(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
De naam Zeeland komt van het Latijnse maritima loca, wat zoveel betekent als 'de zeelanden'.
De naam Zeelandia verschijnt voor het eerst eind 12e eeuw. De Oosterschelde was de oorspronkelijke Schelde en dus voeren schepen via de Oosterschelde naar o.m. Antwerpen. De Westerschelde was eeuwenlang een ondiepe geul die pas na allerlei overstromingen steeds breder werd.
Eeuwenlang is er gevochten tussen de Graven van Holland en de Graven van Vlaanderen over het bezit van Zeeland dat uiteindelijk opgedeeld werd in Zeeland bewester Schelde (Walcheren en Beveland) en Zeeland beoosten Schelde, zeg maar alles boven de Oosterschelde, eeuwenlang de vaarroute naar Antwerpen.
Een citaat uit dit verhaal:Samengevat is het zelfs ooit zo geregeld geweest dat voor Zeeland bewester Schelde de Graaf van Vlaanderen soms leenheer was van de Graaf van Holland. Soms voerden ze ook beiden het bewind over Zeeland bewester Schelde of was een van beiden alleenheerser.
Met Vlaanderen voerden de Graven van Holland een langdurige oorlog over het bezit van een groot deel van Zeeland. Tijdens de regering van Graaf Willem II landde op Walcheren een groot Vlaams leger, dat gravin Margaretha van Vlaanderen, bijgenaamd Zwarte Griet, had doen scheepgaan.
In de duinen lag een Hollands leger in hinderlaag, onder bevel van een broer van graaf Willem. Nog vóór de ontscheepte Vlaamse troepen zich in slagorde hadden kunnen opstellen, stormden de Hollanders op de invallers af en brachten hun een totale nederlaag toe. Honderden Vlamingen werden gedood, een groot aantal werd gevangengenomen, en anderen trachtten de schepen te bereiken of vluchtten het land in.
Eerst in de eerste helft van de 14e eeuw kwam er voorgoed een einde aan de strijd tussen Vlaanderen en Holland over Zeeland.
Omstreeks 1300 woedde in Vlaanderen een felle strijd, die ook voor Holland en Zeeland grote gevolgen heeft gehad. De koning van Frankrijk had een inval in Vlaanderen gedaan en dit gewest geheel veroverd. De graaf van Vlaanderen werd als gevangene naar Frankrijk gevoerd en Vlaanderen werd eigenlijk een Frans gewest, bestuurd door een stadhouder van de koning.
Nu waren in die tijd de Vlamingen onderling sterk verdeeld. De rijke burgers en ook de meeste ridders waren Frankrijk goed gezind. Zij werden de "Leliaerts" genoemd, naar de lelievaan van het Franse koningshuis. De minder aanzienlijke burgers, de ambachtslieden en de boeren, vormden de partij van de graaf. Zij schaarden zich onder de Vlaamse banier met de leeuwen en heetten daarom de "Libaerts" of "Klauwaerts" .
Toen de Franse koning en zijn vrouw in die dagen een bezoek aan Vlaanderen brachten, gaven de Leliaerts, onder wie vele schatrijke families, schitterende feesten, waar zij en hun vrouwen wedijverden in het tentoonspreiden van pracht en praal. De Franse koningin, al die luisterrijke klederen en schitterende sieraden ziende, riep uit: "Ik dacht, dat ik hier de enige koningin zou zijn, maar ik zie er wel zeshonderd".
De "Klauwaerts" hadden echter geen deel aan die luisterrijke feesten. De onderdrukking, waaraan zij van de zijde der aanzienlijken in de steden, van de ridders op het land, en van de gehate Franse stadhouder blootstonden, bracht hen tot oproer. Het sein hiertoe was de moord op duizenden Fransen te Brugge.
De Fransen werden nu uit geheel Vlaanderen verdreven. Leiders van deze opstand waren Jan Breydel en Pieter de Conync. Het spreekt vanzelf, dat de Franse koning dit alles niet ongewroken wilde laten. Hij zond naar Vlaanderen een leger, dat vooral uit ridders bestond. Dit was reeds plunderend en vernielend tot de stad Kortrijk doorgedrongen, toen het de Klauwaerts tegenover zich zag. Onder de kreet "Vlaanderen den Leeuw" vielen de Klauwaerts de ridders aan. Het werd een gruwelijke slachting voor de Fransen.
Na de strijd vond men op het slagveld honderden gouden sporen van gesneuvelde ridders. Vandaar dat die slag bij Kortrijk in 1302 de Gouden Sporenslag wordt genoemd. Bondgenoot van de Franse koning in deze strijd was Jan II, graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, wiens oudste zoon in de slag bij Kortrijk was gesneuveld.
Na hun schitterende overwinning besloten de Vlamingen nu ook met die graaf Jan II af te rekenen. En omdat er nog altijd de oude vete was over een gedeelte van Zeeland, besloten zij daar een inval te doen. Weldra hadden ze dit gewest veroverd, op Zierikzee na, dat kloekmoedig werd verdedigd door graaf Jan's zoon Willem en door Witte van Haemstede, een zoon van Floris V.
