Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

1815 - 1830: de aanleiding tot de Belgische opstand en afscheiding

Dit verhaal over de periode 1815 - 1830 oftewel de aanleiding tot de Belgische opstand en afscheiding vanaf 1830 is een vervolg op dit verhaal

Gijsbert Karel van Hogendorp

Uit dit verhaal beginnen we met een citaat:


willem1pt

Koning Willem I

Niet uit eigen verlangen waren de bewo­ners van het huidige Nederland en België in 1815 in één staat te zamen gebracht. Het Verenigd Koninkrijk was een schepping van het Wener Congres, bijeengekomen tot rege­ling van de toestand in Europa na de val van Napoleon. De vereniging van het grondgebied van de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met dat van de vroegere Oosten­rijkse Nederlanden kwam wél tegemoet aan de wensen van Willem Frederik, de Kroonprins van Oranje die als Koning Wil­lem I over het nieuw gevormde rijk zou regeren. Hij was de zoon van de laatste stadhouder van de Republiek, Willem V, die in 1795 voor de binnenrukkende Franse troepen was gevlucht. Het is bekend dat de Kroonprins reeds vóór de ineen­storting van de Republiek dacht aan herstel van de vroegere eenheid van de vroegere Zeventien Nederlanden, zoals die in de zestiende eeuw onder keizer Karel v had bestaan.

karelvportr

1548

Karel V

Citaat uit dit verhaal:


De latere Koning Willem I schreef in 1796 al de volgende brief: Ik beken dat ik persoonlijk deze vereni­ging, die reeds zeven jaar het voorwerp van mijn verlangen heeft uitgemaakt, zeer zou wensen en dat het mijn aange­naamste droom is de verwerkelijking ervan te veronderstel­len.

Inderdaad werd die droom in 1815 werkelijkheid, maar voor Willem zelf waren er twintig bittere jaren van balling­schap aan voorafgegaan. Gedurende die tijd had hij bestuur­lijke ervaring opgedaan in de Nassause erflanden en in Fulda en Corvey, enkele kleine vorstendommen die in 1802 aan zijn vader waren toegewezen als compensatie voor het ver­lies van de stadhouderlijke waardigheid.
De Kroonprins voelde bewondering voor Napoleon, die toen als eerste consul in Frankrijk de macht in handen had. Een toenaderingspoging boekte echter weinig resultaat en evenmin was de prins succesvol toen hij in 1803 probeerde van het in Nederland heersende Staatsbewind financiële vergoeding te krijgen voor de vervallen aanspraken van de Oranjes. Na omkoping van de machtige Franse minister van buitenlandse zaken, Talleyrand, kwam het weliswaar tot een overeenkomst, waarbij aan de Oranjes een bedrag van vijf miljoen zou wor­den uitgekeerd (en waarbij vijf ton bestemd was voor Tal­leyrand), maar toen Napoleon lucht van de zaak kreeg gaf hij onmiddellijk bevel de affaire te staken.

Na de dood van Stadhouder Willem V in 1806 trok Napoleon bovendien de Duitse gebieden weer tot zich en Willem vertrok naar Ber­lijn, de hoofdstad van Pruisen. Hij moest zich daar voorna­melijk beperken tot vruchteloos plannen maken totdat in 1812 het einde van Napoleons heerschappij tastbaar nabij kwam door zijn nederlaag in Rusland. Met Britse steun zouden Rusland, Oostenrijk en Pruisen in de komende jaren definitief een einde maken aan het Franse keizerrijk. Willem vertrok begin 1813 naar Groot-Brittannie om er de benodigde steun te vinden voor het herstel van het gezag van de Oranjes in Ne­derland.
De Britse regering had echter wel enige reserves ten aanzien van zijn pretenties: had hij eerder niet geprobeerd met Napoleon tot een vergelijk te komen?
Men dacht er daarom wel over in plaats van de Kroonprins zijn zoon (de latere koning Willem II) naar voren te schuiven. Deze ge­noot namelijk in Groot-Brittannie een zekere populariteit door zijn opvoeding te Oxford en door zijn militaire prestaties als ad­judant van de hertog van Wellington in Spanje.
Al spoedig verenigden de politici zich echter met het oordeel van Wel­lington over de zoon als een zwak karakter van wie weinig verwacht kan worden.

Door een verstandig optreden slaagde de Kroonprins er bo­vendien in de Britse regering voor zijn inzichten te winnen en Castlereagh, de minister van buitenlandse zaken, verstrek­te de prins inderdaad een garantie van Britse steun.

