(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van onze site (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....
En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.Interesse? Om het aantal GB / maand beheersbaar te houden, zijn wij helaas genoodzaakt foto's / prenten / kaarten etc als thumbnail weer te geven.
Graag kontakt opnemen met
hans@engelfriet.net
Iedere bijdrage is van harte welkom ! !
Klik dus op de thumbnail voor het originele formaat en op BACK van je browser om weer terug te keren naar het verhaal.
Ook de vierkantjes met rood kruisje zijn een thumb, die thumb bleek te klein om weer te geven...
Historisch Nieuwsblad - 3 nummers voor EUR 9.00
Denksport Kruiswoord Varia - Kruiswoord Varia; de leukste variaties op de eeuwenoude kruiswoord hersenkraker.
AANBEVOLEN
Op zoek naar boeken over zeerovers?
Klik dan op deze link
Zoek je iets anders dan zeerovers?
Kan ook:
In dit verhaal over Nederlandse "zeerovers, kapers en piraten" beginnen we natuurlijk eerst weer met wat citaten uit diverse verhalen op onze site, waarin we al wat verteld hebben over allerlei Nederlandse "zeerovers, kapers en piraten".
Citaat uit dit verhaal :Citaat uit dit verhaal :
Inname van Den Briel
1 April 1572
LINK
Bossu is ook bekend geworden als bevelhebber van de Spaanse vloot die op de Zuiderzee door de Geuzen onder aanvoering van Cornelis Dirksz, burgemeester van Monnickendam, werd verslagen en gevangen werd genomen :
11 oktober 1573
De Spaanse Vloot o.l.v. Bossu wordt verslagen
Bossu wordt gevangen genomen
Over deze Zeeslag op de Zuiderzee kun je in Hoorn o.m. dit lezen:
tot eer van haar geslacht tot lof van deze daad
die klampen hem aan boord die weten nog wel raad
hier is een Hoorns hop, daar gaat 't op een vechten
daar ziet men 't ene schip vast aan 't ander hechten
daar ziet men rechte liefde daar doet men onderstant
daar vecht men sonder geld voor 't lieve vaderland
Bossu werd later weer vrijgelaten :
Bossu (links) ontvangt zijn zwaard terug van Willem de Zwijger (rechts)
volgens de overlevering omdat Bossu de kant zou hebben gekozen van Willem van Oranje ????
En nu nog wat over
Graaf Guillaume Lumey de la Marck
1542 - 1578
Volgens de geschiedenis de aanvoerder van de watergeuzen, maar dan wel een die zich snel gehaat maakte door zijn drieste optreden, uit ons kastelen verhaal dit citaat:
1568
Slot Honingen
Slot Honingen werd in 1574 verwoest nadat Graaf Willem van der Marck, beter bekend als (Heer van) Lumey, de admiraal van de Geuzen, er gevangen had gezeten
Lumey was de man achter de moord op de later zoo genoemde Gorkumse Martelaren
ook was hij verantwoordelijk voor de plundering van de St. Laurenskerk
de reputatie van Lumey was op een gegeven moment zoo slecht dat hij door Leidse schutters gevangen werd gezet op Slot Honingen
Rotterdamse schutters haalden hem er weer, helemaal berooid, uit,
de vroedschap van Rotterdam betaalde Lumey 50 pond per week om weer wat op krachten te komen
om te vermijden dat Lumey daar ooit weer gevangen zou worden gezet werd slot Honingen gedeeltelijk verwoest.....
1645
Slot Honingen
In 1574 was slot Honingen nog een "seer rijck ende heerleyck gebouw, gelegen een vierendeel mijl oostwaerts buiten de stadt Rotterdam tussen het dorp Cralingen en de Mase"
In ons rampjaar verhaal kun je lezen over de korrupte Johan Kievit en Slot Honingen.....
Toen Aad ooit verhuisde naar Brabant had hij, als leerling van een Protestantse school, nog nooit gehoord van de Martelaren van Gorkum. Bij toeval kwam hij in een wijk te wonen met allemaal straten vernoemd naar de Martelaren van Gorkum, arme Aad, had daar nog nooit (toen) van gehoord, censuur op school ???
Want, lees maar eens mee over Lumey :
Op 25 juni 1572 viel Gorkum in handen van de geuzen. Hun aanvoerder Lumey liet 19 rooms-katholieke priesters overbrengen naar Den Briel, waar zij in de nacht van 8 op 9 juli werden opgehangen.
Alle geestelijken, priesters en broeders die in de stad Gorkum aanwezig waren, werden gevangen genomen en gedwongen het nieuwe geloof aan te nemen. Zij werden opgesloten in een kasteel waar zij voortdurend werden vernederd en gefolterd. Nadat zij in een schuit naar Den Briel waren vervoerd, werden zij in de turfschuur van het verlaten Elisabethklooster opgehangen en stierven op 9 juli de marteldood.
In 1671 werden zij zalig en in 1867 door Paus Pius IX heilig verklaard.
De martelaren van Gorkum Citaat uit dit verhaal :
Inmiddels was op 27 november 1577 in de Kerkstraat een jongen geboren met de naam Piet Heyn. Van jongs af aan heeft hij het aan de stok gehad met de Spanjaarden. Zijn wraak was uiteindelijk zoet, want in 1628 overmeesterde hij, varend onder de vlag van de Westindische Compagnie, in de baai van Matanzas te Cuba, de Spaanse Zilvervloot.
Na zijn dood op 20 juni 1629 (hij sneuvelde tegen de Duinkerkse kapers), werd hij op 4 juli in de Grote Kerk te Delft bijgezet in een graftombe.
In 1871 werd een standbeeld voor hem onthuld door koning Willem III en de straat waar hij geboren was werd omgedoopt in Piet Heynstraat.
In 1985 werd het beeld gedraaid, onzen Piet kijkt nu weer uit over het water van de Achterhaven.......waar blijven m'n Spanjolen ???
Citaat uit het verhaal Bijna werden kaapvaart brieven uitgereikt aan vrouwen
Na het 12-jarig bestand ging het niet zo goed met de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden. De inkomsten van de VOC vielen tegen, Jan Pieterszn Coen moest zelfs de bevolking van de Banda eilanden uitmoorden om het nootmuskaat monopolie te handhaven. (zie mijn Banda verhaal).
Bovendien was het land verdeeld door de onthoofding van de ex-raadspensionaris van Rotterdam Oldenbarnevelt, gevolg van een pure machtstrijd! (klik maar even op deze link)
Wist je trouwens dat Oldenbarnevelt ooit Heer van het Tempel complex in Overschie is geweest? Nee, klik dan maar gauw op deze link.....
Oldenbarnevelt
Een Spaanse veroveringsvloot strandde gelukkig in Zeeland doordat ze de verkeerde inham hadden genomen, kantje boord.... Breda werd echter door de grote strateeg Spinola weer heroverd (na de verovering via dat turfschip door Maurits) en in 1625 overleed een teleurgestelde Maurits. Alles wat hij voor het 12-jarig bestand dacht te hebben bereikt, werd weer ingehaald door de geschiedenis.
Maurits In die tijd was het normaal om op open zee een schip te enteren en de lading in beslag te nemen, de zogenaamde kaapvaart. De Staten-Generaal zat in zware geldnood en gaf ten einde raad Piet Heyn de opdracht om te proberen een van de halfjaarlijkse retourvloten uit Mexico naar Spanje te onderscheppen, een, wist iedereen, onmogelijke opdracht. De Spaanse retourvloten waren zwaar bewapend en er was opdracht om de schepen te laten zinken als het niet anders kon, overleefde je dit, dan werd je in Spanje soms opgehangen want je had je best niet gedaan, dus vochten de Spaanse verdedigers van zo'n vloot zich letterlijk dood.
Piet Heyn had het geluk dat de Spaanse vloot op Cuba een verkeerde baai invoer en aan de grond liep. De bevelhebber vluchtte weg en de bemanning hield het toen ook voor gezien. En dus was de verovering een makkie. MAAR, Piet Heyn bedacht reeds toen al , hoe kom ik hiermee heelhuids thuis, want er lagen veel meer kapers op de kust. Dat hij zonder slag of stoot de Spaanse vloot had veroverd, raakte snel bekend. Piet deed toen een slimme zet, hij stuurde een boot vooruit naar Rotterdam met het verzoek hem met de vloot op te halen en zo gebeurde. De hele Nederlandse oorlogsvloot voer uit om Piet Heyn te beschermen tegen een groot aantal kapers op de kust. Zwaargehavend kwam de vloot met de schatten aan in de haven van Hellevoetsluis, in het hele land werden dankdiensten gehouden en het nog steeds bekende liedje verscheen op de markt.
Frederik Hendrik
Frederik Hendrik wist de Staten-Generaal er toen van te overtuigen dat de opbrengst (geschattte waarde toen 7 miljoen, waarvan Frederik Hendrik 10% commissie verkreeg....) moest worden gebruikt voor de verovering van 's Hertogenbosch, de meest noordelijke Spaanse stad in onze regio en omringd door moerassen en water en dus voor die tijd onneembaar, vergelijkbaar met het ontzet van Leiden waar de Spanjaarden moesten vluchtten toen de dijken werden doorgestoken.
Frederik Hendrik kwam met een revolutionaire aanpak : buiten schootsveld vanuit Den Bosch legde hij een grote wal aan en plaatste daarop kanonnen met als doel zich te verdedigen tegen een eventueel ontzettingsleger, uniek voor die tijd. Men ging meestal meteen de stadsmuren te lijf !! Met hulp van Leeghwater werden vervolgens op het gemak alle moerassen etc rondom Den Bosch drooggemalen, alle rivieren naar Den Bosch werden afgedamd. In het drooggevallen gedeelte werden (ook toen zeer uniek) loopgraven aangelegd, waarvan uit de stad werd beschoten. Heel Europa kwam kijken, naar dit unieke experiment, wat onbetaalbaar zou zijn geweest zonder Piet Heyn.
