(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Dit verhaal is een onderdeel van het verhaal
De geschiedenis van de gilden van Rotterdam
We beginnen met een aanschrijving aan de Hoofdlieden van het Boekverkopers gilde tot het weren van spotprenten en licentieuse geschriften in 1787. Waarom?
Citaat uit ons Patriotten verhaal:
In mei 1787 kwam het tot het enige echte gevecht tussen het reguliere leger en enkele vrijkorpsen : bij Amersfoort vielen 80 doden, het land stond aan de rand van een burgeroorlog. In Rotterdam, maar ook in andere steden, werd het stadhuis bezet door Patriotten, de Orangisten werden naar huis gestuurd en soms natuurlijk gemolesteerd en dat wederzijds natuurlijk. Alleen in Zeeland en op sommige plaatsen in Gelderland lukte het de Orangisten om de macht te heroveren, naar men zegt financieel gesteund door de Britten, want de patriotten waren immers aanhangers van de Amerikaanse idealen.
In juni 1787 kwam de aanleiding tot de omslag, nu de Orangistische contra-revolutie genoemd. Wilhelmina wilde terug naar Den Haag en werd bij Goejanverwellesluis door een vrijkorps tegengehouden :
Niet alleen de aanhouding was een belediging, maar zeker ook de manier waarop : met getrokken sabels, drinkend en rokend in de buurt komen van een Pruisische Prinses, een nicht van Frederik de Grote. Ongevraagd een stoel aanschuiven om de Prinses gezelschap te houden. Het hoorde allemaal niet in die tijd !!!
Alleen wordt wel vermoed dat de bovenstaande beledigingen niet echt zoo hebben plaatsgevonden, het is waarschijnlijk door de Orangisten verzonnen ???
In een brief die Wilhelmina aan de Staten van Holland schreef, de nacht na de aanhouding, zij verbleef toen in Schoonhoven op de eerste verdieping van de stadsdoelen, rept zij met geen woord over eventuele beledigingen :
De vuurigste wensch van myn hart in dit hachelyk ogenblik, waarin zich de Republiek bevind, om, daar de Prins Erfstadhouder verhinderd is zelf in Holland te komen, door myne tusschenkomst, zo mogelyk, mede te werken ter verhoeding van eenen dreigenden burger oorlog en ter vereffening der geschillen, op gronden van de wel gevestigde Constitutie; zyn de eenigste redenen geweest van myn reis naar 's-Gravenhage, de welke ik my hadde geflatteerd geheim zoude zyn gebleeven tot na myne aankomst op de Orange zaal, van waar ik daadelyk myn oogmerk in deezen zoude gecommuniceert hebben aan H.E.Gr.M., als meede aan de Staaten Generaal. Nimmer had ik gedagt dit heilzaam oogmerk eenigszins te zien verydelen, voor dat ik in staat was gestelt daar toe alle myne pogingen aan te wenden. Het is UWEGestr. bekend, dat ik belet worde myne reis verder voort te zetten: ik hoop evenwel, dat dit uitstel de zaak niet zal uit haar geheel brengen, maar ik heb noodig geoordeeld aan UWEGestr. kennis te geeven van de waare redenen myner aankomst in Holland, met het verzoek dezelve onder het oog van H.E.G.M. te willen brengen, en blyve met verschuldigde agting, Wel Edel Gestrenge Heer, UwelEd.Gestr. Dienaresse, Wilhelmine.
Maar toch, officieel werd het door Pruisen een belediging van het Koningshuis Hohenzollern genoemd en vanuit de aan de Republiek grenzende Pruisische gebieden werden, met steun van de Britten, troepen samengetrokken die in september 1787 het land binnen kwamen.
1787 Rotterdam, bij het stadhuis
de tekenaar, Dirk Langendijk, was een Patriot, want Dirk schrijft in zijn toelichting :
links komt een Oranjegezinde bende zoogenaamde rustbewaarders opmarcheren,
daarachter wordt jenever uitgedeeld aan het 'zaamgescholde grauw'.