Intus­sen kon pas in het najaar van 1813, na de nederlaag van Na­poleon in de slag bij Leipzig, enige klaarheid worden ge­bracht in de verwarde situatie in Europa. De bondgenoten bleken het al snel eens te zijn over de oprichting van een sterke staat in het noordwesten van Europa, die als bolwerk van de Europese vrijheid mogelijke Franse agressiepogin­gen in de toekomst krachtig zou kunnen weerstaan. In feite betekende dit een uitbreiding van het grondgebied van de Republiek naar het zuiden.

landingwillem1

landingwiprd

30 November 1813

De landing van de zoon van Stadhouder Willem V in Scheveningen

de latere Koning Willem I

Op 30 November 1813 zette Willem voor het eerst weer voet op vaderlandse bodem, nadat een driemanschap be­staande uit Gijsbert Karel van Hogendorp, baron Van der Duyn van Maasdam en graaf Van Limburg Stirum een tien­tal dagen tevoren in zijn naam het Algemeen Bestuur op zich had genomen.

driemanschap

Van boven naar beneden :

Gijsbert Karel van Hogendorp
Leopold Van Limburg Stirum
Adam Francois Jules Armand Van der Duyn van Maasdam

Willem nam de titel aan van Souverein Vorst, de koningstitel blijkbaar in reserve houdend voor zijn groter Nederlandse plannen. Hij liet terstond blijken een nationaal vorst te willen zijn door ook de vroegere tegen­standers van het stadhouderlijk regime welwillend tegemoet te treden.

Onder de Republiek hadden de Oranjes in een wat tweeslachtige positie verkeerd. Als stadhouders waren zij de dienaars der Staten, maar steunend op hun populariteit onder het volk en door hun bevelhebberschap over het leger hadden zij in feite een souvereine positie in kunnen nemen. Bij meningsverschillen was het huis van Oranje echter zelf ook altijd partij geweest en in het grote conflict op het einde van de achttiende eeuw tussen patriotten en prinsgezinden plaatste het zich ten slotte definitief aan de zijde van het be­houd.

vertrekwillemv

17 Januari 1795

Het vertrek van Stadhouder Willem V uit Scheveningen

Na de vlucht van de stadhouderlijke familie in 1795 was er geen Oranje meer in het land geweest, terwijl op den duur de contacten zo schaars waren geworden dat in november 1813 het drie­manschap zelfs niet wist of de Kroonprins zich in Pruisen of in Groot-Brittannie bevond.

De oude tijden komen wederom! had Van Ho­gendorp beloofd, maar Willem I had van het verleden geleerd en was vastbesloten het zover niet te laten komen. Zijn rege­ring diende niet alleen te steunen op de oude regentenstand, aangezien de basis van zijn bewind dan te smal zou zijn. Daarom nam hij ook mensen op die eerst in de Bataafse en de Franse tijd naar voren waren gekomen, zoals C. F. van Maa­nen, die zijn trouwe minister van justitie werd en A. R. Falck, die zijn vorst diende als secretaris van staat en later als minister. Het probleem van collaboratie met de verdre­ven Franse bezetters speelde nauwelijks: alles was 'vergeven en vergeten' en velen gingen zonder enige onderbreking van Franse dienst over in die van de Souvereine Vorst.

Om zijn tegemoetkomende houding heette het wel dat de Kroonprins 'pa­triots' was geworden, maar bedenk daarbij wel dat de meeste banen toch naar oud-regenten gingen. Door zijn tac­tiek van vergeven en vergeten slaagde Willem I er in elk geval in alle partijen achter zijn bewind te scharen. Als de van allen geëerbiedigde, gelijkelijk van allen geliefde Willem werd hij dan ook verwelkomd door de nationale lofredenaar Van der Palm.


Inderdaad was Willem I door zijn bezadigd optreden bij uitstek geschikt voor de zware taak een nieuw bestel te ves­tigen in Nederland. De oude federale staatsvorm van de Republiek, waarin elk gewest zijn eigen, particuliere belan­gen behartigde, werd definitief vervangen door de na­tionale eenheidsstaat, terwijl de onbestemde positie van de Oranjes als stadhouders plaats maakte voor de constitutio­nele monarchie. Die veranderingen vonden hun bevestiging in de grondwet van 1814, gebaseerd op een ontwerp van Van Hogendorp. Vooral in de naamgeving bleef daarin veel van het oude bewaard, zoals de aanduiding Staten-Generaal voor de volksvertegenwoordiging, maar uiteindelijk werden de vernieuwingen van het voorbije revolutietijdperk toch gro­tendeels gehandhaafd. Het zwaartepunt van de regering be­rustte voortaan bij de centrale regering in Den Haag en was niet meer verspreid over een aantal provincies. Het huis van Oranje trad thans op als symbool van nationale eenheid, staande boven de partijen.