Het volgend jaar deden de Vlamingen, geholpen door de Brabanders, een inval in Holland, dat zij op Dordrecht en Haarlem na geheel veroverden. Veel weerstand bood de bevolking niet: mogelijk kon het de Hollanders niet zo heel veel schelen, of ze nu door een Vlaamse of een Henegouwse graaf geregeerd werden. Maar spoedig werd het anders. Witte van Haemstede wist met enige getrouwen uit het belegerde Zierikzee te ontsnappen en landde in de buurt van Zandvoort. Hier plaatste hij zijn banier met de Hollandse leeuw op de duintop de Blinkert.
De onechte zoon van Floris V, Witte van Haemstede plant de vlag van Holland, de Hollandse Leeuw, op een duin bij.....
Der Vaderen Erf werd gered van de verovering door de Vlamingen
Een van de mysteries uit de geschiedenis van Nederland is deze gebeurtenis, bronnen daarover bestaan namelijk niet. Algemeen wordt nu aangenomen dat een gevecht op het Manpad tussen Haarlem en Lisse nooit heeft plaatsgehad, waarbij we er dan maar weer vanuit gaan dat met het gevecht op het Manpad tussen Haarlem en Lisse de duintop de Blinkert wordt bedoeld, dus wie dit zeker weet......
Witte Witte van Haemstede 's komst bracht de Hollanders in beweging.
De dappere, ridderlijke Witte van Haemstede, zoon van Floris V, kleinzoon van "Coninc" Willem II. Hem wilden ze dienen om de indringers te helpen verjagen. Honderden schaarden zich om de banier van de Hollandse Leeuw en binnen een week was er geen Vlaming meer in Holland te bekennen.
Ook de Brabanders moesten het veld ruimen en het beleg van Zierikzee werd opgebroken.
Graaf Jan stierf in 1304. Jonker Willem, de kranige verdediger van Zierikzee, volgde hem op. Deze graaf Willem III heeft zich de bijnaam van De Goede verworven.
Rooms-Koning Graaf Willem II (1234 - 1256) van Holland was zowel leenheer als leenman van de Vlaamse Gravin Margaretha en Rooms-Koning Graaf Willem II weigerde nog langer leenman te zijn met de woorden:
Zou ik, opperheer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, wegens goederen die aan het Rijk toebehoren aan een ander trouw zweren? Met zulk een schande laat ik mij nimmer welgevallen. Margaretha is mijn vazallin en zij zal het blijven ook.
Met dit in het achterhoofd gaan we naar 1585, de verovering van Antwerpen:
27 augustus 1585
Parma trekt Antwerpen binnen
Parma zit op het witte paard op de brug net voor de stadspoort van Antwerpen
1584
Munten geslagen tijdens het Beleg van Antwerpen
LINK
Alexander Farnese, Hertog van Parma
1543 - 1592
zoon van de Landvoogdes Margaretha van Parma
De overgave van Antwerpen vond plaats onder de volgende voorwaarden. De privileges van de stad bleven bestaan, maar het rooms-katholicisme werd weer de enig toegestane godsdienst. Niet-katholieken mochten nog vier jaar in de stad blijven, daarna moest men een keuze maken: of zich bekeren tot het rooms-katholicisme of de nieuwe godsdienst aanhangen. Werd voor het laatste gekozen, dan was gedwongen vertrek onvermijdelijk. Roerende goederen mochten daarbij echter worden meegenomen.
Het was verder toegestaan onroerende goederen te verkopen en de opbrengst te behouden. Ook kon desgewenst een gevolmachtigde worden ingeschakeld om die goederen te beheren. Alle vernielde kerken moesten worden hersteld.
Kloosterlingen kregen hun bezittingen terug. De stad moest alle oorlogsmaterieel in handen stellen van de hertog van Parma.
Bovendien werd Antwerpen verplicht een boete van vier ton goud te betalen. Tot slot diende de stad er mee in te stemmen dat er een garnizoen gelegerd werd van bevriende naties. Maar wanneer Holland en Zeeland zich voortaan rustig zouden houden, mocht ook dat vertrekken.
Een week na het afkondigen van het capitulatieverdrag op 20 augustus 1585 reed Alexander Farnese triomfantelijk de door hem veroverde stad binnen.
Alexander Farnese volgde in 1583 zijn moeder, Margaretha van Parma, op als landvoogd.
Op de site hebben we het er al dverse keren overgehad wat de invloed is geweest van de verovering van Antwerpen in 1585 door Parma : de protestantse handelaren trokken, met hun kennis, naar het Noorden, een brain drain, zouden we nu zeggen.
Een jaar ervoor was Willem de Zwijger vermoord en dus stond de opstandige Republiek er militair gezien slecht voor. Philips II, ervan overtuigd, dat de opstandige Republiek met de hoed in de rand om genade zou smeken, durfde het aan om Parma opdracht te geven met zijn troepen naar Frankrijk te trekken, want ook daar werd gevochten, een fatale misrekening van de Spaanse strategen.
