Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Over Thurn und Taxis, Jacob Quack (postmeester van Rotterdam) en dus over de geschiedenis van de Post

Als je je verdiept in de boeiende geschiedenis van de Post, kun je niet om de familie Thurn und Taxis heen, voor wat betreft Rotterdam kun je dan niet om Jacob Quack heen en gelukkig is over zowel Thurn und Taxis en Jacob Quack het een en ander bekend.....

Aad heeft in zijn leven enorm veel kastelen bezocht, een beetje een afwijking, waar soms tegen geprotesteerd werd op vakanties en dus word je wat selektiever de laatste jaren, een zomaar kasteel, ach laat maar, en je vergeet natuurlijk een heleboel, maar een bezoek aan St Emmeran in Regensburg Beieren, dat kan Aad zich nog wel herinneren. Een kasteel van de familie Thurn und Taxis met 500 kamers en uiteraard had de familie Thurn und Taxis nog meer kastelen.

In 1608 werd de familie Thurn und Taxis in de adelstand verheven door de Habsburgse Keizer van het Heilige (Duitse) Roomse Rijk. Waaraan had de familie Thurn und Taxis dit te danken? Zij hadden op een voortreffelijke manier in "heel" het Habsburgse Rijk gezorgd voor betrouwbare Postverbindingen, uiteraard is de familie Thurn und Taxis hier ook schatrijk meegeworden, maar dat is een ander verhaal.

De eerste Postverbindingen werden door de familie Thurn und Taxis opgezet rond 1490 in het huidige Italie, natuurlijk o.m. speciaal voor de Paus van Rome en de Doge van Venetie. Heel revolutionair was het door de familie Thurn und Taxis ingevoerde systeem van vaste overslagpunten, in het Latijn Positae Stationes genoemd en daarvan werd later het woord Posta afgeleid.

Bij iedere Positae Stationes stonden verse paarden klaar en soms ook een nieuwe bode voor het volgende traject....

Af te spreken snelheden van 25 tot 166km per dag werden toen haalbaar, afhankelijk van het terrein en de wegen natuurlijk.

franzvontaxis

1459 - 1517

Franz (Francisco) von Taxis

met een brief in de hand

Op de volgende prent is te zien over welke geregelde postverbindingen men al beschikte in de tijd van de Habsburgse Keizer Maximiliaan I (1490 - 1520)

postkurse

Helemaal linksboven ligt Brussel, iets links van het midden onderaan Milaan, ook kunnen we Innsbruck herkennen en natuurlijk Wenen, de hoofdstad...
De Nederlanden waren dus toen al via een betrouwbare verbinding verbonden met heel wat landstreken van Europa !!

In 1626 werd zelfs al reclame gemaakt door de familie Thurn und Taxis:

postwerbung

In 1626 kunnen we lezen, zijn er al reguliere postverbindingen tussen Duitsland, Italie, Spanje, Frankrijk, Engeland, Ostland ( het huidige Silezië) en de Nederlanden. De Nederlanden hoorden toen nog officieel bij de Spaanse tak van de Habsburgers. Na de troonsafstand in 1555 van Karel V was immers het grote Habsburgse Rijk gesplitst in een Oostenrijks en een Spaans deel, maar beide delen werkten nog nauw samen. Aldus een citaat uit
dit verhaal:

In 1490 kreeg dus Fransz von Taxis het recht om tussen Brussel, Innsbrück, Wenen en later ook Napels een geregelde postdienst op te zetten. In 1505 waren er tussen Wenen en Brussel al 64 verversingsposten. In 1498 bedroeg de gemiddelde afstand tussen twee verversingsposten ca 40 km, in 1628 was dit teruggebracht tot ca 15 km. De paarden kwamen hierdoor weer sneller beschikbaar.

De postruiters van Thurn en Taxis waren te herkennen aan het Keizerlijk embleem dat op de postzakken was aangebracht. Dag en nacht, door weer en wind werd de post met een snelheid van ca 6 km / uur vervoerd. Voorbeeld: in 1500 werd een Postdienst opgezet tussen Meissen (Saksen) en Friesland, een afstand van 600 km, een brief werd zodoende in 9 dagen bezorgd.

Bij het uitbreken van de 80-jarige Oorlog raakte de postverbinding naar Brussel ontregeld. Na het Spaanse bankroet in 1575 ging ook de lokale postdienst failliet wegens gebrek aan inkomsten. Ook na het uitbreken van de 30-jarige oorlog in 1621 was een geregelde en rendabele postdienst natuurlijk nauwelijks mogelijk. Pas na de Vrede van Münster sloot de Staten-Generaal een kontrakt met de firma Thurn und Taxis.

Tijdens de 80-jarige oorlog was door de opstandige gewesten noodgedwongen een eigen postdienst opgezet onder leiding van Johan Hinckart, heer van Ohain. Voor speciale postzendingen werden ook particuliere boden ingehuurd, een van de bekendst geworden boden vanuit Frankrijk werd een zekere Balthazar Gerards.....
Balthazar Gerards kwam als bode het bericht melden dat de Hertog van Anjou was overleden. Balthazar Gerards wist kontakt te leggen met de hofpredikant van Willem van Oranje, Pierre l'Oyseleur, heer van Villiers die 12 kronen kleedgeld voorschoot aan Balthazar Gerards die er echter het moordwapen voor kocht...