Tot hun ontzetting konden de Bosschenaren zien dat een Spaans ontzettingsleger er niet door kwam en dus maar terug trok.
In die tijd werden belegeringen vergezeld van rechtstreekse onderhandelingen tussen de bevelvoerders, waarbij het gezichtsverlies een zeer grote rol speelde. Frederik Hendrik speelde het spel geniaal, geregeld stuurde hij geschenken richting Den Bosch, volgens de overlevering werd de Bosschenaren zelfs uitgenodigd om zijn voorderingen zelf te komen bekijken. De verstandhouding was zelfs zo goed dat, weer volgens de overlevering, toen een kanonskogel in de kamer van Frederik Hendrik terecht kwam tijdens het diner, de schutter in Den Bosch werd opgehangen, je wilt tenslotte even rustig eten. Toen dan ook op een dag het eerste bres in de stadsmuur werd geslagen, mocht de gehele Spaanse bezeting met alle wapens vertrekken, heel Europa stroomde toe om dit te zien, de twee Opperbevelhebbers groetten elkaar vriendelijk en dat was dat.
Helaas voor Den Bosch moesten alle katholieken, die zich niet wilden houden aan de Calvinistische gedragsregels, onmiddellijk de stad verlaten. Bij hun tocht uit de stad werden velen mishandeld en nog erger, Frederik Hendrik heeft hier zich altijd over opgewonden, maar stond hiertegen machteloos. Bisschop Ophovius wist te ontsnappen naar het kasteeltje van Geldrop, vlakbij Eindhoven.
De overgave van 's-Hertogenbosch aan Frederik Hendrik in 1629
In de stad werd een citadel gebouwd, niet tegen aanvallen van buitenaf, maar om de bevolking in de gaten houden. Volgens de inwoners werd Den Bosch dus niet bevrijd, maar veroverd, heel iets anders dan wij vroeger geleerd hebben......
Door de spectaculaire verovering van Den Bosch, dankzij Piet Heyn, zakte het Spaanse moreel. Men was het zat, bovendien waren de Nederlanders en de Spanjaarden, via hun Habsburgse koning, ook partij in de toen destijds veel belangrijker 30-jarige oorlog verzeild geraakt, een oorlog die de Spaanse staatskas uiteindelijk heeft uitgeput. De 30-jarige oorlog woedde in wat nu Duitsland heet en bracht zoveel verwoestingen ten gevolge dat het land voor zeker 100 jaar is achterop geraakt. In de Europese geschiedenis speelt onze 80-jarige oorlog absoluut geen rol, de 30-jarige oorlog was veel belangrijker en heeft onnoemelijk veel meer leed veroorzaakt aan de plaatselijke bevolking dan de 80-jarige oorlog. In 1648 werd de Vrede van Westfalen gesloten, met ergens in Münster een groot gekrakeel tussen de verschillende delegaties van de zelfstandige Nederlandse gewesten die het aanvankelijk onderling niet eens konden worden...maar dat is een heel ander verhaal
Het door Spanje in 1648 ondertekende Vredesverdrag van Münster
in het bezit van de Staten Generaal
LINKIn 1856 werd in de Deklaratie van Parijs afgesproken om een eind te maken aan de internationaal erkende kaapvaart. Tot ver in de 19e eeuw werden koopvaardijschepen, zoals we zullen zien, bijvoorbeeld in de Amerikaanse Burgeroorlog rond 1865, door bewapende vijandelijke koopvaardijschepen in beslag genomen.
Een zonderling project voor een kaapreederij ging in April 1781 uit van de kooplieden Cornelis Balguene, Ewoud van Son en Damel Havart. Het werd door den druk onder de aanminnige sexe van heel Nederland verspreid als Plan voor Neêrlands vrouwen ter opregting van een kaapreederij onder de zinspreuk
Heldinnenijver
"Wij gelooven op bondige redenen", aldus de directeuren in hun vaderlandslievende aanbeveling, "dat de meeste verstandig denkende vrouwen in dit ons Nederland, tot hunne innerlijke zielssmarte hebben aangehoord de dagelijkse rampen, die sedert den aanvang van dezen onregtvaerdigen oorlog ons dierbare vaderland hebben gedrukt, wij vertrouwen derhalven, dat de aangeboore tederheid der vrouwenharten niet minder gedrukt is door de benauwde zugten van hunne mannen, in slaapelooze nachten, wanneer een meenigte, aan wien de last der regeenng is opgelegt, afgeslooft, ja half mijmerende door de zorgen om onze duurgekogte vrijheid te beschermen, in plaats van zich in de liefdearmen van haare echtgenooten door een verkwikkelijke rust te doen herleeven, genoodzaakt zijn om zonder dezelve hunnen arbeid te hervatten . ..
Het is daaraan, dat wij toeschrijven die algemeene flauwheid, ja laten wij zeggen, lusteloosheid, die wij in Neêrlands mannen ontmoeten om een regtvaerdige wraak te neemen over onzen vijand. Dus is 't, Beminnelijke Voorwerpen! dat wij Ulieden een regtvaerdig wraakzwaard aenbieden, gordt het aan Uwe heupen en wilt daardoor Uwe vijanden helpen tot reden brengen.
Hebt gij het vermogen gehad om Uwe mannen op het eerste aanschouwen aan de boeyen der liefde te kluisteren, gewis, zoo zullen de vijanden niet bestand zijn om tegen Uwe magt te vegten, te meer, als zij zich verbeelden, hoe onmogelijk het is tegen vrouwen te bestaan en hoe aangenaam en draeghjk om hunne gevangenen te worden".
Om den eeretitel van heldin te verwerven, was het echter niet noodig, dat de vrouwen als wijlen Kenau Simons Hasselaar den vijand met kokend pek tegemoet trokken; zij behoefden slechts een of meer aandelen te nemen in de Rotterdamsche kaapreederij.
De Rotterdamsche "Klapperman van Staat" daarentegen stelt zich veel voor van een actieve deelneming van vrouwen aan den strijd "Indien men", verzekert hij, "voor vijf scheepen van linie verwoede wijven wilde hebben, mits dat zij aangevoerd wierden om hunne mans uit de slavernij der tyrannen te verlossen, zoude men die op de eerste trommelslag krijgen."
Toen het plan van dezen kaapreederij ruchtbaar werd, snelde de klapperman naar zijn zieken vriend, een patriot, om hem dit nieuws mee te delen. Maar de gedachte alleen aan de offervaardigheid der Nederlandschen vrouwen terwille van het lieve vaderland pakte den zieke zoo aan, dat eene edelmoedigen drift zijn einde verhaastte.
Uiteindelijk stopte de kaapvaart na de Haagse Conventie van 1907 waarin werd vastgelegd dat alleen oorlogsschepen door andere oorlogsschepen veroverd mochten worden. Een niet-oorlogsschip (vaak werden koopvaardijschepen van wapens voorzien) mocht niet meer een ander koopvaardijschip aanvallen en evt in beslag nemen. Officieel mag sinds 1907 een koopvaardijschip dus geen aanvalswapens meer aan boord hebben.
Het aanvallen van koopvaardijschepen door oorlogsschepen wordt echter in de praktijk nog steeds toegepast, in WOII was dit het grote doel van de onbeperkte Duitse duikboten oorlog op de Atlantische Oceaan.
Ook kust blokkades kwamen en komen nog steeds voor, nog steeds een legitieme manier om de vijand ekonomisch schade toe te brengen.
In de Nederlandse Vaderlandse geschiedenis komen steeds verhalen voor over de strijd tegen de Duinkerker kapers. Altijd afgeschilderd als een groot onrecht wat ons ooit werd aangedaan. Zelden wordt daarbij toegelicht dat het destijds om een geoorloofde manier van oorlogsvoering ging, Piet Heyn werd als Nederlandse Kaper zelfs beroemd en dus geprezen, Piet Heyn deed in feite niet anders dan de Duinkerker Kapers.
Ook worden kapers vaak zeerovers en/of piraten genoemd, ook een heerlijke, soms begrijpelijke verwarring, want de overgang van kaper naar zeerover / piraat was niet zo groot...
Kortom, we gaan het in dit verhaal niet alleen hebben over de geschiedenis van o.m. de Nederlandse kaapvaart, maar ook het verschil uitleggen tussen een kaper en een zeerover / piraat.
Over de kaapvaart is niet zoveel gepubliceerd, maar gelukkig hebben we toch wat gevonden in wat oudere boeken. Waarom er zo weinig is gepubliceerd, komt o.m. omdat er ook vroeger weinig dokumenten zijn opgesteld, want, we citeren een van de beroemdste Nederlandse zeerovers, we komen er nog op terug, Claes Compaen, die ooit weigerde iets op papier te zetten, want:Kaapvaart kan worden gedefinieerd als een door de overheid toegestane piraterij. Een kaper kreeg een kapersbrief mee, waarin precies stond beschreven wat en wie hij mocht aanvallen. Een zeerover / piraat deed hetzelfde maar dan zonder officiele opdracht. En dan kwam het natuurlijk voor dat bijv de Republiek de officiele Spaanse, later Franse Duinkerker Kapers tot piraat bestempelde, waarvoor natuurlijk hele andere regels golden. Een gevangengenomen kaper moest officieel als een krijgsgevangene behandeld worden, een piraat werd vaak gewoon overboord gezet. En dat liet de Republiek dus doen met gevangengenomen Duinkerker Kapers ondanks hun officiele kaapvaart brieven die door de Republiek niet werden erkend. De Spanjaarden deden niet anders met de Watergeuzen.