Het in blauwe uniformen aangetrede patriotisch vrijkorps gedraagt zich voorbeeldig
ondanks de beledigingen van het 'zaamgeschoold vee'
dat een kapitein van het vrijkorps dwingt om op Oranje te drinken
Tegen 26.000 man van het superieurste leger van die tijd, van Frederik de Grote, al was hij net overleden en opgevolgd door de broer van Wilhelmina, het maakte allemaal niet uit, niemand durfde zich te verzetten. Zonder slag of stoot gaf iedereen zich over, ook in Rotterdam.
De belangrijkste patriotten namen de benen naar Frankrijk en zouden in 1795 met Daendels terugkomen. Wilhelmina en haar man, gingen weer in Den Haag wonen, ook tot 1795.
De Oostpoort op 21 Januari 1795,
de Fransen worden feestelijk onthaald
rechts Molen de Noord, verbrand op 28 Juli 1954
rechts nog een glimp van de Goudvest
De Franse troepen werden in de Boterhal ondergebracht, naast de Prinsenkerk
In deze hectische dagen leefde dus, in Rotterdam, Kaat Mossel, haar echte naam was Catharina Mulder, afgekort tot Caetje Mulder. Geboren op 25 maart 1723 was zij op 15 jarige leeftijd 'reeds verre van eerbaar meer'. Zij was keurmeesteres van mosselen, bij de Mosseltrap natuurlijk, vandaar dus haar bijnaam Kaat Mossel. Uit dit verhaal het volgende citaat :
Als niet op haar mondje gevallen "mosselwijf' speelde zij haar rol tijdens de patriotten tijd, uiteraard voor Oranje....
Wat verder verloren ging was de Mosseltrap op het eind van de Spaanschekade, waarover de omwonenden in 1725 al hadden geklaagd vanwege het
vuyl en leelyck spreken van de mosselwijven
Zij deed dit samen met haar overbuurvrouw Cornelia Swenk, en die had als bijnaam 'Zwarte Keet' en ook wel 'Ruige Keet' genoemd, wat dus in die tijd betekende dat de dames niet zoo nauw keken met "haare eerbaarheid".
Toen Kaat 20 jaar was trouwde ze met een zekere Pieter van Wijngaarde en het stel ging wonen "Agter 't Klooster" :
Het Achterklooster in 1710
hier heeft Kaat Mossel gewoond
Hoe het afliep met Pieter is onbekend, wel trouwde zij op 42-jarige leeftijd opnieuw met Leendert de Lange en had toen de zorg over 12 kinderen, die niet allemaal in leven bleven. Hoe kwam zij aan geld voor haar eerste huwelijk : zij ging naar bed met een VOC ganger en zou de man "bijna nakend hebben uitgekleed zoodat hij niets overhield als een zilveren horlogie, dat haar nog in de oogen blonk"
Het zal duidelijk zijn, Kaat was een "opgewonden standje"...
We beginnen dus met die aanschrijving aan de Hoofdlieden van het Boekverkopers gilde tot het weren van spotprenten en licentieuse geschriften in 1787 :
Extract uit de Resolutie van de Heeren van de Weth (LINK) der Stad Rotterdam.
Zaterdag den 22 December 1787
Ondertekend door
J. van Zuylen van Nyevelt
Een voorvader van J. van Zuylen van Nyeveld vinden we terug in ons verhaal
Het Costerman oproer op 5 oktober 1690 in Rotterdam
Terug naar de boekverkopers....
En dus kwam het natuurlijk voor dat er vreemde figuren benoemd werden, bijvoorbeeld deze Baljuw van Rotterdam, Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt :
Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt
In de geschiedenis van Rotterdam is deze Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt een van de meest verafschuwde stadsbestuurders geweest. Aangesteld in de dubbelfunktie baljuw en schout, bleek hij uiterst korrupt te zijn. Hij was tegelijkertijd, zeg maar, Hoofd van de Politie en Officier van Justitie.