Schieten met een pistool was in die dagen echter alleen uitvoerbaar na vele oefeningen, volgens de overlevering wist Balthazar Gerards nauwelijks met het door hem gekochte pistool om te gaan en vroeg Balthazar Gerards om een demonstratie aan een van de lijfwachten van Willem van Oranje, die dit prompt weigerde, desondanks lukte het Balthazar Gerards het pistool op de juiste manier en in de juiste richting af te vuren.......LINK

moordwillemzwijger

moordwillemzwijger2

10 Juli 1584

De moord op Willem de Zwijger door Balthazar Gerards

LINK

balthasar2balthazar

Balthazar Gerards

naar waarheid ???

In de 2e helft van de 80-jarige oorlog moesten op iedere post in de Republiek 2 jongens en 2 paarden paraat staan en nog duurde het overbrengen van post veel langer t.o.v. de Thurn und Taxis diensten. Vandaar dat in 1648 z.s.m. gebruik werd gemaakt van Thurn und Taxis.

In 1790 was uiteindelijk al een groot "Europees Stratenboek" beschikbaar en dat alles dankzij de familie Thurn und Taxis :

strassenbuch

Op de schitterende site van het Museum voor Communicatie vonden we nog deze mooie samenvatting :

De familie Thurn und Taxis - oorspronkelijk Tassis - heeft eeuwenlang een hoofdrol gespeeld in de geschiedenis van de Europese post. Bonus Rossie de Tassis was koerier in Brettis; Allessandro de Tassis was Meester der Posterijen aan het pauselijk hof; Ruggiero de Tassis stichtte de postlijnen vanuit Innsbruck en Jeannetto de Tassis werd op 11 december 1489 benoemd tot Opperste Meester der Posterijen.

De familie Thurn und Taxis was een postdynastie die haar voorrechten gedurende eeuwen zou behouden. Vooral Frans en zijn neef Jean-Baptiste de Tassis zouden naam maken wanneer ze op 12 november 1516 de leiding over de post kregen vanuit Brussel reikend tot in Spanje, Rome, Napels, Duitsland en Frankrijk. De afrekening van de leveringen werd toen nog gepresenteerd aan de geadresseerde.

Verzendingen van Brussel naar Innsbruck gebeurden binnen zes dagen in de zomer, binnen zeven dagen in de winter. Brussel-Parijs duurde 48 uur, Toledo was bereikbaar in twaalf dagen en Granada in vijftien.

De eerste zware concurrentie voor de postdienst van Thurn und Taxis kwam toen Lodewijk XIV met zijn troepen de Nederlanden binnenviel tijdens de Spaanse successieoorlog. In elke veroverde stad werd een postdienst georganiseerd in dienst van de winnende legers.

Op dezelfde site ook deze mooie prent met toelichting :

postmeester

1695

Postmeester Lambert Twent en zonen

Van vier postmeesters heeft het Museum voor Communicatie nog tastbare herinneringen in huis. Een postkaart van de Rotterdamse postmeester Jacob Quack; een zilveren gedenkpenning van de Amsterdamse postmeester Roelof Meulenaer; een geschilderd portret van de Delftse postmeester Lambert Twent en een koffer met onbestelbare brieven van de Haagse postmeester Simon de Briënne.

Ook was nog toegevoegd deze rekening voor postvervoer vanuit 's-Gravenhage naar Rotterdam :

onkostenvervoer

Er werd o.m. opgevoerd de kosten voor de Tol in Overschie en op de Schans(weg), de stal in Rotterdam en de kosten van haver.

En dus kunnen we nu het verhaal vertellen van de postmeesters van Rotterdam :

Op 4 maart 1649 werd in Rotterdam Jacob Hendriksz van der Heyden aangesteld als eerste generale postmeester behalve voor de post naar Antwerpen en Luik. Op 16 juli 1660 werd zijn postmeesterschap uitgebreid voor de post op Engeland. Men vermoed dat hij de aanstelling kreeg omdat hij over goede betrekkingen beschikte met de familie Thurn und Taxis die ook het monopolie hadden op de titel Postmeester der Nederlanden.
Een titel die na de afscheiding van de Noordelijke Nederlanden in feite alleen nog gold voor de nog in Spaanse handen Zuidelijke Nederlanden, het huidige Belgie.

Wel vond de familie Thurn und Taxis dat zij nooit van het postmeesterschap van de Noordelijke Nederlanden waren ontheven, maar zich noodgedwongen bij de realiteit moesten neerleggen, waar mogelijk zouden zij nog heel lang de postmeesters van de Noordelijke Nederlanden tegenwerken, waar we nog geregeld op terug zullen komen.

Van der Heyden was ook postmeester van Zevenbergen en Dordrecht en opende dus meteen vanuit Rotterdam, via deze andere steden, een postdienst naar het Antwerpen van Thurn und Taxis. Hij mocht dit doen, mits hij er zelf voor zorgde dat er een ordinaris rypad zou komen en een permanent bemand veerhuis voor de overtocht, over wat we nu noemen het Hollands Diep.
Op 3 juli 1650 verklaarde Thurn und Taxis zich bereid tot samenwerking, ze moesten natuurlijk ook wel, want in de Noordelijke Nederlanden waren zij niet langer meer welkom.