Kortom, iemand die officieel op Kaapvaart ging, nam grote risico's....
Op gezag van Willem van Oranje schreef Lodewijk van Nassau op 20 februari 1570 de eerste Nederlandse kaapvaart brief uit aan Diederik van Sonoy. Zoo'n brief werd ook wel commissie-, kaper-, bestel- of octrooibrief genoemd, in het Frans Letter de Marque.
Deze allereerste brief hebben we niet kunnen vinden, wel deze:
Een kapersbrief uitgegeven door Willem van Oranje
op 10 juni 1570 aan Nicolaas Ruychaver
Niet iedereen was bevoegd om zomaar een kapersbrief uit te delen, principieel mocht alleen een soeverein dit doen, dus bijv Koning Philips II. Officieel deed Willem van Oranje dit, niet omdat hij stadhouder was van Holland en Zeeland, nee, hij deed dit omdat Willem van Oranje soeverein was van het Prinsdom Oranje in Zuid-Frankrijk en natuurlijk werd door Madrid bestreden dat Willem van Oranje kapersbrieven uitgaf als soeverein van het Prinsdom Oranje in de strijd van de opstandige gewesten tegen Spanje, wat had het Prinsdom Oranje hiermee te maken en natuurlijk, een beetje terecht...
1583
Willem de Zwijger
Uit dit verhaal halen we dit:Willem de Zwijger had recht op de volgende titels :
Na de Akte van Verlatinghe in 1581 en na diverse pogingen om een andere soeverein dan Philips II te vinden, benoemde, zoo zullen we maar zeggen, de Staten-Generaal zichzelf tot soeverein wat pas in 1609 door Frankrijk en Engeland werd erkend, en na 1648 door andere Europese Staten (LINK). Formeel was de Republiek, zeker niet tot 1609, bevoegd om zelf kapersbrieven uit te geven. Pas in 1618 werd Prins Maurits weer een Soeverein. Philips Willem kwam pas in 1598 weer terug uit Spanje.
- Prins van Oranje, vanaf 1544
- Graaf van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden, Diex, Buren, Lingen en Leerdam
- Markies van Veere en Bergen op Zoom
- Burggraaf van Antwerpen
- Baron van Breda, IJsselstein, Diest en Cuyk
- Ridder van het Gulden Vlies (1566)
- Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (1559 - 1567 en 1572 - 1584)
- Gouverneur van de Franse Comté (1561 - 1567)
- Stadhouder (Ruwaard) van Brabant (1577 - 1584)
- Stadhouder van Friesland (1580 - 1584)
De in rood aangegeven titel maakte hem en de rechtmatige opvolger van deze titel, zijn oudste zoon Philips Willem, tot een adellijk persoon, in aanzien in heel Europa. Zijn zoon Maurits mocht zich slechts Graaf van Nassau noemen. Alleen omdat Philips Willem in 1618 kinderloos overleed, kreeg Maurits bij testament recht op de prestieuse titel Prins van Oranje. Had Philips Willem wettige nakomelingen gehad, dan had Nederland nu geen Oranje als hoofdkleur bij o.m. sportwedstrijden gehad.
Uit dit verhaal halen we dit:In de "officiële" praktijk werden na 1648 de kapersbrieven opgesteld door de Stadhouders i.v.m. hun funktie van Admiraal-Generaal van de Vloot. In de Stadhouderloze Tijdperken (1650 - 1672; 1702 -1747) deed de Staten-Generaal dit weer.
Philips Willem
Isabella Clara Eugenia de Austria
1566 - 1633
dochter van Philips II
Landvoogdes van de Spaanse Nederlanden
samen met haar echtgenoot
Albertus van Oostenrijk
1559 - 1621
Philips Willem kwam terug naar de Nederlanden in het gevolg van Isabella en Albertus, die we ook tegen komen in ons Slag bij Nieuwpoort verhaal. Het was de bedoeling dat Philips Willem deel zou gaan uitmaken van de Brusselse hofhouding.
Vanuit Den Haag werd het gerucht verspreid dat de gevangen "Heer van Buren" (een vernederende titel voor Philips Willem) terug zou komen, maar Philips Willem kwam niet terug als gevangene. Bovendien wist iedereen dat alleen hij recht had op de Prinselijke titel, Prins van Oranje, maar men wilde Maurits natuurlijk niet voor het hoofd stoten. Vanuit Frankrijk was Philips Willem, na de dood van zijn vader, die belangrijke titel toegezegd, alleen kreeg hij nauwelijks het gezag wat hierbij hoorde.
Via een brief werd Philips Willem door Den Haag van harte welkom geheten, maar tegelijk werd hij vriendelijk doch dringend verzocht niet naar Den Haag te komen. Desondanks werd hij in 1599, net als zijn vader, benoemd tot Ridder van het Gulden Vlies.
Op 11 maart 1599 liet Philips Willem zich huldigen als Prins van Oranje, een vernedering voor Maurits waarschijnlijk. Maar ook de Franse Koning Hendrik IV was ontstemd, hij was niet van te voren geraadpleegd. Philips Willem was altijd ongehuwd geweest en Hendrik IV haalde hem over om te trouwen met de nog te jonge Eleonora de Bourbon-Condé, in 1599 pas 12..... Het huwelijk werd in 1606 gesloten, Philips Willem was toen 50, zijn vrouw 19, maar voor een politiek huwelijk gelden nu eenmaal andere normen.
De laatste officiële Nederlandse kapersbrieven werden uitgereikt in de Franse Tijd, door o.m. Koning Lodewijk Napoleon.
Het beroemde schilderij van Koning Lodewijk Napoleon
LINK
Op 14 juni 1810 werd de laatste Nederlandse kapersbrief uitgereikt.
Een vloot Zeeuwse Kapers
Nederlandse kapers kwamen vooral uit Zeeland, vooral Vlissingen, maar ook uit steden als Amsterdam, Dordrecht en Rotterdam.
In de 2e Engelse oorlog (1665 - 1667) voeren ca 130 Nederlandse Kaperschepen uit, in de Spaanse Successie Oorlog (1702 - 1713) waren dat er al ruim 500... en dus een lukratieve verdienste, want in deze laatste oorlog werden meer dan 1700 prijzen veroverd, oftewel een gedeelte van een lading of een heel schip etc etc, geschatte totale waarde dfl 23.000.000,= 18e eeuwse guldens
Tijdens de 4e Engelse Oorlog (1780 - 1784) werden meer dan 100 schepen opgebracht naar Nederlandse havens, maar er werd ook veel verloren: citaat uit dit verhaal:Aan de overheid moest vaak een borgsom worden betaald van soms dfl 30.000,= om er voor te zorgen dat de kaper zich aan de regels hield. Bij een succesvolle reis werden natuurlijk hoge dividenden betaald. Het grote voorbeeld is natuurlijk Piet Heyn:
De Vierde Engelse Oorlog (1780 - 1784) werd een regelrechte ramp voor de Republiek. In de eerste oorlogsmaand (januari 1781) maakten de Britse Vloot en kapers niet minder dan 200 Hollandse koopvaardijschepen buit, waarmee de nog resterende Nederlandse scheepvaart volledig lamgelegd werd.
De Zeeslag op de Doggersbank (5 augustus 1781) eindigde onbeslist, Admiraal Zoutman kreeg alle lof toegezwaaid, maar het was wel de laatste Nederlandse Zeeslag in Europa. De rol van Nederland als militaire mogendheid in Europa was definitief voorbij.
In februari 1781 veroverde admiraal Rodney St.-Eustatius en nam daarbij een groot aantal schepen in beslag, en een enorme hoeveelheden koopwaar en voorraden wapens.
LINK De Watergeuzen gebruikten als havens Dover, Emden en La Rochelle. Vanuit een van deze havens werd, t.g.v. tegenwind bij Texel, Den Briel veroverd en de Slag op de Zuiderzee gevoerd, zie boven.
Frederik Hendrik wist de Staten-Generaal er toen van te overtuigen dat de opbrengst (geschattte waarde toen 7 miljoen, waarvan Frederik Hendrik 10% commissie verkreeg....) moest worden gebruikt voor de verovering van 's Hertogenbosch.
Piet Heyn werd afgescheept met een ketting en mocht een keer naast Frederik Hendrik zitten tijdens een diner ter ere van Piet Heyn. Een ander gedeelte van de buit werd gebruikt voor de expeditie naar Brazilië. (LINK)
De aanval op Den Briel werd uitgevoerd o.l.v. Willem van der Marck, Heer van Lumey (1542 - 1578) en de uit Den Briel afkomstige Jonker Willem Blois van Treslong (1529 - 1594)
Over Lumey hebben we het al gehad, over Treslong nog niet:
Willem Blois van Treslong
uit Den BrielEn dan de Duinkerker kapers: van 1583 - 1609 en van 1621 - 1646 werd het de Republiek heel moeilijk gemaakt door de aan de bewoners van het Vlaamse Duinkerken uitgereikte Spaanse kapersbrieven. De eerste kapersbrieven werden namens Philips II verstrekt door Parma. De Duinkerkers zorgden voor veel rijke buit... In 1600 probeerden de Staten-Generaal om een actie te ondernemen tegen Duinkerken, over land, wat uitliep op een totale mislukking, alhoewel de Slag bij Nieuwpoort werd door Maurits gewonnen...
Willem Blois van Treslong was een rustiger type t.o.v. Lumey. Vanaf 1558 voer Willem Blois van Treslong op de Koninklijke Vloot.