In die tijd was het gebruikelijk om het innen van gemeentelijke belastingen op brood, bier en brandhout (allemaal eerste levensbehoeften....) te verpachten tegen een hoog geldbedrag. De pachter moest dan zelf maar zien hoe hij aan zijn inkomsten kwam. Een principieel fout systeem natuurlijk, dat door allerlei pachters werd misbruikt, Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt maakte het, volgens de overlevering, wel erg bont....zoo was hij ook betrokken bij afpersingen om aan zijn geld te komen. En bij wie moest je dan klagen, juist bij Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt, want die was dus ook baljuw en schout.
Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt wordt vergeleken met de Romeinse Keizers Tiberius en Nero
Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt had ook het recht om boetes in eigen zak te steken, je kon in die tijd zelfs kiezen, met een boete ontliep je je straf, uiteraard stond toen de boete in geen verhouding tot de misdaad en verdween de boete in de zakken van de korrupte Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt. Op deze manier ontstond een heel netwerk van "vrindjes", wie geen geld had, had het zwaar, want voor het minste of geringste werd je fors bestraft, bijvoorbeeld als je illegaal wijn dronk...
Machteloos moest het Rotterdamse stadsbestuur aanzien dat de in 1676 door Willem III benoemde Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt zich onrechtmatig verrijkte door allerlei afpersingspraktijken en door met zeer ruime hand de meest zware boetes uit te delen. De haat tegen Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt liep steeds hoger op, in 1690 ontlaadde dat zich tot het Costerman oproer dat veel pamfletten opleverde en dus veel rumoer tot in Den Haag, maar uiteindelijk niets veranderde aan het principieel foute benoemingssysteem en figuren als Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt gewoon handhaafde, hij kreeg zelfs een financiele kompensatie voor de geleden ongemakken. Gelukkig voor Rotterdam overleed Mr. Jacob van Zuylen van Nijevelt in 1695.
De gildekeur van de boekverkoopers vangt aan met de bepaling, dat tot dit gilde behooren de neringen van het verkoopen van boeken, papier, pennen, inkt en lak en van het boekbinden, mitsgaders van het drukken van boeken en het gebruyken van de drukpers. Allen, die in deze bedrijven werkzaam zijn, moeten lid van het gilde worden, welverstaende, aldus art. 3 als concessie aan den groothandel, dat voorname boekhandelaers van de verbintenisse aen dit gilde bij acte van de heeren burgemeesteren, sulks goed vindende, sullen konnen werden gedispenseert.
Als voorwaarde voor de toelating was een leertijd van vier jaar voorgeschreven, waarvan alleen de oudste zoons van gildebroeders boven de 16 jaar waren vrijgesteld.
De proef van de boekverkoopers en boekbinders bestond in het binden en opmaken van een Statenbijbel in juchtleer met houten borden, van een boek in folio en een quartoboek met prenten met hoornen band. Bovendien was er nog een afzonderlijke verguldersproef.
In het verhaal van Hans met de titel
De gerestaureerde Bijbel van mijn Opa Johannes Engelfriet
vinden we dit uit 2003 en zoo zal het in de 18e eeuw en vroeger niet anders geweest zijn:Restauratie verslag
A. Bibliografische gegevens
Het te restaureren object:
Datering:
Soort van de Band:
Binders:
Platen Bijbel
Vermoedelijk 1850 - 1900
Half Leer, half kunstleer
Dordrecht
Hendrik Jacobs en Pieter Keur
Amsterdam
Pieter Rotterdam in Compagnie
B. Technische gegevens
Schutblad constructie:
Kapitaal:
Platbevestiging:
Rugbeleg:
Naaiing:
Platbekleding:
De gehele band:
Twee enkele schutbladen,
in de kneep versterkt met linnen strook.
Machinaal kapitaalblad
De drie touwen waarop het gebonden is,
zijn aan het plat gelijmd, na te zijn uitgevlast
Een enkele strook linnen over de gehele lengte van de rug, van kop tot staat en is met een strook van een centimeter aan het plat bevestigd.
