(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Ooit hebben we al een Nieuwjaarsgroet laten zien van o.m. een klapwaker van Rotterdam:Maar in dit verhaal gaan we het hebben over de klapwakers van Rotterdam, niet alleen Brandweerman, maar ook gedeeltelijk belast met het toezicht 's nachts op de Openbare Orde....
En ook hebben we een Nieuwjaarswens uit 1801 van de Lantarenaanstekers :
Door ons, die als de nacht, ontbloot van glans en duister
Het Halverond omkleed met naar en aaklig duister
Het nutt' Lantaarenlicht doen branden 't zyner tyd
Door ons word weer aan U een Zegenzang gewijd
Daar 't oude Jaar verdween en 't Nieuwe wordt omslooten
Ontvang dan Achtbren Raad en verdre Stadgenoten
Van 't volkrijk Rotterdam, ontvang, Deugdrijken Stoet
Dus d'ongeveinsden wensch van ons opregt gemoed
En ook in 1871 kwamen de Lantarenaanstekers met een Nieuwjaarswens aan de deur :
Voor het nachtelijk toezicht op wat zich binnen de muren van Rotterdam afspeelde, was een speciaal gilde ingesteld van zogenaamde klapwakers.
Er waren twee commissarissen, en een aantal klappermannen en noodhulpen. Om in het gilde in te treden moest men tussen de vijfentwintig en de vijfenveertig jaar oud zijn. Elke nacht moest er door de helft van de klapwakers worden gewaakt.
Elke wijk moet werden bedient bij twee tegelijk, benevens malkanderen ommegaande.
De bewapening bestond uit een halve piek en een sabel. Om tien uur 's avonds moesten de dienstdoende klapwakers in de wachthuizen zijn: in de zomer tot drie uur en in de winter tot zes uur de ronde doende. Ze moesten elk hun wijk trouw doorwandelen zonder enige straten over te slaan. Daarbij moesten zij telkens op de klap slaan en iets roepen.
Als een klapwaker met moeilijkheden geconfronteerd werd, die hij alleen of samen met zijn maat niet aan kon, dan moesten op een sein de andere klapwakers te hulp schieten. De essentie van hun taak wordt weergegeven in artikel 28:Tegen te grote commotie werden zij niet verondersteld opgewassen te zijn, want wanneer zij enig oproer of samenrotting constateerden, dan moesten zij daarvan aanstonds de Heer Officier (dat is de baljuw-schout) en de Burgemeesteren in kennis stellen.
Zijn gehouden in het omgaen acht te geven of ergens deuren of vensters open zijn gebleven, gelijk mede op brand, dieverije, huysbraek, straetscheriderye en allerley geweld.
Andere taken waren: het in de Buitenstad uitroepen van hoog water bij dreigende overstroming, en het letten op het al of niet branden van de straatverlichting.
Per nacht ontving de klapwaker acht stuivers, 's winters zelfs tot twaalf stuivers. Ze staan als dienaren van wet en orde onder de speciale protectie van de Magistraat,Om vals alarm te vermijden was ook bepaald dat
soodanig dat degene die zouden mogen bestaen deselve qualijk te bejegenen, met woorden of daden, daerover aen den lijve of andersints, na gelegentheyt van het feyt, rigoureuselijk sullen werden gestraft.
Elke nacht had één van de commissarissen van de Klapwacht de controle. Zij hadden er speciaal op te letten, misschien omdat ze met iets meer gezag spraken dan de gewone klapwaker, dat
nemant buyten de klapwakers vermag des nachts eenig geluyd met de klap te maken, op poene van ses weecken te water en te brood geset te werden
niet in de havens en in de grachten wierpen.
de secreet- en rioolryumers de vuyligheyt
Het Gilde van de Klapwakers had voorts drie hoofdlieden, die samen met de twee busbewaarders, beheerders van de kas van het gilde, het bestuur vormden.