Terwijl in het Noorden het nationale leven zich langzaam herstelde en de discussie over de grondwet vorderde, nader­den de zaken in het Zuiden eveneens een beslissing. Als grondslag van de vereniging van Noord en Zuid hadden de mogendheden begin 1814 de door Falck opgestelde 'acht ar­tikelen' aanvaard, met het befaamde eerste artikel dat voor­schreef dat de vereniging 'innig en compleet' zou zijn. 6 In juni 1814 werden deze acht artikelen door de mogendheden ondertekend in een protocol dat voorschreef dat Noord en Zuid 'de meest volmaakte vereniging' zouden vormen. De Souvereine Vorst werd be­noemd tot hoofd van de voorlopige regering in het Zuiden, terwijl zijn zoon, de latere Koning Willem II, werd aangewezen als commandant van de in België gelegerde geallieerde troepen.

willemiipt

Koning Willem II

LINK

Maar tot verbazing en ergernis van de Britse regering wei­gerde Willem I aanvankelijk met deze regeling akkoord te gaan. Want Willem I had grootse plan­nen inzake de omvang van zijn rijk, waarvan hij de grenzen zich reeds tot de Moezel zag uitstrekken. In bovengenoemd protocol werd de afbakening van het Belgische gebied echter in het vage gelaten en zeker zat er geen uitbreiding in tot aan de Moezel, omdat ook Pruisen gebiedsuitbreiding in die richting wenste. Willem I kreeg dus België slechts toegewezen tot aan de Maas, met welke regeling hij onder druk van Groot-Brittannie ten slotte ook instemde.

Toch onderging de Oostelijke grenslijn van België nog wel enige wijziging. Men werd het er in Wenen over eens dat het vroegere Prinsbisdom Luik bij België zou worden gevoegd. Bovendien werd Willem I Groot­hertog van Luxemburg, dat hem werd toegewezen als com­pensatie voor het verlies van zijn Nassause erflanden. Als Groothertog van Luxemburg zou hij ook toetreden tot de Duitse Bond. Dat was een federatie van alle Duitse staten die in de praktijk de enige, zwakke verwerkelijking betekende van alle plannen voor Duitse eenheid die in het revolutietijd­perk waren gesmeed. Nog voor de ratificatie van de Weense akkoorden had de Souvereine Vorst in maart 1815 de titel aangenomen van Koning der Nederlanden. Dat was gebeurd op advies van Van Hogendorp, als reactie op de ontsnapping van Napoleon van Elba, opdat de nieuwe Belgische onderdanen zouden weten waar zij aan toe waren.

Na de slag bij Waterloo, waarin de Prins van Oranje zich onderscheidde en gewond raakte, was het ge­vaar voor het jonge koninkrijk echter geweken.
Het ging er nu in de eerste plaats om, uitvoering te geven aan de acht artikelen, die voorschreven dat de Noord-Neder­landse grondwet ook voor het Zuiden zou gelden. Daarbij waren echter bepaalde wijzigingen noodzakelijk, die met wederzijds goedvinden moesten worden vastgesteld. Een commissie onder leiding van Van Hogendorp stelde daarom een herziene versie van de grondwet op.

grondwet1815

De Grondwet uit 1815

Daarbij werden de Staten-Generaal gesplitst in twee kamers, waarvan de Tweede Kamer via een ingewikkeld stelsel van getrapt kiesrecht door de kiezers zou worden samengesteld. Noord en Zuid zouden door een gelijk aantal leden vertegen­woordigd zijn.
De leden van de Eerste Kamer zouden door de Koning voor het leven worden benoemd; dit instituut was een concessie aan de Belgische hoge adel, die aanvankelijk een Hogerhuis naar Brits model, als erfelijke adelsvertegen­woordiging, had gewenst. De vergaderingen van de Tweede Kamer zouden openbaar zijn, zodat de natie kennis kon ne­men van het verhandelde. Dat was een nieuwigheid die in­druiste tegen de oude regentenmentaliteit, die alle zaken het liefst binnenskamers afdeed.
Eveneens nieuw waren de grondrechten, zoals de vrijheid van drukpers, de vrijheid van godsdienst en het recht van petitie. De regering zou om het jaar beurtelings in het Noorden en in het Zuiden geves­tigd zijn.