De postroute van Antwerpen naar Amsterdam, via Waalwijk en Gorinchem, werd zelfs verlegd naar Zevenbergen, een succes voor Van der Heyden natuurlijk. Maar de Amsterdammers hadden natuurlijk meteen wat te klagen en dienden een verzoek in bij Thurn und Taxis om de oude route weer te herstellen. Waarom ? Het onnodige oponthoud bij het Veer over het Hollands Diep, maar veel belangrijker was dat de post eerder in Rotterdam was, dan in Amsterdam. Hetzelfde paard uit Antwerpen liep blijkbaar meteen door naar Rotterdam, terwijl in Zevenbergen gewacht moest worden op een vers paard naar Amsterdam. Dat Amsterdam nu eenmaal verder weg ligt, ja dat was wat anders...
Bovendien werd op 2 oktober 1650 door de vroedschap van Rotterdam toestemming gegeven om via een touw de post in de buurt van de Oostpoort op te trekken of neer te halen op tijden dat de poort gesloten was (LINK) en dat spaarde natuurlijk nog meer tijd.

In 1630 waren er al vanuit Engeland plannen voor een direkte postdienst naar de Republiek, maar de tegenwerking van de machtige Thurn und Taxis familie was te groot, de post bleef zoals altijd via Antwerpen en Oostende verstuurd worden.

Na de Vrede van Münster in 1648 duurde het nog tot 9 augustus 1659 voordat Van der Heyden het aandurfde om vanuit Amsterdam een rechtstreekse postdienst op Dover te beginnen. Al voordat de officiele afspraken met de Engelsen rond waren, die de familie Thurn und Taxis niet weer voor het hoofd wilden stoten, werd de verbinding al gestart. Aanvankelijk werd gevaren op de route Dover Breskens v.v., maar met het nadeel dat de post dan in het huidige Zeeuws-Vlaanderen door gebied moest van Thurn und Taxis. Ook waren bij stormen de Zeeuwse wateren niet altijd betrouwbaar en dus werd uiteindelijk gekozen voor Den Briel i.p.v. Breskens, natuurlijk weer heel gunstig voor Rotterdam.

maasmond1633

1633

De monding van de Maas bij Den Briel

Financieel ging het Van der Heyden echter niet goed af, Rotterdam moest in 1661 zelfs bijspringen om in ieder geval de dienst op Rotterdam veilig te stellen, tot 1707 duurde het voordat Rotterdam van deze overgenomen schuld af was.

Ook de andere steden kwamen in de financiele problemen en Van der Heyden moest in 1663 stoppen met zijn diverse postmeesterschappen. In Rotterdam werd hij opgevolgd door Jacob Quack, aanvankelijk in dienst van Van der Heyden.

Jacob Quack was zoon van de burgemeester van Den Briel en werd op 10 oktober 1648 poorter van Rotterdam en vestigde zich, met vrouw en dochter, op het toen ook al chique Haringvliet. Zijn ster steeg snel, want al in 1652 werd Jacob Quack tot Luitenant van de Schutterij gekozen en in 1654 werd Jacob Quack al benoemd tot Schepen.
Vanaf 1650 was zijn hoofdtaak al de postdienst van en naar Rotterdam en hij breidde dat al snel uit met de Dienst der Zeetijdingen. Via zijn postdienst werden op een bordeken op de Beurs bijgehouden welke schepen vanuit Den Briel de Noordzee waren opgegaan en welke schepen op de rede van Den Briel waren aangekomen, via de relaties van zijn vader was dat allemaal goed te combineren.

Ook opende Jacob Quack een postwagendienst voor personenvervoer vanuit Rotterdam op Amsterdam en Antwerpen, alleen was het hem verboden om brieven mee te nemen.

Tijdens de 2e Engelse Oorlog verzorgde Jacob Quack ook het vervoer van post, materiaal en voedsel naar de Nederlandse Vloot.

Een citaat uit ons Rampjaar verhaal:

Kortom, Jacob Quack, is een belangrijk figuur in de geschiedenis van Rotterdam.

Over hem is vooral wat bekend geworden dankzij Archivaris Hazewinkel, die schreef er voor WOII het volgende over en nadien heeft "iedereen" uit zijn verhaal geciteerd, wat wij hier dus ook maar gaan doen:

postquack1

1665

De beroemde Postkaart van Jacob Quack

boven de Zuidelijke Maasmond bij Den Briel, onder de Noordelijke Maasmond

rondom prenten i.v.m. zijn taak als Postmeester van Rotterdam








In 1665 zag te Rotterdam de zg. Postkaart van Quack het licht, een kaart van den Maasmond met als bijlagen tien voorstellingen van het brievenvervoer, acht oevergezichten en een gedrukte verklaring met een vers van Oudaen; tegelijkertijd verscheen een kaart van de benedenloop der rivier van Rotterdam tot in zee en een panorama van de stad, alles "in 't licht gebracht door Jacob Quack, postmeester der stadt Rotterdam" en vervaardigd door den schilder-dichter Joost van Geel.

Jacob Quack, een Bnellenaar, die zijn leerjaren op een koopmanskantoor te Rouaan had doorgebracht, vestigde zich in 1648 te Rotterdam, waar hij zich interesseerde in de Groenlandsche visscherij en in het huwelijk trad met een dochter van den rijken lakenfabrikant Gerard van Berckel, waardoor hij zich den toegang tot den stedelijken Magistraat ontsloten zag: in 1654 werd hij schepen.