Hij is op drie touwen genaaid,
met enkelslag om de touwen, drie lange steken.
Leer half linnen band
Pseudo Franse band met valse ribben op het plat in goud het woord Bijbel, tussen de ribben zitten versieringen waarschijnlijk symbolen,
de zon wolken en een vogel.
De versieringen zitten tussen de ribben.
C. Schade omschrijving van het boek.
Er ontbreekt een katern in het Nieuwe Testament. In de brief aan de Filippenzen Hoofdstuk 11, IV, de pagina's nummers 233 t/m 240 en zitten in Handelingen in hoofdstuk XVI pagina 136.
De eigenaar van het boek wist het en heeft op pagina 136 van Handelingen en in Filippensen aantekeningen gemaakt op de witmarge boven aan de pagina.
D. Schade omschrijving van de band.
Het rugleer is op het voorplat in de kneep helemaal doorgesleten en op het achterplat gedeeltelijk.
Het genoemde stuk leer op voor en achterplat is sterk vervuild en het lijkt mij niet mogelijk dit weer schoon te krijgen.
De verdere bekleding van de platten zit op voor en achterplat voor 80% los en is beschadigd, aan alle drie zijden is het tussen het beslag doorgesleten en gescheurd.
De rug van het boek zal los gesneden moeten worden, ook zal het dikke rug karton in laagjes afgepeld moeten worden.
E. De restauratie van het boelblok.
Het op de rug los zittende deel van het kapitaalband wordt weer vastgezet.
Het loszittende deel van het rugbeleg wordt ook weer vastgezet. Omdat het rugbeleg een eindje is ingescheurd wil ik één of twee stroken nieuw linnen op de rug vastlijmen, dwars over de rug van plat tot plat en de nieuwe strook door de scheur van het oude beleg vastzetten op het platten.
Door het hele boek heen heb in 26 grote en kleine scheuren geteld. De kleine scheuren zitten meestal in de wit marges en lopen niet door de tekst en kunnen aan de keerzijde van de pagina met rijstpapier hersteld worden. De grote scheuren moeten volgens de natte methode gerepareerd worden.
Om te beginnen eerst het volgende uitleggen. Een pagina kent twee kanten: de zichtzijde en de keerzijde, anders gezegd oneven is de zichtzijde en de even kant de keerzijde. De droge methode repareren met reparatie papier gebeurt altijd aan de keerzijde. Bij de natte methode grote scheuren in de tekst is dit niet nodig.
Papier scheurt nooit recht af, het scheurt altijd schuin af. Alleen met een mes maak je een rechte scheur!. Wij leggen aan de keerzijde van de te repareren pagina dun reparatie papier (Japans rijstpapier). Dan gaan wij aan de zichtzijde van de pagina de randen van de scheur insmeren met lijm (boekbinderslijm) heel zuinig smeren wij de randen van de scheur en leggen ze voorzichtig op elkaar (lettend op de tekst dat die goed ligt), drukken het geheel dan voorzichtig aan en laten het een uurtje drogen, daarna stabiliseren wij de scheur door middel van met een zachte kwast overlijmen met dunne lijm.
F. De Boekbandrug.
Het nog aan één kant vastzittende deel van de rug moet ik doorsnijden om de rug helemaal los te kunnen maken. Zou ik dit doen, dan wordt het erg moeilijk om het nieuwe leer onder de rug te krijgen en erg instabiel. Een andere kant van de zaak is, dat als het boek klaar is, de rug niet meer in het midden zal zitten, bij het doorsnijden moet ik vooral oppassen niet door de touwen te snijden.
De dikke kartonnen waar het rugleer opgeplakt is, moet ik in dunne laagjes afpellen. De moeilijkheid is echter, dat de valse ribben geplakt zitten en dat laagje karton met de ribben heb ik nodig om op de rug onder het nieuwe leer te plakken. Hiervoor moet van pakpapier een zogenaamde holle rug gemaakt worden om het geheel goed te laten scharnieren en het leer op de knepen en de rug te ontlasten, zodat het niet weer afscheurt.
