(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Het regende en dus vond Aad het even nodig om iets over de geschiedenis van Overschie samen te stellen ....
Wist je dat we op onze site nog veel meer hebben over Overschie ?? Op zoek naar iets, maak dan gebruik van Aad's Search Engine :
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Abtsweg en klik op ENTER
Het stadswapen van Overschie AD 24 juli 1816
Parti, het eerste coupé van zilver en sijnopel, en eene geendanteerde fasce van keel brocherende over het geheel, het tweede van zilver, beladen met een burgt van keel
De toren in het wapen verwijst naar de toenmalige burcht Rodenrijs die in de middeleeuwen hier heeft gestaan. Het wapen was het wapen van de heerlijkheid Hogenban, die in 1605 met Overschie werd verenigd.
Het linker deel (met de dwarsbalk) was het eigenlijke heerlijkheidswapen van Overschie.
Laten we dus maar beginnen met een schoon lied:
Aan de oever, van de Rotte,
Tussen Delft en Overschie,
Zat een kikvors luid te wenen,
Met een zuig'ling op haar knie.
Lieve kleine, sprak de moeder,
Zie je ginds die ooievaar?
't Is de moord'naar van je vader,
Hij vrat 'm op, met huid en haar.
Potverdomme, sprak de kleine,
Heeft die rotzak dat gedaan?
As ik later groot en sterk ben,
Za 'k 'm op, se donder slaan.
En de kikvors, groot geworden,
Zag opnieuw die ooievaar,
En je zult het niet geloven,
Vrat hem op, met huid en haar.
Voor lieden, die dit lied wensen te zingen (daar leent het zich bij uitstek voor .... we weten het uit eigen ervaring), je gebruikt de melodie van "Oh my darling, oh my darling, oh my darling Clementine". Zul je je niet door ongeremd enthousiasme een proces verbaal wegens burengerucht op de nek halen? Wij sluiten alle aansprakelijkheid al bij voorbaat uit.
Ingewijden weten nu meteen van wie deze laatste alinea is....De deelgemeente Overschie was oorspronkelijk een zelfstandige gemeente. Het wordt al in de middeleeuwen genoemd. Het heette toen Ouweschije, Ouderschije of Oldschie. Later zijn deze namen veranderd in de huidige naam Overschie.
We kregen n.a.v. dit schone lied, Aan de oever van de Rotte, de volgende, ontzettend leuke, reaktie van dhr Blekxtoon :
Ik bezocht voor het eerst deze interessante website en vond daar o.a. de tekst van 'Aan de oever van de Rotte.....'
Ik ben geboren in Overschie in 1934, aan de Schielaan en heb tot 1953 in Overschie gewoond, vanaf 1938 aan de van Goyenstraat 56.
Maar dat lied!
Ik was er als jongetje heel trots op dat iedereen dat lied kende, ook buiten Overschie, en steeds met díezelfde tekst (in Amsterdam bijv zingen ze niet 'aan de oever van de Amstel etc, wat ook zou kunnen tenslotte), maar moest er natuurlijk wel steeds aan toevoegen: "Mooi dat Overschie anders toevallig helemáál niet aan de Rotte ligt!".
Maar wij zongen het op een andere melodie, waarover nader. En zo heb ik het ook altijd gehoord, al kan de Uwe óók.
Ik heb mij altijd afgevraagd waar lied en melodie vandaan komen en hoe ze elkaar gevonden hebben.
Twee jaar geleden was ik op een congres in Mechelen (B) en hoorde daar dat het carrillon op de kathedraal elk uur díe melodie speelde, zéér gedragen. Ik kan U de melodie helaas niet duidelijk maken. Ik raakte op een goed moment in gesprek met de Schepen van Cultuur van M .en de directeur van de aldaar gevestigde Beiaardschool.
Ik vroeg ze of ze wisten welke melodie dat nu was en legde uit waar ik hem van kende. Spontaan begonnen zij de 'kikvors' te zingen, met dezelfde tekst, maar met de Leye ipv de Schie en twee plaatsnamen daar in de buurt i.p.v. van Delft en Overschie (ik ben vergeten welke).
Ik heb uiteraard meegezongen. Iedereen kent dat lied in Mechelen, vandaar dat het op het carillon stond. De Beiaardman wist me ook te vertellen dat de melodie Russisch(!) is en heet "Aan de muur van het oude kerkhof" onlangs hoorde ik het toevallig zingen door zo'n Don Kozakkenkoor.
Ik heb vervolgens het Meertensinstituut in Amsterdam gevraagd of zij wisten hoe deze Russische melodie is samen gegaan met een nogal studentikoze tekst, maar daar hebben ze niet achter kunnen komen. Ook niet achter de vraag hoe deze tekst en melodie dan ook nog (aangepast) in Mechelen zijn terechtgekomen.
We kregen hierop de volgende reactie van Henk Verschuren:
De melodie van het lied over de Rotte is inderdaad Russisch, het heet “Ponizovaya Volnitsa”.
De tekst werd geschreven in 1883 door Dmitri Sadovnikov en gaat over de Kozakken held Stenka Razin uit de zeventiende eeuw.
Het origineel werd onder andere vertolkt door Boris Shtokolov en Ivan Rebroff. Charles Aznavour zong de Franse vertaling.
Henk deed er ook de originele Russische tekst bij die helaas niet was over te nemen qua font....
Henk, heel veel dank voor je reactie!
Dankzij nicht Marieke kunnen we deze link toevoegen waar het hele verhaal staat samengevat:
Citaat:
Stenka Razin is the hero of a popular Russian folk song, Ponizovaya Volnitsa, better known by the words Volga, Volga mat' rodnaya. The words were written by Dmitri Sadovnikov in 1883; the music is folk. The song gave the title to the famous Soviet musical comedy Volga-Volga.
The melody was used by Tom Springfield in the song "The Carnival Is Over" that placed The Seekers at #1 in 1965 in Australia and the UK.
The lyrics of the song were dramatized in one of the very first Russian narrative films, Stenka Razin directed by Vladimir Romashkov in 1908. The film lasts about 10 minutes. The screenplay was written by Vasily Goncharov, and the music (the first film music to be specially written to accompany a silent film) was by Mikhail Ippolitov-Ivanov.
http://en.wikipedia.org/wiki/Stenka_Razin
De huidige deelgemeente Overschie bestaat uit de wijken Kleinpolder, Noord-Kethel, Schieveen, Zestienhoven (luchthaven), Overschie en Landschie. De deelgemeente heeft ongeveer 18.000 inwoners.
Het dorp Overschie bestaat dus reeds zeer lang. Al in de tiende eeuw werd er over het dorp gesproken. Het was toen nog een echt moerasgebied en toch kwamen er in die tijd de eerste nederzettingen.
In het begin van de dertiende eeuw kwam er een waterkering tot stand, die ging van Vlaardingen naar Overschie en verder in een grote bocht richting Kralingen.
Bij de Rotte en de Schie had men de dijk binnenwaarts gebogen om een open haven te behouden. Dit werd de voorhaven van Delft in het latere Delfshaven.
In 1340 kreeg de stad Rotterdam toestemming om een kanaal te graven tussen het centrum en Overschie.
Al in de tiende eeuw werd er een kapel gesticht, waarbij de abt van Egmond het recht had tot benoeming van een pastoor. In de twaalfde eeuw verrees een Romaanse tufstenen kerk met een toren gedekt door een piramidevormige spits. Deze kerk verbrandde tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten.
Op het gespaard gebleven onderstuk bouwde men een nieuwe kerk. Deze werd in de zestiende eeuw voorzien van een uurwerk.
In 1862 werd de kerk voorzien van een orgel. De kerk werd niet voldoende onderhouden en in 1896 bleek deze in een vervallen staat te verkeren. Zondag 19 maart 1899 sloeg de bliksem in de kerk en het gevolg was een zwart geblakerde ruïne. 1 maart 1900 werd de eerste steen gelegd voor een nieuwe kerk, die 12 mei 1901 werd ingewijd. De toren van deze spits kreeg een soortgelijke spits als de oude.
Tijdens de reeds genoemde Hoekse en Kabeljauwse twisten kreeg Overschie het zwaar te verduren. Het lag tussen het Kabeljauwse Delft en het Hoekse Rotterdam. Op 8 februari 1489 werd het dorp ingenomen door soldaten uit Delft.