Van het jaar 1650 dagteekenen zijn eerste bemoeiingen met het postwezen. Hij werd toen met de kooplieden Rochus Parvé en Hendrick de Haes naar Antwerpen afgevaardigd om met den heer van Thurn en Taxis, postmeester-generaal van den koning van Spande, in wiens geslacht de Zuid-Nederlandsche post al ongeveer anderhalve eeuw lang was, te onderhandelen over de onmiddellijke doorzending van de Fransche brieven naar Hendrick Jacobsz van der Heyden, die in 1649 octrooi had gekregen voor het vervoer van de Zuidhollandsche brieven naar Antwerpen en in datzelfde jaar tot postmeester van Rotterdam was benoemd.

Hij was als zoodanig aan een bepaalde route (Zevenbergen - het veer aan het Keizersgors - de Dordtschekil (bij vloed) of het Strijensche sas (bij eb) - Rotterdam) gebonden en legde dat traject 's zomers in tien en 's winters in twaalf uur af, sulcx dat de brieven van Vranckrijk, comende des Dinsdachs of Woensdachs tot Antwerpen, vandaer bij hem alhier tot Rotterdam conden gebracht werden soo goet tijts, dat deselve des Donderdachs na middach te drie ure beantwoort van hier op Antwerpen weder conden afgesonden werden omme des Vrijdachs noch te Antwerpen aen de postene te wezen ende dan voorts op Franckrijck ende elders bestelt te connen werden. Van der Heyden reisde blijkbaar zelf tusschen Rotterdam en Antwerpen heen en weer, terwijl een ander voor de bestelling zorgde.

De deputatie, waarvan Quack deel uitmaakte, slaagde in haar zending en Taxis machtigde Van der Heyden zijn koeriers en boden met de bequaemste middelen behulpzaam te wezen.

De Rotterdamsche postmeester sloot daarop een contract met een viertal boden, waarbij werd bepaald, dat hij met ingang van 14 Juli 1650 alle brieven van en naar Antwerpen zou vervoeren. Tegen dienzelfden dag werden Quack en Parvé door burgemeesteren aangesteld tot commissaris over de ambten van postmeester ende bestelster van brieven van dese stadt op Antwerpen; als zoodanig hadden zij niet alleen het oppertoezicht over de post, maar waren zij ook belast met het bijleggen van alle geschillen, waartoe het brievenvervoer of de bestelling aanleiding zouden kunnen geven.

Jacob Quack was een onvermoeide plannenmaker. In 1660 kwam hij bij burgemeesteren aan met het voorstel tot instelling van een snelle personenpost tusschen Rotterdam en Amsterdam tot gerief ende commoditeit van de coopluyden ende voordeel van de commercie. De reis zou per schip naar Delft gaan en verder in overdekte wagens naar Amsterdam en zeven uur duren; in geval van vertraging van meer dan een half uur behoefde de reiziger maar de halve vracht te betalen Zoo zou het mogelijk zijn, dat de koopman, die 's ochtends van hier vertrok, drie uur tijd voor zijn zaken had in Amsterdam en nog dienzelfden avond in deze stad terug kon wezen.

In Mei 1661 schreven burgemeesteren van Rotterdam aan hun Antwerpsche collega's, dat zij voor eenige maanden aan Quack hadden toegestaan, ten gerieve van de kooplieden en andere reizigers dagelijks een of meer wagens tusschen beide steden te laten loopen voor personenvervoer. Als voorwaarde hadden zij gesteld, dat Quack zich ook met het overbrengen van de brievenpost zou belasten.
Vermoedelijk heeft Van der Heyden zich er toe laten bewegen een deel van zijn werkzaamheden op Quack af te wentelen: uit niets blijkt tenminste, dat hij tegen dezen inbreuk op zijn octrooi heeft geprotesteerd.

In hun brief verzochten Rotterdam's burgemeesteren het Antwerpsche stadsbestuur dit soo nuttige en noodige werck niet alleen te begunstigen, maer oock tot d'uytvoeringe van hetselve te contribueren". Zoo heel grif gingen de Antwerpenaren hier niet op in, immers in Juli 1661 kwamen er klachten binnen, dat Quack zijn wagens wel te Antwerpen ontlaadde, maar daar geen retourvracht innemen mocht, waardoor het den ondernemer, die toch al zooveel aan het postveer had ten koste gelegd, onmogelijk zou zijn den dienst te blijven onderhouden.
De Rotterdamsche heeren deden daarom een beroep op het algemeene volkerenregt onder alle geciviliseerde volckeren in observantie zijnde.
Uit een nader schrijven van 9 November blijkt, dat de moeilijkheden van de zijde der Antwerpsche voerlui kwamen. Zij hadden iemand van Quack's personeel gedreigd het vervoer van reizigers, die zich van Antwerpen naar Putte wilden begeven omme sigh aldaer van de postwagens van den heer Quack te mogen dienen, te beletten.