Een belangrijk onderdeel van de klapwacht betreft de alarmering bij brand. De klapwakers moesten aanstonds de burgerij alarmeren en roepen waar de brand was ontstaan. De naburige klapwakers moesten het alarm overnemen en zo verder. De klapwakers moesten verderde hen bekende brandmeesters, brandspuitmeesters en de zogenaamde
opkloppen
De klapwacht was overigens niet de enige instantie, die bij brand alarm moest slaan. Ook de burgerwacht had op dit punt stringente taken. Onmiddellijk na de melding was de officier van de burgerwacht, die de hoofdwacht commandeerde, verplicht de trommel te doen roeren, de brandklok te laten kleppen en een detachement wachters naar de plaats van de brand te sturen. Dit detachement diende daar te blijven, totdat de compagnie schutters van de wijk ter plekke was aangekomen. Deze had zich daartoe tevoren verzameld bij het huis van de vaandeldrager. De burgerwacht had niet zozeer een taak bij het blussingswerk als wel bij het handhaven van de orde.
geaffecteerdens tot de brandspuyten.
10 Maart 1779
Brand in een pakhuis aan de Pottenbakkerssteeg tussen Boompjes en Scheepmakershaven
een kostelijk gecostumeerde prent, zoals dat heet
het water in de Maas staat wel erg laag
rechts houden schutters de ook toen al nieuwsgierige Rotterdammers op een afstand
één brandweerman is met een in onze ogen dun slangetje op het dak geklommen van een belendend perceel
dat zoo ongetwijfeld wordt natgehouden
van dit soort gebeurtenissen werden meerdere prenten gemaakt door zeg maar verschillende verslaggevers / tekenaars
in de eerste dagen na zo'n brand kwam er een run op dit soort prenten natuurlijk
en natuurlijk mag je er ook vanuit gaan dat de prent niet voor de volle 100% op waarheid berustte, niets nieuws onder de zon dus..
Brand hield de eeuwen door een groot gevaar in voor de burgerij, dat men een totaal alarm sloeg als er ergens ook maar een beginnend brandje geconstateerd werd. De ergste brand die Rotterdam voor 1813 geteisterd heeft, is die van 1563 geweest.
Hartje zomer brak toen in een kuiperij op het West-Nieuwland, dicht bij het Marktveld, brand uit die aangewakkerd werd door een felle zuidwesten wind. Door het overslaan naar de overkant van de Oudehaven, waarbij opslagplaatsen van hout in lichterlaaie werden gezet, werd in korte tijd het hele oostelijk stadsdeel een prooi van de vlammen. Tweehonderdenvijftig huizen, zestig schepen, het Stadstimmerhuis, drie poorten en twee kloosters werden daarbij verwoest.
Het spreekt vanzelf dat bij de geringe blussingsmogelijkheden de brandpreventie een belangrijk voorwerp van overheidszorg uitmaakte. Deze werd uitvoerig gereglementeerd en betrof de te gebruiken bouwmaterialen, de plaats van schoorstenen en vuurplaatsen, de aanwezigheid van overvloedig brandweermateriaal in de vorm van emmers en ladders, later ook van brandspuiten, als ook een streng toezicht op de stookplaatsen van de bedrijven.
Vergelijking van de ordonnantieuit ca 1550
Van den Brantemmers
met de
Als men de uurklok luidt of de stadsklok slaat soe sal elck man te brande comen mit syn emmeren, anders kost hem dat een boete van drie pond. Ladders, lang of kort, moeten ook mee naar de brand gebracht worden.
De toegestane gereedschappen om bij de bestrijding van brand ingezet te worden zijn: pothuven (ketelhoeden), bijlen, hoosvaten, emmers en haken. En wie een vechtpartij uitlokt als er brand is, dan komt hem dat op een boete die even hoog is als bij ongehoorzaamheid aan schepenen.
Tot in de zeventiende eeuw verliep het blussingswerk zo: langs een dubbele rij burgers werden de emmers met water doorgegeven naar de vuurhaard en de lege emmers weer terug naar de stadsgracht of de Maas. Bij de grote stadsbrand van 1563 in Rotterdam faalde deze methode natuurlijk vollediguit 1715 maakt duidelijk, dat er veel vooruitgang is geboekt in de organisatie van de brandbestrijding. Was het in de zestiende eeuw nog een kwestie van alle hens opstellen in twee lange rijen om de volle emmers naar de brand toe aan elkaar door te geven en de lege emmers naar het water, in 1715 blijkt er een soort gekwalificeerd brandweerkorps te zijn georganiseerd.