In 1572 voer Willem Blois van Treslong als Watergeus commandant vast in het ijs op de Zuiderzee en werd toen overvallen door bewoners van het toenmalige eiland Wieringen. Willem Blois van Treslong wist hen te verjagen, maar verloor hierbij wel zijn zwaard dat nog steeds boven de deur van de kerk van Oosterland hangt, inderdaad is Aad daar ooit wezen kijken, maar kan zich er niet meer veel van herinneren...
Na 1573 werd Willem Blois van Treslong Admiraal van Holland en in 1576 ook Admiraal van Zeeland.
27 augustus 1585
Parma trekt Antwerpen binnen
Parma zit op het witte paard op de brug net voor de stadspoort van Antwerpen
Alexander Farnese, Hertog van Parma
1543 - 1592
zoon van de Landvoogdes Margaretha van Parma
Na de verovering van Antwerpen door Parma in 1585 dacht iedereen dat het nu snel afgelopen zou zijn met de Opstand. Achteraf is het anders gelopen, want Parma moest met zijn troepen naar Frankrijk, een noodlottige blunder van Philips II, (link) maar een Godswonder (zoals het later werd genoemd) voor het verloop van de Opstand.
Robert Dudley
Graaf van Leicester
1532 - 1588
In 1585 kreeg Willem Blois van Treslong ruzie met de Admiraliteit over het ontzet van Antwerpen en werd hierbij gevangen gezet. Pas dankzij Leicester werd Willem Blois van Treslong weer vrijgelaten.
Uit ons zeer populaire verhaal over de Slag bij Nieuwpoort deze citaten:In die tijd was het Zeeuws-Vlaamse Sluis nog in handen van de Spanjaarden die vanuit Sluis Duinkerken steunde. Op 26 mei 1603 lukte het de Republiek om de blokkade van Sluis te handhaven tegen een uitval van een vloot o.l.v. Spinola, een tegenvaller voor Duinkerken, maar zelden genoemd in alle verhalen over Duinkerken.
Maurits had de slag gewonnen, Albertus moest vluchten naar Brugge.
In de 19e eeuw werd dit schilderij gemaakt van Maurits direkt na de slag, niemand weet echter of het ook zoo is gegaan, al was Maurits wel een redelijk strenge Calvinist, zoals zou blijken ruim 18 jaar later...
Naar men zegt, het paard van Albertus werd ook veroverd, het werd het lievelingspaard van Maurits..... :
Na de slag kreeg Maurits toch weer de opdracht om verder te trekken richting zuiden, hij deed het nog ook. De belegering van Nieuwpoort liep uit op een mislukking en Maurits besloot op een dag zich gewoon terug te trekken, vooral nadat hij hoorde dat de afvaardiging van de Staten-Generaal vertrokken waren uit Oostende naar Bergen op Zoom om daar met de Spanjaarden te onderhandelen over een Vredesverdrag......
De legende wil dat toen Maurits Oldenbarnevelt weer voor het eerst ontmoette, Maurits Oldenbarnevelt in het gezicht sloeg....
Maarten Harpertszoon Tromp
LINK
Direkt na het 12-jarig bestand vielen honderden schepen in handen van de Duinkerkers. Pas o.l.v. de uit Rotterdam afkomstige Maarten Harpertsz. Tromp lukte het, om samen met de Fransen, in 1646 Duinkerken te veroveren, Maarten Harpertsz. Tromp blokkeerde de haven, de Fransen belegerden Duinkerken vanaf het land:
Het droevig afscheid van Don de Calabassa uit Duinkerken naar Spanje
na de verovering van Duinkerken door Frankrijk en de zee-blokkade door Maarten Harpertsz. Tromp
1646
In 1658 zou Duinkerken aan het Engeland van dictator Oliver Cromwell worden afgestaan. Na het herstel van de Britse monarchie werd het oude kapersnest in 1662 door de krap bij kas zittende Koning Charles II aan Louis XIV van Frankrijk verkocht, waarna de kaapvaart weer werd hervat.
Meer over Cromwell en Charles II kun je vinden in ons Geschiedenis van Schotland verhaal
Maar tijdens de oorlogen rondom het rampjaar werden vanuit Duinkerken dus weer kapers uitgezonden, nu met Franse kapersbrieven ondertekend door Lodewijk XIV.
De Zonnekoning Lodewijk XIV
Bij de Duinkerker kapers deden ook veel Nederlander mee of andersom, Duinkerkers die in dienst van de Nederlanders waren geweest, zoals de in 1650 in Duinkerken geboren Jan Bart of zoals de Fransen hem noemen Jean Bart.
Jean Bart
1650 - 1702
Jean Bart heeft onder Michiel de Ruyter (ooit ook begonnen als kaper in dienst van de Zeeuwse broers Adriaan en Cornelis Lampsins) de beroemde tocht naar de ketting van Chatham meegemaakt, maar koos erna toch voor de Fransen.
Citaat uit ons Schotland verhaal:In 1672 trok Jean Bart op de Duinkerker kapersvloot samen op met de Nederlander Karel Keyzer. In 1676 doodde Jean Bart persoonlijk de Zeeuwse kapitein Simon Loncke.
Engeland had ooit The Act of Navigation afgekondigd, die inhielt dat goederen alleen naar Engelse havens getransporteerd mochten worden door Engelse schepen. Alleen indien aangetoond kon worden dat de goederen geproduceerd waren in de Republiek, mocht een Hollands schip de goederen komen brengen, maar het bewijsmateriaal werd slechts mondjesmaat geaccepteerd en tegengewerkt. De hoofdreden voor de Engels-Hollandse oorlogen in de 17e eeuw, met in 1666 de beroemde tocht van Michiel de Ruyter dwars door de ketting bij Chatham over de Theems richting Londen.
Op den 22sten zeilden we de Rivier van Chatham op, die bij 't voornoemde fort zijn oorsprong neemt, alwaar de grootste Koningsschepen wierden gelegd en 't geschut daar in gedaan, als zij tot voor 't gezeide fort afgedreven zijn. De voornoemde rivier loopt zeer krom zo dat men het halve kompas moet omzeilen om ontrent Chatham te komen, zij is op veel plaatsen ten aanzien van haar bekwame diepte niet veel breder dan de Rotterdamse Schie, dies wij ook de lichtste fregatten gebruikten om daar in te zeilen, tot 17 in 't getal.
De Engelsen hadden de rivier gestopt met zeven brandschepen die allen overdwars gezonken lagen. Indien zij er nog een hadden doen zinken, wij zouden de rivier niet hebben kunnen opzeilen want het gat tussen het land en de gezonken wrakken niet wijder was als de Haagse vaart waarop ik lachende zei (ziende veel Engelse paarden gaan weiden) laten wij jachtschuiten van de schepen maken ende dezelve van de paarden doen doortrekken.
Het gat gepasseerd zijnde vonden wij grote blokken houts, met ankers in de grond vast gemaakt, en daar aan kettingen die omtrent drie à vier voet in 't water gezonken lagen. Aldaar hadden de Engelsen een klein batterijtje gemaakt, waar vandaan zij met zes à zeven stukken op ons flankeerden, doch wij daarvan meester geworden zijnde, maakten de kettingen los ende schoten dezelve aan stukken.
Op dien dag verbranden wij drie koningsschepen en namen er twee, waaronder de Royal Charles, het sterkste schip van heel Engeland.
Den 23sten wierden drie van de lichtste fregatten, met negen branders, geordonneert de andere drie koningsschepen, die onder het kasteel van Chatham lagen, te verbranden, hetgeen de branders (terwijl de gezeilde fregatten tegen het kasteel ageerden) gelukkelijk effectueerden. Aldaar lagen de Royal James, de Royal Londen en de Royal Oak.
Deze drie schepen waren weinig of niet minder dan de Royal Charles. U. Ed. kan dan oordelen wat een schrikkelijke brand dat het zelve moet geweest zijn. Doenmaals was ik met de opperhoofden van 's lands vloot op de genomen Royal Charles gegaan en zagen uit dat Koninklijk schip de koninklijke schade met vermaak aan.De overgave van de Royal Charles (rechts) aan de Ruyter (links)
het achtergedeelte van het schip (spiegel) kun je nog steeds bewonderen in het Rijksmuseum
In 1691, tijdens de 9-jarige oorlog (1688 - 1697), wist een Duinkerker vloot o.l.v. Jean Bart een Nederlandse blokkade te doorbreken. Lodewijk XIV vroeg Jean Bart hoe hij dit had gedaan, waarop Jean Bart zich met zijn vuisten door een rij speciaal daarvoor opgestelde hovelingen joeg. Prompt werd Jean Bart tot Kapitein van de Koninklijke Franse Vloot benoemd.
In 1694 wist Jean Bart een Nederlands oorlogsschip te enteren en te veroveren, de eerste keer dat dit gebeurde bij een schip van de toen oppermachtige Staatse Vloot. De Staatse Opperbevelhebber, Hidde de Vries, sneuvelde. Jean Bart werd al snel door Lodewijk XIV in de adelstand verheven.
Pas in 1697 lukte het de Republiek de Duinkerkers met geld te verleiden tot het opgeven van hun akties... Jean Bart stierf in 1702 aan een borstontsteking, wat meteen het einde betekende van de 2e Duinkerker kapersperiode.
Nog een anekdote over een nu onbekende Nederlandse kaper, het in 1781 vanuit Den Haag opererende kaperschip Dappere Patriot. De Dappere Patriot achtervolgde het Britse oorlogsschip de Cameleon ter hoogte van Texel. De Dappere Patriot is tijdens het vuren ontploft, de Nederlandse lijken kwamen op de Cameleon terecht. Niemand van de bemanning van de Dappere Patriot heeft het overleefd. Destijds maakte deze gebeurtenis veel emoties los in Nederland, pas na Van Speijk is het verhaal van de Dappere Patriot langzamerhand vergeten, want was het een ongeluk of een bewuste ontploffing, aldus de verhalen tot Van Speijk de lucht invloog, dat was wel duidelijk...