In dezen tijd begon Quack zich ook met de Engelsche post te bemoeien. Een geregelde postverbinding met Engeland bestond er vóór 1660 niet. Wel bood het drukke handelsverkeer gelegenheid tot het overbrengen van brieven.
Het invoeren van een vasten dienst, waarover sinds 1630 gedacht werd, stuitte af op den tegenstand van Spanje en het monopolie van Taxis. Sedert 1633 werden de brieven van en naar Engeland verzonden over Antwerpen en Oostende, zoodat ze tot het kantoor van den Rotterdamschen bode op Antwerpen behoorden, die zich later, na het tot stand komen van een directe verbinding, in zijn rechten benadeeld gevoelde.
Die rechtstreeksche verbinding was te danken aan Van der Heyden. 9 Augustus 1659 sloot deze een contract met Amsterdam over de posterij op Engeland.
In ruil voor een hem voordeelige schikking nopens de porten wist die stad te bedingen, dat de brieven in een "gesloten male" vervoerd werden tot Alphen of Waddinxveen, waar de maal onder toezicht van een door de burgemeesteren van Amsterdam te benoemen persoon zou worden geopend. Vandaar zouden de brieven verder worden vervoerd naar de plaatsen van bestemming, mits de voor Amsterdam bestemde post niet later dan elders afgeleverd werd.

postquack2

1665

Een fragment van de beroemde Postkaart van Jacob Quack

Het postjacht rechts brengt de brieven voor de postdienst op Engeland naar de pakketboot

Met Engeland werden de onderhandelingen in 1659 begonnen en wel door bemiddeling van onzen gezant te Londen, Mr. Willem Nieuwpoort en reeds tegen het eind van dat jaar kon Van der Heyden zijn benoeming tot postmeester-generaal op Engeland, Schotland en Ierland in uitzicht gesteld worden. De definitieve overeenkomst liet overigens wegens de fluctuerende constitutie van de regeringe en de tegenwerking van de zijde van Taxis op zich wachten, maar de kansen verbeterden, toen er in het voorjaar van 1660 meer vastheid in de Engelsche Regeering kwam en Van der Heyden van Amsterdam en Rotterdam definitieve commissies kreeg als postmeester op Engeland.
De dienst werd nu, overeenkomstig Nieuwpoort's advies, geopend, nog vóórdat het contract met Engeland was gesloten. 29 Juli kwam de eerste postboot in Engeland aan en twee dagen later betuigden eenige Londensche kooplieden in een brief hun tevredenheid over de nieuwe regeling, waardoor niet alleen de Hollandsche, maar ook de Hamburgsche en "Oostersche" brieven veel sneller overkwamen. Voor de Amsterdamsche post beteekende de directe dienst b.v. een tijdsbesparing van drie dagen.

Aanvankelijk vielen de pakketbooten te Breskens binnen en werden de brieven vandaar over land via Hulst, Roosendaal, Moerdijk en IJsselmonde naar Waddinxveen gebracht, waartoe een koerierdienst met 30 paarden was ingericht. Maar deze weg had bezwaren, omdat hij tusschen Hulst en Lillo een paar mijlen over Oostenrijksch gebied liep en de postiljons daar moeilijkheden ondervonden van de Zuid-Nederlandsche post, bovendien waren de wegen in Staatsch-Vlaanderen slecht en de Zeeuwsche stroomen 's winters gevaarlijk.

Bij het definitieve contract met den Engelschen postmeester-generaal, dat in Augustus 1660 tot stand kwam, werd daarom Brielle als aanleghaven gekozen, vanwaar Van der Heyden de brieven met eigen schepen naar Harwich, Dover of Yarmouth zou brengen. Verder werden hem de retourbrieven op Holland beloofd, benevens die op Hamburg en het Oostzeegebied, Vlaanderen, Brabant, Italië en Noord-DuitschIand, op dezelfde voorwaarden als waarop deze sinds 1633 door Taxis over Antwerpen waren vervoerd.

Voor de inrichting van dezen dienst had Van der Heyden zich diep in de schulden gestoken. Op zijn verzoek nam in 1661 het Rotterdamsche postkantoor deze over: de bestelster Maria van Loon moest de crediteuren uit de te ontvangen porten voldoen.

Van der Heyden was tegen de financieele en technische moeilijkheden niet opgewassen en moest in 1663 zijn ontslag nemen, omdat hij zich door sijne quade conduite van leven binnen korten tijdt buyten postuyr had gestelt Te Rotterdam werd hij opgevolgd door Quack. Ook als vervoerder der brieven nam deze Van der Heyden's taak over, doch niet als postmeester van Amsterdam, daar ziin voorganger zijn rechten op het vervoer der Amsterdamsche brieven aan die stad had overgedragen tegen een jaarlijksche uitkeenng en een kwart van de porten.
Bij deze transactie schijnt Amsterdam eenige zeggenschap te hebben gekregen over het vervoer van Hellevoetsluis af, want 5 Februari 1663 besloot de regeenng van die stad, gehoort de overgifte van den postmeester Hendnck Jacobsz van der Heyde, om aan de posthoudster te Hellevoetsluis (de weduwe van Rochus Parve) te bevelen, de malen ongeopend tot Waddinxveen te zenden en te rapporteeren, als dit door anderen werd belet.
Dit laatste sloeg op de gespannen verhouding met Rotterdam

In Mei 1663 protesteerden eenige Rotterdamsche kooplieden over de vertraging in de bestelling der Engelsche brieven, sedert Quack en Van der Heyden aan de Engelsche posterij waren In plaats van, zooals vroeger, onmiddellijk van IJsselmonde naar Rotterdam gebracht te worden, gingen ze nu eerst met de Amsterdamsche mee tot Waddinxveen (wesende ontrent halfwegen Amsterdam), klaarblijkelijk tot contemplacie (ten gerieve) van de koopluyden van Amsterdam, terwijl zijzelf daardoor werden gefrusteert van alle voordeel, dat haer de natuyr ende de goede gelegentheyt voor desen placht te gunnen

