(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
We ontvingen de volgende vraag :
Ik ben op zoek naar meer informatie over het Schildt van Vranckrijck dat in de 17e / 18e eeuw gelegen was aan de Spaanse Kade naast de Admiraliteitshof.
Een deel van het huis is nog net te zien, uiterst links op de prent van R.de Hooghe, ook te zien op uw website. Mijn voorvader Job van Heel werd omstreeks 1717 eigenaar van het pand.
Paul van Heel
De genoemde prent zal deze moeten zijn (link):
Admiraliteitshof of Zeekantoor van de Admiraliteit van de Maeze
Haringvliet, hoek Spaanse Kade
gebouwd in 1644 op de plaats van het Prinsenhof
rechts de brug over het Haringvliet en de Ooster Oude Hoofdpoort (link)
En deze emiel is dus een mooie aanleiding om iets te doen aan de Herbergen van Rotterdam, maar we beginnen natuurlijk met Herberg Schildt van Vranckrijck, waar waarschijnlijk ooit Spinoza heeft gelogeerd, maar dat heeft Aad niet meer zoo snel terug kunnen vinden in al zijn boeken. Wel natuurlijk dit (link):
De Spaanse Kade dankt haar naam trouwens aan de doorreis van de Spaanse markies Ambrosio Spinola (1569-1630). Spinola werd op 31 januari 1608 met een groot gevolg en met andere onderhandelaars over het 12-jarige bestand in de 80-jarige oorlog, op doorreis van Dordrecht naar Den Haag door het Rotterdamse stadsbestuur plechtig ontvangen en ingehaald. Hij kwam over het ijs en zette op het Hoofd of Oude Hoofd het eerst voet aan wal. Dit gedeelte van het Oude Hoofd werd vanaf omstreeks 1637 Spaansekade genoemd.
Aan de doorreis van Spinola dankte Rotterdam het huis met de mooie naam "De Gecroonde Spinola" op de hoek van de Spaansche Kade
De Roobrug over de Nieuwe Haven en de Spaansche Kade met het huis 'De Gecroonde Spinola'
Wat hebben we gevonden over Herberg Schildt van Vranckrijck : geen platen, maar wel een klein beetje tekst :
Uit een reisverslag uit 1617 :Van Constantijn Huygens, een gedicht uit 1660 :
Te 2 uur in den nacht kwamen wij in Rotterdam, de vaderstad van Erasmus. Wij werden geleid naar het Schild van den Koning van Frankrijk, een zoo eervolle plaats, dat wij vorsten leken, wat ook behoorlijk was.
De stad is heel groot, oud en mooi, heeft een zeehaven en sterke poorten aan de landzijde. Het is verwonderlijk zoo breede kaden en zoo diepe grachten te zien, waarin schepen van 1000 ton binnenvallen met den voorsteven op het land, zooals te Venetië de groote gondels.Op het internet hebben we dit gevonden over een Schild van Vranckrijck in Amsterdam :
Elck riep om 'tseerst, Kijck hier, Mevrouw, Mevrouw, kijck daer;
Kijck, watte Straten, watte Winckels! all voll Waer:
Dat's eerst een Rotterdam: siet Havens, en siet Kaeyen,
En watter woelens is: wij sullen strax eens draeyen,
En siender noch vijf ses, al van den selven slagh.
Laet prachtigh Amsterdam all roemen wat het magh:
't En heeft 'er suicke geen'. Kijck, hier is 't Schip gesoncken;
Daer lagh het malle Schip : 't Voorhout daer wy me proncken,
Zijn dese Boompjes: Kijck men ginger door te voet
En 't wasser wel; maer 't Haeghsch docht sommighe allsoo goet
Kijck hier, Mevrouw, kijck daer, Mevrouw; nu hier, nu ginder,
Nu weer wat achterwaerts, wat meer op zij, wat minder;
Daer siet ghij 't oude Hoofd, daer d'Admiraliteit,
Hier 't Schild van Vranckrijck daer m'om geld eet, als men 't heit;
Daer siet gh'ons' groote Kerck, met onsen dicken Toren,
Vrij wat rechtsinniger als weinigh tijds te voren.
