Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Elmina, de laatste Afrikaanse kolonie van Nederland (1/2)

Op zoek naar

Elmina, de laatste Afrikaanse kolonie van Nederland (2/2)

klik dan
HIER





    Geinteresseerd in een lezing over Elmina door de auteur van dit verhaal, Aad Engelfriet?

    Voor meer vrijblijvende informatie

    aad@engelfriet.net


    Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:

    Voor meer vrijblijvende informatie

    aad@engelfriet.net

    Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:

    klik dan HIER






Elmina, een aantal Rotterdammers waren de laatsten die handeldreven met en rondom Elmina, we noemen natuurlijk Pincoffs, maar natuurlijk vooral de firma Muller.

Hendrik Muller

1819 - 1898

LINK

Tijdens een wandeling in 1869 in het Haagse Bos werd een deal gesloten tussen Nederland en Groot-Brittannië.

Toen ooit Maxima en haar Willem-Alexander in Ghana in een tafelrede het Nederlandse koloniale verleden rondom Elmina in het huidige Ghana aan de orde brachten, dacht Aad, dan moet ik daar maar eens iets over gaan schrijven, over Elmina....

Begin met een citaat uit mijn eigen Atjeh site, mocht je het niet helemaal kunnen plaatsen, het gaat uiteraard om een citaat uit een veel groter verhaal, voor meer details raadpleeg deze LINK naar Aad's Atjeh site :



Aan deze deal ging natuurlijk nog veel meer vooraf, de West Indische Compagnie (WIC), Johan Maurits (van het Mauritshuis in Den Haag) en Nederlands-Brazilië en natuurlijk de slavenhandel, al deze en nog vele andere aspekten zullen aan de orde komen.

Ben je op zoek naar iets over de VOC, klik dan hier.

Trouwens via deze LINK vind je ALLES wat we op onze site hebben over de geschiedenis van de WIC en de bewindhebbers van de WIC Kamer van Rotterdam

WIC Vlag

LINK

Misschien is het aardig om eerst te beginnen met zomaar 3 boeken van Aad, die allemaal iets over Elmina vertellen, wat had Aad graag deze boeken willen schrijven.....

's Heeren Slaaf, het dramatische leven van Jacobus Capitein

1742

Jacobus Joannes Eliza Capitein

de eerste zwarte dominee van Elmina

Als 8-jarige jongen van zijn ouders weggeroofd, als slaaf verkocht via Elmina aan een Zeeuwse zeekapitein, cadeau gegeven aan een koopman van de WIC aan de Goudkust kwam Jacobus Capitein op 11-jarige leeftijd in 1728 naar Nederland,
Daar werd hij niet alleen in vrijheid gesteld, maar kreeg van zijn pleegvader ook de gelegenheid om in Leiden theologie te gaan studere. Zo werd hij 's werelds eerste zwarte predikant.

Hij baarde veel opzien door de publikatie van zijn dissertatie waarin hij de slavernij verdedigde !!

Gevierd en gerespecteerd in Nederland, werd zijn terugkomst in Elmina als zendeling een anti-climax. Hij bleek bij niemand te horen. De blanken haatten hem om zijn huidskleur, zijn eigen landgenoten moesten niets van hem hebben, hij was te Nederlands. Zijn kerkelijke bazen in Amsterdam begrepen niet waarom het hem niet lukte om mensen te bekeren.

Hij stierf op 30-jarige leeftijd, onder onduidelijke omstandigheden.

De Zwarte met het Witte Hart

Een kaft die je ook op Aad's eigen site kunt terugvinden in zijn overzicht van boeken over Nederlands-Indië.

In 1837 worden Aquasi Boachi en Aquame Boachi, twee Afrikaanse Prinsjes uit de omgeving van Elmina, aan Koning Willem I geschonken (...)

De kinderen dienen als onderpand voor een illegale slavenhandel van de Nederlandse regering.

In Delft worden de zwarte jongens als Hollanders opgevoed. Ze worden natuurlijk gedoopt en als bezienswaardigheid geintroduceerd aan het Haagse Hof, waar ze bevriend raken met de koninklijke familie, en dan vooral met Anna Paulowna's dochter, Prinses Sophie.

Terwijl Aquasi zich uit alle macht aanpast en het liefst een echte Nederlander zou worden, vecht Aquame om zijn Afrikaanse identiteit te behouden en op een dag naar Elmina te kunnen terugkeren. Ver van hun ouders en hun volk hebben zij echter hun eigen taal en gebruiken verleerd, wat hen noodlottig wordt.

Aquasi Boachi gaat naar Nederlands-Indië en ontdekt achteraf het complot waarmee de Nederlandse regering zijn Indische carriere op een Javaanse koffie plantage heeft gedwarsboomd. De volgende zin uit het boek vat het aldus samen :

Al in 1591 probeerden Nederlanders Elmina op de Portugezen te veroveren:

Schipper Barent Erickszoon van Medemblik werd op weg naar Brazilië met zijn schip door de sterke zeestroming langs de kust van Guiné meegevoerd en kwam terecht op het eilandje Principe, in de Bocht van Guinea. Overvallen door Por­tugezen uit het nabijgelegen Säo Tomé werden Barent Erickszoon en zijn man­nen in 1591 gevangen genomen en naar dit eiland gevoerd. Tijdens zijn gevangenschap vernam Erickszoon allerlei bijzonderheden over de goudverscheping uit Elmina. Toen hij terug was in de Republiek, haastte hij zich zijn kennis produktief te maken en slaagde er in vermogende kooplieden te bewegen een schip uit te re­den voor een reis naar het Goudland.
Zijn tocht gelukte, in juni 1593 vertrokken, keerde hij na negen maanden terug met een partij peper, ivoor en wat goud.

Van­zelfsprekend volgden anderen zijn voorbeeld en toen al spoedig bleek, hoe zwak de Portugezen waren en welke aanzienlijke winsten deze handel opleverde, kon niets de ondernemende Hollanders meer keren: langs de gehele Westafrikaanse kust van Kaap Verde tot nabij het land van de Mani-Kongo verschenen hun sche­pen. De zwakke Portugese garnizoenen wisten de hulp in te schakelen van de lokale bevolking tegen de Hollanders en stelden een prijs op iedere Hollander, die hun dood of levend werd gebracht. Maar de Hollanders lieten zich hierdoor niet ontmoedigen.