De Rotterdamsche regeering spande zich er voor in, met het gevolg, dat kort daarna burgemeesteren van Amsterdam verzet aanteekenden tegen een nieuwe regeling, die zij kwalificeerden als strijdig tegen de goede correspondentie ende nadeelig aen de onderlinge commersie.
In een conferentie met den Amsterdamschen pensionaris, wist Rotterdam te bedingen, dat de brieven van IJsselmonde af gescheiden werden vervoerd. In plaats nu van met dit resultaat tevreden te zijn, liet Rotterdam op eigen gezag zijn post direct van Hellevoetsluis afhalen en beriep zich naar aanleiding van protesten uit Amsterdam op het voorloopige karakter van de onlangs gesloten overeenkomst. Amsterdam kaatste den bal terug door te verklaren, dat de goede trouw ende sinceriteyt in de handelingen tusschen nabuyrige steden meer plaets behoort te hebben dan de subtielheyt.
Burgemeesteren dreigden zelfs de voor Rotterdam bestemde en door Rotterdam afgezonden brieven niet meer met de door Amsterdam bekostigde pakketbooten mee te geven

Toen begon Rotterdam in te binden en liet het zelfs toe, dat de Rotterdamsche post weer tot Waddinxveen met de Amsterdamsche meegevoerd werd. In 1664 poogde Quack het verloren terrein terug te winnen door met den Haagschen postmeester in onderhandeling te treden over het vervoer van de Haagsche en Rotterdamsche brieven direct van Hellevoetsluis over het eiland Rozenburg

postquack3

1665

Een fragment van de beroemde Postkaart van Jacob Quack

Een ruiter neemt de brieven van de postdienst over bij eb.

Links het posthuis aan de Noordelijke Maasmond, rechts de toren van Maassluis

Het optreden van een nieuwen Engelschen postmeester-generaal in 1663 dreigde het heele werk van de Engelsche posterij illusoir te maken. In Januari 1663 sloot deze, misschien daartoe bewogen door de slechte financieele uitkomsten van Van der Heyden's bedrijf, een overeenkomst met Taxis, waarbij hij zich verbond, alle brieven voor Holland weer over Antwerpen en die voor Zeeland over Gent te zenden.

Na het mislukken van de onderhandelingen met Amsterdam, dat in 1664 getracht had een zelfstandig contract met Engeland te verkrijgen, poogde hij met geweld het direct overzenden van brieven uit Holland te voorkomen. Niettegenstaande de Engelsche administratie reeds begonnen was met de retouren, overeenkomstig het contract met Taxis, niet meer met de postbooten uit Holland mee te geven, maar ze over Antwerpen te zenden, bleef men in Holland met de directe zending doorgaan, totdat na het uitbreken van den tweeden Engelschen oorlog het vervoer der brieven naar Harwich door Engeland werd verboden. De Hollandsche steden waren nu gedwongen om weer over Antwerpen te zenden en hierover met Taxis te onderhandelen.

Na den vrede van Breda openbaarde zich het antagonisme tusschen Amsterdam en Rotterdam ook op het stuk van het brievenvervoer in zijn scherpsten vorm. Amsterdam streefde naar het verkrijgen van een monopolie, terwijl Quack, gesteund door de Staten, een overeenkomst tusschen de verschillende belanghebbende steden wenschte. Hij hoopte de oude vaart met zijn pakketbooten te heropenen en hiervoor ook van Engeland de retouren te ontvangen.
8 September 1667 maakte hij bekend, dat zijn boot voortaan elken Zaterdag zou vertrekken; tevens verzocht hij aan Amsterdam om de brieven naar Maassluis te zenden. Amsterdam deed alsof het op dit verzoek inging. Inderdaad bleek het in November van Quack's booten gebruik te maken, nadat zijn pogingen om een eigen postjacht uit Hellevoetsluis te doen varen, mislukt waren.

Quack bediende zich van de Brielsche loodsbooten, die om beurten als pakketboot voeren. De boot moest Zaterdagsmorgen klaar liggen en met de passagiers tot de hoogte van "Delft in de Leyer" (De Lier) zeilen, waar het postjacht lag. Die bracht de post aan boord, waardoor de tijd voor het overvaren der zandbanken bij Den Briel werd uitgespaard. Was het tij tegen, dan werden de malen aan boord gebracht door een ruiter, die ze bij den Oranjepolder afleverde.

Op de terugreis voerde de loodsboot den wimpel, als de malen aan boord waren. Dit was het sein voor het postjacht om de brieven af te halen en naar Maassluis te brengen. Eerst daarna werden de passagiers te Brielle aan land gezet.

23 November sloot Quack een overeenkomst met Nieuwpoort om voor gezamenlijke rekening de posterij te hervatten en de schulden der oude posterij over te nemen. Van der Heyden bleef er buiten mits deszelfs losse ende ganser disreputatieuse conduite, maar werd tevreden gesteld met het uitzicht op een jaargeld, als hij bereid bleek alsnog rekening te doen van den dienst vóór 1665.

