Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Wanneer werd je toegelaten tot de vroedschap van Rotterdam

Over de vroedschap van Rotterdam hebben we nog een verhaal :

Uit de vroedschap werd gekozen via een Boonheer

Een van de eerste archivarissen van Rotterdam was Johan Hendrik Willem Unger :

ungerpt

1861 - 1904

Johan Hendrik Willem J.H.W. Unger

archivaris van Rotterdam

1883 - 1904

LINK

Unger is de geschiedenis ingegaan o.m. als initiatiefnemer van de Rotterdamse Jaarboekjes, die onder zijn leiding voor het eerst verschenen in 1888. T.z.t. gaan we aan de Rotterdamse jaarboekjes ook wat aandacht besteden.....

ungerjb1

ungerjb2

Al op 22-jarige leeftijd in 1883 werd Unger benoemd tot adjunct-archivaris, in 1886 volgde hij archivaris J.H. Scheffer op die in dat jaar overleed. Unger moest helaas al in 1898 zijn werkzaamheden neerleggen t.g.v. een slopende ziekte waaraan hij in 1904 overleed. In zijn (te korte) leven heeft hij enorm veel gepubliceerd o.m. over Vondel, maar hij nam ook het initiatief tot het schrijven van een aantal boeken over de geschiedenis van Rotterdam met bijvoorbeeld als titel :

ungerkaft1

ungerkaft2

En dit schreef Unger in 1892 over de vroedschap (uiteraard) van Rotterdam of zoals hij het noemde :

Vereischten om tot Regent van Rotterdam benoemd te kunnen worden

Om tot Vroedschap, Burgemeester of Schepen van Rotterdam gekozen en benoemd te kunnen worden, moest men voldoen aan zekere eischen, wat betreft godsdienst, burgerschap, gegoedheid, ouderdom, bloedverwantschap of maatschappelijke betrekking.

Zooals in ons gemeenebest natuurlijk was, moest men om tot een stadsambt benoembaar te zijn, lidmaat van de gereformeerde kerk wezen. Niet altijd waren de bepalingen daaromtrent even streng. Naarmate de Calvinisten of Remonstranten, meer invloed hadden, werden de voorschriften scherper of milder.

In de Vroedschapsresolutien van 29 December 1615 is opgeteekend, dat eendrachtelick (werd) geresolveert, dat men in de persoonen, die van nu voirtaen tot vroetscappen sullen werden geeligiert ofte genomineert, sal requireren dese qualiteiten, te weeten dat deselve sullen werden gecoren uytte eerlyxste, vreedsamichste ende gequalificeerste persoonen binnen deser stede, het vaderlant mitte christelycke gereformeerde religie toegedaen, ende vyffjaerige poorters wesende.

Den 13 April 1623 daarentegen besloot de Vroedschap, voor zooverre het de leden van haar College betrof, dat de persoonen die van nieus tot vroetscap werden gekooren, moesten zijn het vaderlant ende de christelycke gereformeerde Religie toegedaen, ende publyckelick coomende tot het gehoor van Godes Woort.

Het bovenvermelde Octroy van 13 December 1650 bepaalde, dat niemand tot het Burgemeester- of Schepenambt sal werden genomineert als die geene die professie sal doen van de publycque gereformeerde religie ofte tenminste dezelve ende de oeffeninge van dien sal wesen toegedaen.

Bij Vroedschapsresolutie van 9 September 1672 werd vastgesteld, dat ingevolge van de resolutie van de Groote Vergaderinge in den Hage op de Zaele A°. 1650 genomen, niemant voortaen nominabel sal sijn tot het vroedschapsampt, ten sij deselve litmaten sijn van de ware gereformeerde publijcque Religie daer van professie doende.

Bij privilegie van Hertog Aelbrecht van Beieren, gegeven op 13 Maart 1382, werd bepaald dat wi noch onse bailieu nyemant soepen noch raet maken en sullen in onser stede voorsz , hi en hebbende vyf jaer poerter gheweest ende dat een jaer aen ^t ander daerbinnen ghewoent als men scepen oft raet maect.

In de Vroedschapsresolutien van 29 December 1614, 13 April 1623 en 3 April 1628 werd deze bepaling nog eens nader bevestigd.