Wel uniek was dat de Staten-Generaal de achtergebleven weduwen van de Dappere Patriot een genereuze schenking heeft gedaan
Uit ons Van Speijk verhaal:En natuurlijk is er nog veel meer te vertellen over Nederlandse kapers, zeerovers en piraten, maar dat laten we doen via heerlijke vaderlandslievende teksten uit resp de jaren vijftig en de jaren veertig:
geen sigaar, maar een schot, het effekt is natuurlijk hetzelfde
Er komt, meteen in 1831, een grafmonument voor Van Speijk in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, waar zijn restanten worden begraven, en dus op dezelfde lijn als Michiel de Ruyter met het beroemde grafschrift (LINK) :
het Michiel de Ruyter monument
in de Nieuwe Kerk in Amsterdam
Aanschouw, aanschouw, den Held
Der Staten rechterhand
Den Redder van 't vervallen Vaderland
DEN ALLERHOOGSTEN EN ALGOEDEN GOD ZIJ DIT GEHEILIGT:
Mitsgaders de eeuwige gedachtenisse van Michiel de Ruyter, opper-admiraal van Holland en West-Friesland, door drie Koningen van Europe met adellijke wapenen, ridderlijke waardigheid en hertogdom in 't Koninkrijk Napels, begiftigd: een Heer die, zonder het voorlichten van voorouderlijke adel, alles Gode en zijn dapperheid had te danken: door een ervarenis van acht en vijftig jaren, in het stuk der zeezaken d'allerkundigste zijner eeuwe, de grootste daden den geheelen Oceaan en Middellandsche Zee door, in zeven oorlogen loffelijk verricht, eilanden en sterkten in 't Noorden en Zuiden verovert, den Nederlanders die groote kust aan de Atlantische zee gewonnen, den zeeroover getemd hebbende, heeft hij als opperhoofd in vijftien groote slagen onoverwinnelijk gevochten, dien boven anderen gedenkwaardigen slag van vier dagen geleverd, en vier maal 't overgroot geweld der vereenigde vloten van den hals der republiek zeer voorspoedig afgekeerd: minder in macht - in dapper' heid gelijk, in beleid en geluk meerder. Eindelijk hebbende 't vaderland uit het uiterste gevaar gerukt, is hij, in den tweeden slag bij Siciliën gewond, in de haven van Syracuse manhaft gestorven.
Hij heeft geleeft 69 jaren, 1 maand, 5 dagen.
De Schrik des Grooten Oceaans.
Nog steeds schijnen ze bij de Marine te zingen :Het voorbeeld door Van Speijk gegeven,
Ook is er nog steeds een Koninklijk Besluit van kracht, waarin bepaald is dat altijd één van de schepen of vaartuigen van de Marine de naam "Van Speijk" zal voeren.
volgen wij met hart en hand
Verhaal 1
Van de vroegste tijden af zijn de zeeën onveilig gemaakt door kapers en zeerovers. Tussen deze beide groepen was verschil.
Kapers kregen van een vorst z.g. kaperbrieven mee, waardoor ze het recht kregen om schepen van een aan die vorst vijandelijke mogendheid buit te maken. Een kaper behoorde, wanneer hij zelf werd gevangengenomen, als een krijgsgevangene en niet als een misdadiger behandeld te worden. Ondervond een natie van kapers veel overlast, dan verklaarde men die kapers wel tot zeerovers. Dat hebben b.v. de Staten-Generaal van onze Republiek met de Duinkerker kapers gedaan.
Zeerovers bepaalden zich niet tot vijandelijke schepen, maar stalen en roofden, waar zij konden. Zij waren dus misdadigers en werden bij gevangenneming als zodanig gevonnist. Helaas gebeurde het maar al te vaak, dat ook een kaper zich vergreep aan niet-vijandelijke schepen. Hierdoor stelde hij dan zichzelf buiten de wet, maakte hij zichzelf tot zeerover.
Ook voor ons land is de zeeroverij vanouds een ware ramp geweest. Reeds in de eerste eeuw van onze jaartelling klaagden de Romeinen over de zeeroverijen van Friezen en Cauchen. Toen omtrent het begin van de 9e eeuw in West-Europa handel en scheepvaart zich uitbreidden, namen ook kaapvaart en zeeroverij toe. In die tijd werd de zee onveilig gemaakt door de roofzuchtige Noormannen.
Omstreeks 1400 trad het machtige stedenverbond, de Hanze, krachtig tegen zeeroverij op en bracht in een driedaagse zeeslag een sterke macht van zeerovers een beslissende nederlaag toe.
De Watergeuzen in gevecht, beetje onduidelijk tegen wie...
Bij het begin van onze opstand tegen Spanje waren het de Watergeuzen, die de zee onveilig maakten. Men weet, dat de Prins van Oranje aan een aantal Geuzen kapiteins kaperbrieven deed uitreiken. Van Spaanse zijde erkende men die brieven niet en zo werden Watergeuzen, die in Spaanse handen vielen, als zeerovers behandeld. Niet zelden waren ze dat ook, want een aantal hunner bepaalden zich niet tot het nemen van Spaanse schepen, maar maakten ook schepen van andere naties buit.
Gedurende tachtig jaar hebben onze voorouders oorlog tegen Spanje gevoerd; gedurende vijftig jaar daarvan hebben zij een meedogenloze strijd gevoerd tegen de Duinkerker kapers. De Duinkerker kapers waren Vlamingen, door taal, zeden en gewoonten nauw verwant aan de Hollanders en de Zeeuwen. Gedurende de lange jaren van strijd hebben tal van Hollandse en Zeeuwse zeelieden op hun schepen dienst genomen.
De Duinkerker Kapers in gevecht, beetje onduidelijk tegen wie...
In 1585 gaf Parma de eerste kaperbrieven aan de Duinkerkers uit. Twee jaar later namen de Staten-Generaal het besluit, dat de Duinkerker kapers als zeerovers moesten worden beschouwd, ook al konden ze kaperbrieven. tonen. Duinkerker kapers moesten, wanneer ze in handen der onzen vielen, zonder pardon over boord geworpen worden. Men noemde dit het "recht van voetspoeling" .
Het pleit voor onze zeelieden van die tijd, dat zij een grote afkeer van deze wrede maatregel toonden. Het op zulk een wijze afmaken van overwonnen vijanden stuit de zeeman nu eenmaal tegen de borst. Het is dan ook meermalen gebeurd, dat kapiteins de door hen gevangengenomen Duinkerkers niet op de voorgeschreven wijze ter dood brachten, maar hen in de haven, waar zij binnenvielen, aan wal zetten en het beulswerk aan anderen overlieten.
Maar de Staten wisten van geen toegeven. Zij stelden nu de eis, dat iedere kapitein, vóór hij uitvoer, onder ede zou verklaren, dat hij de voetspoeling zou toepassen. Een gevolg van deze maatregelen van de Staten was, dat de Duinkerkers niet nalieten weerwraak te nemen. En zo werd de strijd steeds feller en bloediger. Het ging hier hard tegen hard, zeer ten nadele van onze zeevaart en visserij.
Wat de voetspoeling betreft, de Duinkerkers hadden hiervan niet minder afkeer dan de zeelieden van de Republiek. Het gebeurde vaak, dat de Duinkerkers hun gevangenen lieten dobbelen om hun leven. Zij, die de minste ogen gooiden, moesten onverbiddelijk overboord. Zo moest eens een zoon tegen zijn vader dobbelen. De vader wierp de minste ogen, maar de zoon redde zijn vader.
Hij deed een kort gebed en sprong overboord. Onze zeelieden bleven het voeten spoelen haten. Waar zij konden, probeerden ze het wrede bevel van de Staten te ontduiken.
Een treffend voorbeeld hiervan is het volgende: Een Hollandse zeeman was naar Duinkerken gegaan om zich bij de Duinkerker kapers aan te sluiten. Hij kocht een schip en legde tegenover het Spaanse gezag in Duinkerken de eed af, dat hij alle gevangenen, die hij in handen mocht krijgen, de voeten zou spoelen en alle schepen, die hij veroveren mocht en niet te Duinkerken kon binnenbrengen, zou doen zinken.
Op zekere dag maakte hij een haringbuis uit Katwijk buit. Op deze buis was zijn broeder schipper. Volgens zijn eed zou de kaperkapitein nu zijn eigen broeder de voeten moeten spoelen. Dit was de man toch te machtig. Maar hij vond er wat op. Hij liet door enige van zijn mannen zijn broeder naar de wal roeien. Op een plaats aan de kust, waar nog maar heel weinig water stond, werd de gevangene overboord gezet, zodat hij, door het water wadende, gemakkelijk de kust kon bereiken. Zo had de kaperkapitein zijn eed gehouden; immers zijn broeder waren de voeten gespoeld.
De Staten-Generaal namen allerlei maatregelen om de kaapvaart der Duinkerkers te beteugelen, maar dezen bleven onze handel en scheepvaart geweldige schade toebrengen. Gedurende de eerste jaren na het Twaalfjarig Bestand maakten de Duinkerkers niet minder dan 600 van onze koopvaardijschepen buit; in 1629 alleen 60. In zes jaar tijd, van 1631-1637, verloor de haringvloot van Maassluis 200 buizen.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand hadden de Duinkerkers hun haven aanzienlijk versterkt. Twee van onze beroemdste admiraals hebben aan de strijd tegen de Duinkerker kapers deelgenomen, te weten Piet Heyn en Maarten Harpertsz. Tromp. Eerstgenoemde liet in 1629 in die strijd het leven, laatstgenoemde voerde het bevel over onze vloot, die in 1646 de Fransen hielp, toen Duinkerken belegerd werd. Met de val van de stad hielden de roverijen van de Duinkerker kapers voorlopig op. Voorlopig, want tijdens onze strijd tegen Lodewijk XIV werd Duinkerken de haven, van waaruit de bekende Franse kaperkapitein Jean Bart opereerde.