Er bleef nu nog over, de medewerking van den Engelschen postmeester-generaal te verkrijgen voor de retouren. In Londen ondervond Quack echter de tegenwerking van Amsterdam, dat zich door geheime agenten achter zijn rug van het vervoer trachtte meester te maken.

23 November besloten de Staten om de twee buitengewone gezanten, Meerman en Boreel, die naar Engeland gezonden waren om verschillende, na den oorlog gerezen moeilijkheden uit den weg te ruimen, te belasten met het op den ouden voet herstellen van de post en hun den postmeester Quack, als in de voorkomende materie wel geverseert sijnde, toe te voegen.

De Engelschen bleken in principe wel tot het Hollandsche voorstel genegen, maar eischten, dat uitsluitend van Engelsche schepen gebruik zou worden gemaakt en dat de jaarlijksche pacht van f 7500 tot f 9000 verhoogd werd. De gezanten zonden Quack naar de Staten-Generaal om nadere instructies, maar het schip, waarop de postmeester naar Holland overstak, werd door een swaer tempeest beloopen en verging met man en muis.

De dood van Quack baande voor Amsterdam den weg.

In het voorjaar van 1668 kwam een contract tusschen de regeering van die stad en den Engelschen postmeester Arlington tot stand, waarbij Amsterdam voor negen jaar het monopolie van de Engelsche post kreeg. De meeste Hollandsche steden toonden zich zeer verontwaardigd over deze slinksche handelwijze. Rotterdam besloot met Delft en Schiedam om de brieven naar Engeland met voorbijgaan van Amsterdam te verzenden met de vaertuygen aengenomen tot transport van de brieven van den staet.

Inderdaad werd de correspondentie van die steden volgens contract met Quack's opvolger Johan Swinnas op deze wijze eenmaal per week overgevoerd, maar dit stuitte op verzet van Arlington, zoodat de steden zich vereenigden met een voorstel van Gecommitteerde Raden van deze strekking, dat elke stad de brieven te Hellevoetsluis zou halen en brengen.

De met Amsterdam gevoerde onderhandelingen leidden tot geen resultaat: de stad bleek niet van zins haar eenmaal verworven rechten prijs te geven. Bij de vernieuwing van het contract in 1677 wist Rotterdam alleen te bedingen, dat het zijn pakket ongeopend zou ontvangen en in plaats van per brief te verrekenen in eens f 2000 per jaar zou betalen. In 1697 deed Rotterdam nog eens een poging om een eigen pakketbootendienst te krijgen. Het rekende er hierbij op, de Zuid-Hollandsche steden voor dezen nieuwen dienst te winnen en via Utrecht een gedeelte der Duitsche brieven te trekken. Het plan mislukte echter, evenals een in 1709 ondernomen poging van Rotterdam om in Londen een uitsluitend recht op het brievenvervoer te verkrijgen, of althans het monopolie met Amsterdam te deelen.

In 1677 werden de Engelsche brieven van Hellevoetsluis naar Brielle gevoerd en daar gesorteerd. Rotterdam haalde zijn brieven daar zelf af en de overige gingen via IJsselmonde en Alphen naar Amsterdam. In 1699 was deze toestand in zooverre gewijzigd, dat de Hollandsche malen niet meer over IJsselmonde gingen, maar van Den Briel op Maassluis en Delft. Rotterdam haalde de brieven te Maassluis af. Ook in het midden van de i8e eeuw was dit nog de gewone gang van zaken.

Om nu tot Quack terug te keeren: al was door zijn ontijdigen dood de uitvoering van zijn plannen verhinderd, een werk van blijvende beteekenis heeft hij gesticht in den Dienst der Zeetijdingen.

Eenige Rotterdamsche kooplieden hadden zich beklaagd over de schade, die zij kwamen te lijden, doordat de uit zee komende schepen op het laetste van den vloed ofte bij stilte ende contrariewind bij het eerste baecken omtrent Den Briel ofte onderweghe op de Maese quamen te anckeren ende haer getijen aff te stoppen, soodat d'selve dickmaels een geruymen tijt, jae vier en twintigh uyren ofte langer, in de Mase waeren, principalijck des winters bij ijsganck, eer men binnen de stadt van haer arrivement de minste kennisse hadde, waardoor oock, als d'selve schepen in het in- ofte uytseylen op de Crabbe ofte andere droogte in ongelegentheyt quamen te geraecken, de geïnteresseerden niet tijdighe genoeg konden geadverteerd ende derhalve soo spoedige order gegeven ende andere nodighe middelen besorght worden, waerdoor dan de schade quaeme te vergrooten ende te meerdere schepen ende goederen verloren wierden.

Quack richtte daarom in September 1663 een Dienst der Zeetijdingen op.