Dit 's Rotterdammer Merckt, en 't Paepje dat daer staet,
Erasmus zaliger, siet sijn versuft gelaet;
Hy staet en mijmert en vergeet sijn blad te keeren.Oude hotel / herberg namen in Rotterdam zijn o.m. :
Eenige jaren gheleden, logeerden eenighe Fransche Edel-lieden t' Amsterdam, in't schildt van Vranckrijck, op den Dam, en als sy al 6. a 7. hondert guldens verteert hadden, en garen vertrecken wilden, so sprack de Waard haer aen om gelt, maer zy geen geldt hebbende, seyden, dat zy alle uuren geldt van Angulesme verwachten, en seer verdrietigh waren, dat het niet quam, alsoo zy om saecken van ghewicht, over een dagh, of twee ten langhste, moesten vertrecken.
Den Waard, en zy-lieden, dan wachteden met verlangen, maer vergeefs, eyndelick, dewijl d'Edel-lieden voort moesten; lieten een scheydmael aenrechten; en over 't selve wacker de Wijn schencken, om 's avonds alsoo met vreughde naer de stadt Goude te vertrecken. Den Waard, onder-tusschen in duysent ghedachten, niet wetende, wat hy soude doen, laet ten lesten een Schout met twee dieve-leyders halen, om, als het ten quaedtsten wilde, de selve tot sijn hulp te ghebruycken. Den Waard nu, boven komende, vraeghde weer, als voren, om geldt, maer kreegh het oude bescheydt, wy hebben gheen geldt, ghy moet ons voor dese reys borghen, tot ons gelt over-komt, wilt ghy ondertusschen een Obligatie hebben, die kunt ghy krijghen. De Waard seyde weêrom: ghy sult my van avont gelt gheven, of ick sal u laten in gyselingh setten. Doe wat ghy kunt, seyden sy wy sullen desgelijcks doen. Den Waard haelde hier op de Schout met sijn Dienaers boven, en als de selve boven quamen, schoncken sy hem lustigh de Wijn, en de Waard van ghelijcken, Vattende haer eyndelick by de hant, en sprongen lustigh met haer rondom. En als de Waard echter van gelt sprack, begonden zy te singen: Falalderala, Falalderala, kort, zy wisten van geen gelt geven; maer maeckten den Waard en de Schout half beschoncken.
Als den Waard nu met de Schout raedslaeghde, watse best hier in doen souden: sey den Schout: Ick kan niet anders sien, of dit zyn fatsoen'licke lieden, van goeden huyse; my dunckt, ghy soud best doen, dat ghy haer liet passeeren; zy sullen u het geld niet soecken t' onthouden, en soo ghy haer in gyzelingh set, sult ghy noch veel onkosten doen: want zy sullen niet slecht ghetrackteert willen zijn.
Kort, den waard liet hem bepraten, en de Gasten vertrecken. d'Edellieden nu hadden een contract gemaeckt met een Kruyer: dat hy haer bagagie aen de Schuyt soude brengen mids, dat hy daer voor een Ryxdaelder, en een Kan-wyn, soude hebben. Als de Kruyer nu het goet altemael aende Schuyt gebracht had en den Ryxdaelder eyschte, kreegh ten antwoordt, dat hy de Kan-wyn en de Ryxdaelder van de Waart soude ontfanghen: De Kruyer, denckende, dat sulcke luyden haer aen gheen Rijxdaelder souden laten kennen, ging naer de Herberge, en daer komende, liet een Kan-wijn tappen, de selve uytgedroncken hebbende, eyste van den Waard de Rijxdaelder. Deese, wat vreemt kykende, seyde, ik weet van geen Rijxdaelder, ghy moet my twaelf stuyvers voor myn wijn geven. Wel, sey de Kruyer, het volck, dat ghy ghehadt hebt, heeft my hier ghewesen om mijn Kruy-gelt hier te halen. Laet dan, sey de Waard, u met de munt betalen, daer se my betaelt hebben; vattende hem by de handt, en sprong en song van Falderala, Falalderala, &c. dat seyde hy, is hier van avont geldt; geeft ghy slechts my slechts twaelf stuyvers, voor de wijn. De kruyer hier op songh mee: van Falderala, Falalderala, &c. seggende is dit hier avondt gelt, soo sijn wy dan nu betaelt.
Scheydende alsoo met dese troost van elckander. Evenwel, 3. a 4. Maanden hier naer, quam'er een Persoon by de selve Waard, met een wissel van 900. guldens, tot sijnen laste; seggende, dat hy uyt Vranckrijck quam. De waard, slecht kykende, seyde ick ken geen menschen in heel Vranckrijck: Den ander, niet langh veynsen konnende haelde 900. guldens aen gout uyt sijn sak; seggende krijght nu oock kennis, ha! ha, riep den ander; nu weet ick waer ghy heen wild, dit sal het gelt sijn, van die Edellieden, die over eenige weecken tot mijnent sijn gelogeert geweest. Dit komt my zeeker onverwacht ter handt. Den ander seyde: daer is noch een Rijxdaelder voor een Kruyer, en twaelf stuyvers voor een kan wijn die hy gedroncken heeft. Zeer wel, seyde de Waardt, grooten danck: ick Zal de kruyer het sijne geven, maer hoe quaat sy hier over sijn geweest, geef ik den Leser te denken.