Als geheel maakte deze grondwet een vooruitstrevende indruk in een tijd die bekend staat als het restauratietijdperk. In veel landen was men er op uit de vernieuwingen van de revolutie ongedaan te maken, al gelukte dit vaak slechts ten dele. In België gold de grondwet als 'liberaal', maar deze term hield voornamelijk het kenmerk 'antiklerikaal' in. Vooruitstrevenden verzetten zich in het Zuiden tegen de ver­stikkende invloed die het kerkelijk gezag daar vaak had uitgeoefend.
Ook inzake de grondwet bleek al spoedig dat de regering hier moeilijkheden kon verwachten. De Belgische clerus nam namelijk van het begin af aan een onverzoenlijke houding aan tegen de vereniging met het protestantse noor­den en zijn 'ketterse' koning. De vereniging werd daarom voorgesteld als een hemelse straf en hoewel de Willem I o.m. door een gift aan de kerk wel poogde de katho­lieke geestelijkheid gunstiger te stemmen, bleek dit streven al spoedig ijdel.
Deze tegenstand kwam voor Willem I nogal onverwacht. In Duitsland had hij namelijk ervaren dat de kerk zich daar altijd gewillig schikte naar de wensen van de landsvorst. Hier in België lagen de zaken echter anders en met name de bisschop van Gent, mgr. De Broglie, bood felle weerstand. Dit was des te ernstiger omdat de nieuwe grond­wet nog moest worden goedgekeurd door een vergadering van Belgische notabelen.
Mgr. De Broglie veroordeelde ech­ter in een herderlijk schrijven de grondwet, aangezien de gelijkheid der godsdiensten voor katholieken onaanvaardbaar was. Om deze reden stemde dan ook een aantal notabelen tegen de goedkeuring ervan.
Men kent echter de befaamde 'Hollandse rekenkunde' waardoor de grondwet toch aange­nomen werd verklaard. In de eerste plaats werden de tegen­stemmen om godsdienstige redenen nietig verklaard, terwijl bovendien thuisblijvers tot voorstemmers werden gemaakt, blijkbaar uitgaande van het principe 'wie zwijgt stemt toe'.

Zo waren dan in augustus 1815 de Belgische gewesten ook grondwettig één met de Noordelijke en kon Koning Willem I in Brussel worden ingehuldigd.

openingstgen1815brus

1815

De opening van de Staten Generaal van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden in Brussel

op de troon Willem I

Den koperen Konink noemde het volk hem, omdat bij de plechtigheid weinig zilvergeld en veel koper was uitgedeeld. De eenwording met het Noorden werd in het Zuiden lijdelijk aanvaard. Zo men zich al actief had willen verzetten dan had de aanwezigheid van de geallieerde troepen dit toch onmogelijk gemaakt.

De Zuidelijke gewesten kenmerkten zich wel door een zekere eigen aard: zij hadden eerst als de Spaanse, later als de Oostenrijkse Nederlanden, sinds de zestiende eeuw ook een eigen gebieds­eenheid gevormd. Dit volk is noch Brits noch Oostenrijks noch anti-Frans: het is Belgisch! schreef daarom in 1813 een Frans prefect. Toch kan niet gezegd worden, dat er bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk een afzonderlijke Belgische natie bestond. Er leefde éen zeker gewestelijk pa­triottisme, dat zich voornamelijk uitte in gehechtheid aan de eigen, oude privileges. Onder het Oostenrijkse bestuur hadden de gewesten hun eigen instellingen alsmede een ze­kere mate van onafhankelijkheid behouden. De Franse revo­lutie had daar korte metten mee gemaakt, maar nu kwam de gedachte aan de eigen aard van deze gewesten weer naar voren.

De meeste leden van de adel en geestelijkheid hadden daarom het liefst een herstel van het Oostenrijkse gezag over de Zuidelijke Nederlanden gezien: niet zozeer uit sym­pathie voor de Habsburg Monarchie als wel omdat dit de beste garantie voor het voortbestaan van de oude instellin­gen leek te bieden.

