij af. In hetzelfde jaar werd hij voorzitter van de Bond van Christelijke Drukkerspatroons, die hij in januari 1915, dus nog in zijn CNV-tijd, had helpen oprichten. Dit werd het begin van een langdurige bestuurderscarrière op vele posten in de werkgeverswereld.
Onvermijdelijk kwam hij in die hoedanigheid in de loop van de jaren een aantal malen in conflict met de arbeidersbeweging. Vooral confrontaties met oud-collega's van het CNV, bijvoorbeeld tijdens arbeidsonrust in de grafische sector in 1930, waren voor beide partijen pijnlijk.
Op een ander vlak was het eerder al tot schermutselingen gekomen toen hij zich in zijn boek Politiek en sociale beweging (Rotterdam 1918) keerde tegen partijpolitieke acties van enkele CNV bestuurders.
In werkgeverskring bleef Diemer tot de 'sociale' vleugel behoren. Het ethisch fraaie program van de Christelijke Werkgeversvereeniging (1923), dat decennia lang van kracht bleef, was voor een groot deel zijn werk. Veertig jaar lang was hij vrijwel onbetwist voorzitter van de Centrale Commissie, het scheidsgerecht voor de grafische bedrijfstak. Met zijn, in eigen drukkerij Libertas gedrukte en als baanbrekend aangemerkte boek De ontwikkeling tot bedrijfsorganisatie (Rotterdam 1918), waarin ervaringen in de grafische sector verwerkt waren, oefende hij krachtig invloed uit op de gedachtenvorming inzake (privaatrechtelijke) bedrijfsorganisatie, zowel buiten als binnen het CNV.
Het moet hem voldoening hebben gegeven dat hij in mei 1945 mede-ondertekenaar mocht zijn van het Manifest waarmee de Stichting van de Arbeid, een privaatrechtelijk samenwerkingsorgaan bij uitstek, naar buiten trad.
Nadat hij met de wederopbouw van zijn door bombardementen en een Duits verschijningsverbod getroffen bedrijf was begonnen, legde de pensioengerechtigde Diemer in 1946 zijn werk als directeur-hoofdredacteur bij De Rotterdammer neer. Hij bleef evenwel op velerlei terrein actief, onder meer als publicist.
Zijn boeken over de hongerwinter en de wederopbouw van Nederland, beide uit 1947, kregen minder kritiek dan zijn als naïef bestempelde werk Het Duitsche nationaalsocialisme, de West-Europeesche democratie op de proef (Kampen 1934) over nazi-Duitsland.
Op 74-jarige leeftijd voegde hij aan zijn lange lijst van initiatieven - er waren tijden waarin zijn gezin zich bijna dagelijks schertsend afvroeg: 'Wat zal hij vandaag weer hebben opgericht?' - nog het Centraal Weekblad voor de Gereformeerde Kerken in Nederland toe.
Na de dood van zijn vrouw in 1953 trok Diemer zich geleidelijk uit het openbare leven terug. Onder andere vanwege zijn verdiensten op het gebied van de bedrijfsorganisatie was hij in 1948 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
In 1959 legde hij, tachtig jaar oud, het voorzitterschap van de Bond van Christelijke Drukkerspatroons neer. Zijn halve leven had hij deze bond gediend.
Ruim zeven jaar later overleed hij.
We gaan over naar zoon :
Evert Diemer
1911 - 1997
Bij het 25-jarig jubileum van De Rotterdammer in 1928 trokken duizenden abonnees in een fakkeloptocht naar het gebouw aan de Goudsesingel om vader Diemer te huldigen, we mogen aannemen dat zoon Diemer daar ook bij geweest is, een onvergetelijke gebeurtenis natuurlijk !!
Vader Diemer had de De Rotterdammer (opgericht in 1903) in 1912 overgenomen. Hij wilde een dagblad speciaal voor Protestants Christelijken in stand houden, ook het doel later van zoon Diemer. Voor velen in Rotterdam waren dus vanaf 1912 de namen Diemer de De Rotterdammer onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het gezin van vader Diemer woonde enige tijd in Rijswijk, zoon Diemer was weliswaar geboren in Rotterdam, maar om gezondsheidsredenen moest vader Diemer het wat rustiger aan doen en ging met zijn gezin tijdelijk in Rijswijk wonen om wat afstand te houden van Rotterdam, gelet op al zijn funkties, niet helemaal onbegrijpelijk.