- Romein
- Rust Wat
- Badhotel
- Twee Dubbele Sleutels
- Du Pays-Bas
- Hof van Holland
- Schild van Vranckrijck
- Engeland
- Zwijnshoofd
- Le Marechal du Turenne
- St. Joris
- Papegay
- Nieuwe Nadorst
- St. Lucas
- Victoria
- Leygraaff
- Maashotel
- Weimar
Wat we hebben gaan we laten zien of over vertellen, bijvoorbeeld dit :Helaas alleen een prent van Stadsherberg De Romeijn :
Om zoveel mogelijk tegen te gaan dat het verbod van tappen, bakken en nering doen, dat gold voor de naaste omtrek van de stad, werd overtreden, werden bepaalde herbergen geprivilegeerd als zgn. stadsherbergen.
In 1645 waren er vier: aan het Amsterdamse buitenveer of Strooveer-Rotte (St.Joris), bij de Delftse Poort (De Romeyn), bij de Oostpoort (De Papegay) en bij de Goudse Poort. In 1650 kwam daarbij De Nieuwe Nadorst aan de Binnenweg.
Zie voor de stadspoorten dit verhaal op onze site
Na voltooiing van het Eerste Nieuwewerk in 1702, werd in 1705 besloten bij het Ponteveer op Katendrecht (de tegenwoordige Veerhaven) nog een stadsherberg te stichten. In 1714 werd deze al weer door een nieuwe stadsherberg op de hoek van de Houtstraat of Houtlaan vervangen.
Na in de 18de en 19de eeuw verscheidene keren in andere handen te zijn overgegaan, werd ze in 1826 eigendom van Hendricus Wilhelmus Leygraaff. De familie Leygraaff exploiteerde de sterk uitgebreide Stads Herberg later onder de naam Hotel Leygraaff, dat een uitstekende reputatie genoot. In 1914 is het hotel verkocht en spoedig daarna gesloopt.
Door de aanleg in 1847 van het Tweede Nieuwewerk (Willemskade en Westerkade) kwam de Stads Herberg verder van de Maas af te liggen.
Het huis In den Rustwat aan de Honingerdijk is in 1597 gebouwd door PieterJansz. Bock, die het verhuurde als herberg. De eeuwen door bleef het als zodanig in gebruik. Tengevolge van dijkverzwaring kwam de herberg geleidelijk aan in de diepte te liggen.
In 1959, toen het gebouwtje de aanleg van de Maasboulevard in de weg stond, is het afgebroken en daarna opnieuw opgebouwd in de tegenovergelegen Perenhof.
1800
Stadsherberg De Romeijn, net buiten de Delftsche Poort
Ervoor de trekschuit naar Delft, aan het huis links naast De Romeijn de vertrekbel
Stadsherberg De Romeijn stond op de plaats waar nu de Hofplein fontein spuit
link
Uit een reisverslag uit 1626 vonden we dit over De Dubbele Sleutels :Uit een reisverslag uit 1806 vonden we dit over Le Marechal du Turenne :
Rotterdam, een belangrijke dicht bij de zee gelegen stad, had de eer ons des avonds te herbergen. De Maas komt er in door vele grachten. Zij heeft breede, aangename kaden, op vele plaatsen nog mooiere dan de Venetiaansche, ontelbare handels- en oorlogsschepen.
Op bevel van den Heer Prins van Oranje werden wij gelogeerd in de herberg De Dubbele Sleutels, waarvan ik wonderen zal verhalen, die toch waar zijn.
Zij heeft vele kamers, voorzien van de fijnste tapijtwerken, zetels, tafels, schoorsteenen, muziekinstrumenten, meubels alleen voor het mooi, maar bovenal schilderstukken, uit de oude en gewone geschiedenis, fantasieën, echte veldslagen, kort geleden gehouden leger-kampementen en andere mooie dingen; onder de zoldering vindt men zangvogels, opgehangen scheepjes, klein van omvang maar groot van kunstvaardigheid, hangende paardjes met beeldjes op het zadel en ander kunstig gemaakte fraaie en welgeplaatste, aardige zaken.