Tijdens de daaraan voorafgaande veldslag verloren 15 inwoners van Overschie het leven. 6 maart 1489 werd het dorp weer door 1000 uit Rotterdam afkomstige Hoeken ingenomen. Zij moesten het dorp echter weer op 19 juni verlaten, omdat Rotterdam door vijanden was ingesloten. Het opgeven van het dorp gebeurde pas nadat eerst de kerk en een aantal huizen in brand waren gestoken.
Uit onze verhalen over het Stokvischverlaat halen we nog deze kaart met toelichting:
In de Romeinse tijd liep Schielands Hoge Zeedijk over, zeg, de huidige Kleiweg en Kootschekade.
Later fungeerde de huidige Walenburgerweg en Bergweg als Schielands Hoge Zeedijk, maar in de 19e eeuw werd gesproken over de West-Blommerdijkscheweg (Walenburgerweg) en de Oost-Blommerdijkscheweg (Bergweg). De Blommerdijkscheweg vormde een geheel met de Beukelsdijk, de vroegere Bokelsdijk.
Uiteindelijk volgde Schielands Hoge Zeedijk de Honingerdijk, Oostzeedijk, Hoogstraat, Korte Hoogstraat, Schiedamschedijk, Vasteland en Westzeedijk.
En uit ons verhaal over de drie Schieën dit:
Als je het kaartje van de Schie met zijn drie monden bekijkt, zie je, dat het heel eenvoudig is: Overschie is het uitgangspunt en aan het eind van de drie monden liggen de drie plaatsen, waarnaar die Schiemonden heetten: Schiedam, Delfshaven en Rotterdam.
Maar omstreeks het jaar 1000 - wij nemen nu maar aan, dat de beroemde Oude Dijk ongeveer op die tijd werd aan gelegd - was er nog geen Schiedam, geen Delfshaven en geen Rotterdam.
Alleen Overschie, dát was er. Het was immers omstreeks 990 al een dorpje met een kerk. Schie heette het, net als het riviertje, waaraan het lag. Het lag aan het uiteinde van de Schie, op de plaats, waar de Schie de Maas bereikte. Wij hebben al gezien, dat de Maas toen nog een breede zeearm was. Wij kunnen dus zelfs zeggen, dat Overschie toen nog aan de zee lag.
Op het kaartje van de drie Schieën moet je je nu eerst de toestand van 1000-1250 voorstellen. De Oude Dijk is dan het eind van het land. Dat aan de mond van de Schie een nederzetting is.ontstaan, valt wel te begrijpen. Ook de Schie was afgedamd. Was dit niet gebeurd, dan had het vloedwater zijn weg toch wel over het land gevonden. In die Schie-dam is spoedig een sluis gemaakt, geen schutsluis, die schepen doorlaat, maar een gat, dat open- en dichtgemaakt kon worden om water in of uit te laten.
Zoo kun je licht begrijpen, dat die Schie-dam een hindernis was voor de scheepvaart. En scheepvaart was er toen toch al. Langs de duinrand liep een bewoonde strook vruchtbare grond. De Schie was een stuk van de waterweg dwars door die streek. Aan de Schie-dam gekomen, konden de schepen niet verder. Er konden nu twee dingen gedaan worden: of de schepen werden over de dam héén getrokken of de waren werden overgeladen in schepen, die aan de andere kant lagen.
Maar wat er ook gebeurde, er moesten aan die Schie-dam wel mensen komen wonen om de overtoom (d.i. het overtrekken van de schepen) te bedienen en de goederen over te laden. Zoo is uit het polderjongensgehuchtje, dat Overschie eerst geweest zal zijn, een handelshavendorp gegroeid, een overlaadhaven zouden wij thans kunnen zeggen. Heel in het klein is Overschie dan wat tegenwoordig Rotterdam is. Dat zou je niet achter dat landelijke Overschie gezocht hebben!
Ten Zuiden van die Oude Dijk was dus nog alles water. Maar denk niet, dat het allemaal diep water was. Steeds verder ten Zuiden van de dijk strekte zich een uitgestrektheid van slikgronden uit, gorzen of opwassen genoemd. En de vloed legde daar telkens weer nieuwe sliklagen op. Zoo is tegen de dijk langzamerhand een aanmerkelijk groot stuk grond aangeslibd. En je kunt begrijpen, dat er ten slotte iemand op het idee kwam een dijk aan te leggen veel zuidelijker dan de Oude Dijk.
Of eigenlijk was het niet één man, die op dat idee kwam. Het is bij verscheiden personen opgekomen. Maar denken en doen is twee.
Omstreeks 1250 is het zoover gekomen.
Ook in deze groote onderneming zien we de leden van de Dirken-familie, de Hollandse graven, weer betrokken: graaf Willem II, de Rooms-Koning, die in 1256 sneuvelde tegen de Westfriezen, diens broer Floris de Voogd, diens zuster Aleid, die getrouwd was met graaf Jan van Henegouwen, en diens jonge zoon en opvolger, de bekende Floris V.
1256
Graaf Willem II zakt door het ijs bij Hoogwoud
en wordt vervolgens vermoord door de aansnellende West-Friezen
zoon Floris V ontdekte pas jaren later waar vader Willem II was begraven
De Ridderzaal gebouwd door Floris V
links de Hofkapel
Achter de Ridderzaal het kasteel van Die Haghe, gebouwd door Willem II
Alleen de Graaf mocht een valk meedragen
op het moment dat de valk van Floris V werd afgenomen,
wist Floris dat hij gevangen werd genomen
1296
de prenten komen uit dit verhaal: LINK
Maar Graaf Floris V is ook beroemd geworden door zijn pogingen om Koning van Schotland te worden:
Floris V en de Schotse Troon
een historische speurtocht
LINK
Ook andere hoogadellijke heeren zijn in het grote werk betrokken geweest, maar wat deze streken betreft, was niemand ijveriger in de weer dan vrouwe Aleid van Henegouwen.
Toen deze Hollandse gravendochter in 1257 weduwe geworden was, kwam zij voorgoed in haar geboortestreek terug, waar zij samen met haar broer Floris de voogdij over haar jonge neef Floris V aanvaardde. Uit de tijd der voogdij van oom Floris en tante Aleid dagtekent een voornaam stuk van de nieuwe dijk. Vooral de tante was een voortvarende kloeke vrouw, die met grote belangstelling het werk gadesloeg en ondersteunde.
Die nieuwe dijk, waarvan sommige stukken al lang vóór het midden der dertiende eeuw ontstaan waren, moet omstreeks 1260 geheel voltooid zijn geweest. Deze dijk heet thans Schielands Hoge Zeedijk en beschermt nu al bijna 700 jaar heel het uitgestrekte lage land van Zuid-Holland tegen overstromingen.
Op de kaart kun je hem volgen van Nieuwerkerk aan den IJssel af. Daarvandaan houdt hij de IJssel en verderop de Maas, waar hij als schaardijk vlak langs de rivier ligt. Door Kralingen heen gaat hij als Honingerdijk en Oostzeedijk. In Rotterdam heet hij achtereenvolgens Hoogstraat, Korte Hoogstraat, Schiedamsche dijk, Vasteland en Westzeedijk. Door Delfshaven gaat hij als Westzeedijk, Havenstraat en Mathenesserdijk. Verderop heet hij Rotterdamsche dijk tot Schiedam.
Je ziet, wat een groot stuk er door de voltooiing van die nieuwe dijk aan het land werd toegevoegd. Dit nieuwe land werd doorsneden door tal van dwarsdijken. Deze waren de hoofdwegen van het land. Een er van was de Oude Dijk, die nu van zeedijk tot slaper was afgezakt. Dwars door het nieuwe land liepen de Bloemersdijk, (d.i. de tegenwoordige Bergweg en Walenburgerweg) en de Beukelsdijk.
Ook wordt het land doorsneden van weteringen en sloten. Op de kaart zie je alleen de voornaamste: in het Oosten de Rotte en in het Westen de drie Schieën.
Van West naar Oost is het rijtje: Schiedamse Schie, Delfshavense Schie en Rotterdamse Schie. Noemen we ze in volgorde van leeftijd, dan wordt het: 1. de Schiedamse Schie, die dagteekent van omstreeks 1250; 2. de Rotterdamse Schie, die men in 1340 begon te graven; 3. de Delfshavense Schie, waaraan in 1389 begonnen werd.