In 1596 werd voor de eerste keer door de Hollanders, onder leiding van Karel Hulscher, het sterkste fort van de gehele kust, S.Jorge da Mina, het centrum van de goudhandel, aangevallen. Het fort werd ernstig in het nauw gebracht en slechts met de hulp dus van de bevolking uit de omtrek gelukte het de Portugezen de aanval­lers af te slaan.

Maar de Hollanders wisten ondanks deze nederlaag toch hun handelspositie t.o.v. de Portugezen te versterken.

Uit Portugese bronnen is bekend dat vóór de komst van de Hollanders ieder jaar f 1.500.000 tot f 1.800.000 goud vanuit Elmina werd verscheept. Het was dus een rijke bezitting, totdat de Hollanders in enkele jaren tijds de hele handel tot zich trokken. Elmina werd daarna een verliespost voor Portugal, dat ieder jaar f 60.000 tot f 90.000 kostte.

In het kader van een groot strategisch plan, de geschiedenis ingegaan als Het groot desseyn, werd in 1625 een nieuwe poging ondernomen door de WIC om Elmina te veroveren. Een expeditie onder leiding van de Admiraals Andries Veron en Jan Dircksz. Lam mislukte echter weer, Veron en nog 450 Hollanders sneuvelden hierbij.

Volgens Het groot desseyn zouden in één grote aktie ook een deel van Brazilië en eilanden in het Caribisch gebied worden veroverd én Elmina. Het groot desseyn zouden we nu noemen de Grand Strategy oftewel het grote achterliggende masterplan.
Net als de VOC hanteerde dus ook de WIC "wereldomvattende", grootste visionaire plannen, alleen had de VOC er meer succes mee dan de WIC....
Vanuit de Nederland duurde de tocht ruim twee maanden voordat voorbij Cabo Palmas de Goudkust in zicht kwam, die zich uitstrekte tot het aangrenzende Benin. Langs de gehele door de Portugezen overheerste Goudkust lagen, soms op vrij korte afstand van elkaar, talloze dorpen en door forten ver­dedigde steden, met als hoofdplaats São Jorge da Mina alias Elmina.

In 1482, tien jaar nadat de Portugezen met hun handel op de Goudkust waren begonnen, hadden zij bij het dorp Eddena een kasteeltje gebouwd, op een plek waarvan zij vermoedden dat er een goudmijn in de buurt lag. Vandaar de naam El Mina (de mijn), waaraan zij het voorvoegsel São Jorge (de patroonheilige van de koning) verbonden.



Portugezen die zich in eind 15e eeuw inscheepten om richting Elmina te gaan, kregen van Paus Sixtus IV de verzekering dat als zij aan de Goudkust zouden komen te overlijden, zij dan automatisch een volle aflaat zouden krijgen!



In de loop der jaren was dat kasteeltje bij het dorp Eddena voort­durend vergroot totdat het een indrukwekkende vesting was, inge­metseld in de rotsen aan het strand van een landtong.
Nieuwko­mers, voorop Fransen en particuliere Portugese handelaren, en later ook Vlamingen, Engelsen en Nederlanders, werden met geweld uit Elmina geweerd.

Andere belangrijke kuststeden en dorpen waren onder meer Aziem, Accoda, Apassi, Discove, Cha­na, Takowari, Abouddi, Fettah, Temina en Mingo, waar de Portu­gezen eveneens versterkingen hadden gebouwd; maar uiteraard konden zij niet de gehele Goudkust permanent verdedigen.

Elmina was dus oorspronkelijk gebouwd door de Portugezen, op het internet kun je er dit over lezen :



In 1635 werd het noodzakelijk geacht door de Heren XIX van de WIC om voor de aanvoer van slaven naar Brazilië het eiland São Tomé te veroveren, maar met het sterke Elmina in de buurt, was de verovering van São Tomé onmogelijk. Vanuit Elmina werd ook het Nederlandse Fort Nassau bedreigd.

Op 1 juli 1635 schreef de bevelhebber van Fort Nassau, Pompeius de la Sale, aan de Heren van de WIC een brief over 'den stand ende gelegentheyt vant Casteel de Mina'. Deze brief kwam op het juiste ogenblik, daar de afgetreden 'generael op de Custe van Afrika' Jan Jochemsen Sticker zich in Nederland bevond en schriftelijk en mondeling rapport had uitgebracht over de kust.

De Heren XIX hadden de beide rapporten grondig bestudeerd, en waren tot de slotsom gekomen dat al mocht het kasteel voor onneembaar gelden en al voelde de bezetting zich achter de dikke muren volkomen veilig, er toch een kans was om het kasteel tot overgave te dwingen. Pompeius de la Sale kreeg bevel te proberen Elmina te bemachtigen, waarbij hij er speciaal op diende te letten, dat 'de berch die over t'voorn. casteel commandeert in tijds ende tot voordeel worde besett ende bemachtigt'.

De Heren XIX gaven hem echter in overweging eerst het eiland Principe te bezetten. Toen de Windthondt, die deze brief overbracht, voor het fort Nassau arriveerde, was De la Sale reeds gestorven en door de 'secunde ter Custe', Nicolaes van Yperen, opgevolgd.

Het materieel en de troepen waarover Van Yperen beschikte waren bij verre na niet voldoende om een aanslag te wagen; daarbij kwam dat de inheemsen uit de directe omgeving van Elmina hun bondgenootschap met de Portugezen trouw bleven. De zaak bleef slepende tot de Heren XIX Pernambuco, de hoofdzetel van Hollands Brazilië, instructie gaven een vloot uit te rusten en Elmina te veroveren, een opdracht die graaf Johan Maurits van Nassau, de eerste en enige gouverneur van Hollands Brazilië, maar al te graag opvolgde.

Ook graaf Johan Maurits van Nassau zag duidelijk in dat er slechts één middel was om in het nijpende gebrek aan werkkrachten te voorzien: een regelmatige toevoer van slaven uit West-Arika. En toen Nicolaes van Yperen met zijn brief van 19 april 1637 aan graaf Johan Maurits van Nassau berichtte dat in Elmina op dat ogenblik slechts een zwakke bezetting lag en Portugese versterkingen in de laatste tijd waren uitgebleven, wachtte graaf Johan Maurits van Nassau geen ogenblik langer.

25 juni 1637 stak een vloot van negen schepen, bemand met 800 soldaten en 400 matrozen, onder kolonel Hans van Koin in zee. Van Yperen had intussen bevriende volkeren tegen de Portugezen en hun bondgenoten opgehitst, zodat toen de vloot 23 augustus haar bestemming bereikte, de strijd onmiddellijk een aanvang nam.