Our hotel Le Marechal du Turenne lay at the bottom of a most beautiful avenue of trees, running parallel with the river opposite to the ferry. Our landlord was very civil, and all his servants spoke French. In the principal apartment was a print of Napoleon in his coronation robes. I afterwards observed similar prints in many other houses in the city.
Many of the principal merchants of Rotterdam have country -houses in these delightful suburbs. I walked along a line of them, and beheld for the first time a specimen of the taste of the Dutch in rural scenery: the gardens, upon a level with the river, and divided from it by a high raised road, appeared to have been all designed by a mathematician; but still their neatness and luxuriance left a pleasing impression on the mind. Upon every gate, or house, a motto indicative of the mind of the owner, or of the character of the place, presented itself - of which the following are specimens.
Vreede in myn Lust Hof (Peace is my garden).
Lust en rust (Hope and repose).
Na by Bruten (????) (Almost out of town).
Ziet op u minder (Look upon those beneath you). N.B. This was inscribed upon a large house that commended some little cottages.
Wel te vreede (Very content).
These inscriptions are seldom used but by opulent tradesmen; amongst the higher classes they are considered to be a little tinctured with vulgarity, though, as I found, they sometimes indulge in them: the villas of the latter are frequently known by names corresponding with those which are applied to the country residences of the superior families in England.
In the morning our luggage was inspected by the proper officers, who gave us very little trouble, and were content with a trifling douceur.
The entrance to the city, towards the river, through the principal gate, called De Nieuwe Hooft Poort, a structure infinitely more elegant than another barrier of this city, called De Oude Hooft Poort, is very handsome.
The immediate transition from the tranquillity of the country to the busy hum of men was very staking: the canals, with their numerous draw-bridges, as we proceeded to our city hotel, the Marechal du Turenne, were lined with vessels of all sorts and sizes; and notwithstanding the war, everyone appeared to be engaged in some active pursuit or another.
Before hostilities began, it was no uncommon circumstance to see between three and four hundred merchant ships, from England alone, lying in these canals and in the Maas; by which a vast commerce is carried on with the greatest facility and eco-nomy, from the centre to the extremities of the kingdom; and as they communicate with the Rhine and other large rivers, all the productions of the earth are conveyed at little expence to many parts of the continent, in a period of tranquillity.
Het Hotel Des Bains, oftewel New Bath Hotel
1850 : fit to receive travellers of distinction
aldus een reclame brochure
Uit een reisverslag uit 1877 vonden we dit over het Badhotel :Van andere hotels vonden we alleen zoiets van : wat een mooi uitzicht, en dat schiet niet op natuurlijk, wie heeft er wat meer tekst dan dit ???
Our destination in Rotterdam was the Hotel des Bains on the Boompjes. The first thing to be observed on entering the room given to me was the pleasantness of the view from its windows. It looked on to the Boompjes.
Below us was the lively, noisy quay, with its long row of evenly-planted trees; all seemingly of an exact size and placed at methodical distance one from another. Dutchmen were passing to and fro, apparently full of life and business; most ofthem betraying an energy ofmanner that reminded one very forcibly of the English. The slow gait and dull look said to distinguish this people were nowhere apparent.
Before us was the harbour, with its multitude of shipping; flags of all nations flying in the breeze. Particulary we noticed the long thin streamers at the masthead, which are never carried by our mer-chant vessels in England, but which bend and curl so gracefully to the wind.
The Maas here is about forty feet deep, so that the largest vessels come close up to the houses. To our left immense engineering works were going forward. A railway bridge spanned the Maas, which here is very wide. It was a magnificent piece of workmanship. But necessity is the mother of invention, and the Dutch are born engineers. If their skill were to fail, or their vigilance to relax, the country would soon be under water, and the sea reclaim its own.
Citaat uit dit verhaal :Boompjes 40.
Het erf van dit huis werd 12 Mei 1649 door den koopman Pieter Mesdach gekocht van den burgemeester Paulus Verschueren voor 4500 gulden. Hij liet er toen een huis op bouwen. Zijn erfgenamen verkoopen het perceel 4 Mei 1685 met de goudleeren behangsels en meubilaire goederen voor de som van 14000 gulden. Later komt het bij erfscheiding aan Jacob Riemersma. Waarschijnlijk heeft deze of zijn zoon Nicolaas het nieuwe huis laten bouwen. Als de curatoren van Nicolaas Riemersma het den 21 sten Mei 1794 voor 40000 gulden aan Barthold Suermondt verkoopen, wordt het omschreven als huis, tuin, koepel of salon en erve, strekkende vóór van de straat tot achter in de Scheepmakershaven.