Van die drie nederzettingen, aan elke mond ontstaan, is Schiedam dan ook de oudste en Delfshaven de jongste. Rotterdam, dat niet veel jonger is dan Schiedam, maar véél later stadsrechten kreeg, is geen Schie-nederzetting. Rotterdam is - de naam zegt het al - als dorp aan de Rottemond ontstaan. Maar Schiedam en Delfshaven zijn als Schie nederzettingen begonnen.
De bevolking van Overschie bestond hoofdzakelijk uit agrariërs. Maar ook waren er acht scheepswerven.
Toeristen vonden het een genot om met het Delftse bootje van Rotterdam naar Overschie te varen en zo verder naar Delft. Zij genoten bij het zien van de 25 langs de Schie staande molens.
Dit waren verschillende soorten, namelijk 1 windmolen, 1 korenmolen, 2 verfmolens, 8 houtzaagmolens, 1 door paarden getrokken grutmolen en 12 watermolens. Van al die molens was vooral de windkorenmolen van Speelman erg bekend.
Deze molen werd op 8 juli 1954 feestelijk versierd ter gelegenheid van het langsrijden van de karavaan van de Tour de France.
Langs de kant van de Schie stonden 54 boerderijen en 2 kastelen, te weten het slot Spangen uit 1310 en het Huis Starrenburg uit 1316. Beide kastelen werden door brand verwoest.
Op sommige dagen werd Overschie zeer druk bezocht. Bijvoorbeeld op 4 december 1890 toen Koning Willem III in Delft werd begraven. Men kon toen niet met het bootje naar Delft, want de Schie was dichtgevroren. Men ging dus lopen, soms zelfs op kousenvoeten.
In de Dorpsstraat kon men het café 'De Vergulde Koetswagen' vinden, dat in 1962 werd gerestaureerd, toen het al 335 jaar bestond.
Bij alles wat Overschie aantrekkelijk maakt, mag de oude tol niet vergeten worden. Het was gevestigd aan de Rotterdamse Rijweg 358 in een mooi huisje. De tolbaas had voor iedereen een vrolijk woord. Hij kon goed met de jeugd opschieten, die achter zijn huis zich mochten verkleden om te gaan zwemmen. De tol is verdwenen, maar het oude Raadhuis in de Dorpsstraat staat er nog wel.
In 1608 werd dit Ambachtshuis aangekocht en het werd toen vaak gebruikt voor vergaderingen. Het deed ook dienst als school. In 1723 werd het geheel vernieuwd en er kwam een woning bij voor de onderwijzer en een garderobe met groen-gele tegels. Achter het gebouw kwam een speelplaats.
Nadat eerst nog in 1826 een schoollokaal was bijgebouwd, werd de school in 1882 verplaatst naar de Delftweg.
Het oude Ambachtshuis werd in 1859 eveneens Raadhuis en toen ook verbouwd. De achtergevel werd uitgebroken.
Het brandweerhuisje naast het raadhuis werd vervangen door een nieuw, evenals het politiebureau. In 1923 werd het raadhuis ingericht naar de eisen van die tijd. In 1929 bouwde men er nieuwe vertrekken in. Men kwam binnen via een ruime gang. Rechtuit was de trap naar de bovengelegen raadzaal en rechts waren de vertrekken van de burgemeester.
Nadat al op 1 januari 1895 een deel van Overschie aan Rotterdam was toegevoegd, volgde de gehele annexatie door Rotterdam op 24 juli 1941.
De laatste burgemeester was J.C. Baumann. Dit was hij van 1928 tot 1941.
In Overschie kun je ook de buitenplaats 'De Tempel' vinden, welke eigendom is geweest van Johan van Oldebarnevelt
Laat Aad aan Johan van Oldebarnevelt nu een tijdje terug ook een hele pagina hebben gewijd, klik maar eens op deze link, dat is toch geen toeval.........
De buitenplaats de Tempel verwisselde vaak van eigenaar. Het is voorzien van een glorieus waterwerk. Water stroomt in een houten reservoir. Vandaar met een watervalletje van 3 treden in een sloot. Bij het reservoir stonden 4 beelden, die draken voorstelden. Zij spoten het water hoog op. Dat water werd via een leiding aangevoerd als men bij het buiten een kraan opendraaide. De tuin was versierd met beelden, die in de winter werden opgeborgen. Het water werd door een paardenmolen opgepompt en kwam terecht in een loden reservoir in het huis.
De buitenplaats werd in 1949 gerestaureerd. De laatste eigenaar had, toen hij het in 1946 verkocht aan de gemeente Rotterdam, wel bedongen dat de tuin zo moest blijven zoals hij toen was. Het bleef dus een uniek brok natuurschoon met statige oude lanen en een prachtige tuin.
Nou, daar moest Aad natuurlijk meer van weten:
De naam De Tempel, verwijst naar het latijnse templa; een balk (schoor) die dient om een sluisdeur open te houden, zodat het water door kan stromen.
De naam werd in de middeleeuwen ook gegeven aan een plaats waar water in- en uitgelaten werd. Volgens een oorkonde bestond De Tempel reeds in 1290.
In 1500 volgde Daniel van Cralingen zijn vader Jan van Cralingen op als leenman van De Tempel.
Omstreeks de tweede helft van de veertiende eeuw, toen Kerstine van Rodenrys huwde met Willem van Cralinghen en later na hun dood, werden hun goederen verdeeld onder hun vier zoons. Misschien is toen bij die verdeling De Tempel ontstaan als zelfstandige heerlijkheid.
Oktober 1512 werd De Tempel overgenomen door de jurist Mr. Jan Jacobszoon van Utrecht. In 1518 werd hij dijkgraaf van Delftland.
De Tempel bezat van oudsher hoge en lage rechtspraak.
De Tempel was vanouds vrij van schot, lot ende beeden en grooten thienden.
De Secretaris van de Tempel was steeds ook Secretaris van Berkel en Rodenrijs.
Rond 1592 bezat Johan van Oldenbarnevelt vijf heerlijkheden. De voornaamste - de enige 'hoge heerlijkheid' met eigen halsrechtspraak - was De Tempel, niet ver van het latere dorp Rodenrijs in de Zuidpolder.
Op de Tempel stond een boerderij, met een kamer gereserveerd voor 'de heer', als hij er kwam overnachten. Oldenbarnevelt heeft zich als vertegenwoordiger van zijn oudste zoon, die het eigenlijk geerfd had, heer van den Tempel genoemd en is daarmee doorgegaan, toen deze zoon al volwassen was.
In 1715 kocht Mr. Johan van der Hoeven De Tempel voor f 6000,-. Toen hij trouwde met Adriana van der Cloot was hij eigenaar geworden van een boerderij in Schieveen die hij Berkeloord had genoemd.
Over Johan van Oldenbarnevelt en zijn vijf heerlijkheden vonden we later nog dit:
Veel plezier heeft Oldenbarnevelt niet van zijn kinderen gehad. Eén dochter overleed al snel na haar huwelijk. De andere dochter was volgens de Engelse gezant Dudley Carleton one of Job's punishments, which is the reproach of a shrewd wife, Barnevelt's daughter, who doth much afflict him Oldenbarnevelt's twee zonen erfden al heel jong de heerlijkheden van de familie Van Utrecht, de familie van de vrouw van Oldenbarnevelt (Maria van Utrecht), maar zelf hebben deze zonen van van Oldenbarnevelt niet veel gepresteerd. Hun ambten, de één was houtvester van Holland, de ander werd commandant van Bergen op Zoom in het Staatse leger, kregen zij eerder door toedoen van hun vader, dan door eigen verdiensten. Oldenbarnevelts gezinsleven, zo veel blijkt wel, is niet zo harmonisch geweest. Oldenbarnevelt is getrouwd om rijkdom; rijkdom heeft hij gekregen, het geluk is hem ontgaan.
Wat waren nu die vijf heerlijkheden, waarvoor Oldenbarnevelt zijn ziel verpandde?
De voornaamste - de enige 'hoge heerlijkheid' met eigen halsrechtspraak - was de Tempel, niet ver van het latere dorp Rodenrijs in de Zuidpolder. Het was een complex van heerlijke rechten, retributies voor dit, recognities voor dat, zoals er veel heerlijkheden waren en Oldenbarnevelt er ook enkele zou aankopen.
Op de Tempel stond een boerderij, met een kamer gereserveerd voor de heer, als hij er kwam overnachten. Oldenbarnevelt heeft zich als vertegenwoordiger van zijn oudste zoon, die het eigenlijk geërfd had, heer van den Tempel genoemd, en is daarmee doorgegaan, toen deze al volwassen was.