In aansluiting met deze resolutien werd 20 april 1624 door de Vroedschap besloten, dat geen personen tot Vroetscap sullen werden genomineert, dan die gebooren Hollanders ende van Hollantse ouders gebooren syn, sonder dat nochtans daer onder begrepen werden de kinderen van degeene die Raden off Vroetscappen deeser stede geweest syn, maer werden deselve gehouden voor gequalificeert ende gelyck als genaturaliseert om tot Vroetscap genomineert te moogen werden. Op 15 Maart 1632 en 7 Maart 1633 werd nogmaals aldus besloten.

Op grond van deze bepaling werd 16 November 1637 in de Vroedschap, naar aanleiding eener vacature, beslist, dat aangezien de ingeborenen van alsulcke steden die wt haere Regeeringe weeren, ingeborenen van andere Provinciën ende Steden, wederomme in deselve Provinciën ende Steden werden geweert ende dat de Ingeborenen vande Stadt Delft als andere weerende, mede wt de Regeringe deser Stede behooren te werden geweert.

Volgens het privilegie van Hertog Philips van Bourgondië van 8 Juli 1436 moesten de Vroedschappen gekozen worden uit de rijksten der stad. Later in het privilegie van Maximiliaan en Maria van 18 April 1479 werd dit nog nader omschreven: men moest behooren tot de rijkste, notabelste en bekwaamste personen, terwijl in het privilegie van Hertog Philips van Bourgondie van 8 December 1483 wordt gesproken van de rycxste ende notabelste, elc gegoet ten minsten tot vyftich nobelen vry goets.

De vereischte ouderdom blijkt uit de hierboven gemelde privilegies van 2 Maart 1439 en 14 Maart 1658. Om zitting te kunnen nemen in het gerecht of in de Vroedschap moest men 27 jaren oud zijn.

Aangaande de graden van bloedverwantschap bepaalde het privilege van Hertog Philips van 8 December 1483, dat in de Vroedschap niet gecoren en zullen worden de vadere metten zone, noch oec gheen ghebroederen.

In de Vroedschap werd 29 December 1614 geresolveerd dat te samen niet en sullen moogen dienen, die personen die malcanderen bestaen in bloede ofte affiniteit , tot susters ofte broeders kinderen incluys, welverstaende soo lange als d' affiniteit is duerfinle, doch op 16 Juli 1618 werd besloten dat het verbot van affiniteijt om geen Vroetschappen te mogen wesen, inde Resolutie van 29 December 1614 gestelt coempt te cesseren bij 't overlijden vande persoonen door wien d' affiniteijt is gecontraheert.

Op deze besluiten werd evenwel meermalen, o. a. in 1773, inbreuk gemaakt, toen tegelijkertijd gekozen werden en zitting namen, Mr. Pieter Cornets de Groot, Mr. Paulus Gevers en Mr. Cornelis Groeninx van Zoelen, van welke de twee laatstgenoemden ieder gehuwd waren met eenc zuster van eerstgenoemde.

Door de Vroedschap werd 24 Juli 1645 besloten dat onvereenigbaar met het lidmaatschap van deze vergadering was het ambt van Rekenmeester van de Domeinen, omdat dit perpetueel was.



Voegen we er nog een paar portretten en wat tekst aan toe van Rotterdamse regenten die worden genoemd en die we al eens op onze site zijn tegengekomen :

echtpaargroeninx

het echtpaar Otto Groeninx van Zoelen en Maria Adriana Noordhey

LINK

Otto Groeninx van Zoelen, de jongere broer van Aegidius, liet pas van zich spreken in 1740, toen hij tot vroedschap en tot bewindhebber benoemd werd.
Door het overlijden van Aegidius kwam Otto in aanmerking voor deze hoge functies.

Nadat in 1747 de Republiek weer een stadhouder gekregen had, benoemde prins Willem IV de oranje-gezinde Otto, samen met zijn zwager Hugo Cornets de Groot, tot nieuwe burgemeesters van Rotterdam. Zij genoten het vertrouwen van de burgerij en terwijl elders in het land pachtersoproeren uitbraken bleef het, mede dankzij hen, betrekkelijk rustig in de stad.

Net als zijn broer sloot Otto een huwelijk in regenten kring, met Maria Adriana Noord-hey, de dochter van vroedschap Daniel Noordhey. Het zal niet verwonderen dat Otto een welvarend man was en er een deftige levensstijl op na hield.
Als Heer van Ridderkerk liet hij in 1746 'Het Huis ten Donck' afbreken en geheel opnieuw opbouwen. Met familie en vrienden bracht hij daar een deel van de zomer door. In Rotterdam bewoonde hij een tijdlang een deftig huis aan de Nieuwehaven. De welstand van de familie blijkt ook uit andere zaken zoals belasting aanslagen, testamenten en nalatenschappen.