Het gebouw is daarna als hotel ingericht; in de volkstelling van 1830 komt het reeds als zoodanig voor onder den naam van Bath Hotel of New Bath Hotel (Boompjes A 82); tot 1891 blijft het hotel, daarna wordt het voor kantoren in gebruik genomen en verkrijgt het weldra den naam "Mercurius".
Versiering van een raam boven de deur Boompjes 40. Of de lijnen in het cartouche een monogram vormen, dan wel of ze alleen als versiering bedoeld zijn, is niet uit te maken. In het eerste geval zou de M, die duidelijk te voorschijn komt, aan den 17de-eeuwschen eigenaar Mesdach kunnen herinneren; doch vermoedelijk dateert deze raam versiering pas van de 18de eeuw en heeft zij geen betrekking op den naam van een der achtereenvolgende eigenaren.
Maar van deze hotels hebben we gelukkig wel wat :
Hotel Leygraaff :Hotel Weimar :
1813
Stadsherberg (later Hotel Leygraaff) aan de Veerhaven, het Pontegat
Rechts het veer naar Katendrecht
En daar is dan een prentbriefkaart [van vóór 1905, tramlijn 1 had nog paardentractie] van het Westplein achter de Veerhaven, waar eens, beter gezegd eeuwen lang, het *Pontegat' een schakel in het wereldverkeer was geweest, want vóór de Maas [in 1878] overbrugd werd, kwamen daar de reizigers uit Antwerpen, Brussel en Parij's aan met het veer dat officieel genaamd was:
Waterpassage in den grooten weg der eerste klasse no. 7
De rentmeester van Karel de Stoute had in 1468 al een meikkoetje in dat veer gezien, maar Rotterdam, niet bang voor de hertog die het jaar tevoren Luik nog had uitgemoord en de lijken in de Maas had laten werpen, bracht de zaak voor het Hof van Holland en won.
Daar aan het Pontegat was dus allang een Stads Herberg verrezen, die de verreisde vreemdelingen opving. En dat werd later hotel Leygraaff op de hoek van de Westerstraat [naar rechts] en de Scheepstimmermanslaan [voor u uit].
Een etablissement van klasse, dat toch óók ups en downs heeft gekend! Het sprak vanzelf dat de president van de Zuidafrikaanse Republiek Paul Krüger, op bezoek hier in 1901, bij Leygraaff logeerde. Van daar uit heeft hij in een open calèche met twee paarden zijn triomftocht door de stad gemaakt.
Hij kreeg natuurlijk een apart luxe-appartement in het hotel, maar nu weer even roddelen: hij kon er het stilletje niet vinden, waar hij aan gewend was, en deed zijn plasjes in een hoekje van de salon. Wat wil men: een Boer in hoge nood...
Natuurlijk verloor Leygraaff als Stads Herberg zijn betekenis toen de trein uit het zuiden eenmaal over de Maasbrug het beruchte viaduct op denderde, dwars door de stad.
Leygraaff kreeg overigens in 1855 al een algemener karakter als trefpunt van de uitgaande wereld. Er kwam een grote balzaal, met veel spiegels, een toepasselijke schildering van J. H. van de Laar: Neptunus met zijn najaden, en - voor het eerst in Rotterdam toegepast - elektrisch licht. In die balzaal werden vaak ook concerten gegeven. Muzikaal was Rotterdam wel! Denken we maar eens aan de Hoogduitsche Opera.
We kregen de volgende erg leuke reactie:
Henricus Wilhelmus Leijgraaff wordt op 31 augustus 1798 geboren in Appeldorn, een dorpje vlak bij Calcar, in het Koninkrijk Pruissen, toen onder Franse heerschappij. Hij vestigt zich in 1821 in Rotterdam.
De weduwe van een zekere Spaan verkoopt op 8 november 1826 de Stadsherberg voor 10.000,-- gulden aan H.W. Leijgraaff. Hendrik is in dat jaar getrouwd - 12 juli - met Clasina de Cock, meisje uit een bemiddelde familie. Het hotel is in 1914 verkocht door H.N. Leijgraaff, (05-01-1871 - 31-08-1945) een zoon van Hendrikus Johannes Leijgraaff, oudere broer van mijn overgrootvader Adolf Johannes.
Henricus krijgt van Clasina 7 kinderen. Na de dood van Clasina hertrouwt hij in 1845 met een zekere mevrouw L. van Beest. Hij krijgt nog een zoon, maar die sterft op jonge leeftijd. Henricus is op 16 januari 1878 gestorven.