De tweede heerÎijkheid was Zuidwind of Zijd( e)wind en bestond uit zekere rechten op een dijk: de landscheiding tussen Delfland en Schieland.
De derde heerlijkheid was Rodenrijs, gelegen in de Schieveense polder. Deze zal waarschijnlijk de hele Schieveense polder omvat hebben, al was niet al het land in zijn bezit.
De twee laatste heerlijkheden waren de Stormpolder of Cralingerpolder bij Rotterdam, en Groeneveld, een vruchtbaar Westlands gebied tussen De Lier en 't Woud.
Hoeveel hectare nu alles tezamen uitmaakte en hoeveel inkomen het opleverde, is moeilijk na te gaan bij gebrek aan kadaster en boekhouding. Het was geen groots grondbezit, maar onder de bezittingen van de tweede rang nam het een eervolle plaats in. Bovendien verschafte het Oldenbarnevelt de sociale status die Oldenbarnevelt wenste, ver verheven boven de regenten die Oldenbarnevelt diende.
Bij de koop van De Tempel werd bedongen dat de heerlijke rechten van De Tempel ook zouden gelden voor zijn bezit Berkeloord aan de Schie. De naam Berkeloord werd later door van der Hoeven gewijzigd in De Tempel.
En dan kunnen we het natuurlijk niet laten om iets van Oldenbarnevelt te laten zien, bijvoorbeeld uit dit verhaal:
Van Ben Brus ontvingen we deze aanvulling:
Bij mijn speurtocht naar sporen van de Tempelorde in Nederland ( http://www.tempelieren.nl ) stuitte ik op deze website met betrekking tot Overschie en De Tempel.
Bij Overschie ligt aan de oude weg naar Delft een landgoed met buitenhuis, dat de naam “De Tempel” draagt. In de onmiddellijke omgeving liggen de Tempelweg, de Tempelbrug en de Tempeldijk.TEMPEL.(DE), hofstede in Delfland, prov.Zuid-Holland,……. ten O.van Schiedam, gem. Overschie en Hoogeban, 20 min. N.W. van Overschie in de Schieveense polder, aan de straatweg van Rotterdam op Delft.
Toen de Heer Johan van der Hoeven, Heer van den Tempel, Berkel en Rodenrijs, van de Staten van Holland en West-Friesland verlof bekwam , ter verveening van zijnen grond in de heerl. Den Tempel en het afbreken van de oude riddermatige hofstad van dien naam, heeft hij zijne hofstede en landen, gelegen in den Schieveensche polder, nabij Overschie, aan de Rotterdamsche-rijweg, langs de Schie eerst leenroerig gemaakt, waardoor die hofstede den naam van den Tempel bekwam, en alzoo de regte heerl. de Tempel tot een onleen werd.
Gem. in Delfland, prov. Zuid-Holland..........palend N. W. en N.O. aan de gem. Berkel en Rodenrijs, Z.O. aan Schiebroek, Z.W. aan Overschie-en-Hogeban, en geheel in de Zuidpolder-van-Berkel gelegen.
Deze gem. wordt De Tempel genoemd, naar de Riddermatige hofstad van dien naam, welke aldaar gestaan heeft, zijnde zij door het verveenen der gronden zoo geheel verdwenen, dat er thans geen spoor meer van is aan te treffen, ook vindt men nergens eenig berigt van den tijd harer stichting, waarom dienaangaande niets omtrent deze heerlijkheid kan gezegd worden. De TEMPEL is niet grooter dan 10 bund. 88 v.r. 30 v.ell, alles belastbaar land, die allen verveend geweest, doch daarna weder drooggemaakt zijn. Er zijn in het geheel geene gebouwen voorhanden.
Deze gem. is een heerl., die vroeger hoog, middelbaar en laag regtsgebied, met onderscheidene hoogheerlijke voorregten bezat.
Zij werd in oude tijden door het adelijke geslacht van Kralingen bezeten. ............tot den 21 Augustus 1592, wanneer Jan Roo van Utrecht daarvan overgifte deed aan Jonkheer Reinier van Oldenbarnevelt , minderjarige zoon van zijns broeders dochter Maria van Utrecht, huisvrouw van Mr. Johan van Oldenbarnevelt, die wel den titel van Heer van Den Tempel gevoerd heeft, doch geen ander regt daartoe had dan in de hoedanigheid van voogd over gemelden zoon, in wiens naam de vader hier mede verleid werd....... .........., dat de Burgemeester Johan van der Hoeven.........eerst in 1715, met Den Tempel is verleid. ...........
Het wapen dezer heerl. bestaat uit een veld van sinopel met eenen tempel van zilver”.
Over de Heren van Kralingen kun je het een en ander vinden in dit verhaal, klein citaat:Als Johan van der Hoeven in 1715 De Tempel koopt, laat hij de oorspronkelijke “hofstad” slopen. Het veen wordt gedolven. De ontstane plas wordt drooggelegd. De grond wordt opnieuw in cultuur gebracht. De naam “De Tempel” en de heerlijke rechten werden overgeheveld naar een nabijgelegen goed in Overschie, dat ook in bezit was van Johan van der Hoeven.
De geschiedenis van de Kapel der Heren van Kralingen is zeer oud. Haar oorsprong ligt in een ver verleden. Waarschijnlijk is het zo, dat deze Kapel der Heren van Kralingen gelijktijdig gebouwd met het koor en de trans van de huidige kerk, diende ter vervanging van een soortgelijke kapel in een daaraan voorafgaande parochiekerk van Rotterdam, welke kapel reeds in het bezit geweest zou zijn van het geslacht Cralingen of, meer waarschijnlijk nog, in dat van de Heren van de heerlijkheid Kralingen.
Ten tijde toen het koor in aanbouw was, omstreeks 1490, was Alyt van Kyfhoek (1470 - 1530) Vrouwe van Cralingen. Van moederszijde stamde zij uit het geslacht Van der Lecke, Heren van Kralingen, terwijl zij door haar huwelijk met Claes van Assendelft (1485) deze heerlijkheid in het laatstgenoemde geslacht deed overgaan.
Ruim anderhalve eeuw is de heerlijkheid Kralingen met het daarbij behorende slot Honingen en de Kapel der Heren van Kralingen in de Grote Kerk in het bezit van dit geslacht geweest.
In 1795 wordt de heerlijkheid een gemeente. In 1812 blijkt deze geen enkele inwoner te tellen. In 1855 wordt ze samengevoegd met de gemeente Berkel en Rodenrijs.
De oorsprong van De Tempel ligt in het duister. Haar geschreven geschiedenis begint in 1384. De Tempel blijkt dan allodiaal bezit van Kerstine van Zuydwye, vrouwe van Rodenrijs. Vanaf dat jaar zijn de heren bij naam bekend. De heerlijkheid De Tempel treedt in 1384 in het licht als een minuscuul gebiedje ( ongeveer 11 ha ), dat uitzonderlijk is begiftigd.
Het is namelijk een hoge heerlijkheid, met lage en hoge rechtspraak, vrijgesteld van allerlei financiële feodale verplichtingen. De eeuwen door wordt deze “hoogheid” in ere gehouden.
Hoe klein ook, De Tempel wordt altijd afzonderlijk als hoge heerlijkheid vermeld. Nog in 1777 wordt op haar gebied een solide galg opgericht, teken van het bezit van het halsrecht.
Maar nu maar gauw terug naar de Tempel en Overschie:
Na de moord van Willem de Zwijger in 1584 kwam op verzoek van de Staten de Graaf van Leicester over als opvolger van Willem de Zwijger. Dit was geen succes. Ten einde raad werd besloten om het heft in eigen handen te nemen en het dagelijks bestuur in handen te leggen van de meest bekwame bestuurder op dat moment : Johan van Oldenbarnevelt, in 1586 werd hij benoemd tot Raadpensionaris van Holland, de machtigste funktie die iemand toen kon bereiken. Op 13 mei 1619 werd de 71-jarige Johan van Oldenbarnevelt op het Binnenhof onthoofd. Wat was er gebeurd ?
Eind 19e eeuw was bijv. Busken Huet een van de eersten die wat genuanceerder over Johan van Oldenbarnevelt ging schrijven in zijn monumentale werk "Het Land van Rembrandt", op basis van dit soort diskussies zal het Rotterdamse besluit voor dat standbeeld wel eens genomen kunnen zijn...