Tot ieders verrassing bleek de door de Heren XIX aangewezen heuvel, die inderdaad de sleutel van Elmina was, slechts zeer zwak bezet te zijn. Van Koin bracht er terstond een mortier en vier kanonnen in stelling, die onafgebroken het kasteel beschoten, zodat 'niemant op de mure konde duyren'. Wat vrijwel niemand aan de gehele kust had verwacht, gebeurde: na een beleg van slechts vier dagen gaf het machtige Elmina met zijn ondoordringbare wallen, zijn grote voorraden aan krijgsmateriaal, zich op 28 augustus 1637 over.

Hiermee was het eerste en voornaamste van de drie steunpunten van het Portugees bezit op Afrika's westkust in Hollandse handen gevallen en was de macht van de Portugezen aan dit gedeelte van de kust voorgoed gebroken.

Van Yperen, tot gouverneur van Elmina benoemd, liet het kasteel meteen versterken en tot een gezag afdwingende zetel van Hollands West-Arika uitbouwen.

Op de heuvel S. Jago verrees in later jaren het fort Coenraadsburg, opvallend door een merkwaardige toren, ver vanuit zee zichtbaar.

Centraal: Fort St. George d' Elmina

rechts: Fort Coenraadsburg op de heuvel St. Jago

Meteen al in het eerste jaar na de verovering van Elmina werden ca 1600 slaven vanuit Elmina naar Brazilië overgebracht tegen een netto winst van maar liefst Dfl 380.000,=, de kosten van de verovering van Elmina waren er meteen uit...

Voor de aanvoer van slaven zorgden zwarte tussenhandelaren, die in de binnenlanden stammen tegen elkaar ophitsten om tegen betaling gevangenen te maken. Geketend werden die naar de forten aan de kust gevoerd en gewassen en geolied alvorens ze aan de inkopers van de WIC werden voorgeleid.

Een chirurgijn aan het werk in Rotterdam

LINK

Chirurgijns keurden de aanvoer door de zwarten in de mond en in de anus te kijken. Willem Bosman, een Nederlandse slavenhandelaar die vijftien jaar aan de Goudkust werkte, schreef in zijn memoires dat de aangevoerde slaven 'op het allernauwkeurigste werden besigtigt en betast, tot het alderminste lid dat zy aen hun lighaem hebben, en dat Moedernaekt, so wel Vrouwen als Mannen, sonder eenig onderscheid of schyn van de minste schaemte'.

De besten werden bijeengedreven en kregen een brandstempel met het monogram van de WIC op de borst gedrukt. Volgens Bosman kon dat 'wat wreed en half barbarisch' lijken, 'doch echter dragen wy so veel mogelyke sorg, datse niet te hard werden gebrand, voornamentlyk de Vrouwlieden, die toch altoos wat teerder vallen'.

De tweede keus - in handelstermen makrons - bestond uit ouderen dan vijfendertig jaar, 'of die aen armen, beenen, handen of voeten zyn verminkt; ook die een tand quyt zyn; die gryse haeren, of vliegen op de oogenhebben; alle die met Venus siekte zyn besmet, en veelerhande qualen meer'.

Ondanks alle tegenslagen, ontberingen, het rampzalige klimaat en tropische ziekten waar geen medicijn tegen bestand was, wisten Nederlanders zich bijna driehonderd jaar aan de Goudkust (de Ghanese kustlijn tussen Axim en de Volta-rivier) te handhaven. Sao ]orge da Mina (kortweg Elmina, naar de Spaanse benaming) op 5°2' noorderbreedte en 1 °12' westerlengte fungeerde hierbij als administratieve hoofdzetel.

Men bleef aan de kust en expedities naar het achterland werden niet of nauwelijks ondernomen. Er was ook geen noodzaak om de woeste en niet ongevaarlijke binnenlanden in te trekken, daar goud, ivoor en slaven tot op de grote binnenplaats van het handelsfort werden afgeleverd.

Slaven kocht de Compagnie aanvankelijk van de Fante. Later, toen dit volk van vissers en tussenhandelaren verdragen met de Britten had gesloten, betrok de Compagnie levend ebbenhout van hun erfvijanden, de Ashanti, die de menselijke koopwaar vanuit de hoogvlakten van het huidige Ghana aanvoerden.

In 1701 reisde de Nederlandse gezant David van Nyendael van Elmina naar de hoofdstad van het Ashantirijk. In Kumasi wist Van Nyendael diplomatieke betrekkingen te sluiten met Osei Tutu, de asantehene of opperkoning van een van de machtigste volkeren in West-Afrika.

Merkwaardig was alleen, maar ook typisch Nederlands, toen al (?), dat de Nederlandse kolonie Kaap de Goede Hoop ook slaven nodig had, maar de VOC, waaronder de Kaapkolonie viel, was ervan overtuigd dat de WIC, de beheerder van Elmina, een veel te hoge prijs zou rekenen en dus richtte de VOC zich o.m op Madagascar en Mauritius voor de aanvoer van slaven, veel goedkoper dan bij de WIC...

v.b.n.o.

De Tafelbaai met

Kaap de Goede Hoop

Kasteel De Goede Hoop toen en nu

LINK

Al in 1677 moest de WIC toestaan dat de Franse admiraal Jean duc d'Estrées het WIC eiland Goerée bij Cabo Verde veroverde. Ook werd door de Franse admiraal Jean duc d'Estrées de WIC uit de factorijen in het Senegambia gebied verdreven.

Het eiland Arguin werd in 1678 door de Fransman Jean Ducasse veroverd. Daardoor werd de WIC verdreven uit het noorden van de Goudkust.

De Engelsen hadden in het rampjaar 1672 5 vestigingen aan de Goudkust en dit zou zich in 1713 uitbreiden tot 11 factorijen en forten. Ook Denen en Brandenburgers vestigden zich aan de Goudkust, waardoor de macht van de WIC steeds verder werd beperkt, met uitzondering natuurlijk, voorlopig, van Elmina. De winstgevendheid van de WIC werd ook steeds verder ondermijnd door smokkelende Zeeuwen (!), destijds lorrendraaiers genoemd.

In 1730 dwong de Staten-Generaal de WIC het handelsmonopolie op te heffen voor het gehele West-Afrikaanse gebied. Particulieren kregen zodoende de vrije hand. Vooral de opheffing van het handelsmonopolie betekende het begin van het einde voor bijv. de slaven- en goederenhandel van de WIC. Vanaf ca 1740 was de WIC alleen nog maar in staat de verschillende bezittingen te beheren, een aktieve handelsrol zat er niet meer in.

Tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780 - 1784) werd Elmina in 1782 door de Britten aangevallen, de aanval werd afgeslagen.

Citaat uit dit verhaal:

Daendels, Maarschalk van Holland

In dit verhaal hebben we het al eens over het stormachtige leven van Daendels gehad :

Waar uit die buurt (Hattem) ook Daendels vandaan kwam, de Nederlandse bevelhebber van het latere Bataafse Legioen, toen Gouverneur-Generaal werd van Nederlands-Indië en zijn laatste jaren doorbracht als Gouverneur van Elmina, waar hij in 1818 overleed en werd begraven.

Daendels ging naar Elmina met het idee van Elmina e.o. iets te maken als Nederlands-Indië, maar al zijn brieven met plannen werden door het moederland niet beantwoord, men was blij van Daendels verlost te zijn.

Op 3 Meij 1818 werd den Gouverneur-Generaal Daendels ten 4 uur des namiddags in de Tombe gezet, doende het Hoofdkasteel van Elmina bij die gelegenheid 15 schoten

Tot in 1844 zijn er processen gevoerd over de nalatenschap van Daendels...

In 1962 is toch nog in Elmina een gedenkplaat voor Mr. Herman Willem Daendels aangebracht.

GG_Daendels

Herman Willem Daendels (1762 - 1818)

Kwam als Brigade-Generaal van het Bataafsche Legioen
samen met een Frans leger o.l.v. Pichegru in de winter van 1795 naar Nederland
waar alle rivieren tot hun geluk bevroren waren....

daendels palace 1878

Het Paleis van en gebouwd door Gouverneur-Generaal Daendels in Batavia

Daendels ging in Indië de geschiedenis in als De Donderende Groote Heer
onder zijn leiding werd onder dwang de Grote Postweg dwars door Java aangelegd

terug in Europa trok hij met Napoleon op naar Moskou en overleefde het ternauwernood

Daendels arriveerde in Elmina in Januari 1816 met het het schip Venus met aan boord ook zijn maitresse.....

Daendels had grootse plannen met de niet meer rendabele kolonie Elmina in een gebied dat tot de invloedssfeer van de Ashanti's hoorde. Nadat de Ashanti hun erfvijanden, de Fante, een forse nederlaag hadden toe gebracht, slaagde Daendels erin een verdrag met de asantehene of opperkoning te sluiten voor de aanleg van een weg tussen de hoofdstad Kumasi en de kust. Daarnaast had Daendels plannen voor de aanleg van katoen-, koffie- en suikerplantages, waarop van slavenarbeid gebruik zou worden gemaakt.
Daar dit inging tegen de bepalingen van het Congres van Wenen, zouden de lijfeigenen na tien jaar in vrijheid worden gesteld.

Om de vervallen kolonie opnieuw tot bloei te brengen, stelde Daendels tevens voor om verarmde Nederlanders met een eigen minimumkapitaal van 6000 gulden in staat te stellen om een kolonistenbestaan aan de Goudkust op te bouwen. Om het goede voorbeeld te geven liet de gouverneur-generaal zijn oudste zoons overkomen. Op Daendels' eigen plantage 'Oranje-Vrijstaat' zouden ze als opzichter worden geplaatst, maar het is er allemaal niet meer van gekomen. Constant Daendels en Jan Daendels zullen geschokt hebben gereageerd toen ze hun vader na lange tijd weer ontmoetten. De man die tijdens zijn gouverneurschap in Indië volop aan het goede leven had deelgenomen, was nu zo mager als een lat en had last van hevige koortsaanvallen. Net als zoveel anderen uit de tijd van de WIC werd Lodewijk Herman Willem Daendels het slachtoffer van gele koorts. Daendels overleed op 2 mei 1818 op 56-jarige leeftijd en zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in het gouverneursgraf op het 'Dutch Cemetery' bij Elmina. (LINK)

Na de dood van Daendels was het eigenlijk al afgelopen met de door de zware branding vaak moeilijk bereikbare handelspost in een kustgebied dat maar net vier breedtegraden besloeg. In Nederland gingen stemmen op om de bezittingen aan de Goudkust en de Slavenkust op te geven. Sinds de handel in mensen door de Europese mogendheden gelijk was gesteld met zeeroverij, bracht Elmina nauwelijks geld meer in het laatje en de verliesposten op de koloniale begroting waren aanzienlijk; alleen al het onderhoud aan de tussen Axim en Accra gelegen handelsforten Hollandia, Batensteyn, Witsen, Oranje, Vredenburgh, Elmina, Nassau, Amsterdam, Leydsaamheyd, Goede Hoop, Crevecoeur en Singelenburgh, en aan de factorijen bij Klein Popo, Fida, Jaquin, Offra, Appa en Pattackerie kostte jaarlijks meer dan een ton.

Tegen de opdringende Britten in WestAfrika kon niet voldoende worden opgetreden, en ook op het gebied van de lokale politiek speelde Nederland geen rol van belang meer.

In de dagen van de WIC was er al nauwelijks animo geweest voor een betrekking in West-Afrika; met de voortdurende schermutselingen tussen de Fante en de Ashanti werd het aanbod van personeel er nog kleiner op. Het handjevol Nederlanders die nog aan de Golf van Guinee gestationeerd waren, werden niet alleen door dysenterie, malaria of gele koorts gesloopt, maar werden ook het slachtoffer van allerlei stammenoorlogen. De meeste Nederlanders kwijnden ook weg door eenzaamheid, heimwee en verveling en grepen regelmatig naar de fles om vergetelheid te zoeken. Alcohol werd in die tijd beschouwd als een geneesmiddel tegen tropische ziekten, waardoor menigeen zich letterlijk het graf in dronk.

In 1821 werd een groot gedeelte van het archief van de oorspronkelijke West-Indische Compagnie bij beschikking van het ministerie van Koloniën als oud papier verkocht. Van wat er aan scheepsjournalen, dagregisters, maritieme kaarten, notulen, briefwisselingen, boekhoudstaten, en notities over land- en volkenkunde was overgebleven, ging in 1844 nog het nodige verloren tijdens een brand in het departement van Marine...

Nadat ook in 1844 een verdrag met de stamhoofden van de Fante was gesloten, verstevigden de Britten hun positie aan de Goudkust en werd de bestrijding van de slavenhandel krachtig aangepakt. In 1850 was dit voor de Deense Afrika Compagnie reden om zijn bezittingen in ruil voor 10.000 pond sterling aan Groot-Brittannië over te dragen.