G. De Platten, het bekledingsmateriaal.
Het tot op de platten door lopende deel van de leren rug zal verwijderd moeten worden om bij de touwen en het beleg te kunnen komen. In verband met de nieuw aan te brengen linnen strook om het oude beleg te verstevigen. Zie B.
Het kunstleer op de platten (zie D) dat voor 80% los zit, zal helemaal los moeten, aangezien het aan drie zijden helemaal doorgesleten is. Het zal van het plat langs het schutblad los gesneden moeten worden en ook op het voorplat en achterplat moet het langs het beslag los gemaakt worden.
H. Sluiting en beslag.
De sluitingen zijn prima in orde en werken perfect.
Het beslag is ook in prima staat moet alleen goed schoon gemaakt worden.
I. Het schoonmaken van Band en Beslag.
Mag ik u vrijblijvend advies geven??
Maak het beslag (die metalen delen die op de band zitten) indien nodig om het halfjaar schoon met wasbenzine. Matig op een schone doek. De doek om een zacht kwastje doen en goed tussen de krullen van het beslag en om de randen van het beslag. Op het linnen gaat het er niet helemaal af. Het boek is meer dan honderd jaar oud!!
Maak het leer van de rug en het linnen van de platten nooit schoon met gewone was. Neem witte zuur vrije was, ook dit niet vaker doen dan één keer per jaar.
Boekenveilingen waren in het algemeen slechts toegestaan, als er in Rotterdam een erfenis opengevallen of een boedel insolvent verklaard was, of wanneer een gilde-broeder zijn zaken aan kant gedaan had. Van buiten ingevoerde boeken mochten alleen met permissie van burgemeesteren geveild worden.
Om chicanes te voorkomen was bepaald, dat boekverkoopers, die te kennen gaven hun zaken te willen liquideeren, desgewenscht ten overstaan van burgemeesteren onder eede moesten verklaren, dat de boeken hun en niemand anders toebehoorden. Om dezelfde reden was het hun verboden, binnen de vier jaar opnieuw een zaak te openen op hun eigen of anderer naam.
In 1739 werd het gilde van stadswege een plaats boven de groote Beurs gegund voor het houden van de publieke verkoopingen, mits het die ruimte op eigen kosten afschutte.
Het verzoek om een kamer voor het houden der maandelijksche vergaderingen van gildebroeders werd afgeslagen. Men achtte het gilde blijkbaar rijk genoeg om van tijd tot tijd een herberg voor dit doel af te huren.
Het boekverkopers gilde werd te Rotterdam opgericht in 1699. Den tweeden April van dat jaar werd de eerste ordonnantie vastgesteld en 9 Mei daaraanvolgende ontvingen Barent Bos, Paulus van Boekenes, Reijner Doesburg en Jacob van Obdam hun benoeming als eerste hoofdlieden van het boekdrukkers-, boekbinders- en boekverkoopersgilde.
12 November 1701 kreeg de ordonnantie een nadere ampliatie en bij de algemeene herziening der stadskeuren verscheen de ordonnantie in druk, bij Pieter van Waesberghe, ordinaris drukker der stad, 1720. (LINK)
Het eerste artikel bepaalde, dat tot het gilde zouden behooren de neringen van het verkoopen van boeken, papier, pennen, inkt en lak en van het boekbinden, mitsgaders van het drukken van boeken en het gebruiken van de drukpers. Niemand zou deze neringen mogen uitoefenen, tenzij hij lid van het gilde was, op een boete van 25 gulden.
Voorname boekhandelaars konden echter met goedvinden van Burgemeesteren van het gilde-lidmaatschap worden vrijgesteld. Alleen burgers werden in het gilde opgenomen, terwijl voor alle nieuwe leden een werktijd van vier achtereenvolgende jaren, bij éénzelfden meester doorgebracht, vereischte was.