Na een aantal jaren kwam het gezin Diemer weer terug naar Rotterdam en bezocht zoon Diemer het Marnix Gymnasium, aanvankelijk aan de Jonkerfransstraat, later aan het Henegouwerplein:
Citaat uit dit verhaal :Op zondag kerkte het gezin Diemer in de zaal Pro Rege aan de Oudedijk in Kralingen, waar zoon Diemer wel eens, vanaf 13 jaar, op het orgel de Gereformeerde diensten moest begeleiden.
De oprichting van het Marnix Gymnasium ging als volgt :
Op de Meivergadering van het bestuur (in 1903) met het curatorium werd als naam voor de nieuwe school Marnix-Gymnasium gekozen. De naam van de Calvinist Marnix werd geschikt geoordeeld in tegenstelling met de naam van de Humanist Erasmus, die aan het stedelijk gymnasium verbonden was.Aad voegt er even aan toe : over het argument van de naamskeuze ontstond een briefwisseling met het Erasmiaans Gymnasium, een van de leraren van het Erasmiaans Gymnasium was aanwezig geweest tijdens de oprichtingsvergadering in het Nutsgebouw! In het boek wordt ergens terloops gemeld dat Ds. Landwehr de briefwisseling heeft gevoerd. Inhoudelijk wordt er verder niets over verteld, helaas. Wel verloor het Erasmiaans Gymnasium enkele leerlingen aan het Marnix. Over het Erasmiaans Gymnasium komt ooit nog een apart verhaal..., klik maar eens HIER
De Jonker Fransstraat in 1938
in het grijze gebouw rechts van de tram, was de HBS gevestigd.
Het schoolgebouw in de Jonker Fransstraat vanaf 1910
LINK
Het schoolgebouw aan het Henegouwerplein vanaf 1927
LINK
En dus moet zoon Diemer, geboren in 1911, in beide gebouwen les hebben gehad...
Zoon Diemer studeerde aan de VU in Amsterdam waar hij zijn vrouw ontmoette. In 1937 promoveerde hij op het onderwerp
Vrijheid van Drukpers
Eenige opmerkingen over haar Staatsrechtelijke regeling, voornamelijk in Nederland
Tijdens zijn promotie onderzoek verbleef hij ook aan de Sorbonne in Parijs en vader Diemer verwachtte toen al enkele artikelen van hem voor De Rotterdammer over aktuele gebeurtenissen in Frankrijk en zoon Diemer voldeed natuurlijk aan deze wens.
1,5 uur na de promotie van zoon Diemer promoveerde zijn verloofde, Fenna Lindeboom, met het proefschrift :
De ontwikkeling van het strafstelsel in de Sovjet-Unie, 1917 - 1937
Een unicum in de geschiedenis van de VU....., een stel dat bijna samen promoveert....
Zoon Diemer hoefde uiteraard niet op zoek naar een baan, al snel zat hij, namens De Rotterdammer, op de perstribune van de Eerste en Tweede Kamer. Daarom vestigde het echtpaar Diemer-Lindeboom zich aanvankelijk in Den Haag en verhuisde pas naar Rotterdam in 1945.
Op 14 mei 1940 werd het gebouw van De Rotterdammer verwoest. Enkele weken later kwam de krant weer uit, gedrukt op de persen van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. In oktober 1941 moesten alle kranten een anti-joods artikel opnemen, vader Diemer weigerde dit en prompt werd uiteraard de krant verboden. Een zware slag voor alle medewerkers en abonnees en natuurlijk de familie Diemer.
Zoon Diemer kwam bij een advocatuur terecht en liep daarvoor eens in de tien dagen van Den Haag naar Rotterdam, een wandeling van zeven uur heen en ook weer zeven uur terug. In de tussenliggende tijd logeerde hij bij zijn ouders.
Thuis in Den Haag werden ook studenten van de VU, die niet meer naar Amsterdam konden of durfden, begeleid, waaronder een aantal studenten die waren ondergedoken. De vrouw van zoon Diemer hielp ook studenten van de Leidse Universiteit die al in 1940 was gesloten.
Ook werd onderdak verleend aan een Joodse vrouw van 23 jaar die op die manier de oorlog heeft overleefd, dankzij haar kreeg het echtpaar Diemer veel later de Yad-Vashem onderscheiding.