In "Het Land van Rembrandt" (heb ik uiteraard) wordt Johan nog wel beschuldigd, maar in het betoog komen een heleboel tegenargumenten naar voren. Ook Vondel wordt er bijgehaald, want die was een van de medestanders van Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot...
Busken Huet noemt van Oldenbarnevelt een dictator "maar geen andere Nederlandse Staatsman heeft aan zijn medeburgers ooit meer of grotere diensten bewezen dan hij. Tegelijk Minister van Oorlog, Marine, Kolonien, Financien, Binnenlandse en Buitenlandse Zaken. Vriend van Willem de Zwijger en nevens Maurits de Redder van de Nederlandse Staat. Zonder zijn veeljarige heerschappij zouden de Nederlanders er nooit zijn gekomen"
Volgens de overlevering weigerde de 71-jarige Johan om gratie te vragen aan Maurits en zat Maurits in spanning te wachten op dit gratie verzoek, waarop Maurits niet zou hebben geweten wat hij moest antwoorden..... de heren waren elkaars gevangenen.
Het "stockske" waarmee Johan het schavot besteeg, de bril die hij droeg en het zwaard waarmee hij werd onthoofd, ga ik nog steeds ieder jaar bekijken in het Rijksmuseum en denk dan na over deze zwarte bladzij in onze geschiedenis. Als ik in Rotterdam wandel over de Coolsingel, altijd even Johan gedag zeggen, vlakbij Donner en de Slegte trouwens...
Oldenbarnevelt in de muur van het Stadhuis van Rotterdam
verschenen na 13 Mei 1619, de onthoofding van Oldenbarnevelt en andere hoofdpersonen
v.l.n.r.
Oldenbarnevelt, Ridder, Heer van Berkel en Rodenrys
Johannes Uyt den Boogaart, gewezen Predikant van Zn. Excel. (Maurits)
Hugo Grotius, Pensionaris der Stat Rotterdam
Rombout van Hoogerbeets, Raedsheer en Pensionaris der Stat Leyden
Gillis van Ledenberg, Secretaris der Heeren Staten van Utrecht
Adolf van Wael, Heer van Moersbergen
In 1618 eindigde ook de politieke loopbaan van Hugo de Groot, de Stadspensionaris van Rotterdam, toen hij als aanhanger van Johan van Oldenbarnevelt werd gearresteerd, opgesloten in slot Loevestein en uiteindelijk in een boekenkist ontsnapte en naar Parijs vluchtte. Buiten Nederland schreef hij het beroemde geschrift Mare Liberum, over de vrije vaart op zee, het begin van o.m. het idee van territoriale wateren, maar ook dat is een ander verhaal. Hugo de Groot leefde van 1583 tot 1645 en wordt nu beschouwd als een belangrijke grondlegger van het volkenrecht. Ondanks zijn verguizing door zijn tijdgenoten, kreeg hij een staatsbegrafenis....
In het Rijksmuseum loop ik ook altijd langs het borstbeeld van Victor de Stuers in de hal, het Tweede Kamerlid uit ca 1900 die de aanzet heeft gegeven tot de stichting van het Rijksmuseum en er dus voor heeft gezorgd dat het "stockske" waarmee Johan het schavot besteeg, er nog steeds is. Wat toen helemaal niet zo zeker was om dit nog langer te bewaren......
We eindigen toch maar met iets van Johan van Oldenbarnevelt, het beroemde gedicht van Vondel over het "stockske" :
HET STOCKSKE VAN JOAN VAN OLDENBARNEVELT, VADER DES VADERLANTS
Myn wensch behoede u onverrot,
O STOCK en stut, die, geen' verrader,
Maer 's vrydoms stut en Hollants Vader
Gestut hebt op dat wreet schavot;
Toen hy voor't bloedigh zwaert most knielen,
Veroordeelt, als een Seneka,
Door Neroos haet en ongena,
Tot droefenis der braefste zielen.
Ghy zult noch, jaeren achter een,
Den uitgangk van dien Helt getuigen,
En hoe Gewelt het Recht dorf buigen,
Tot smaet der onderdruckte steên.
Hoe dickwyl streckt ghy onder 't stappen
Naer 't hof der Staeten stadigh aen
Hem voor een derden voet in 't gaen
En klimmen, op de hooge trappen:
Als hy, belast van ouderdom
Papier en schriften, overleende,
En onder 't lastigh lantspack steende!
Wie ging, zoo krom gebuckt, noit krom!
Ghy ruste van uw trouwe plichten,
Na 'et rusten van dien ouden stock,
Geknot door 's bloetraets bittren wrock:
Nu stut en styft ghy noch myn dichten.
De bewuste vitrine in het Rijksmuseum
uiteraard zijn er meerdere stockskes in omloop, totaal zijn er zelfs 3 erkende stockskes
en zou dit HET zwaard zijn geweest, waarmee...
In 1777, toen de Zuidpolder drooggemalen werd, werden er acht hardstenen palen geplaatst om de grenzen tussen De Tempel en Berkel en Rodenrijs af te bakenen.
Ook heeft "in den Tempel een Houten Galgh gestaan. Nadat de Heerlijkheid drooggemaakt was heeft men Twee Steene pilaaren met een Zwaar IJser daarboven tot een Galgh doen vervaardigen in 's najaar van 1777"
In 1793 wordt het rechthuis gehouden in de herberg "De Oranjeboom", dat ook het rechthuis van den Tempel is.
In 1811 wordt Vrijenban bij Delft gevoegd en in 1812 Biesland, Ruiven, Abtsregt, Akkersdijk en Tempel bij Pijnacker.
Vanaf 1812 was de Tempel onbewoond en viel onder de gemeente Pijnacker. Verder hoorde de gemeente Berkel en Rodenrijs onder het kanton Hillegersberg.
Later duikt de Tempel weer op als gemeente, om in 1855 definitief ingelijfd te worden bij Berkel en Rodenrijs.
In het Rotterdams jaarboekje van 1950 staat geschreven dat het archief van de leenheren van De Tempel berust in kasteel Twickel, onder Delden.
Van Ad van der Meer kregen we deze aanvulling, waarvoor natuurlijk onze hartelijke dank.
De geschiedenis van de gemeentelijke indeling in Nederland is mijn hobby, en ik kan deze tekst iets nauwkeuriger maken en aanvullen:
Per 1 januari 1812 werd Schiebroek aan Overschie toegevoegd, Vrijenban aan Delft, en Hof van Delft (gedeelte ten oosten van de Schie), Biesland, Ruiven, Abtsregt, Akkersdijk en Tempel kwamen bij Pijnacker. Aardig om te vermelden is dat Tempel een enclave van deze vergrote gemeente Pijnacker was, omdat het helemaal omringd was door grondgebied van Berkel en Rodenrijs.
Volgens het keizerlijk decreet werden ook onder Overschie gebracht "De omheinde erven en woningen, zoo wel die aan de Stad Rotterdam als die van Delft behoorden", met in totaal 400 inwoners. (Eerlijk gezegd weet ik niet welke gebieden/terreinen dat precies betreft; mocht iemand hier meer van weten, dan houd ik mij aanbevolen!)
Op 1 april 1817 werden de gemeentegrenzen van vóór 1812 weer hersteld, en Tempel werd een zelfstandige (zij het onbewoonde) gemeente. Pas bij wet van 11 juli 1855 werd Tempel (nog steeds onbewoond) aan Berkel en Rodenrijs toegevoegd.
(NB: ik vermoed dat de "omheinde erven en woningen" in 1817 wel onder Overschie zijn blijven berusten, anders zouden er vermoedelijk enclaves zijn ontstaan.)
Akkersdijk bezat nog twee stroken land in de Schieveense Polder, die op voorstel van het Kadaster bij Kon. Besluit van 12 augustus 1825 bij Overschie werden gevoegd. Bij datzelfde KB werd een perceel grond van Schiebroek naar Overschie overgebracht, en werden de huizen en percelen van Delfshaven ten noorden van de Beukelsdijk onder Overschie gebracht.
Bij Overschie hoorde ook het Tolhuis van de stad Delft aan de westzijde van de Schie, dat op voorstel van het Kadaster bij Kon.Besluit van 18 juni 1826 aan Kethel & Spaland werd toegevoegd.
De grenswijzigingen van 1825 en 1826 traden formeel per 1 januari 1833 in werking (nadat het Kadaster officieel was ingevoerd.)