In het museum Rotterdam zijn twee zaken uit het hotel terug te vinden: een bord met het opschrift "Hotel Leijgraaff" en het familiewapen, dat ik overigens sinds m'n 18e draag, en een houten bord met H.W. Leijgraaff uitgesneden.
H.W. Leijgraaff
Stadsherberg
Logement
Degene die het hotel heeft groot gemaakt wordt op 31.08 geboren en degene die het hotel niet heeft kunnen behouden sterft op diezelfde datum, 147 jaar later.
Toeval?
Hans Leijgraaff
Over Herberg In den Rustwat hebben we al wat op onze site, wat we hier even herhalen en we voegen er nog deze prent aan toe :
Daar is zoveel over geschreven, te veel om op te noemen. Een zeer deftig hotel, bekend tot over de landsgrenzen, aldus wat citaten.
Een bijzonder citaat hebben we wel :
Daar legt boven in een hotelkamer (tijdens WOI), met uitzicht op de Oude Haven, een zekere Professor Masaryk met eenige landgenooten den grondslag voor de Tschechoslowaaksche republiek. Niemand weet het meer.
We kregen hierover de volgende reaktie:
Ik moet u zeggen dat dit niet geheel juist is. Het waren geen landgenoten, waarmee Masaryk sprak, maar de Engelse journalist Seton-Watson.
In deel 5 van de serie DE GROTE OORLOG, uitgegeven bij ASPEKT onder auspiciën van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog, is een 10 pagina groot artikel van mij opgenomen onder de titel MASARYK IN ROTTERDAM. Daarin wordt zijn hele verblijf (twee bezoeken) aan Rotterdam uit de doeken gedaan.
Gert Andeweg
We laten een paar prenten zien, waaruit je kunt afleiden hoe de hoek Spaansekade Haringvliet is gewijzigd in de loop der jaren :
Admiraliteitshof of Zeekantoor van de Admiraliteit van de Maeze
Met dus links waarschijnlijk Herberg Schildt van Vranckrijck
Haringvliet, hoek Spaanse Kade
gebouwd in 1644 op de plaats van het Prinsenhof
rechts de brug over het Haringvliet en de Ooster Oude Hoofdpoort (link)
Uit ons De 0,5 meter plankbrug van Rotterdam verhaal deze 3 foto's :
1882
De Koningsbrug met de vier leeuwen
Links op de hoek aan de overkant het Zeekantoor van (ooit) de Admiraliteit van de Maeze
LINK 1
LINK 2
Hotel Weimar op de hoek van de Spaanse Kade en het Haringvliet (rechts)
links op de foto Plan C
de brug is natuurlijk de nog steeds bestaande Spanjaardsbrug
Rechts de Spanjaardsbrug weer, met op de hoek Hotel Weimar
en natuurlijk een mooie inkijk in het Haringvliet
Hotel Victoria : uit ons Pincoffs verhaal nog deze foto met tekst :
1784
Herberg In den Rustwat, gebouwd in 1597
Gezicht op den Hoogendijk (Honingerdijk) buiten de Oostpoort
bij de Verfmolen de Zonnebloem
Toen in een van Gerard Martens verhalen Herberg In den Rustwat opdook, herinnerde Aad zich ineens iets over deze herberg wat hij ooit gelezen had i.v.m. Bossu en jawel hoor:
In 1864 werd ter gelegenheid van de herdenking van de inname van Den Briel in Rotterdam het toneelstuk van W N. Peijpers 'In Duyzend Vreezen, of de Spanjaarden in Rotterdam' opgevoerd.
En wat zien we... het eerste bedrijf speelt zich af in herberg 'In den Rustwat'. Waard Dirk Pieterz en zijn dochter Klaerke speelden in het stuk een belangrijke rol.
In den Rustwat
De Rustwat was volgens Peijpers die dagen zeer in trek; waard Dirk Pieterz beschikte dan ook over een 'benijdenswaardigen voorraad Hollandsche munt'. Tot zijn klantenkring behoorden polderjongens, schippers en stedelingen.
Ook de Spanjaarden, die in het nabij gelegen slot Honingen waren gelegerd, en zelfs de Geuzen hadden de weg naar zijn kroeg gevonden. Zij allen kwamen niet zozeer voor 'een goede kroes wijn' of een verfrissende hoep bier', menigeen bracht zijn penningen bovenal naar De Rustwat om 'bij de minzaam toegereikte kroeze een lieven blik van het hupsche Klaerke te mogen ontvangen'. Klaerke, de lieftallige achttienjarige dochter, was een schone brunette, bevallig gekleed, met bekoorlijke ogen en zachtkleurige wangetjes.