Wordt zsm vervolgd­




We kregen de volgende uitvoerige toelichting vanuit België, van Gunter Vandeplas:

Na uw gedeeltelijk voltooide tekst over het kortstondige bestaan van het koninkrijk der Nederlanden gelezen te hebben wil ik toch enkele opmerkingen maken. Ten eerste vertrekt uw tekst duidelijk vanuit het standpunt van wat nu Nederland is. Als men dat zo ziet, dan vrees ik er voor dat u enkele cruciale details over het falen van dat koninkrijk niet ten volle kan verklaren. Hopelijk kan ik hier u een beetje op een verstaanbaarder pad loodsen.

U beschrijft uitvoerig de gevolgen van de Napoleontische oorlogen op de Republiek der Verenigde Nederlanden, later Bataafse republiek en koninkrijk onder dat neefje van Napoléon en dus enkel het huidige Nederland. Het zou echter ook interessant zijn, gezien het toch ook over “België” gaat, om over die gebieden kort te zeggen wat er mee gebeurd was na jullie onafhankelijkheid met de vrede van Munster/Westfalen. Enkele factoren zijn van groot belang denk ik voor uw “tekst-in-wording”.

Zo zijn een groot deel van de gebieden die men ooit tot de 17 provinciën rekende, Frans grondgebied geworden. Gebieden als Artois, Kamerijk en grote delen van Henegouwen en Vlaanderen waren reeds voor de Franse revolutie uitbrak door de Fransen geannexeerd na verschillende oorlogen. Dat Willem deze gebieden zou kunnen opeisen op het Congres van Wenen om zijn ideaal van de 17 provinciën te realiseren, zou zeer twijfelachtig zijn. Men wilde Frankrijk niet te zeer verzwakken omdat het anders op wraak zou uitzijn (niet zo’n domme gedachte, de Duitse annexatie van Elzas-Lotharingen is één van de aanleidingen tot de Eerste Wereldoorlog, waarna de Duitsers op weerwraak uit waren…)

Met de Franse revolutie, kwam ook het naar buiten treden van die revolutie. Eerst kwamen de ideeën, daarna de legers. In de periode 1789-90 was er de Brabantse Omwenteling, een opstand van “Belgen” tegen de Oostenrijkse keizer Jozef II, een verlicht despoot die de oude instellingen (zoals de Staten van Vlaanderen en Brabant) wilde afschaffen en vervangen met modernere instellingen. Onder de opstandelingen waren er twee groeperingen: één groep van hoofdzakelijk advocaten (Vonckisten) was beïnvloed door Franse denkers en ze stonden voor democratische hervormingen, de andere groep (Statisten) was behoudsgezind (voor de bestaande instellingen en privileges voor clerus en adel) en vormde de meerderheid van de opstandelingen. De opstand was aanvankelijk succesvol, de provincies verklaarden zich onafhankelijk, iets wat ze sinds de Bourgondiërs niet meer waren. Maar gezien de internationale ontwikkelingen gingen ze zich verenigen in een confederatie: de “Vereenigde Nederlandsche Staeten”. Maar er ontstond onenigheid tussen de twee groepen en de Oostenrijkers namen “hun eigendom” in 1790 opnieuw in. Eind 1792 namen de Fransen de Oostenrijkse Nederlanden in, gevolgd door opnieuw de Oostenrijkers in maart 1793. De Fransen kwamen echter ook “terug” in juni 1794. Allemaal interessante cijfers maar het belangrijkste moet nog komen. In tegenstelling tot de ontwikkelingen in Nederland worden de Oostenrijkse Nederlanden geannexeerd door Frankrijk op 1 oktober 1795. Dit zou 20 jaar lang blijven: tot er in Waterloo, nabij Brussel een definitief einde aan de Napoleontische oorlogen komt en Europa in het Congres van Wenen een face lift krijgt die dit soort van wereldoorlogen in de toekomst moet vermijden.