Voor de liefhebber, op onze site hebben we ook dit verhaal:
De geschiedenis van de grens van Nederland
Bij de Doenkade heeft het kasteel Rodenrijs gelegen, al lange tijd geleden met de grond gelijk gemaakt. Na de bebouwde kom, in de richting van de Tempel, ligt het landgoed Nieuw Rodenrijs en iets verder het landgoed-met-gebouw De Tempel.
De familie Van Beek verkocht dit buitenhuis de Tempel in 1946 voor f 100.000 aan de gemeente Rotterdam onder de voorwaarde dat de tuin in zijn bestaande vorm behouden en onderhouden werd.
Op het terrein van De Tempel bevindt zich nu een therapeutische woongemeenschap voor mensen met psychische problemen. Ook is er een voor deze streek uniek vleermuizenreservaat. Hadden we dat maar eerder geweten....
Een paar honderd meter naar rechts loopt Rijksweg 13 van Rotterdam naar Den Haag, de eerste verharde vierbaansweg in Nederland. Zo breed dat in mei 1940 Duitse vliegtuigen er op konden landen in een poging Den Haag in handen te krijgen.
De oude weg naar Delft langs De Tempel is er al vanaf 1340. Deze weg was een hindernis voor het verkeer naar Delft vanwege de tolheffingen. Wie Overschie vanuit Delft of Rotterdam door wilde moest tol betalen. Daartoe stonden er op deze Delftweg enkele tolhuizen met slagbomen. Pas in de twintiger jaren werd de laatste opgeheven nadat een motorrijder zich op een mistige dag te pletter reed tegen de gesloten slagboom.
Net buiten de bebouwde kom van Overschie, richting Delft, vinden we nog iets van de oude industrie langs de Schie terug. Een bedrijf dat granen verwerkt. De Schie speelt hierbij nog steeds een belangrijke rol gezien de aanlegplaats en de technische installaties om produken, hoog over de weg, naar en van de fabriek te krijgen.
Wat verder staat rechts de onderbouw van een molen. Deze molen, de Speelman, stond in het verlengde van de landingsbaan van vliegveld Zestienhoven en is in de zestiger jaren afgebroken.
Dank zij particuliere inspanningen is de molen herbouwd, een kilometer of drie richting stad, aan de Overschiese Kleiweg. Hij draait nog regelmatig.
Ter hoogte van het crematorium Hofwijk komt aan de linkeroever een afwateringskanaal uit Schiedam in de Schie en zien we de kerktoren van het gehucht Kethel.
Iets verder op de linkeroever bevindt zich het gehucht Candeleer of Kandelaar. Op deze plaats voer tot 1960 een pontje, het enige dat tussen Overschie en Delft de Schiekaden met elkaar verbond.
Maar terug naar Overschie:
Een ander historisch gebouw is het oude Veerhuis. Dit gebouwtje werd in 1923 als niet meer lonend verkocht in het openbaar.
Het is thans in het bezit van de stichting 'Het Oude Veerhuis', dat ijvert voor het behoud van het gebouw.
Torenlaan
In de Torenlaan (woonde in de jaren '60 een vriend van Aad) was de tuin van de familie Bos. De familie is in 1940 naar Amerika gegaan. De tuin werd toen in beslag genomen door de SD. Er waren een zwembad, een tennisbaan en ongeveer 67 konijnen. Het was een ontspanningscentrum voor de ambtenaren van die beruchte dienst.
Arrestanten van die dienst, onder wie joden, moesten er onder bewaking werkzaamheden verrichten. Zij kregen, om ontvluchting te voorkomen, gevangeniskleding aan. De gevangenen moesten allerlei werken uitvoeren in de tuin, zoals schoffelen, graven en de dieren verzorgen. Zij werden 's morgens naar de tuin gebracht en in de middag weer naar hun cellen. Op woensdag mochten de gevangenen niet bij het zwembad komen, want dan gingen de SD'ers en hun 'dames' zwemmen.
De bewoners van Overschie, die hiervan natuurlijk op de hoogte waren, hielpen de gevangenen wel door etenswaren in de tuin te werpen.
De verbinding tussen Rotterdam en Overschie werd heel vroeger gevormd door een paardenomnibus.
Daarna kwam de Ysel Stoomtram Dienst.
In 1890 kwam er een paardentram, die geëxploiteerd werd door de RTM.
In 1924 werd de tram gemotoriseerd door de RETM en in 1928 kwamen er busdiensten van de RET.
Veel van het oude is verdwenen. Het prachtige polderland werd volgebouwd met woningen, maar het oude deel van het dorp is nog in volle glorie te bewonderen.
Zeldzame luchtfoto van Overschie uit 1925
Maar laten we nog even teruggaan naar het Openbaar Vervoer naar en van Overschie:
Naast de lijnen van de RTM was er ook nog een separate paardentram, op Hillegersberg langs de Schie. Deze was geen eigendom van de RTM, hij werd pas in 1919 overgenomen door de RETM.
Dat maakte een eind aan de merkwaardige situatie, dat er zowel op de Linker Schiekade als op de Rechter Schiekade een tram reed .... over deze rariteit bestaat een leuke anekdote:
De lijn op Overschie werd aanvankelijk geëxploiteerd door de IJssel Stoomtram Maatschappij, met een smalspoor-stoomtram. Deze dienst was een kort leven beschoren, na een ernstig ongeluk moest zij worden gestaakt wegens intrekking der vergunning. Vier jaar later kreeg de RTM een nieuwe concessie. Zij bouwde de lijn om tot normaalspoor en in 1890 werd de eerste rit met de paardetram gemaakt.
De paardentram naar Hillegersberg had zijn baan aan de oostkant van de Schie. Aan de westkant lag de RTM-baan naar Overschie. Het gebeurde wel, dat de voerlieden van beide min-of-meer concurrerende trams een wedstrijd hielden, wie dan wel het snelst was. Onder luid belgerinkel stoven de tramwagens langs het water, waarbij voetgangers in paniek voor hun leven naar alle kanten renden............
De "Locaaldienst" tot de.........
.........Heulbrug, aan de kop van de Bergweg.........
werd in 1902 ingesteld.
De route liep als volgt:
Slagveld - Schiekade W.Z. - (remise) - Schieweg - Schans - Rotterdamsche Rijweg - Dorpsstraat
Dienstregeling uit 1902
Het eindpunt van de lijn op Overschie aan de Dorpsstraat, in 1903
Tot slot:
Deze kaart werd verzonden in 1965, er zit een postzegel van 8 cent op geplakt. Hij werd uitgegeven door en ten behoeve van het RET Mannenkoor.
Trams ....
Paardetram, 1879-1925
De eerste paardetram reed vanaf Crooswijk via de Jonker Fransstraat naar de Binnenrotte. De laatste paardetram reed naar OverschieStoomtram, 1882-1906
Coolsingel - Binnenweg - Lage Erf - Mathenesserpolder - Schiedam. In 1906 werd de stoomtractie vervangen, toen ging de electrische Lijn 8 rijden.Electrische tram, 1905
Op 1 september 1905 vertrok de eerste electrische Lijn 1 van de Honingerdijk via het Beursplein naar het Park. In 1907 zijn er reeds 9 electrische lijnen.Motortram, 1925-1928.
Gedurende deze drie jaren verzorgen enkele omgebouwde oude paardetrams, voorzien van een Ford-motor, de verbinding Hofplein (Slagveld) - Overschie. Zij waren de directe opvolgers van de paardetram op die lijn.Bussen ....
Autobus G.M.C., 1937-1942
Deze kleinere wagens reden het stadsvervoer in Schiedam en bovendien het traject Rotterdam - Overschie - Schiedam - Kethel.Krupp-bus, 1928-1940, op Lijn D naar Overschie
De eerste autobus van de RET, met 31 zitplaatsen en eventueel 9 staanplaatsen.Kromhout-bus, 1938-1953
Moderne bus met frontbesturing en achter-uitstapdeur. Capaciteit, 40 passagiers. In 1938, toen deze bussen beschikbaar kwamen, werd het net van autobuslijnen in de stad uitgebreid tot 11, naast 14 tramlijnen. Na 10 mei 1940 is het net natuurlijk geheel gewijzigd.Saurer-bus, jaren 1960, op Lijn 30 naar Katendrecht
Capaciteit 90 personen. De buslijnaanduiding met letters vervalt in 1954, de buslijnen dragen voortaan nummers, te beginnen met 30. De reden? Er waren niet genoeg letters beschikbaar in het alfabet - zo snel groeide het autobusnet kort na de oorlog uit. In 1964 exploiteerde de RET 32 buslijnen en 14 tramlijnen.