Peijpers begint zijn verhaal op de middag van de achtste april 1572. Er scheen een heerlijk lentezonnetje. Het was rustig in De Rustwat. Bij gebrek aan klandizie was Klaerke in het achterhuis wat aan het rommelen. Ze besefte op dat moment nog niet hoeveel klanten er in aantocht waren.
De eersten waren al zeer nabij. Drie 'kloeke' mannen roeiden hun jol over de Maas en stevenden recht op De Rustwat af. 'Jan van der Laan, Gerrit Sebastiaanz en jan Syvertz. Drie helden van Den Briel!', riep Klaerke toen ze hen in het oog kreeg.
Vrolijk, maar vol verbazing, stormde ze op de mannen af, 'wier heldendaad van vóór zeven dagen hen vooral in het oog eener achttienjarige maagd boven velen verhief' ' Weldra bleek dat de Geuzen dit keer niet voor de drank of voor de gezelligheid naar de herberg waren getogen, noch voor de 'lieve deerne'. Hun komst hield verband met gewichtiger zaken. Bossu, vertelden ze, is in aantocht en Rotterdam moet worden gewaarschuwd, en wel zo spoedig mogelijk.
Volgens Peijpers zou waard Dirk Pieterz daarbij tegen wil en dank een hoofdrol hebben gespeeld. 'Den angstigen benarden huisman, voortgejaagd en het gevaar ontvlugtende dat hij daardoor in de armen loopt, vreezende voor zijn zaamgespaard geld en dochter, eenvoudig maar listig in den nood', bracht Geus jan van der Laan in zijn rijtuig naar de Oostpoort. Mede dankzij hem kwam het volk in verzet en konden de Spanjaarden de stad eerst niet binnendringen.
Voor de 'deerne' Klaerke was een veel romantischer rol weggelegd. Terwijl haar vader weg was, raakte zij in vuur en vlam voor een van haar beschermers, de dappere Geus jan Syvertz, op wie ze allang een oogje had. Hij bood haar bescherming toen de eerste Spanjaarden, kort na het vertrek van de waard, de herberg binnentraden en haar lastig vielen. 'Ik beloof niemand anders trouw dan u, Jan', sprak ze nadat de Spanjaarden weer vertrokken waren. Enkele maanden later traden Klaerke en Jan in het huwelijk.
Hun geluk was van korte duur: nog geen jaar later sneuvelde Jan Svvertz voor de eer van het Vaderland op Ameland. 'In Duyzend Vreezen' van W.N. Peijpers is een draak van een verhaal en het zou hier ook niet zijn gememoreerd als het niet zo sterk tot mythevorming heeft aangezet. Blijkbaar is het stuk indertijd met zoveel succes opgevoerd en heeft het menigeen zo sterk tot de verbeelding gesproken, dat het verhaal een eigen leven is gaan leiden. Degenen die het navertelden, lieten op hun beurt de fantasie de vrije loop.
In het stuk van Peijpers ontkomt De Rustwat aan de Spaanse terreur; er waren slechts enige kannen stuk geslagen. In het boekje 'Oostelijk Rotterdam, Kralingscheveer en Capelle aan den ijssel' uit 1940 weet J. Verheul Dzn te melden dat de Spanjaarden na de slachtpartij in de stad zich vervolgens 'In den Rustwat' ophielden; ze zouden er veel hebben vernield. Vrijwel elk tijdschrift en elke krant die aandacht aan De Rustwat schenkt voegt er meer of minder pikante details aan toe.
Zo staat in 'De Toeristenkampioen' van 1942 dat de Spanjaarden er met 'ruw geweld' een bloedbad aanrichtten, waarbij ook veel van het interieur werd vernield.
Volgens een schrijver in het blad 'Het Timmerhuis' hadden 'wrede en misdadige benden' Spanjaarden, die in april 1572 hun intrek in de herberg hadden genomen, er 'op gruwelijke wijze huisgehouden en veel vernield'.
Wat er met Dirk Pieterz en Klaerke is gebeurd is hem eveneens bekend: 'De toenmalige kastelein en diens dochter wisten te vluchten naar hun vriend in Rotterdam, een wolhandelaar, die in het huis woonde op de hoek van het Hang en de Grotemarkt.'