Onder het Frans bestuur ontwikkelde “België” zich economisch. Enkele investeerders bezochten Engeland en kopieerden eenmaal terug in België de Engelse industriële weefgetouwen (Spinning Jenny’s). In Gent bijvoorbeeld ontstond er een belangrijke textielindustrie, in Luik dat door de Fransen ook ingenomen was (altijd een neutraal prinsbisdom geweest) staal en koolindustrie. Willem I mocht dan al wel een eerder absoluut monarch geweest zijn, hij had de steun van de Belgische industriëlen. Willem stichtte de Societé Génerale, een investeringsbank die enorm succesvol werd, hij gaf ondermeer subsidies voor de vestiging van industriëlen als Cockerill (van Engelse afkomst: kennis van machinerie), een man die fortuinen zou verdienen met zijn fabrieken in het Luikse. Voor de Belgische industriëlen waren de Nederlandse kolonies, Nederlands-Indië op kop, van zeer groot belang. Het verlies hiervan zou rampzalig kunnen zijn voor hun sector (en ze hadden ook nog gelijk). Pas in de tweede helft van de 19de eeuw werd België opnieuw een topland dat internationaal kon meedraaien op economisch vlak (mede door het kwijtschelden van de Scheldetol, wat een zeer dure afbetaling was voor de jonge staat). Vele orangisten (zij die voor de hereniging met Nederland waren) bevonden zich in kernen in steden als Gent, St-Niklaas (textiel), Antwerpen (haven) en Waalse industriecentra. Ze wensten een hereniging voornamelijk om economische redenen. Tot het akkoord met Nederland van 1839 zal deze groep een zekere invloed bezitten, nadien gaan ze op in de liberale partij.

Wie minder genoten heeft van de Fransen waren de adel en de clerus. De privileges en bezittingen werden afgenomen. Instellingen waarin deze twee standen voorname posities in hadden werden afgeschaft. De Kerk die zeer sterk stond toen in België was met dat in het achterhoofd zeer achterdochtig met de aanstelling van een protestantse vorst. Ze wilde haar oude machtspositie innemen en dat werd door Willem tegengewerkt. In de Duitse gebieden die Willem voordien beheerd zal hebben, zal niet die machtsstrijd aanwezig geweest zijn vermoed ik.

Op vlak van taal zijn de gevolgen voor de Nederlandstaligen in België toch wel aanzienlijk. Bij aanvang van het koninkrijk der Nederlanden was er al een balans opgemaakt van de verfransing. Na Brussel was de meest verfranste stad in de Nederlanden Maastricht. Men zou kunnen vermoeden dat als het koninkrijk der Nederlanden had kunnen blijven bestaan, de verfransing van de “Vlaamse steden” eerder zou zijn afgenomen. Met het koninkrijk België werden Nederlandstalige en Duitstalige gebieden ook in het Frans (de enige landstaal) beheerd. Dat had niet altijd te maken met inwijking van Franstaligen, het was eerder een probleem van lokale adel, clerus en hoge burgerij die over de tijd heen minder Nederlands is gaan spreken. In de negentiende eeuw spreidde dat verder uit tot de middenklasse, begin twintigste eeuw ook de lagere klasse. Het onderwijzen van het Frans werd aanzien als een liberale maatregel om onderontwikkeling en armoede te bestrijden. Dit heeft rampzalige gevolgen gehad voor enkele generaties (Nederlanders begrijpen dit zelden maar stel het u toch maar eens voor: onderwijs krijgen in een vreemde taal en op school verboden worden om op de speelplaats het te praten). Spijtig zijn die Vlamingen niet alleen, in Amerika zijn honderdduizenden Franstaligen uit zuiderse staten en voornamelijk Louisiana gedwongen om Engels te leren.

Gunter voegt er nog aan toe:

U kan er misschien ook aan toevoegen dat die Gentse orangisten geen Nederlands- maar Franstaligen waren. De Vlaamse Beweging is pas in de loop van de jaren 40 van de 19de eeuw ontstaan en oorspronkelijk als weinig invloedrijke groep.

Ook dus nog dit citaat uit het verhaal

De geschiedenis van de grens van Nederland

aan toe:

Op onze site hebben we ook nog een verhaal over de invloed van de Raad van State op het ontstaan van de 80-jarige oorlog inklusief een verhaal over de namen van de Zeventien Provinciën, waaruit uiteindelijk Nederland, België en Luxemburg zijn onstaan. Klik maar eens HIER.





    Geinteresseerd in een historische rondleiding voor uw eigen groep(je) door Aad 'arcengel' Engelfriet, webmaster van deze grootste Nederlandstalige geschiedenis website, door o.m. een stad of streek in bijv. Nederland, België, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en/of een historische lezing, publicatie, recensie:

    Voor meer vrijblijvende informatie

    aad@engelfriet.net

    Wilt U eerst meer weten over Aad Engelfriet:

    klik dan HIER







Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

20 September 2009