Na al deze verhalen is het ook tijd om even wat kaartjes te laten zien van o.m. Aad's site over de geschiedenis van Suriname (LINK) :

Over Elmina is nu in de 21e eeuw bij de gemiddelde Nederlander niets meer bekend, in tegenstelling tot de 19e eeuw, toen was het precies andersom, Suriname ??? Nooit van gehoord, om daar wat aan te doen, werd in 1883 een tentoonstelling georganiseerd, aldus Aad's eigen site :



Het huidige Ghana, toen de Goudkust genoemd

Even een paar vroegere Nederlandse bezittingen noemen in het huidige Ghana ?

Net als vroeger het rijtje Java, Bali, Lombok, Soembawa, etc was er ook dit rijtje :



Al deze Nederlandse kolonien lagen aan de, wat werd genoemd, Ivoorkust, Goudkust of Slavenkust.

Wie er geweest was en het overleefd had, sprak echter liever van Muskietenkust, Malariakust of Moordkust.

Het klimaat daar was zoo slecht voor Europeanen dat er altijd werd gesproken dat er voor iedere post drie personen moesten zijn :



de Goudkust met centraal Elmina

In 1956 werd er ook dit verteld over bijv. Liberia:

Een stukje eigentijdse geschiedenis, over het Nederlandse Elmina e.o. in de jaren 1837 :

In 1837 duikt een zekere Verveer, een speciale diplomaat van Willem I, maar ook in dienst van het leger, inmiddels bevorderd tot generaal-majoor, op in West-Afrika. Hij tuchtigt er en passant een 'negerstam', die verantwoordelijk wordt gesteld voor de dood van de Nederlandse gouverneur Tonneboeyer, op reis in het binnenland.
Uit een eigentijdse beschrijving blijkt, dat er dan meteen een oude rekening wordt vereffend : 'In 1837 werd de ridder der beide Nederlandsche orden Verveer naar de Kust van Guinea gezonden, om den opstand van een der Negervolken tegen het Nederlandsch gezag te dempen, welk doel hij volkomen bereikte.
Het opperhoofd Bonsoe geraakte in zijn magt, en het tegen hem uitgesproken doodvonnis onderging deze ter plaatse, waar in 1817 de Ambtenaar Cremer en de Luitenant Maassen verraderlijk door hem waren vermoord '

Verveer komt niet in de eerste plaats naar Elmina om tegen plaatselijke hoofden te vechten. Hij sluit namens koning Willem I in 1837 een verdrag met de machtige koning der Ashanti, Osei Kwaku Dua, in diens hoofdstad Koemasi, vele dagreizen het binnenland in. Deze potentaat zal verse troepen leveren voor de strijd in Nederlands-Indie. Sinds de Fransen zijn begonnen met de verovering van Algerije, maken zij gebruik van een eigen vreemdelingenlegioen. De werving voor Nederlands-Indie, via het wervingsdepot in Harderwijk, ook wel het 'riool van Europa' genoemd,dreigt mede daardoor op te drogen, ondanks een voor die tijd ongehoord hoog handgeld van f 200,- voor buitenlanders en f 300,- voor Nederlanders.

West-Afrika biedt echter nieuwe mogelijkheden. In Elmina en in Koemasi worden nieuwe Werfdepots geopend. Voor elke recruut zal de Ashanti koning voortaan veertig gouden dukaten ontvangen.

Een Elmina recruut in het uniform van het KNIL

LINK

Een Elmina recruut in het uniform van het KNIL op Java

LINK

Beide partijen hebben zich echter nog vele jaren zonder mankeren aan de afspraak met de Ashanti koning gehouden, ondanks de protesten van de Britten, de aartsvijanden van de Ashanti, en van de slavernij.

Want hier is sprake van een merkwaardige transactie. Op Java zijn deze Afrikaanse soldaten van het Oostindisch leger in de annalen overgeleverd als 'zwarte Hollanders' 'blanda items'. Het argument, dat zij op deze wijze uit slavernij worden verlost, of niet in slavernij zullen geraken, heeft uiteraard slechts een heel betrekkelijke waarde... .
Sommige 'Sneeuwwitjes*, zoals zij meestal werden genoemd, van het Oostindisch leger overleven echter hun diensttijd van zes, twaalf of achttien jaar en keren naar Afrika terug. Ze wonen bij elkaar op Java Hill, bij de vesting Elmina.

Deze oud-KNIL militairen konden prima rondkomen van hun KNIL-pensioen. Zij maakten er een sport van om iedere dag de Nederlandse driekleur net iets eerder dan de Nederlanders omhoog te hijsen. De kleurige batik-doeken, die zij uit de Oost meebrengen, doen het goed aan de Goudkust en worden tot op de dag van vandaag, als Dutch Waxprints, vlijtig nagemaakt, wat gelukkig goede verdiensten oplevert.

De Nederlander die Elmina liet veroveren in 1637 was niemand minder dan Johan Maurits van Nassau-Siegen die ook in 1637 het bekende Mauritshuis in Den Haag liet bouwen, wie was Johan Maurits ? Lees maar even mee, wat er op de site van het Mauritshuis staat, alleen geen woord over Elmina... :

Johan Maurits van Nassau-Siegen



1664

een zendingspost in Nederlands-Brazilië

een cartouche van een kaart van Joan Blaeu

LINK

Het doel van de in 1621 opgerichte WIC was d.m.v. bijvoorbeeld de kaapvaart geld en vooral suiker te veroveren op Spanje en Portugal, sinds 1580 door Philips II verenigd. Een bekend voorbeeld is natuurlijk Piet Heyn (LINK).

Citaat uit ons Armada verhaal:

Portugese Joden smokkelden ook suiker vanuit Brazilie naar Amsterdam. Door de kaapvaart van de WIC kwam aan deze smokkelhandel een einde, de kontrole werd steeds groter. En dus dreigde een suikertekort voor de pakhuizen van de WIC.

Met geld van de kaapvaart werd het mogelijk tussen 1630 en 1635 een deel van Brazilie te veroveren, helaas ging een groot deel van de te veroveren suikerplantages in vlammen op.Johan Maurits werd naar Brazilie gestuurd om de zaak grondig aan te pakken en zoals bekend, met succes. Zoo wist hij een groot aantal Portugese suikerplanters over te halen op Nederlands gebied een suiker plantage te beginnen en van hen konden de Nederlanders alles leren. Het bewind van Johan Maurits was een groot commercieel succes, de welvaart in het gebied steeg en nog steeds wordt ook in Brazilie met ontzag over Johan Maurits gesproken.