Ordonnantie op het weren en blussen van brand
Deze organisatie sloot ook aan bij de verdeling van de stad in twaalf wijken, waarbij de huizen en gebouwen rond de stad nog in vier extra wijken werden ingedeeld. Elk van deze zestien wijken was voorzien van een brandspuit en brandgereedschap (voornamelijk ladders en emmers).
Bij elke brandspuit waren aangesteld: drie brandmeesters, gekozen uit de voorname burgers, voorts drie brandspuitmeesters, aangesteld uit de meester-timmerlieden en -metselaars, en daarenboven een aantal van minstens vierentwintig(pomp- en spuitgasten). Om voldoende geaffecteerdens aan te kunnen trekken, moesten de brandmeesters zich tot de kapiteins van de burgerwacht van de wijken richten om een opgave te krijgen, waaruit de brandmeesters, na overleg met de brandspuitmeesters, de geaffecteerden' zullen aanstellen, die niet mogen weigeren of het kost ze een boete van vijfentwintig gulden.
geaffecteerdens tot den brandspuyt
De samenwerking van de brandweer met burgerwacht en klapwacht is onmisbaar geweest op het punt van alarmering, maar ook op dat van de handhaving van de orde. De verwevenheid van deze instanties blijkt bijvoorbeeld uit een bepaling als deze:Een artikel uit een keur is om een andere reden bijzonder. De schout, burgemeesteren, schepenen, vroedschappen, pensionarissen, secretarissen, sustituut-secretarissen, en de substituut-schouten, evenzo de gerechtsboden, de hellebaardiers en de dienaars van de justitie zullen zich laten vinden op het Raadhuis in geval van brand.
De heeren fabrycqmeesteren sullen besorgen dat in elk Corps de garde (wachtpost) van de burgerwacht en in elk klapwakershuisje, altoos zij opgehangen een gedrukte lijst van de namen van de geaffecteerdens, met distinctie van wijken.
Uit deze opsomming blijkt dat behalve het gilde van de klapwakers en de burgers van de burgerwacht er nog een aantal andere functionarissen waren, waarvan verondersteld kan worden dat ze een taak hadden, die later evenals die van de klapwacht en tot op zekere hoogte ook van de burgerwacht door een geregeld politieapparaat is overgenomen. Het betreft hier de genoemde sustituut-schouten, gerechtsboden, hellebaardiers en dienaars van de justitie.
En natuurlijk is het ook interessant om een lijst te laten zien rondom de thema's: schutterij en burgerwacht; onlusten en volksbewegingen; brand en criminele zaken:In het Archief van Schepenen met de fascinerende naam
Gelegenheid geven tot ontucht (zogenaamd 'quaed regiment'), sodomie, prostitutie en moord komen voor in een rij dossiers in het Archief van de Schepenbank. Een opsomming van de daarin behandelde inbreuken op de openbare orde en goede zeden:
De rij omvat: manslag; verkoop van vergift; verkrachting; kindermoord; valse munt; brandstichting; huisbraak; diefstal; bedriegerij; sodomie (homosexualiteit); veedieverij ; overspel; kwaad comportement in het huwelijk; seditie (het verleiden van minderjarigen); pasquillen (roddelpamfletten) ; kwaad regiment; injurie; vervalsing in geschrifte; insolentie en baldadigheid.een komplete lijst met de gerechtelijke afhandeling van zaken, die eerder door de klapwakers waren aangebracht.
registers van kwade klap
Als aanvulling nog twee voorbeelden van criminele voorvallen die gelukkig bewaard zijn gebleven:
Publicatie tegen het boomschenden ( 26 April 1664)
Schout, burgemeesters en schepenen van Rotterdam vestigen er de aandacht op dat enige kwaadwillige en wangelatige personen zich niet ontzien de bomen van de stad, staande op de singels, als ook binnen de stad in de Boompjes en langs de grachten, aldaer van de borgers gedaen planten tot cieraet van deselve stadt, ende playsante van de goede burgerije alhier, te kerven, snijden, schillen, of te zagen, daervan tacken af te rucken ende anders te schenden ende te mismaecken, in sulcker voege oock dat deselve boomen daerdoor dickwijlen komen uyt te gaen ende te versterven.