Bovendien moesten zij een proef doen; deze was van tweeërlei aard, één voor de boekbinders in het algemeen en één voor hen, die van het vergulden hun bedrijf wilden maken. De eerste hield in: het binden en opmaken van het begin tot het einde toe van een grooten bijbel in folio, in juchtleer, met houten borden, verder van een boek in folio overtrokken met een hoornen band, en van een boek in kwarto met prenten, in gewonen hoornen band.
De verguld-proef daarentegen bestond in het binden en opmaken van een bijbel in folio en een klein bijbeltje, in't chagrijn verguld, alsmede in het vergulden van een gewoon hoornen boek van buiten op het perkament.
Het entreegeld bedroeg voor vreemdelingen d. w. z. voor hen, die geen geboren burgers waren, 36 gulden, voor inboorlingen 18 gulden en voor zoons van gildebroeders 9 gulden.
Veilingen van boeken mochten slechts onder zekere voorwaarden gehouden worden, namelijk alleen van boeken van een erfhuis, van een insolventen boedel of van een inboedel van een gildebroeder, die zijn zaken aan kant deed.
Voor publieke veilingen van boeken buiten de stad moest aan het gilde steeds tien gulden worden betaald. Niemand, zelfs geen gildebroeder, mocht met boeken, papier, pennen, inkt of lak "omloopen", op boete van zes gulden en verbeurte van de geleurde waren.
Om de concurrentie van buiten te weren, werd bepaald, dat geen vreemdeling aan particulieren boeken mocht verkoopen. Zelfs zij, die ter gelegenheid van de vrije jaarmarkt met boeken op de markt hadden gestaan, moesten 's Zaterdags daarna, vóór zonsondergang, reeds weer opbreken.
Wanneer de gildebroeders het met elkaar te kwaad kregen, mochten er geen scheldwoorden vallen, op boete van drie gulden. En wanneer zij zich zoo zeer te buiten gingen, dat zij de hoofdlieden tijdens de uitoefening hunner functie uitscholden, dan werd de boete tot zes gulden verhoogd, altoos onvermindert swaerder correctie of straffe na gelegentheyt der zake.
Dan volgen in de ordonnantie de gewone bepalingen betreffende de leerlingen en de jaarlijksche contributie. Voor het verkiezen van de hoofdlieden werden al de gildebroeders en gildezusters ter vergadering en ten maaltijde opgeroepen. Wie niet aan den maaltijd wilde deelnemen, kon zich verontschuldigen door betaling van vijftien stuiver aan den gildeknecht.
De hoofdlieden ten getale van vier werden elk jaar voor de helft vernieuwd, op nominatie van een dubbeltal aangeboden aan Burgemeesteren, met verzoek daaruit twee te willen kiezen. Zij vergaderden elken eersten Maandag van de maand en op andere tijden, wanneer een gildebroeder dat verlangde.
Deze ordonnantie, die 26 Januari 1720 na voorafgaand klokgelui van het Raadhuis werd afgekondigd, schijnt zoo goed gewerkt te hebben, dat in den loop der eeuw geen enkele aanvulling of herziening meer noodig bleek.
Het Stadhuis van Rotterdam in 1675
Vooral wat betreft de concurrentie van buiten, werd streng aan haar de hand gehouden en bij de minste overtreding bij Burgemeesteren beklag ingediend.
3 Mei 1707 geven de hoofdlieden kennis, dat de boekverkooper Yvans een auctie zal houden van boeken, naar alle apparentie van ouyten de stad, zonder dat het gilde nog het verschuldigde bedrag ontvangen heeft. En omdat voor een dergelijke auctie steeds toestemming van Burgemeesters vereischt was, werd er in hunne resolutiën telkens gewag van gemaakt:
12 Juni 1709 bijv. van de veiling der bibliotheek van ds. Van der Kemp van Stad aan 't Haringvliet,
26 Februari 1710 van een boekverzameling van Delfshaven,
8 Juli 1710 van eene van Nieuwkoop enz. enz.
Eveneens hadden zij dikwijls de handen vol werk, om de steeds meer opkomende geschillen tusschen de leden van het gilde en de oude-boekenkramers bij te leggen.