Toen Aad ooit voor zijn baas daar was, ontmoette hij uiteraard mensen uit Recife die meteen gingen vertellen over Johan Maurits.

Op het hoogtepunt van Johan Maurits korte periode (1637 - 1644) werden gedeelten van de volgende Braziliaanse provincies bezet : Maranhão, Ceará, Rio Grande do Norte, Paraíba, Itamaracá, Pernambuco, Alagoas en Sergipe. De Nederlanders zijn hierdoor ook oppermachtig over het aangrenzende deel van de Atlantische Oceaan. Recife is het Batavia van de WIC.

Het bezit van de nieuwe kolonie bracht Nederland ertoe om na 1635 actief een eigen, geregelde Nederlandse slavenhandel op te zetten. Het kapen van bijvoorbeeld Portugese slavenschepen was niet langer voldoende. Alternatieven waren er niet.

De indianen in de kolonie -ongeveer 9000-moesten wel allerlei diensten verrichten en vooral voedsel verbouwen, maar ze werden niet als arbeidskrachten op de plantages gebruikt. De Portugezen hadden dat wel gedaan, maar tegen de tijd dat de Nederlanders kwamen, was door de import van Europese ziekten het aantal 'rode' slaven in Brazilië al scherp gedaald en was hun plaats grotendeels ingenomen door slaven uit Afrika.
De Nederlanders konden die verandering niet meer terugdraaien, ook al niet omdat ze de indianen hard nodig hadden als hulptroepen in de niet-aflatende strijd tegen de Portugezen, die op hun beurt weer samenwerkten met andere groepen indianen.

Soms boden indiaanse hulptroepen de WIC in Brazilië landgenoten die krijgsgevangen gemaakt waren als slaaf aan. Die kocht Johan Mau-rits dan maar omdat ze anders ter dood zouden worden gebracht maar hij besefte terdege dat de oplossing van het arbeidstekort in Afrika lag.

Voor de suikerplantages waren dringend slaven uit Afrika nodig en Johan Maurits nam geen halve maatregelen. Hij wist dat er voor een geregelde aanvoer vaste steunpunten op de Afrikaanse kust nodig waren. Vanuit Recife slaagde hij erin het onneembaar geachte Portugese fort Sao Jorge d'Elmina op de Goudkust te veroveren, en daarna ook nog de havenstad Luanda in Angola. Deze successen op de Portugezen in Afrika waren overigens voor een deel te danken aan de Braziliaanse indianen, die onderdeel uitmaakten van het Nederlandse expeditieleger.

wic1650

WIC handelsplaatsen in 1650

Nederlands-Brazilië

WIC munten uit Nederlands-Brazilië

Om nu ook nog in dit verhaal in te gaan op de rol van Nederland in de internationale slavenhandel, dan dwalen we wel erg af, nou vooruit een paar dingen dan :

slavenroutes

............de slavenroutes...........

In de Napoleontische tijd verloor Nederland al zijn kolonien aan de Britten, behalve..... Elmina en Deshima in Japan.



Na de afschaffing van de slavenhandel in 1807 hadden niet alleen de Nederlandse, maar ook de Deense en Britse forten hun bestaansgrond verloren. In de achttiende eeuw hadden de Denen op originele wijze getracht de slavenhandel met de Nieuwe Wereld overbodig te maken door de aanleg van plantages in Afrika in het achterland van hun kantoren.

Tijdens de Napoleontische oorlogen betekende de overgebleven handel in goud en ivoor weinig omdat Nederlandse schepen wegbleven. De Nederlandse handel leek dus na 1816 even weer op te bloeien met de komst van Daendels als gouverneur. De Ashanti kochten bij hem gretig kruit en geweren die de Engelsen slechts mondjesmaat wilden leveren. Daendels trachtte de goede verstandhouding met de Ashanti te benutten voor de aanleg van een weg het binnenland in, om zo andere Europese handelaren voor te zijn.
Van deze onderneming kwam evenals van de door hem opgezette plantages, niets terecht. De geringe omzet van de Nederlandse handel in West-Afrika bracht de regering er enkele malen toe, onder meer in 1825, deze bezittingen aan de Engelsen te koop aan te bieden.

De status van het bezit was omstreden. De Nederlanders betaalden de Ashantivorsten een vorm van tribuut. De Nederlandse term hiervoor, "kostgeld", duidde op betaling voor bewezen diensten, maar de wijze waarop de Ashanti het geld kwamen innen, leek op het eisen van tribuut. Zij hadden de "kostbrieven" nota bene veroverd bij hun overwinning op het rijk Denkyira dat deze brieven van de Nederlanders had gekregen. Door het kostgeld en de goede verstandhouding tussen de bevolking van Elmina en de Ashanti, waren de betrekkingen met dit machtige koninkrijk in het binnenland vreedzaam. De Britten daarentegen stonden op betere voet met de Fanti. Beide volkeren trachtten de Europeanen te betrekken in hun onderlinge conflicten.

De Nederlandse handel op de Goudkust bleef achter bij de Britse. Een groot probleem na de beëindiging van de slavenhandel was de vraag hoe in een samenleving die grotendeels gericht was op de zelfvoorzieningslandbouw plantages zouden kunnen worden opgezet. Werkkrachten waren na de afschaffing van de slavenhandel nauwelijks te vinden. Verdiensten in geld waren voor de bevolking een aanvulling op de voedingsgewassen die men voor eigen gebruik verbouwde. Het geld was alleen nodig voor de aankoop van luxe goederen. Wanneer men zijn behoeften had bevredigd, viel ook de noodzaak en de lust om op de plantages te werken weg.
Verschillende Nederlandse pogingen om plantages te stichten mislukten, zelfs die in 1846 met een Braziliaanse schoolmeester La Rocha Vierra, omdat deze niet met vrije zwarten wist om te gaan. Even weinig succes hadden de pogingen in 1825, 1828 en 1843 om de goudmijnbouw nieuw leven in te blazen, m.b.v. Duitse mijnwerkers.