Natuurlijk wordt zulk vandalisme verboden; de boete liegt er niet om. Afkoop van strafvervolging en van openbaarmaking kost driehonderd gulden.
Ouders dienaengaende moeten verantwoorden voor de kinderen.
Moord bij Rotterdam, Jan de Ridder (1721)
Wanneer Mariken Heems van Gouda quam passere
na Rotterdam; drijgt haar een Moordenaar 't onteere
Omtrent den Moordsendyck; alwaar den IJssel stroomt
en Dwingt haar te ontcleên, dees stelt sy haar beschroomt
Haar uyt te trekken op den order van haar Heeter
Gekleet gelijk een heer, dog ziet haar Rijglijfs veter
Schyndt onder dit bedrijf geschoten in de knoop,
dit geeft haar bevend nog in Dootsgevaar wat hoop;
doen heeft de Moordenaar, zijn mes aan haar gereke
en zey, daar Hoer sny los, mids heeft zij Hem gesteke
Gemoedigt: in zijn Borst dies viel hij Dood ter neer,
Met vlugt zij en ontmoet straks drie soldaten weer,
Haar vragenden; hoe zij zo Angstig quam gelopen;
't geen zij Beantwoort; en leyd haar de zaken open;
Waar op haar dese drie versoeken meê te gaan
hetgeen zij doet en wijst haar 't Lijk der Moorder aen,
Die zij twee Beurse bij met Goude Mundt ontnamen
en enig Moordgeweer waarmede dat zij quamen
met deze Vrijster in het Cort tot Rotterdam
Verhalend dit 't Geregt, 't geen Ede van haar nam
dus Creeg na ondersoeck dees Dochter een bediening
Geschied in Slagtmaand na mijn alderbeste Mining
Tot slot, van Arie Spek ontvingen we ooit deze fraaie foto van een Rotterdamse Brandweerman uit de jaren '30:
Zat van de week te surfen op het net en kwam een site tegen die over de Ahrens Fox ging. Je weet waarschijnlijk wel die Brandweerauto met zijn enorme vermogen om water te geven en op te pompen.
Het was een geweldig verschijning als die uitrukte naar een brand in Rotterdam.
http://ahrens-fox.nl/af/afevent/index1.html
Arie voegt er nog aan toe:
Leuk die foto van de Ahrens Fox dat was toch een geweldige brandweerauto met een nog nimmer geëvenaarde pomp aan boord die indertijd in begin jaren 50 mede de brand bij de VIR op de Oudedijk heeft bestreden.
Er stonden toen twee van de bluswagens bij de Kralingse Plas en via de Mecklenburglaan werd het water doorgepompt naar de Oudedijk en 1e Jerichostraat.
Moet ergens een foto van mijn vader hebben waar hij als vrijwillig Brandweerman in de puinhopen van de VIR is gefotografeerd, dus.....
Een paar weekjes later kwam Arie met deze schitterende foto van zijn vader Cornelis Spek die als lid van de Vrijwillige Brandweer te Rotterdam hielp bij het blussen van de brand op 3 mei 1953 bij de Verenigde Industriëen Rotterdam, afgekort de V.I.R een zeer geduchtte concurrent van die bekende Gloeilampenfabriek uit het Zuiden des Lands.
Mijn vader schreef achter op de foto
Genomen op 3 Mei bij de V.I.R. aan de achterzijde 1ste Jerichostraat (nablussing) 1953
Dat was dus de grote brand van de V.I.R. in mei 1953 die het gehele fabriekscomplex verwoest heeft. Een brand niet zonder gevaar, daar in de fabriek veel werd gewerkt met allerlei soorten gassen voor het maken van Gloeilampen en T.L. buizen, de V.I.R voluit Verenigde Industriëen Rotterdam was eigendom van de fam. Verhagen die aan de Kralingse Plaslaan woonachtig was, tussen de Mecklenburglaan en het Park Honingen.
Voor zover ik weet was het een Rooms-Katholieke familie, voor die tijd was dat belangrijk om te weten.
Op de hoek van de Mecklenburglaan en de Kralingse Plaslaan, directe buren van de fam.Verhagen, woonde Tante Hannie die een zeer belangrijke rol in het verzet heeft vervuld. Voor zover ik weet is zij voor een vuurpeleton om het leven gebracht.
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|