Een ander gebied, waar onze schipvaarders veel van zeerovers te duchten hadden, was de Middellandse Zee. Hier voerden de Barbarijse zeerovers hun bedrijf uit. Aanvankelijk beperkten deze zeerovers zich tot deze zee. Hun schepen waren galeien, vaartuigen die hoofdzakelijk door riemen werden voortbewogen. "Mooiweer schepen" noemde men deze vaartuigen wel, omdat zij alleen bij goed weer bruikbaar waren. Daarom waren ze dan ook ongeschikt om buiten de Straat van Gibraltar dienst te doen. Ook moesten ze gedurende de stormachtige wintermaanden in de havens blijven.
Maar in het begin van de 17e eeuw leerden de Barbarijse zeerovers het gebruik van z.g. raschepen en toen strekten ze hun rooftochten ook buiten de Straat van Gibraltar uit.
De eerste, die hun het gebruik van ra- of rondschepen geleerd had, was een Hollander, Simon de Danser, afkomstig van Dordrecht. Deze man was als kaperkapitein begonnen, maar werd al spoedig een geducht zeerover. Hij wist zich onder de Barbarijse zeerovers een grote naam te verwerven. Om zijn geweldige roverijen noemden dezen hem "Dali-Capitan", wat Kapitein Duivel betekende.
Hij was schatrijk geworden, woonde in Algiers in een prachtig paleis en had vriendschappelijke omgang met aanzienlijke Moren.
Deze Danser, die om zijn geweldige roverijen "ontzaglijk in gantsch Christenrijk" werd genoemd, was niet de enige Noord-Nederlander, die zich bij de Barbarijse zeerovers voegde. "Onder de zeerooverkapiteins te Algiers waren vrij veel Nederlanders", zegt een geschiedschrijver. Het meest bekend zijn geworden, behalve Simon de Danser, Jan Janszoon van Haarlem en de Veenboer. Maar er waren er veel meer.
Omstreeks 1625 waren, alleen te Algiers, niet minder dan vijf en vijftig kapiteins, die uit de Nederlanden afkomstig waren. Maar de meest beruchte, de "alderfameuste" zeerover uit die tijd is wel Claes Compaen, afkomstig van Oostzaan, geweest. Uitgevaren als een behoorlijk kaperkapitein, dus in het bezit van de vereiste kaperbrieven, toonde hij, nauwelijks in zee gestoken, zijn kwade bedoelingen door zich als zeerover te ontpoppen. En welk een zeerover. Hij roofde in het Engelse Kanaal, aan de Afrikaanse kusten, in de Middellandse Zee, ja, in de Westindische wateren. Binnen een paar jaar maakte hij meer dan 350 schepen buit. De buit maakte hij te gelde eerst aan de Ierse kust, later te Salee, aan de Westkust van Marokko.
Het ging er bij Claes Compaen aan boord doorgaans schandelijk toe. Volgens zijn eigen getuigenis had Claes Compaen gedurende de twee eerste jaren van zijn zeeroversbedrijf nog de bijbel, de psalm- en gebedenboeken in ere gehouden, maar toen had hij, mét zijn journaal, alles overboord geworpen. Claes Compaen gevoelde zich onder zijn eigen volk niet veilig. Overdag liep hij steeds gewapend rond en hij sliep altijd met de nodige wapens dicht onder zijn bereik.
Tenslotte begon Claes Compaen het leven van zeerover te verdrieten. Ook verlangde hij naar zijn vrouw en kinderen, die hij te Oostzaan had achtergelaten. Toen hij eens weder te Salee kwam, trof hij daar enige landslieden aan, onder wie een halfbroeder, die hem namens de Heren Staten zijn pardon kwamen aanzeggen. Het verstrekken van pardonbrieven pasten de Staten wel toe, om een zeerover die onze zeevaart grote schade berokkende, uit de vaart te krijgen.
Nadat hij zijn zaken te Salee geregeld had, stak Claes Compaen met zijn bezoekers in zee. "Een vos verliest wel zijn haar, maar niet zijn streken." Dit spreekwoord was ook toepasselijk op Claes Compaen. Toen men n.l. onderweg enige schepen passeerde, had men alle moeite om Claes Compaen te weerhouden deze schepen buit te maken. Had hij dit gedaan, dan zou zijn pardonbrief waardeloos geworden zijn. Nadat hij behouden in het Vlie was binnengelopen, begaf Claes Compaen zich na enige tijd naar Den Haag, waar hij een voetval voor Prins Frederik Hendrik deed en zowel deze als de Staten-Generaal bedankte voor de verleende genade.
Claes Compaen vraagt vergeving aan een wat merkwaardig uitziende Frederik Hendrik
Daarop begaf hij zich naar Oostzaan. Daar bleef hij wonen tot aan zijn dood.
Den 25 Februari 1660 sterft binnen Oostzaen in Kennemerlant den vermaerden Zee-Roover Claes Gerritz. Compaen, in grooten armoede, daer hij nochtans zoo veele duysenden door seyn Rooverijen aen sich getrokken; toonde op het laest sijns levens groot berouw en leedtwesen der voor begane boosheden.
Verhaal 2
Ons eigen land heeft de eerste tientallen jaren van zijn vrijheidsstrijd geageerd tegen de Spaansche handelstoevoeren door een, ontembare guerilla op zee, met handels- en visschersschepen zonder tal, die daartoe waren gereed. Spanje zelf kon mét zijn grootsche oorlogseskaders hier niet tegen op. Wij gebruikten de middelen, die wij wél hadden en de anderen niet!
De havensteden, zoo als Vlissingen, Den Brielle, Enkhuizen, Amsterdam, Rotterdam werden ware wespennesten, van waaruit de vrijwilligers uitzwermden om hun slagen te slaan. In onze latere oorlogen tegen andere landen is dit zoo gebleven, ook toen zich daarnáást een eigenlijke oorlogsmarine ontwikkeld had.
Spanje is gaandeweg partij gaan bieden, vooral door de Duinkerker kapers. Eeuwenlang heeft voorts Frankrijk ook zijn kracht gezocht in de machtige kaapvaart vanuit zijn Vlaamsche, Normandische en Bretdnsche havens.
In den strijd met Engeland waren de Fransche oorlogsvloten veelal inferieur aan de Britsche. Zooveel te méér moest kracht gezocht in particuliere kaapvaart op groote schaal. Frankrijk heeft daarom ook altijd een uitgebreid particulier buitrecht op zee voorgestaan. Elk zwakker land heeft het evenzoo gedaan! Hoe hebben de Vereenigde Staten er in hun vrijheidsopstand voordeel gedaan. En nog in de 19e eeuw de Zuidelijke Staten tegen de Yankees.
Historisch is de kaapvaart vooral een factor van de Fransche en van onze Nederlandsche zeepolitiek geweest.
Deze kapers waren geen officieele militairen; - maar evenmin zeeroovers! Zij dienden geen onrechtmatig eigenbelang. Zij deden hun werk als dienst van den Staat. Zij moesten daartoe van uitdrukkelijke kaperbrieven zijn voorzien. De kaperbrief is de machtiging, de "commissie", door de regeering verstrekt en met nauwkeurig bepaalde voorwaarden. De kapers moesten zich in hun strijd houden aan de voorschriften en reglementen, van regeeringswege vastgesteld. Een eed gepresteerd.
Deze kaap-reglementen en "artikelbrieven" zijn gaandeweg zeer uitvoerig geworden, om misbruiken en barbaarsche strijdwijzen tegen te gaan en beperkingen vast te stellen, waardoor de menschelijkheid en de bonafide handelsvaart beschermd werden kon.
De gemaakte prijzen en de opvarenden moesten thuisgebracht en voor de Admiraliteiten in prijsgeding worden verantwoord. Deze Admiraliteiten oefenden ook justitie tegen de misbruiken uit. Wie b.v. onze "Instructie voor de Commissievaarders" herleest, die van het jaar 1702 dateert, zal zien, hoezeer naar geordende regeling werd gestreefd.
Zoo gemakkelijk kon dit inderdaad niet gaan! Gelijk elk instituut van gevecht, bergt dat der kaperij de kiem tot ónmatigheid. De schippers waren wilde heeren! Hunne equipages nog meer. Zij moesten hun loon vinden in eigen voordeel, behaald met den strijd op zee. Zij haalden daarbij liefst naar zich toe, en deinsden voor weinig terug.
Het was voor de landsregeeringen en admiraliteiten niet gemakkelijk, onder dit ondernemende volk tucht en orde, paal en perk te stellen. Zij stonden immers ook niet onder eigen gezag. De Prins van Oranje b.v., in den beginne, heeft machteloos gestaan ten aanzien van het woeste geuzenbedrijf te water. Wel gaf hij als Prins kaperbrieven uit, maar autoriteit kon hij er niet aan verbinden. Vaak moest ook later eenige vrijheid worden gelaten, omdat anders de kaapvaart te weinig animo vond!
Aan tal van bepalingen valt te zien, dat de voordeelen moesten worden uitgebreid, wanneer anders de prikkel verslapte. Vergrooting der aandeelen in den buit. Verlaging van het aan de landskas voorbehouden part. En zooal meer. Ook werd door buitenlandsche regeeringen over misbruiken geklaagd en hieraan moest tegemoetkoming betoond. Doch het zit niet anders, als wanneer eene regeering de geldelijke voordeelen voor werving van hare geregelde troepen verhoogen moet. Persoonlijk voordeel en nobeler impuls hangen veelal dooreen, en zoo is 't ook in de wereld der vrijbuiters gegaan.