Ondanks een tot het uiterste doorgedreven zuinigheid bleven de West-Afrikaanse bezittingen een voortdurende last op de Nederlandse begroting. In 1857 bedroegen de jaarlijkse inkomsten 4.600 gulden, tegen zeventigduizend gulden aan uitgaven. Deze onkosten werden ook toen niet goedgemaakt door een bloeiende Nederlandse handel. Van de 102 schepen die Elmina aandeden in 1858 waren slechts elf van Nederlandse herkomst. De enige Nederlandse handelsonderneming op de kust was de firma Van Rijckevorsel, later werd dit de firma Muller uit Rotterdam.

Een kostbare zaak voor de staat om ten koste van honderdduizend gulden per jaar de forten aan te houden voor één firma, merkte een Engelse minister van Koloniën zelfs schamper op. Groot-Brittannië had rond deze tijd bijna de gehele handel overgenomen.

Desondanks was in de eerste helft van de negentiende eeuw in Groot-Brittannië niet iedereen ervan overtuigd dat men de Afrikaanse bezittingen moest houden. De voortgezette Britse aanwezigheid op de Goudkust was vooral te danken aan de handelaren, die met succes de voorstellen om de Goudkust te verlaten, hadden weten tegen te houden. Geleidelijk aan namen de Britse handelaren ook het achterland over. De Nederlandse onwil om de forten te verkopen had deels een nationalistische achtergrond en werd deels door grondwettelijke bepalingen ingegeven die verboden om grondgebied af te staan.

Op economisch en politiek gebied was de toekomst aan Groot-Brittannië. Britse pogingen om in hun gebied in- en uitvoerrechten te heffen en een hoofdelijke belasting in te voeren, faalden door de uitwijkmogelijkheden die de bevolking had naar de tussenin gelegen Nederlandse en Deense forten. Nadat de Britten in 1850 voor tienduizend pond de Deense bezittingen hadden overgenomen, stelden zij in 1867 aan de Nederlanders voor gebied uit te wisselen om over een beter aaneengesloten territoir te kunnen beschikken. De ruil die buiten de Afrikaanse bevolking om tot stand kwam, gaf aanleiding tot felle protesten.
De oude allianties tussen de Fanti en de Britten en die van de Nederlanders mee de Ashanti waren doorbroken. Onderlinge gevechten en strijd tegen de Britten en Nederlanders volgden. Een Ashanti gezant bivakkeerde zelfs enkele jaren in Elmina om de plaats te beschermen. Nederland zond een militaire expeditie en herstelde enkele forten. Geschrokken van de hoge kosten om de orde te handhaven begon de Nederlandse regering onderhandelingen met Londen, die op 6 april 1872 leidden tot de overdracht van de laatste bezittingen in West-Afrika aan de Britten. De verontwaardigde bevolking van Elmina zond tevergeefs een delegatie naar koning Willem III om te protesteren.

Bij dezelfde conferentie werden alle hangende zaken tussen Londen en Den Haag afgedaan en werd er een regeling getroffen voor de migratie van Hindoestanen naar Suriname. De Britten gaven hun claims op Noord-Sumatra op. Nederland kreeg nu de vrije hand om tegen Atjeh op te treden.



Nederland kreeg, waarvoor het initiatief dus was genomen tijdens die beroemde wandeling in het Haagse Bos, door dit verdrag, waarin o.m. de overdracht van Elmina aan Groot-Brittannie werd geregeld, dus de vrije hand in Nederlands-Indie. In 1873 werd door Nederland de, historisch laatste, oorlogsverklaring aan het vrije Sultanaat Atjeh afgegeven, de grootste aanvalsoorlog ooit door Nederland gevoerd met als resultaat 100.000 doden en 1.000.000 gewonden. Er volgden nog twee oorlogsverklaringen in WOII, maar die waren een gevolg van het feit dat Nederland zelf werd aangevallen.

Geinteresseerd ? Klik dan hier, kom je op Aad's unieke Atjeh site.



De huidige staatsgrenzen van Indonesië werden geconsolideerd door Van Heutsz :



Aad heeft ooit het volgende ingezonden stuk geplaatst gekregen in zijn Volkskrant, n.a.v. nieuwe plannen voor het Van Heutsz monument in Amsterdam :



Een van de eerste Nederlandse aanvallen op Atjeh in 1873

Een Nederlandse Heldendood tijdens een Nederlandse aanval op de Moskee van Banda Atjeh

aldus de toelichting uit 1889

Schoolplaat_Lombok

Een schoolwandplaat : de bestorming van Cakranegara door de Nederlanders op Lombok

Van de negen oude vorstenhuizen op bijvoorbeeld Bali bleven er uiteindelijk slechts drie over : bijna allen t.g.v. een Perang Poepoetan , een rituele zelfmoord. Het oude Bali was definitief vernietigd !


Mocht je nu denken, ja dat weten we nu pas allemaal : niets is minder waar. Bij het debat over de Indische begroting in 1907 besprak het SDAP 2e Kamerlid van Kol al een Perang Poepoetan op Bali :

"Achter hem de knetterende vlammen van zijn poerie : de vorst nadert, terwijl om hem heen zijn strijders sneuvelen, tot op 20 meter onze troepen, zonder door een van de duizenden kogels te zijn geraakt. Nu drukt hij, in het zicht van zijn belagers zich in zijn volle lengte oprichtend, zichzelf een kris in het hart. Een paar honderd vrouwen krissen zich rond zijn lijk, de dood verkiezend boven het vallen in de handen van hun belagers. Nieuwe drommen mensen stormen aan, aangevoerd door de 10-jarige zoon van de vorst. Allen sneuvelden. Welk treurig tafereel is daardoor in de Nederlandse geschiedenisboeken op te nemen. Onze soldaten deden bij deze overwinning geen enkele juichkreet horen. Daarom wil ik deze vorst vanuit het Nederlandse parlement mijn tol van eerbied niet onthouden voor de fierheid van karakter, die hij heeft getoond en voor de heldendood die hij is gestorven. Een heilige plicht blijft op ons rusten om vergeving te vinden voor die vreselijke feiten die ik zou willen wegwissen uit onze historie"

En de 2e Kamer ging vervolgens over tot de orde van de dag en in de geschiedenisboeken kwam het zeker niet.............

Voor Aad's verhalen over Nederlands-Indië, klik je hier.

Voor Aad's verhalen over Suriname, klik je hier enne weet je waar Aad's verhaal dan mee begint, met een uitspraak van premier Colijn :

In 1935 verzuchtte premier Colijn in de Tweede Kamer :

"Alles wat in Suriname is beproefd, het is alles eenvoudig mislukt. De dingen zijn niet gemakkelijk. En daarom wilde ik wel, dat er eenmaal in Nederland iemand opstond die wel wist wat er gedaan zou kunnen worden. Ik doe het mogelijke."