En hier dan nog, echt tot slot, een uitvergroting van die fraaie motortram :
Op zoek naar nog meer foto's, klik dan bijvoorbeeld eens HIER
Deze vergissing laten we maar hier zien trouwens....
Bij de volgende prent heeft iemand zich vergist.......
Straatje in Delft, straatje in Overschie zul je bedoelen
Deze prent kun je ook vinden in ons verhaal over de Geschiedenis van Delfshaven
LINK
Op onze site hebben we ook het volgende verhaalOoit liep de grens Overschie Rotterdam over het station D.P. spoorweg emplacement
Ton van den Brenk is een nieuwe startpagina Overschie begonnen, waarop o.m. dit verhaal over de geschiedenis van Overschie en de Tempel is terug te vinden en natuurlijk plaatsen we dan ook Ton van den Brenk's link naar de nieuwe startpagina Overschie:
http://overschie.stadsleutel.nl/
Van Jan Bosman kregen we dit toegestuurd:
Ik zag op je website een en ander over WO II en de NSB.
Een herinnering aan een NSB-er die heel oude Overschieenaars hebben gekend als ze voor en/of in de oorlog op het Gymnasium in Rotterdam Nrd hebben gezeten.
Mijn moeder had tot vlak voor haar huwelijk een dienstje bij de familie Kamstra in Rotterdam-Kralingen, dat daarna door haar zusje werd overgenomen.
Hij was leraar klassiek talen aan het gymnasium in Rotterdam.
Op zaterdag deden hij en zijn vrouw er nog wat bij:
‘Volk en vaderland’ op straat verkopen, het blad van de NSB.
Anton Mussert was een vriend en mijn moeder en tante hebben hem zo nu en dan daar aan tafel gezien.
10 Mei werd de heer Kamstra als zgn. landverrader direct door de Nederlandse politie gearresteerd en hij kwam na het bombardement en de overgaven op 14 mei al weer snel thuis, bont en blauw geslagen door die Nederlandse politie.
Het eerst wat hij na thuiskomst deed, was aan zijn vriend Anton schrijven, dat hij bedankte voor de NSB, omdat hij nu pas had gezien wat de Duitsers echt wilden.
Dat hij was mishandeld door de Nederlandse politie kon hij helemaal billijken.
Ja, dan ben je een held!
Mijn ouders, die in IJsselmonde dicht tegen de ondergrondse aan zaten, hebben altijd met veel liefde en respect over deze familie gesproken.
Ik ontmoette vorig jaar een oude dame, die toen op die school heeft gezeten en ik vroeg haar of ze mijnheer Kamstra had gekend.
“Ja, er was wat met hem aan de hand”, antwoordde ze.
Toen ik dit verhaal vertelde, vielen de puzzelstukjes op de juiste plaats.
Ook kwam Jan Bosman met het volgende over De Tempel:
Ik was gisteren iets heel anders aan het zoeken en stuitte op je verhaal over De Tempel.
Ik heb het gedownload en doorgestuurd naar mijn neef en nicht in Canada met het verzoek het af te drukken en aan hun vader te geven.
Dat is Dirk van Wingerden, tot zijn emigratie hovenier van De Tempel.
Hijzelf woonde er vlak naast, tussen De Tempel en de buitenplaats van de redersfamilie Van Hoboken.
( Daar weer voorbij was een boerderij, ik dacht van Van der Kooy. )
Hij heeft eerst gediend bij de familie Van Beek en ging later over in dienst van de gemeente Rotterdam.
Zijn schoonvader, mijn opa, had in dienst van een hoveniersbedrijf een buitenplaats ontworpen, toen aangelegd en later in dienst overgegaan van de eigenaar: de familie Hofmans.
De buitenplaats heette Stadzicht en was aan de Kleiweg gelegen.
Op een stukje ervan staat nu een bejaardentehuis.
Mijn grootvader kon mooi vertellen, bij voorbeeld over een man die van Hillegersberg door de vaart naar Overschie was gelopen.
Je was dan stomverbaasd, tot hij aanwees waar het was.
Die vaart vormde de scheiding tussen beide plaatsen en de afstand was dus een meter of vijf.
Mijn grootvader vertelde over ooit opgegraven boomstammen, die gediend hadden om een weg aan te leggen van Schiedam naar Kralingen.
Die weg zou hebben gelegen in de buurt van het Rotte-Schiekanaal.
Die bomen zouden hebben gediend om wegzakken in het veen tegen te gaan.
De Rotterdamse uitdrukking
Zo oud als de weg naar Kralingen
zou volgens hem aan die weg te danken zijn.
Hijzelf is in 1963 overleden.
Wat een mooi wapen heb je!
Als je ooit een buitenplaats zou krijgen zou je die de naam Friethof kunnen geven.
Ja, je vergist je zomaar in Duitsland:
denk je op een terrein met allemaal patattentjes te komen en dan bedoelen ze daar heel wat anders met friet.
Stef de Ridder kwam met de volgende geweldige aanvullingen:
HET WAPEN VAN OVERSCHIE
Wij schreven dit:
Het stadswapen van Overschie AD 24 juli 1816
Parti, het eerste coupé van zilver en sijnopel, en eene geendanteerde fasce van keel brocherende over het geheel, het tweede van zilver, beladen met een burgt van keel
De toren in het wapen verwijst naar de toenmalige burcht Rodenrijs die in de middeleeuwen hier heeft gestaan. Het wapen was het wapen van de heerlijkheid Hogenban, die in 1605 met Overschie werd verenigd.
Het linker deel (met de dwarsbalk) was het eigenlijke heerlijkheidswapen van Overschie.
Stef de Ridder vult aan met:
Dit even vooraf (een beetje theorie):
Overschie was een dorp, het had dus geen stadswapen maar een gemeentewapen
Men vroeg aan een ridder die zijn vizier gesloten had zich bekend te maken door de vraag: "Wat voert gij in uw schild?"
Een wapen werd altijd beschreven vanuit de drager: dus wat hij links van zijn borstbeen droeg was voor de kijker rechts en wat hij als rechts beschreef was voor de kijker links.
Vandaar dat we spreken van "heraldisch rechts" (is dus voor de kijker links) en "heraldisch links" (is dus voor de kijker rechts).
Een schild werd verdeeld naar aanleiding hoe de zwaardslagen vielen:
Verticaal (van boven naar beneden) wordt "gedeeld"genoemd en horizontaal (van links naar rechts) werd doorsneden genoemd.
In vieren gedeeld (in vier kwarten) werd "gekwartilleerd"genoemd.
Een schild dat in negen gelijke verkanten was verdeeld is een "schild van negen kwartieren" met elk kwartier een eigen benaming, maar dat voert hier te ver.
De heraldiek kent geen kleuren, maar "emailles", "tincturen", "metalen" en "bont"
Emailles zijn de oudste:
- Keel = rood
- Azuur = blauw:
- Sinopel = groen
- Sabel = zwart
Tincturen zijn in later tijden toegevoegd. (Een oud wapen zal dus nooit tincturen bevatten)
- Purper = paars
- Oranje = oranje
- IJzerkleur = grijs
- Vleeskleur = licht roze
- Askleuir = bruin-grijs
Metalen
- Goud = geel
- Zilver = wit
Geel en wit worden in de heraldiek gebruikt om goud en zilver aan te duiden, maar als kleur worden ze nooit genoemd; daar spreekt men over "goud en zilver"
Bont
- Het meest bekend is hermelijn (wit met zwarte staartpuntjes)
- En contra-hermelijn (zwart met witte staartpuntjes)
- Verder gebruikte men de bontsoorten:
- Vair, Contra-vair, Paal vair en Kürsch
Het stadswapen van Overschie AD 24 juli 1816
Nu in de praktijk de beschrijving van het gemeentewapen van Overschie en Hoogenban:
Gedeeld:
Rechts een getande dwarsbalk van drie tanden op een doorsneden veld van zilver en sinopel
Links in zilver een burcht van keel
Rechts is het wapen van Hoogenban
Links is het wapen van Overschie
Over de oorsprong van de rode burcht is niets bekend, heeft waarschijnlijk niets te maken met de ridderhofstede Rodenrijs.
De naam Rodenrijs had niets met rood te maken. Een "rode" of "roede" was een stuk veengrond of bosgrond dat van struikgewas was ontdaan.
"Risen" of "rijs" duidt op een droogmaking .