Wat is er waar van al deze verhalen? Heeft de herberg onderdak aan de Spanjaarden geboden, heeft de waard de Rotterdamse burgers gewaarschuwd voor het naderende gevaar, is Klaerke met de door Alva gebannen Jan Syvertz gehuwd geweest, is Klaerke verkracht of gevlucht, zijn er kannen stuk geslagen of is het interieur vernield?
Alle verhalen zijn van A tot Z verzonnen: de herberg 'In den Rustwat' bestond toen nog niet! Pas in 1596 kreeg Pieterjansz. Bock van de Hoogheemraden van Schieland toestemming te mogen 'doen maecken ende timmeren een huys, schuyer ende barch' op een stuk buitendijks gelegen land dat hij op 9 april (sic!) van de Heilige Geestmeesteren had gekocht. Blijkens de gevelsteen was hij in 1597 met de bouw gereed. Maar zit er dan toch geen kern van waarheid in het verhaal, al is die nog zo gering?
Bestaat er geen enkel verband tussen De Rustwat en de Spaanse tijd? Inderdaad zijn de Spanjaarden ongeveer op de plek waar later De Rustwat verrees aan land gegaan, waarna ze te voet naar de Oostpoort optrokken. Er is echter geen enkel bewijs dat er zich toen al een herberg of enig ander bouwsel op of nabij die plek bevonden heeft.
Een duidelijker verband met De Rustwat en de strijd tegen de Spanjaarden moeten we twee jaar later zoeken, in de maanden van het Leidens ontzet. Tijdens de verplaatsing van het gebouwtje in 1960 bleek De Rustwat gebouwd op een zeer oud stenen fundament dat de architecten voor raadsels stelde. Een groot deel van het gebouw bleek zo diep gefundeerd te zijn, dat zich op een diepte van twee meter nog steeds muurwerk bevond.
Wat bleek?
De rivierkant van de Schielandse Hoge Zeedijk, die aan het eind van de dertiende eeuw is aangelegd, is van oudsher op kwetsbare plekken beschermt geweest door stenen muren. Ten behoeve van Leidens ontzet, toen de dijk op verscheidene plaatsen is doorgebroken, moesten die muren eveneens worden gesloopt.
Na felle protesten van de ingelanden van Kralingen en Capelle over de staat van de dijk na het ontzet, werd er in 1579 een nieuwe stenen muur met een hoogte van twee à tweeënhalve meter en een dikte van drie à vier Ijsselstenen gebouwd.
Pieter jansz. Bock en zijn financier Gerrit Huygensz. kregen bij de bouw van De Rustwat toestemming in de dijk te graven 'omme die steene fondament daerin te leggen'. Daarmee werd vermoedelijk een nutteloos stuk oude muur bedoeld, dat tijdens het Leidens ontzet was gesloopt om de dijk door te kunnen steken.
In den Rustwat (2001)
We houden ons aanbevolen voor meer...
Het Willemsplein in 1875
Pincoffs heeft hier tot 1879 gewoond, links van het Victoriahotel (gebouwd in 1868, brachten veel gasten van Pincoffs de nacht door)
via de Stokkenbrug rechts liep Pincoffs naar de Leuvehaven
In dit verhaal kun je trouwens lezen welke Koninklijke Gasten er allemaal in de 19e eeuw de nacht in Rotterdamse hotels hebben doorgebracht.
Heel veel later vonden we ook nog dit, uit deze verhalen cyclus :
De Hotels in Rotterdam voordat de boot vertrekt
Over Grand Hotel Coomans in Rotterdam hebben we maar een apart verhaal gemaakt:
We kregen de volgende reaktie:
Uw verhalen over de Patriotten in Rotterdam en over de volkslogementen in Rotterdam heb ik met interesse gelezen.Misschien hebt U iets aan het volgende:
In de testamenten en boedelscheidingen van zowel Govert Jacobs van Velthoven (1700 – 1782) als van zijn zoon Gerardus Johannes van Velthoven (1742-1792) is sprake van “twee huizen, staende en gelegen aan de noordzijde van de Hoogstraat binnen deze stad, zijnde genaemd de Oude Swaen, strekkende voor van de straat tot agter aan de agtergevel van de huyzen syaande op de melkmarkt”. Govert was logementhouder.
Het lijkt dus dat het hier om een ontbrekend volkslogement uit Uw lijst gaat. Maar bovendien , en dat maakt het voor mij interessant, staat dit logement ergens in de gevelrij die op de prent van Dirk Langendijk is te zien.
Historische plattegronden brengen mij tot die stelling.
Mocht iemand meer over dit logement en zijn bewoners te weten komen dan houd ik me aanbevolen.
Gery M. Van Veldhoven
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|