Namen van roemruchtige kapers zijn als patriotten in de historie van hun volk ingeweven. Zoo de Duinkerker Jean Bart, die bij De Ruyter school was gegaan. De Franschman Surcouf, die in den Indischen Oceaan en aan den Sont den Engelschman heeft bestookt. Paul Jones, de Amerikaan, die de stoutste stukjes beging en in onze havens als een held werd begroet.
Aan de Oostzee leeft uit den strijd tegen Engeland in de Middeleeuwen nog de naam van den Danziger Paul Beneke voort. Hij had er o.a. in de Mariënkirche het befaamde Jongste Oordeel van Mernling gebracht, op de Vlaamsche kusten buitgemaakt.
Onze wakkere Nederlandsche kaperswereld is vrijwel nameloos! Nameloos door. . . . tálrijkheid. Wij denken maar aan dien heldhaftigen "Jan Pieters", uit Middelburg, die door zijn vermaard grafschrift vereeuwigd is, we komen er nog op terug. Er waren er zoo talloos velen!
Hoe talrijk, en van hoeveel beteekenis het Nederlandsche kaperwezen gewerkt heeft in tijden van spannend belang, kan door cijfers worden toegelicht. Gedurende den Spaanschen Successieoorlog werden jaarlijks eenige honderden koopvaardijschepen opgebracht. In den Negenjarigen Oorlog liep het tegen de duizend aan. In den Vierden Engelschen oorlog leek de kaapvaart blijkbaar op haar eind. In het jaar 1781 staan nog slechts enkele tientallen genoteerd, ondanks alle moeite, die de regeering zich gaf om de zaak te verlevendigen. De Engelsche marine was toen reeds te sterk ontwikkeld, en den kapers bleef daartegenover niet voldoende gelegenheid.
Met de toenemende macht en kracht der oorlogsvloten immers raakte de kaapvaart in de klem. Regeeringskruisers en konvooieerders staken haar de loef af. Zoo zette de leer zich door, dat ook te water de strijd er alleen een moet zijn van oorlogsmacht tegenover oorlogsmacht. Afzijdig de particuliere mogelijkheden, en afzijdig het particuliere bezit.
Deze theorie heeft veld gewonnen in de 19e eeuw. Het is vooral Engeland geweest, dat de kaapvaart in beginsel veroordeelen liet. Het land met de machtigste marine en de talrijkste kruisersvloot zal hiertoe steeds geneigd zijn! Het kan de kaapvaart missen voor zichzelf, - en ook van de anderen, als kiespijn dan. De oorlogvoerende regeeringen hebben in 1854 in den Krimoorlog van de kaapvaart afstand gedaan, omdat zij vreesden, dat anders de Noord-Amerikaansche koopvaarders, die toen zoo talrijk waren geworden, zich te zeer op het vrijbuitersbedrijf zouden kunnen gaan toeleggen, en dat de vijand van toen, Rusland, hen daartoe machtigen zou.
Bij voortduring zou echter blijken, dat met papieren bepalingen niet te niet kan worden gedaan, wat in den natuurlijken aard der dingen ligt. De voormannen der Fransche revolutie hadden de kaapvaart vervallen verklaard, en... maakten een volgend jaar 2200 vijandelijke koopvaarders buit! In den natuurlijken aard der dingen ligt, dat een volk ter verdediging van zijn hoogste belangen, zoo die worden aangerand, steeds ook beproeven zal, het internationale verkeer van zijne tegenstanders te fnuiken, - en daartoe ook gebruik maken zal van de particuliere krachten, schepen, menschen en mogelijkheden, waarover het beschikt.
Een natie met eene zwakke marine doch met een krachtige handelsvloot, kan zich nimmer door een vreemde theorie laten aanpraten, dat zij zich op zee moet laten overweldigen en van haar eigen krachten geen gebruik maken mag. Al moeten natuurlijk de grenzen van menschelijkheid en moraal steeds blijven erkend.
Zoo heeft men in onzen tijd weer de koopvaardij ingeschakeld gezien als "vrijwillige hulpmacht ter zee," - wat ook de kaapvaarders zijn geweest. Alleen is het verband met het verantwoordelijke staatsgezag sterker geworden. De handelsstrijd ter zee wordt nog slechts gevoerd onder commandanten en equipages in militair verband. De tuchteloosheid van vroeger blijft van de baan. Doch wij zien in die qualiteit kapiteins. officieren en mannen van de koopvaardij in den strijd ingelijfd. De schepen evenzeer. De z.g. "hulpkruisers" en "handelsraiders" doen immers ook dezer dagen weer ruimschoots van zich spreken en oefenen hun bedrijf op alle zeven zeeën uit.
De groote mailschepen werden vaak reeds met dit nevendoel ontworpen. Reederijen met premies bedacht. De "marinereserve" bij de koopvaardij doorgevoerd. Te onzent was men zich van dit alles misschien nog minder bewust, dan in menig ander land, - omdat te onzent zoo zeer het begrip was vervaagd, dat de handelsscheepsmacht, hoe dan ook, steeds ook een macht van den staat blijven moest.
Feitelijk varen de hulpkruisers en raiders niet anders als de kapers van weleer. Met dit verschil alleen, dat zij met eene regeeringsaanstelling officieel bij de marine zijn ingelijfd, in plaats van den ouden kaperbrief. Dat de tucht en menschelijkheid strenger kunnen worden nageleefd. En dat de belooning niet meer per se van prijs- en buitgelden afhangt.
De zaak in haar hart te ontzielen, heeft ook een verklaring als die van 1856 niet vermocht. Reeds vijf jaar later, in den Noord-Amerikaanschen Burgeroorlog, steunden Frankrijk en Engeland weer de aanspraak der Zuidelijke Staten om de Noordelijken fel en overal met kaperschepen te lijf te kunnen gaan! Een protest van President Lincoln bleef zonder effect.
In den oorlog tegen Frankrijk van 1870 had Pruisen aanvankelijk afstand gedaan van eIken strijd tegen het handelsverkeer ter zee. Doch toen Frankrijk zijnerzijds blokkademaatregelen trof, kwam het erop terug en deed, bij gebrek aan voldoende eigen marinemacht, een openlijk beroep op de particuliere reederijen om hare schepen ten dienste van den staat te stellen en als zoo danig te zien ingelijfd.
Toen Frankrijk betoogde, dat hierdoor in strijd met de Declaratie van Parijs de kaperij was hersteld, verklaarden de Engelsche Kroonjuristen, wier opinie ingeroepen werd, zulks niet het geval.
Een soortgelijke houding nam in 1878 Rusland aan in zijn oorlog met Turkije. Het riep een "vaderlandsche hulpvloot" in het leven. Evenzoo, in 1904, tegenover Japan. Eyenzoo Griekenland in 1897.
En Spanje tegenover de Vereenigde Staten in den Cuba-oorlog van een jaar daarop.
Het geheele stelsel der hulpkruisers werd later in de Haagsche Conventie van 1907 nopens de verandering van handelsvaartuigen in oorlogschepen nadrukkelijk voorzien. Het is slechts een gecastigeerde uitgave van den ouden kaperoorlog. Bekend is, wat daarna in de wereldoorlogen van toen en nu is geschied.
In den Spaanschen burgeroorlog leefden evenzeer, met de " non-interventie" vroegere ervaringen op. Te onzent kwamen ook andere gedachten weer op den voorgrond. Zekere grondbeginselen van de oude kaapvaart bleken minder onreëel, dan in de onrealiteit was beweerd.
Verschillende landen hebben aldus erkend, dat de volken op passende wijze gebruik moeten maken van alle krachten, die hun eigen zijn, - en dat ten gunste dier aloude krachten van de kaperij nog steeds kan worden gezegd, wat een geleerde schrijver aldus heeft samengevat: "een slagkruiser is een kwestie van geld; . . . de kaapvaart echter berust op de beste eigenschappen, die de zee te geven heeft en die geen volk improviseeren kan: - kunde, ervaring, stoutmoedigheid en kalmte, uithoudingsvermogen en snelheid van besluit."
Met zulk een toon wordt een groote miskenning hersteld.
Schipper Jan Pieters was dus ook al weer een Zeeuw. Hij ligt te Middelburg begraven. Ook hij nam aan de kaapvaart deel, alhoewel niet voor eigen rekening. Hij voer voor de WestIndische Compagnie, die, naar men weet, is opgericht als een groot kaapvaart-concern om den Spaanschen vijand te nekken in het verkeer overzee met zijn Amerikaansche koloniën.
Een van de groote exploiten der compagnie is geweest het nemen van de Zilvervloot door Piet Heyn in 1628 in de wateren benoorden Cuba. Er was daar echter toen in en bij de Caribische zee meer te doen!
Eenige maanden voor de verovering van de Zilvervloot was ook een vloot naar West-Indië uitgezonden, onder opperbevel van Pieter Adriaanse Ita, alweer een Zeeuw. Daarbij bevond zich het schip "De Leeuwin" met 16 stukken geschuts en 76 man, onder den zee-kapitein Jan Pieters.
Op 4 Augustus ontmoette deze vloot de Hondurasche vloot der Spanjaarden. Er volgt een hevig gevecht. "De Leeuwin" kwam in strijd met het veel sterkere schip van den Spaanschen vice-admiraal, maar hield toch 6 uren lang den strijd vol. Juist toen 't ontzet opdaagde en de tegenstand kon worden afgeweerd, werd de bevelhebber doodelijk getroffen. Het schip echter bleef behouden.