Maar ook overigens hielden Burgemeesteren veel contact met de boekdrukkers en boekverkoopers. Telken male hooren wij van een ingrijpen hunnerzijds in druk- en uitgave-aangelegenheden.
6 Aug. 1715 verleenen zij Abraham Hovendael, den kerkeraadsdienaar, het uitsluitend recht om de lijsten van predikbeurten te mogen drukken,
25 April 1716 wordt Reynier van Doesburg gemachtigd tot het drukken van den Heidelbergschen Catechismus gedurende een tijdperk van vijftig jaren,
12 Maart 1738 geven Burgemeesteren oftrooi aan Nicolaas Topijn om zeker boekje te mogen uitgeven,
16 Aug. 1737 daarentegen verbieden zij, op verzoek van den Franschen gezant, den boekdrukkers binnen deze stad, om het boekje van den Parijschen raadsheer Mongeron over de mirakelen van den heiligen Paris te herdrukken en zoo
12 Aug. 1740 eveneens, om te drukken of te verkoopen het boekje, dat sinds eenigen tijd zooveel beweging had veroorzaakt, namelijk Ziels eensaeme meditatiën, met alles wat er voor en tegen geschreven was.
Ook de lotgevallen van Dirk van der Reyden, die in 1795 het Burger- en Boerenpraatje uitgegeven had, getuigen er van, dat de magistraat in deze zaken stem in het kapittel had. Genoemde boekverkooper toch werd wegens die uitgave gevangen genomen en den 8sten Januari van het volgend jaar uit de stad gebannen, terwijl dadelijk daarop zijn medegildebroeders, niet zeer broederlijk, last gaven tot sluiting van zijn winkel en daardoor de geheele zaak te niet deden gaan, ofschoon zij die, zooals het slachtoffer zelf meedeelt, zeer goed voor hem hadden kunnen aanhouden.
Een kwestie van veel belang voor het boekverkoopers-gilde was de plaats, waar zij hunne verkoopingen zouden houden. Van ouds hadden zij dat steeds gedaan in hunne huizen zelf; maar daar zij meerendeels vrij nauw behuisd waren, ontbrak veelal de gelegenheid om den koopers een behoorlijke zitplaats te verschaffen, waerdoor de Fatsoenelijcke menschen wederhouden werden te komen.
En dat niet alleen, maar in den winter kwam meer dan eens door de hooge vloeden het water in de voorhuizen, waar de verkoopingen gehouden werden, zoodat tal van boeken totaal bedorven raakten. Daarom rekwestreerden de hoofdlieden van het gilde 2 Maart 1739 aan de Vroedschap om hun een plaats voor hunne boekverkoopingen in een stadsgebouw te willen afstaan, evenals dat in andere steden reeds het geval was: in Delft op de kamer van het St. Lucasgilde, in Haarlem op het Prinsenhof, in Den Haag op de zaal van het Hof en in Utrecht op het Zegelhuis.
De Vroedschap vond het verzoek billijk en stond 13 April 1739 een plaats boven de Groote Beurs af ten westen van den opgang aan den Visschersdijk. Maar de kosten van inrichting kwamen ten laste van de gildeleden zelf en zij mochten er geen vuur en licht hebben en niet rooken of eenige andere onordentelijkheden plegen.
Enkele jaren later, 13 Febr. 1756, werd het Reglement op het gebruiken van de auctiezaal boven de Beurs door Burgemeesteren goedgekeurd.
Niet in alle opzichten evenwel hadden de gildebroeders hun zin gekregen. Met een auctiezaal hadden zij tevens een vergaderplaats voor hunne hoofdlieden aangevraagd. Tot nog toe hadden dezen meestal in de een of andere herberg vergaderd, 't geen niet alleen seer kostelijck voor haer lieder gilde viel, maar ook seer onvrij was.