Echt tot slot , je weet dat Colijn behoort tot een van Aad's bloedhonden in Atjeh, klik maar gauw op deze link en dan stoppen we er echt mee.

colijnmilitair

Colijn als koloniale militair




Op zoek naar

Elmina, de laatste Afrikaanse kolonie van Nederland (2/2)

klik dan HIER




We kregen de volgende reakties:




Mijn naam is Paul Schuttenbelt en ben de team leader van het Elmina Cultural Heritage Programme. Dit programma probeert Elmina een opknapbeurt te geven en tegelijkertijd, d.m.v. van toerisme en economische ontwikkeling, de levensstandaard van de mensen in Elmina een boost te geven. Onderdeel van dit projekt is het opknappen van het Kasteel, het Fort (Coenraadsburg) de Nederlandse kapel en het kerkhof en het oprichten van een museum.

Meer informatie is onderweg.

Bezoek a.u.b. onze websites

www.elminaheritage.com

www.urban-solutions.nl

En toen kwamen er toch een aantal schitterende pdf files binnen van Flore de Vries, ook van www.urban-solutions.nl......

En toen dan ook nog bleek dat www.urban-solutions.nl gevestigd is aan de Schiekade 830 in Rotterdam, tja, dan vallen alle puzzelstukjes weer op de juiste plaats in elkaar....op onze eigen Rotterdam site met per maand soms meer dan 150.000 hits, waarbij deze Elmina verhalen per week ca 80x worden bezocht en volgens Google dus ook het meest populaire verhaal over Elmina, daar komt dus nu ook wat info bij van www.urban-solutions.nl aan de Schiekade 830 in Rotterdam.

Nieuwsgierig naar een paar citaten en foto's uit hun pdf flyers? Wil je ze zelf helemaal compleet hebben, neem dan natuurlijk kontakt op met www.urban-solutions.nl

Een Elmina recruut in het uniform van het KNIL

LINK

Een Elmina recruut in het uniform van het KNIL op Java

LINK

Beide partijen hebben zich echter nog vele jaren zonder mankeren aan de afspraak met de Ashanti koning gehouden, ondanks de protesten van de Britten, de aartsvijanden van de Ashanti, en van de slavernij.

Want hier is sprake van een merkwaardige transactie. Op Java zijn deze Afrikaanse soldaten van het Oostindisch leger in de annalen overgeleverd als 'zwarte Hollanders' 'blanda items'. Het argument, dat zij op deze wijze uit slavernij worden verlost, of niet in slavernij zullen geraken, heeft uiteraard slechts een heel betrekkelijke waarde... .
Sommige 'Sneeuwwitjes*, zoals zij meestal werden genoemd, van het Oostindisch leger overleven echter hun diensttijd van zes, twaalf of achttien jaar en keren naar Afrika terug. Ze wonen bij elkaar op Java Hill, bij de vesting Elmina.

Deze oud-KNIL militairen konden prima rondkomen van hun KNIL-pensioen. Zij maakten er een sport van om iedere dag de Nederlandse driekleur net iets eerder dan de Nederlanders omhoog te hijsen. De kleurige batik-doeken, die zij uit de Oost meebrengen, doen het goed aan de Goudkust en worden tot op de dag van vandaag, als Dutch Waxprints, vlijtig nagemaakt, wat gelukkig goede verdiensten oplevert.

Namens alle lezers van dit verhaal, maar vooral van Aad, wensen we

www.urban-solutions.nl

heel veel succes toe en als er iets is, waar bijv. Aad in zou kunnen helpen....




Las met veel plezier je zeer uitgebreide website over o.a. El Mina

Mijn voorvader Cornelius van Werkum is in 1773 gestorven op dit fort in dienst van de WIC.

Hier in huis hangen de volgende 2 gravures van het fort uit de tijd dat Cornelius daar leefde (1770).

Centraal: Fort St. George d' Elmina

rechts: Fort Coenraadsburg op de heuvel St. Jago

v.l.n.r. Elmina, St. Jago, Cape Corse, Fort Royal de Maufro, Maure

Dit fort betekent dus wel iets voor mij.

Kan iemand mij helpen aan bronnen waar ik meer over dit fort kan vinden?

Waren ze El Mina ook niet met Nederlands geld aan het restaureren? Wie is daar bij betrokken??

Die vraag is al beantwoord, zie boven

Je begrijpt dat ik hongerig ben naar informatie.

Ik hoop dat iemand mij verder kan helpen.

Groet,

Dirk Jan van Werkum, klik HIER voor Dirk Jan's email

Ook voegen we er nog graag deze informatie van Dirk Jan aan toe:

Inmiddels heeft Dirk Jan via Paul Schuttenbelt contact gemaakt met Michel Doortmont uit Groningen. Michel is gespecialiseerd in de regio Ghana en de daarbij horende koloniale geschiedenis.

Kijk maar eens op Michels website:

http://odur.let.rug.nl/~doortmon/index.html


Tot slot (?) op onze site hebben we ook dit verhaal

De Nederlandse begraafplaats in Elmina / The Dutch Cemetery in Elmina

We kregen ook de volgende reaktie met oproep van Gerhard Scheltens

Ik heb uw site over Elmina met grote belangstelling gelezen. Deze belangstelling komt voort uit het feit dat mijn overgrootvader Antoni Veldkamp consulair agent is geweest in Elmina en later in een groter gebied in dit deel van Afrika. In de periode 1879 en later.

Ik heb in een nalatenschap van mijn vader een groot aantal documenten en brieven uit die tijd gevonden. Het betreft aanstellingsbrieven, handels- en privecorrespondentie en veel meer. Dit moet allemaal nog ontcijferd en uitgezocht worden.

Waar Elmina nu precies lag was mij altijd onduidelijk tot ik uw site ontdekte. Ik ben in één keer bijgespijkerd. Een vergeten stukje vaderlandse geschiedenis stelt u terecht.

Mocht u of iemand de naam Antoni Veldkamp eens tegenkomen, houd ik mij aanbevolen.






Sinds een paar jaar heeft Gouda Elmina uitgekozen als Partnergemeente.

Meer informatie over de relatie Gouda Elmina is te vinden op

http://www.gouda.nl/

zoekterm: Elmina






    Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:

    Voor meer vrijblijvende informatie

    aad@engelfriet.net

    Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:

    klik dan HIER







Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen







Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

22 April 2014