Jan Pieters' lijk werd naar Middelburg gebracht en aldaar in de Koorkerk ter aarde besteld. Ter nagedachtenis van den manhaften zeeman deden Bewindhebbers er een grafschrift ophangen, dat, op een houten bord geschilderd, bewaard gebleven is. Het heeft als dichtstuk zekere vermaardheid gekregen en wordt toegeschreven aan poëten van naam. Sommigen zeggen Simon de Beaumont. Anderen zelfs Jacob Cats! Speciaal de láátste regel is dan ook van droge maar aangrijpende vaderlandsche welsprekendheid. Het onopgesmukte gevoel van een heel tijdvak komt er in uit!
Het grafschrift luidt aldus:
ter Eere en Gedachtenis van Capitein Jan Pieters
uitgevaren naar West-Indië onder beleid van den kloekmoedigen admiraal Pieter Adriaansz en gestorven Aug. 1628
Gij die hier gaat voorbij om dit of dat te aanschouwen,
wilt bij dit droevig graf Uw treden wederhouwen,
en met een stil gezwijg, verwondert wat hij doet
die 't hert draagt in zijn lijf en God en z'n gemoed;
Jan Pieters was de man, die dit heeft konnen leeren
Jan Pieters was de man, die God heeft konnen eeren
en toonen metterdaad, dat hij ook was een held,
die voor Maraens gedreig noch wreedheid was ontstelt.
Jan Pieters was de man, die na voorgaande beden
zes uren achtereen kloekmoedig heeft gestreden,
een tegen meer als tien; die van de Spaansche macht
rondom en vast bezet, niet dan op God indacht;
die niet en had geleerd te konnen zijn verwonnen
maar hardde tot den dood in 't geen hij had begonnen.
Zet Spanjaard, uit den zin het gansche werelds rijk:
Al is Jan Pieters dood, daar leeft er diens gelijk.
En natuurlijk hebben we op deze Rotterdam site ook een verhaal over een Rotterdamse kapersfamilie:
Isaäc Rochussen
Vlissingen 1631 - 1710
LINK
Paar citaten uit het Rochussen verhaal:
Ook Vlissingen was dus eeuwenlang het kapersnest.
Het was de geest der gereformeerde puriteinen, stoere rondkoppen, die zich in oude testamentische verbetenheid bij de voorouders gelden deed.
In dat jaar door de Zeeuwsche kapers voor niet minder dan 320 tonnen gouds aan buit binnen en den vijandelijken handel aan schade toegebracht!
Zeeuwsche kapers sinds de openstelling van de kaapvaart, in 1672, een buit van 2863 schepen hadden gemaakt, waarvan 2703 op de Britten.
Verschillende families als Sautijn, Guépijn, Havelaar, Van Boeye en anderen, allen in de Vlissingsche registers herhaaldelijk met eere genoemd, zullen een dergelijke genealogie ter tafel brengen kunnen. Rochussen was slechts één der genen.
Eén dergenen . . ., dit is wel het kenmerkende van die geheele wereld van de zee uit den ouden tijd, waaraan ons land zooveel kracht en kloekheid te danken heeft! Niet: één enkele verwonderlijk uitstekende spits, in een overigens onbeteekenende woestenij. Doch: een gansche aanplant van flink opgewassen boomen. Zoo werd het ook onder hen zelve gevoeld.
Op veler verzoek voegen we nog wat toe over de Duinkerker Kapers:
De Duinkerker kapers maakten tussen 1627 en 1646 jaarlijks gemiddeld 229 vijandelijke schepen buit, waarvan zeker de helft Nederlandse. Vissers in het Maasmondgebied verloren sinds het begin van de Duinkerker kaapvaart rond 1585 in totaal 889 vaartuigen, waarvan 707 na het 12-jarig bestand. Hun waarde beliep zes miljoen gulden. De verliezen hadden natuurlijk hogere vrachtprijzen en verzekeringskosten tot gevolg.
Een interessant aspect van de kaapvaart in het algemeen was dat buitgemaakte schepen en hun lading op openbare veilingen in de kapersteden werden verkocht, nadat ze daar door een prijsgerechtshof voor goede prijs waren verklaard. Menig reder kon zo zijn vroegere eigendom tegen een redelijke prijs terugkopen. Dat deden ook Nederlandse reders in Duinkerken, waar de prijzen doorgaans laag waren door de problemen die de blokkade bij het vertrek kon opleveren.........
Al vanaf dus ca 1585 gebruikte de Spaanse vijand het wapen van de kaapvaart tegen de opstandige Noord-Nederlandse gewesten. De Republiek erkende dit wapen niet en verklaarde in 1587 alle opvarenden van de Duinkerker kapervloot voortaan als zeerovers te beschouwen, aan wie geen lijfsbehoud mocht worden gegeven als ze in Nederlandse handen vielen.
De Duinkerkers en hun collega's daarentegen brachten hun gevangenen aan de wal, waarna dezen werden opgesloten en later tegen betaling van een vaak lucratieflosgeld vrijgelaten dan wel kaalgeschoren op de galeien in Sluis of op de kaperschepen tewerk werden gesteld. Rooms-katholieken werden direct in vrijheid gesteld.
Nederlandse oorlogsschepen moesten dus de bemanningen van veroverde Zuid-Nederlandse kaperschepen levend in zee gooien, wat eufemistisch 'voeten spoelen' werd genoemd. Deze instructie werd geregeld niet nageleefd, maar de levend aan wal gebrachte opvarenden werden dan alsnog onverbiddelijk opgehangen. Als reactie hierop werd ook de Zuid-Nederlandse behandeling van gevangenen wreder. Ofschoon de Spaanse autoriteiten de voorkeur gaven aan uitwisseling van gevangenen, kregen hun kapers nu opdracht om Nederlandse schepen die niet werden opgebracht zonder pardon met man en muis tot zinken te brengen. Het was oog om oog, tand om tand.
Vele tientallen zeelieden en vissers werden zo jaarlijks door beide partijen omgebracht. Alleen van jongens tot ongeveer vijftien jaar werd soms het leven gespaard. De gedachte achter het wrede standpunt van de Staten-Generaal was dat Nederlandse zeelieden afgeschrikt moesten worden om voor de goed betalende Duinkerkers kapers te gaan varen.
Ook na afloop van het Bestand in 1621 hielden de Staten-Generaal aan hun harde politiek vast, maar de weerstand ertegen werd steeds sterker. Vanuit de bevolking van de vissers- en havenplaatsen in Holland en Zeeland, waarvan vele leden in Duinkerker gevangenschap waren, werd er herhaaldelijk op aangedrongen de kapers in leven te laten en hen uit te wisselen tegen Nederlanders. Ook de weerzin van de zeelui om hun collega's levend in zee te gooien werd bijna onoverkomelijk.
De bestuurders in de Republiek besloten hun politiek enigszins bij te stellen. Het kwam in Roosendaal tot onderhandelingen met de Zuidelijke Nederlanden over een ruil van 'gevangenen te water', eerst in 1623, daarna ook in 1625 en 1627, totdat in juni 1629 een alomvattend akkoord werd gesloten, dat zowel voor gevangenen in Europa als buiten Europa gold.
Losgelden behoefden niet te worden betaald, alleen een vergoeding van zes stuivers per dag gevangenschap als 'redelijcke montcosten'.
Tegelijkertijd echter hielden de Staten-Generaal vast aan het voeten spoelen en werden de voorschriften tot naleving ervan zelfs aangescherpt en premies uitgeloofd.
In 1625 moest elke kapitein een speciale eed hiervoor afleggen. Het loonde best om Duinkerkers over boord te gooien, want een kapitein van het Noorderkwartier kreeg in 1625 voor negentien kapers 570 gulden, dus dertig gulden per man, en een gouden bootsmansfluit ter waarde van honderd gulden; ook zijn bemanning ontving haar 'gerechtigheid'. De tweeslachtige houding van de Nederlandse overheid werd onhoudbaar, toen diverse bemanningen van oorlogsschepen openlijk weigerden nog langer het voeten spoelen toe te passen.
Vice-admiraal Hillebrant Quast kwam in april 1627 met Duinkerkers aan boord in Texel. Gesteund door zijn admiraliteitsbestuur in Hoorn legde hij zelf aan de Staten-Generaal uit waarom zijn bemanning geweigerd had te doden; het werd 'slappicheit' genoemd. Het jaar daarop herhaalde zich dit tot tweemaal toe. Na het akkoord van 1629 werd de instructie tot voeten spoelen of ophanging geleidelijk een dode letter. De admiraliteit in Zeeland was de laatste die nog in 1634 Duinkerkers deed executeren.
Beide partijen lieten voortaan hun gevangenen in leven en gebruikten hen bij uitwisselingen. Daarnaast kochten particulieren via bemiddelaars hun verwanten en vrienden met een losgeld vrij. Het ging soms om grote aantallen, zoals in 1636 toen Johan Evertsen het schip van de Duinkerker admiraalJacob Colaert en nog een ander schip veroverde en in één klap tweehonderd gevangenen aanvoerde. In november 1642 kwam een 'goede parthije' van zeventig Duinkerkers in Rotterdam aan; de negentien jongens hieronder werden direct vrijgelaten en kregen zelfs 2 stuivers mee voor de reis terug....
Op zoek naar een zeer goed recent boek over Zeerovers?:
Klik op de bovenstaande thumb foto voor meer informatie over het boek èn om het eventueel direct te bestellen!
Kaperbloed en koopmansgeest
J. Korteweg & J.E. Korteweg
Kaperbloed en koopmansgeest
J. Korteweg & J.E. Korteweg
Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:
Voor meer vrijblijvende informatie
aad@engelfriet.netWilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:
klik dan HIER
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|