Redenen waarom zij bij de magistraat ook hierin dringend voorziening hadden aangevraagd. Doch zij kregen nul op het rekest en zoo vergaderden de hoofdlieden in 1742 nog bij Van Lee en bij Gadewege, huurden zij in 1744 een vergaderkamer voor f 40 per jaar, welke huur in 1748 tot f 18 werd verlaagd en toen, naar het schijnt, voor een kamer in het huis van den gilde-knecht besteed werd, terwijl van 1750 af weer geen kamerhuur in de rekening verantwoord wordt en men dus toen blijkbaar weer elders bijeen kwam, in 1788 o.a. in de herberg St. Lucas, in 1792, behalve daar, ook in het Groot Schippershuis, in 1795 nog eens weer in de Maréchal de Turenne. (link naar ons Herbergen van Rotterdam verhaal)
Van het archief van het gilde is, onbegrijpelijk genoeg bij menschen, aan wie het bewaren van boeken bij uitnemendheid moest toevertrouwd zijn, zeer weinig overgebleven. Het Archief der Gemeente bezit althans alleen het rekeningboek 1699-1812. Jammer is het, dat alle andere stukken zoek zijn geraakt.
Uit de notulenboeken toch zou men waarschijnlijk tal van merkwaardige zaken kunnen vernemen, bijv. uit het verslag van de extra-ordinaire vergadering van 1717 over den Rotterdamschen courantier en van die in 1730 in de Maréchal de Turenne gehouden over het conceptplakkaat op den boekhandel.
Of zou het niet interessant zijn om te hooren, wat de boekverkoopers in hunne vergadering van 1733 over de bekende zaak van de Keurdigten te berde gebracht hebben?
En ook, wat er besproken werd in de vier vergaderingen tot het opmaken van de Remarques over het exhibitium wegens Mijnheeren van den Hove wegens het bepaalen van de vrijheid van de drukpers?
Overigens schijnt het gilde aan kostbaarheden niet rijk geweest te zijn. Er was, zooals uit het rekeningboek blijkt, een gildekist, maar ook deze is verdwenen.....
En evenzoo het zilveren gildeboekje, waarin de namen der hoofdlieden werden opgeschreven, dat in 1700 door den zilversmid Bezoet voor de som van ruim 33 gulden geleverd werd en eenige jaren lang in handen van de achtereenvolgende kassiers overging, doch 25 Aug. 1723 bij taxatie voor 20 gulden aan Nicolaas Topijn verkocht werd.
Met den Franschen tijd brak voor het gilde een tijdperk van grooten achteruitgang aan. In 1796 werd voor het in stand houden der gilden ook door het boekverkoopersgilde nog een zeker bedrag uitgegeven, maar het was tevergeefs.
Terwijl in 1811 de inkomsten nog f 143 bedroegen, waren deze in 1812 reeds gedaald tot f 38. En wel werd in dat jaar nog bijgedragen in de kosten van het presenteeren van een rekest aan Z. M. den Koning (sic), doch ook dit had geen uitwerking.
De laatste rekening van het gilde wordt in Mei 1812 afgelegd door de gewezen commissarissen P. van Dijk en Jacobus J.Thompson en sluit met een batig saldo van f 2.11.
Een nieuwe tijd was aangebroken. De Fransche wetgeving had bij Keizerlijk decreet van 5 Febr. 1810 ook een reglement op het boekdrukken en den boekhandel vastgesteld en voortaan werd de vergunning om dat bedrijf uit te oefenen niet meer door het gilde, maar door den directeur-generaal van de drukkerij en den boekhandel gegeven.
Een dergelijk brevet aan Sr. Jean Baptiste Martinot verleend, gedateerd 1 Januari 1813, bevindt zich nog in hef Archief der Gemeente.Voor ons verhaal over de geschiedenis van de Beurs van Rotterdam, klik je even HIER
Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site, een kleine selektie slechts.... |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|