Bij de Personele Quotisatie van 1742 bijvoorbeeld, werd het jaarinkomen van Otto op ongeveer 6.000 gulden geschat. Het testament van Maria Adriana geeft aan dat na haar dood aan de opvoeding van haar zoon Cornelis minstens zo veel besteed moest worden. De voogden waren namelijk verplicht Cornelis te onderhouden na zijn staat en fatsoen, en daar toe (te) moeten besteden f 6000,- jaarlijks, off meer als hij zou reizen of bij andere gelegenheden.

De nalatenschap van Maria Adriana geeft tenslotte een duidelijk overzicht van de onroerende goederen die de familie toebehoorden: een viertal huizen te Rotterdam aan Haringvliet, Hoogstraat, en Grote Markt, de heerlijkheid Ridderkerk, 'Het Huis ten Donck' en in Ridderkerk nog huizen, landerijen en een korenmolen.
Verder nog een buitenplaats en land in Crooswijk en landerijen in Barendrecht, Portugaal, Hoogvliet en Pendrecht. De enige zoon, Cornelis Groeninx van Zoelen, zette de familie-traditie voort en nam deel aan het stadsbestuur. Met een vermogen van bijna 900.000 gulden was hij een zeer rijk man.

De zoon van Cornelis Groeninx van Zoelen werd in 1815 in de adelstand verheven.


vaandelridderkerk

Cornelis Groeninx, de vader van Aegidius en Otto Groeninx, liet in 1721 dit zijden vaandel maken met daarop St. Joris, de patroon heilige van Ridderkerk. Links boven is het familiewapen van de familie Groeninx aangebracht, rechtsboven het familiewapen van de familie Van Zoelen.



Vloekend en opruiend, geld kollekterend voor de belaagde Prins, en natuurlijk inklusief het uitdelen van Oranje linten, mengde Kaat zich luidruchtig in allerlei patriottische bijeenkomsten, niet alleen in Rotterdam, maar ook in Den Haag. Daar veroorzaakte zij zoo'n opschudding dat zij na de rellen op 3 april 1784 in Rotterdam werd gearresteerd. Of er toen bewust op haar is geschoten, dat blijven natuurlijk geruchten, maar geliefd bij de Patriottische regenten en vrijkorpsen was zij zeker niet....

kaatmosselgevangenis

Kaat Mossel (alias Catharina Mulder)
viert op 28 november 1784 de verjaardag van de dochter van Willem V, in de kelder van het Rotterdamse stadhuis

LINK

Op de bovenstaande prent was cipier Sluiter weggegaan, zodat Kaat volop de gelegenheid kreeg om te feesten. Zij deed dit in gezelschap van de naaister en de meid van de cipier, die staan natuurlijk voor het hek.
Naast het dagelijkse rantsoen brandewijn had Kaat nog meer drank naar binnen weten te smokkelen, ook had zij een groot aantal eindjes kaars bewaard. Buiten de gevangenis werd het feest meegevierd.
Volgens de overlevering werd 'menig ontugtig liedjen' gezongen.

geversaanklager

paulusgevers

Aanklager Paulus Gevers, vanaf 1785 baljuw van Rotterdam

1741 - 1797

N.a.v. haar rol bij de rellen werd zij gestraft met vele jaren cel, haar advokaat (de dichter) Willem Bilderdijk lukte het om haar te laten overbrengen naar een humanere gevangenis, het Voorpoort van het Hof van Holland in Den Haag. Onderweg werd zij begeleid door gewapende militairen.

In 1787 werd zij, na de komst van de Pruisen, weer vrijgelaten en werd door Willem V schadeloosgesteld. Een speciaal huldigingsleger begeleidde haar weer terug naar Rotterdam.

Op 29 Juni 1798 overleed de 'Stadhouderes van 't Grauw" in haar woning in Rotterdam.

pieterpauluspt

Raad en Advocaat-Fiscaal bij de Admiraliteit op de Maze

Pieter Paulus

1753 - 1796

LINK

Tot slot:

In het onderstaande verhaal op onze site wordt uitgelegd hoe bijvoorbeeld een stad als Rotterdam, tot aan de Franse Tijd, aan haar geld kwam, kortom hoe werden tot aan de Franse Tijd in Nederland de financiën geregeld:

De geschiedenis van het geld van Nederland






Klik hier voor de overige Rotterdamse geschiedenis verhalen op onze site,
een kleine selektie slechts....





Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

1 Juli 2005