Tijdens de oorlog werden er in huize Diemer in Den Haag ook muziekavonden georganiseerd. Met zoon Diemer meestal aan de piano, heel veel later, op 70-jarige leeftijd werden nog extra piano lessen genomen.
Op 1 januari 1946 volgde zoon Diemer zijn vader op als hoofdredacteur en heeft toen de bloei van de Kwartet Bladen De Rotterdammer, de Nieuwe Haagsche Courant, de Nieuwe Leidse Courant en het Dordtsch Dagblad meegemaakt, Aad kent ze nog allemaal uit het hoofd, want ook dat stond op de voorpagina.....
De genoemde kranten waren opgericht in resp. 1903, 1924, 1920 maar overgenomen in 1929 en 1924. Allemaal het werk van vader Diemer. De Nieuwe Utrechtsche Courant uit 1928 verscheen na WOII niet meer.
Zoon Diemer had het wel eens te stellen met een ontevreden abonnee, die natuurlijk behoorde tot een van de verschillende protestants christelijke richtingen en dan valt een verkeerd woord in een hoofdartikel (altijd geschreven door zoon Diemer persoonlijk) wel eens verkeerd. Diemer ging zelfs zoo ver dat hij soms abonnees thuis bezocht om wat toe te lichten. Dit zal vooral gebeurd kunnen zijn tijdens de fusie besprekingen eind jaren '60 met Dagblad Trouw.
De hoofdredacteur van Trouw heeft zelfs ooit toen tegen Diemer gezegd : Jouw voerbakje hangt te laag waarop Diemer geantwoord schijnt te hebben met Bij jou veel te hoog, Jezus heeft gezegd : weidt mijn lammeren en niet mijn giraffen.
Bij de fusie in 1971 (daar heeft Aad ooit nog een brief overgekregen, helaas weg natuurlijk) tussen de Kwartet Bladen en Trouw traden zowel Diemer als Bruins Slot (hoofdredacteur van Trouw) terug.
Diemer werd hoogleraar aan de VU, natuurlijk bij de leerstoel Communicatie wetenschappen.
In 1948 was Diemer (uiteraard) voorzitter geworden van de net opgerichte Protestants Christelijke Journalisten Kring. Later werd hij ook voorzitter van het Genootschap van Hoofdredacteuren. Namens het genootschap was hij uitgenodigd tijdens de lunch met Beatrix en Claus toen die zich verloofden. Het spreekt vanzelf dat men Diemer ook weer tegenkwam in de Raad van Tucht voor de Journalistiek.
Diemer publiceerde ook nog series Rechtsgeleerde Opstellen, Cahiers voor Massacommunicatie en Handelingen der Nederlandse Juristenvereniging.
In het Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag was Diemer een graag geziene gast, vol immers met humoristische anekdotes en verhalen.
Tijdens zijn pensionering begonnen hij en zijn vrouw de dag met het zingen van een lied uit het Liedboek der Kerken, geloven bleef voor Diemer en zijn vrouw iets vanzelfsprekends. De dag was armer als je die niet zingend begon.
Op 30 september 1997 overleed Dr. Everhardus Diemer in Rotterdam, de naam Diemer blijft verbonden aan de geschiedenis van de Christelijke Rotterdamse Pers.
We besluiten met een foto van zoo'n mooie Rotterdamse (?) krantenkiosk, heeft Aad goeie herinneringen aan, want hij mocht soms helpen binnen...
Enne pikken we toch meteen een krantje mee:
Het Dordts Dagblad uit 1953
Een van de Kwartet Bladen, o.a. samen met de Rotterdammer
Trouw uit 1953
Fuseerde met de Kwartet Bladen, o.a. met de Rotterdammer
Van Arie Spek ontvingen we nog deze foto's:
Het gebouw van Trouw en de Rotterdammer in 1958
natuurlijk in de Witte de Withstraat, rechts de "blokhut" met daarbovenop de lichtreclame van Trouw
We blijven nog even in de Witte de Withstraat, met nu rechts het gebouw van de NRC in 1954:
We ontvingen de volgende reaktie:
Wij noemden hem oom Evert en mijn vrouw, W. Diemer Penning, sprak hem jaren geleden bijna dagelijks vanuit haar functie als secretaresse van Prof. Dr. Kuyper, politicologie VU Amsterdam. Persoonlijk kwam ik nog wel eens bij hem toen hij in de Juliana van Stolberglaan woonde.