De Tempel
De Tempel lag in de uiterste zuid-west punt van de polder Berkel, daar waar nu de Oude Bovendijk en de N-209 samenkomen.
In 1331 en 1350 wordt de Tempel voor het eerst in geschriften genoemd.
De Tempel was een hoge heerlijkheid met als woongebouw een riddermatige hofstede. Vanuit de hofstede vonden ontginningen plaats, met name in de polder Berkel. Rond de hofstede ontstond een buurtschap van acht huizen en een kerkje met eigen pastoor. Ook de buurtschap heette De Tempel.
In 1715 kreeg de toenmalige eigenaar Mr Johan van der Hoeven toestemming de grond van De Tempel te vervenen voor turfwinning en de verarmde en verwaarloosde ridderhofstede werd gesloopt.
Johan van Oldenbarnevelt kocht in de zestiende eeuw de heerlijkheid Berkel en Rodenrijs en werd daardoor tevens Heer van de hoge heerlijkheid De Tempel.
Na sloop van de oude ridderhofstede wist Johan van der Hoeven alle heerlijke rechten van de oude ridderhofstede te doen overgaan op de voorname boerderij "Berkeloord" die hij bij zijn tweede huwelijk verwierf. Vanaf toen veranderde hij de naam Berkeloord in De Tempel.
Van der Hoeven liet het hoofdgebouw drastisch vernieuwen en verfraaien.
In 1936 kwam De Tempel in handen van H.A.J. van Beek. Hij liet het bestaande gebouw slopen en door de Overschiese architect Sutterland een geheel buitenhuis ontwerpen en bouwen.
In 1948 verkocht de weduwe Van Beek het buiten aan de gemeente Rotterdam die er verschillende bestemmingen aan gaf.
DE HOGE BRUG
De eerste Hoge Brug werd gebouwd met het graven van de Delfshavense Schie.
De eerste brug was een houten brug en stamde uit 1390.
In 1579 werd de brug vervangen door een nieuwe houten brug.
In 1662 wordt een nieuwe brug gebouwd van steen, met twee houten kleppen.
In 1879 worden de beide houten kleppen vervangen door twee metalen kleppen.
In 1924 worden de twee metalen kleppen vervangen door één metalen klep.
Tot groot verdriet van de schippers valt de Hoge Brug onder monumentenzorg, als voorbeeld van veertiende eeuwse bruggenbouw. De schippers zouden graag de krappe doorvaartbreedte vergroot zien.
Van Jan Bosman ontvingen we nog dit:
Op bezoek bij mijn oom kwam uiteraard De Tempel ter sprake en hij gaf me ter lezing:De Tempel
Verleden en toekomst van een landgoed
door Els Kolff, Maarten van der Meij, Sijbrand Tjalingii ( eindred.)
Werkgroep Oud Overschie, Overschiese Dorpsstraat 156, 3043CW Rotterdam
1986, Delftse Universitaire Pers
ISBN 90-6275-282-9.
Ik was vooral geïnteresseerd in het stukje op de site over Van Oldenbarnevelt, die op De Tempel zou hebben gewoond: mijn grootvader wees me namelijk ooit een andere plaats aan waar hij zou hebben gewoond, dichter naar Overschie.
In dat boekje kom ik er niets over tegen en is De Tempel ook van latere datum dan Van Oldenbarnevelt.
De laatste eigeneer voor de Gemeente Rotterdam was – zoals eerder geschreven – de heer Van Beek, eigenaar van Steendrukkerij Holland.
Hij was een vriend van de familie Hofmans, de eigenaar van de buitenplaats ‘Stadzicht’, waar mijn grootvader hovenier was. Mijn oom heeft altijd met veel respect over hem gesproken: een man met een warm hart, niet denkend in maatschappelijke klassen.
Uit nieuwsgierigheid typte ik de woorden De Tempel Overschie. Waarom? Mijn moeder, nu 93 jaar, ging als jong meisje met haar moeder naar De Tempel waar haar familie als personeel werkten. Ik meen 3 personen en het behoorden aan dames die er nooit kwamen. Ook had zij het over de beelden.
Mijn moeders naam is De Vreede. Vroeger woonden wij in Delft.
De naam van mijn Oma is Helena Warmerhoven overleden in 1942 te Delft oud 70 jaar
J.B.Ninaber
Mijn belangstelling voor Overschie komt voort uit het feit dat mijn familie van vaders kant daar vandaan komt.
Toevallig zag ik afgelopen week op een site van Overschie een tekening, gemaakt door J.H. Scholten. Zeer waarschijnlijk een broer van mijn vader.
Wat ik uit verhalen van mijn vader begrepen heb is mijn overgrootvader Willem Karel Scholten bakker-broodventer op Overschie geweest.
Met mijn overgrootmoeder Marie van Dam hij 5 zonen en 2 dochters, waaronder mijn opa Jacob Johannes Scholten, geboren in 1880 te Overschie.
Jacob Johannes S is gehuwd met Jannetje Cornelia Munninkhof. Na haar overlijden is hij gehuwd met Chr de Korte. Hij vervoerde hout (boomstammen) over het water.
Mijn vader Johannes is in 1909 geboren (Rotterdam)
Mijn oom Johannes Hendrikus (de tekenaar – schilder) is geboren op 29-2-1904 te Overschie.
Ik ben nog eens van plan om e.e.a. uit te zoeken van de familie geschiedenis. Dus wie weet moet ik in Overschie beginnen.
Jan Scholten.
Uit welingelichte bron ontvingen we nog deze informatie als aanvulling op ons verhaal over de geschiedenis van de Tempel:
Ik ben geïnteresseerd in De Tempel omdat deze voorkomt in de familiegeschiedenis van Mr. Hendrik van Hees. De volgende gegevens vond ik in mijn eigen papieren.
Bron: niet echt duidelijk, maar waarschijnlijk een oud adelsboek.
Mr. Hendrik v a n H e e s, eerst lid en daarna president van den Hoogen Raad van Holland, Zeeland en West-friesland, huwde Barbara Johanna van der Hoeven, vrouwe van den Tempel, Berkel en Rodenrijs (oudste dochter van Mr. Johan van der Hoeven, burgemeester en hoofdofficier te Rotterdam, en van Adriana van der Kloot, vrouwe van den Tempel, Berkel en Rodenrijs.)
Uit dit huwelijk sproten twee zonen:
1. Mr. Johannes Ignatius v a n H e e s, eerst fiscaal van de Generaliteit en 10 April 1769 benoemd tot secretaris van den Raad van State, geh. met Hester Claudina van Royen (dochter van Mr. David van Royen), Veertigraad en schepen van Leiden), waarvan kinderen, en
2. Mr. Herman van H e e s, geb. 17 April 1728, overl. 9 Juli 1786, Heer van Berkel en Rodenrijs, raad in het Hof van Holland, Zeeland en Westfriesland.
Uit dit huwelijk met Anna Maria Dierquens (dochter van Mr. Johan, burgemeester te 's Gravenhage, en van Elisabeth Agneta Fagel) had hij o. a.: Johan v a n H e e s van Berkel en Rodenrijs en François v a n H e e s , die bij Koninklijk besluit van 1 Jan. 1824 en diploma van 30 Mei daaraanvolgende tot den adelstand werden verheven.
Jhr.Mr. F. van Hees is via Google op internet te vinden. Hij woonde op de Eykenhorst. Er staat ook: bezit van heerlijkheden: heer in De Tempel, Berkel en Rodenrijs.
Ik zocht op internet naar De Tempel bij het Gemeentearchief Rotterdam en vond nr. 118.01, 1715-1824, Heerlijkheid De Tempel. Ik heb de stukken niet ingezien, maar ik begrijp dat er stevig over het bezit van De Tempel is geprocedeerd door de heren Van Hees.
Misschien weet iemand hier meer van?
Inmiddels heb ik ook gevonden dat in het landhuis De Tempel gevestigd is de Psychotherapeutische Gemeenschap De Maas, zijnde een onderdeel van het psychiatrisch ziekenhuis Delta.
Eerst dacht ik dat De Tempel in Berkel en Rodenrijs zelf gevestigd was. Nu blijkt het in De Zweth te zijn tussen Delft en Overschie.
Uw website is interessant. Het familiewapen is erg geestig. Mij lijkt het dat "friet" vrede betekent. Iets van vredesengel of zo. Maar dat zakje friet is wel grappig en humorvol.
Verhalen over Overschie rondom WOII staan in deze rubriek
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|