Tusschen 's-Gravenzande en Maassluis werd een woning als posthuis ingericht, terwijl postiljons en paarden zich op het strand voortdurend gereed hielden en een postjacht bij het eerste baken ter hoogte van Delft en De Lier of verder zeewaarts de inkomende en uitzeilende schepen praaide, om de namen van schippers en schepen en de plaatsen van herkomst of bestemming op te teekenen. Het postjacht bracht deze berichten aan den postiljon over en deze reed elken middag tusschen vier en vijf uur naar Rotterdam om de namen van alle aangekomen en vertrokken schepen ter Beurze op het daartoe bestemde bord te schrijven.

postquack4

1665

Een fragment van de beroemde Postkaart van Jacob Quack

De postiljon van de Dienst der Zeetijdingen verlaat het Posthuis aan de Maasmond
op weg naar de Beurs in Rotterdam

beurszeetijding1800

1800

Links de 3e Beurs van Rotterdam aan het Westnieuwland

met ervoor het Zeetijdingenhuisje t.b.v. de dienst ooit opgericht door Jacob Quack

LINK

zeetijdingpt

Het Zeetijdingenhuisje

Voor ons verhaal over de geschiedenis van de Beurs van Rotterdam, klik je even HIER

Om de aanzienlijke onkosten van dezen berichtendienst te bestrijden, bracht de postmeester voor elk met koopmansgoederen of ballast geladen schip, wanneer het niet meer dan 100 voeten mat, f 3 en anders f 6 in rekening, doch voor met hout, steenkolen en Noorsche last geladen schepen slechts de helft daarvan. Dit postgeld werd door de schippers of makelaars betaald, die het in averij verrekenden.

Gedurende den tweeden Engelschen oorlog werd deze goed georganiseerde dienst gebruikt voor het onderhouden van het contact met de vloot. Quack kreeg van de Staten-Generaal een aanstelling tot commissaris met standplaats te Brielle of Maassluis. Ook werd hij belast met het terugzenden der van hun verwondingen herstelde matrozen en het sturen van versnaperingen naar de vloot.



Na zijn dood bleek dat ook Jacob Quack niet rijk was geworden. Op 10 april 1668 werd door de Weesmeesters van Rotterdam de inventaris van zijn weduwe opgemaakt en er werd gekonkludeerd dat zij insolvent was.

De in 1663 aangestelde bode op Antwerpen, Jean van Berckel, familie van de vrouw van Jacob Quack, verplaatste het postkantoor van de Beurs naar het huis van de bestelster Maria van Loon in de Oostmolenstraat. Uiteraard werd hiertegen geprotesteerd en van Berckel moest weer terug, kantoor houden in de Loeresteeg omtrent de Beurs.

Postmeester Johan Damen lukte het om in 1679 het bestelmeesterschap op Antwerpen te bemachtigen. Zowel hij als Van Berckel kregen een sleutel van de brievenzak.

Na de Vrede van Aken (2 mei 1668) werd een deel van de Zuidelijke Nederlanden aan Frankrijk overgedaan, Thurn und Taxis verloren hierdoor hun monopolie op Frankrijk. In Heerjansdam werd voortaan rechtstreeks de Franse post verwisseld met die van de Republiek. Na het overlijden van de opvolger van Van Berckel kwam het bodeambt op Antwerpen in handen van de stad Rotterdam.

Tussen 1680 en 1684 ontstond nog ruzie tussen de postmeester Danen en de bode op Duitsland, Jean de Mey. Deze Jean nam meer brieven mee uit een groter gebied dan was toegestaan. De vroedschap dwong Jean de Mey vervolgens tot het weghalen van zijn brievenbussen bij de St Laurenskerk en de Wisselbank.

Uit ons windhandel verhaal deze prenten:

oudehoofdpoort1660

1660

De Oude Hoofdpoort of St. Laurenspoort

LINK

havenzicht1823

1823

Gezicht vanuit de Maas op de ingang van de Oude Haven

rechts de Ooster Oude Hoofdpoort

links de Wester Oude Hoofdpoort

LINK

havenzicht1853

1853

Gezicht vanuit de Maas op de ingang van de Oude Haven

rechts de Ooster Oude Hoofdpoort

LINK

Rechtsachter de Oude Hoofdpoort stond de waltoren met de naam Blauwe Toren :

blauwetoren1700

1700

De Groote Stadskraan en de Blauwe Toren, een oude waltoren en gevangenis
van 1635 tot 1700 was in de Blauwe Toren de Wisselbank gevestigd

links de Kleine Draaibrug naar de Kleine Draaisteeg en dat alles vanaf de Kolk

later werd hier Plan C gebouwd

LINK

Uiteindelijk werd Jean de Mey ontslagen. Hij ging hiertegen in beroep bij de Hoge Raad. Toen de commissarissen van de Hoge Raad naar Rotterdam kwamen om getuigen te ondervragen, verbood de stad de getuigen te dagvaarden. Het liep uit op een groot konflikt. Uiteindelijk stelde de Staten van Holland Rotterdam in het gelijk. Met Jean de Mey kwam het niet meer goed, hij probeerde andere postroutes te pachten, maar dat alles mislukte, uiteindelijk gaf hij het op. Zijn kantoor werd op zijn verzoek aan zijn zoon overgedragen.

Door de problemen met de Mey werd in 1687 besloten om de ambten van postmeester, bestelmeester en bode te laten versterven, met andere woorden, na overlijden zouden de ambten niet meer worden verpacht. Het zou tot 1714 duren, pas toen was iedereen met een bepaald post octrooi overleden en kwam de posterij volledig in het bezit van de stad Rotterdam.




En natuurlijk hebben we op onze site nog veel meer over van alles wat met de geschiedenis van de Post te maken heeft, bijvoorbeeld in dit verhaal, met de oudste prent met een brievenbus, natuurlijk (...) in Rotterdam :

De postbestelling van Rotterdam tot 1795

Zoek je nog meer, gebruik dan onze Search Engine en probeer woorden als post, postzegel, etc etc

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld post en klik op ENTER





Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen



Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

29 Juli 2014