U heeft overigens een leuke site en ik was zo vrij een link te plaatsen naar die van u.
Van harte aanbevolen:
http://centurion59.web-log.nl/mijn_weblog/
Deze site is geheel gericht op mijn hobby, maatschappijkritische columns en nationale politiek.
B.J. Diemer
We kregen een erg leuke aanvulling van Jan de Jong:
Leuke site met het verhaal van De Rotterdammer.
Wij lazen thuis deze krant. Als mijn vader thuis kwam uit z'n werk, nam hij plaats in zijn "rookstoel".
Hij las altijd eerst het hoofdartikel,daarna gingen we aan tafel waar mijn moeder het commentaar van vader op de actuele situatie in de wereld moest aanhoren.
Ik had al voor mijn vader thuiskwam de strip gelezen met professor Jodocus. (hoe de juiste naam van deze strip luidde weet ik niet meer)
Toen ik 13 was wilde ik graag een krantenwijk. Dat mocht als je 14 jaar oud was.
Er was veel meer belangstelling voor krantenwijken als dat er aanbod was. Het meest in trek waren kranten als Het Vrije Volk, Algemeen Dagblad en dergelijke.
Dat had niets te maken met politieke of religieuze voorkeur van de krantenbezorgers maar met de adressendichtheid van de abonnee's.
De betaling ging per bezorgde krant;in een compacte wijk viel in dezelfde tijd meer te verdienen.
Omdat er bij alle kranten een wachtlijst bestond voor bezorgers, had ik mijn geboortedatum een jaartje geantedateerd naar 03-09-1938.
Ik meldde me aan bij alle Rotterdamse kranten die ik kende.(" u hoort nog van ons")
In januari 1953 kreeg ik bericht van het Dagblad Trouw of ik belangstelling had voor een krantenwijk in Spangen,waar ik woonde.
Nu was het Dagblad Trouw wat abonneedichtheid betreft de allerslechtste krant die je kon treffen. Het was(en is nog) een wat elitaire krant die voornamelijk door de zogenaamde intelligentia wordt gelezen.
Geografisch had ik een zeer grote wijk met een bestand van een kleine 100 kranten. Ik fietste heel Spangen rond tewijl iemand die b.v Het Vrije Volk bezorgde, in bepaalde delen van Spangen de kranten zo ongeveer huis aan huis kon bezorgen
Het duurde nog een tijdje voor ik de logistiek meest efficiënte route had uitgedokterd. Nóg een bijkomend nadeel van Trouw was dat ze relatief veel maandabonees hadden die per giro betaalden. Op die adressen kon je hooguit 1 x per jaar op een fooitje rekenen. Klanten die per week betaalden kostten wel wat meer tijd maar alle kleine fooitjes samen waren toch meegenomen. Je had ook nog maandklanten die contant betaalden.
Wekelijks werd er aan het loket, ingang aan de William Boothlaan, afgerekend
Het leverde ieder week incl.fooien zo'n 13 à 14 gulden op, leuk zakcentje voor een schooljongen van 13!
Nota bene,toen ik in 1955 ging werken - nog nét 15 jaar oud!- verdiende ik nog geen Hfl 10,00 per week. Als leerling op de bedrijfsschool van de RDM kreeg je maar een karig loontje.
Het ergste was nog dat ik, omdat ik nu "echt" werk had , Hfl 5,00 kostgeld moest afdragen. Ach het is later allemaal goed gekomen.
Bedankt voor uw leuke verhalen en de mooie foto's in uw site.
En natuurlijk ook deze zeer bijzondere reactie:
Van 1950 tot 1965 heb ik bij dagblad Trouw gewerkt in het gebouw samen met de Rotterdammer, dus de heer Diemer heb ik heel goed gekend.
Tot ongeveer 1958 zaten Trouw en de Rotterdammer in een noodgebouw op de hoek W.de Withstraat, daarna in een gloednieuw gebouw recht tegenover het oude.Wat een luxe. Dit stond op de hoek van de W. de Withstraat en de Hartmanstraat.
Daar met heel veel plezier gewerkt en ben ook een echte krantenman geworden, zelfs tot nu toe werk ik nog heel rustig daaraan.
Arie Huurman.
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|