Op school in de jaren '50 leerden we nog dat door dit Godswonder de Republiek gered werd, want de oorlog van Spanje met Frankrijk liep helemaal niet zo goed en dus kreeg Maurits "rustig" de gelegenheid om een leger gebaseerd op Romeinse concepten op te bouwen. Zie ook ons verhaal over Oldenbarnevelt.
Maar terug naar Antwerpen :
Antwerpen was tot de verovering door Parma de belangrijkste havenstad. Antwerpen was het economisch hart. De Republiek zou door de verovering ekonomisch doodbloeden. De Republiek sloot echter, tot verbazing van Madrid, de monding van de Schelde hermetisch af van de buitenwereld. De Antwerpse kooplieden, vooral de calvinisten onder hen, trokken daarop naar Amsterdam en Middelburg. Als havenstad had Antwerpen voorlopig afgedaan.
De regenten in Holland en Zeeland ontdekten spoedig hoe winstgevend deze toestand was. Daarom rekten zij en hun Oranje-stadhouders de strijd tegen Spanje en tekenden de vrede van Münster in 1648 pas nadat hun onderhandelaars hadden kunnen bedingen dat de Schelde gesloten bleef.
Het door Spanje in 1648 ondertekende Vredesverdrag van Münster
in het bezit van de Staten Generaal
LINK
Deze situatie werd daarna permanent. Antwerpens onbereikbaarheid over het water vormde een vast gegeven in de Noord-Nederlandse politiek. Dat bleef zo nadat de Zuidelijke Nederlanden in 1713 door de Spaanse Habsburgers aan de Oostenrijkse Habsburgers waren overgedaan. (link).
In Wenen wist men lange rijd niet goed wat met deze aanwinst aan de Noordzee te beginnen. Keizer Josef II ontdekte het. Hij eiste, na een bezoek aan Rotterdam, waar hij ook de St. Rosaliakerk bezocht, in 1784 dat de Schelde zou worden geopend.
Keizer Jozef II van Oostenrijk
1741 - 1790
Maar ook nog in 1784 weigerde de Republiek, hoewel ernstig verzwakt door de vierde zeeoorlog met Engeland, bekend van de nauwelijks gevoerde Slag op de Doggersbank en, achteraf, het begin van het einde van de VOC.
Nu moet echter niet gedacht worden dat de haven van Antwerpen totaal onbereikbaar was, want al tijdens de 80-jarige oorlog werden pogingen in het werk gesteld in de Zuidelijke Nederlanden om via een stelsel van kanalen de Scheldesteden Gent en Antwerpen met de open zeehavens van Nieuwpoort, Duinkerken en Oostende te verbinden.
In De Panne, Middelkerke, Knokke, Heist en Blankenberge trokken de vissers hun boten op het strand, maar de zeehavens dreigden zonder achterland een kwijnend bestaan te lijden. Het probleem was dat Oostende tot 1604 in Staatse handen was. Vandaar dat in Gent werd gewacht met het graven van een kanaalvak totdat in 1604 Oostende door Parma was veroverd. (LINK)
De eerste kanalen waren toen allang gegraven. Tussen Sas van Gent en Gent kwam al een kanaal in 1563, tussen Gent en Brugge in 1604, tussen Brugge en Sluis in 1566, tussen Brugge en Plasschendale in 1619, tussen Plasschendale en Oostende in 1623, tussen Plasschendale en Nieuwpoort in 1640, tussen Nieuwpoort en Veurne in 1641 en tussen Veurne en Duinkerken in 1639.
Vanaf 27 augustus 1628 was het mogelijk om binnendoor van Oostende naar Antwerpen te varen. Het eerste schip dat deze eer te beurt viel, werd bevaren door koopman David Baute, die vertelt hoe in iedere grote stad werd afgemeerd om zilveren schalen in ontvangst te nemen, waarna met fraij weer, vol zeijlen, spelende met kanon ende musquetten Antwerpen werd bereikt, waar de Schelde vol speeljachten ende schuijten met dames en signores was en de kaden, de bruggen en de hoofden met grote feestmassa's bedekt waren
De Schelde werd pas in 1792 geopend door de revolutionaire Fransen, die toen de nieuwe heren in de Zuidelijke Nederlanden waren geworden.
Na de Franse tijd werd alles anders. Nederland en België werden tot één koninkrijk verenigd. Antwerpen bloeide op en diende zich aan als concurrent van Amsterdam en vooral van het opkomende Rotterdam. Dat werd na de Belgische opstand alleen nog maar duidelijker.
Reeds in 1831 bepaalde de conferentie van Londen dat Zeeuws-Vlaanderen - en dus de Scheldemonding russen Vlissingen en Breskens - in Noord-Nederlandse handen bleef. Dat werd in 1839 bij de definitieve scheiding bevestigd. België vroeg en kreeg garanties voor de vrije vaart - en de bevaarbaarheid! - van de Westerschelde. Die waren noodzakelijk aangezien de toegang tot Antwerpen door Nederlandse wateren liep. Zo bleef Antwerpen de tijdbom onder de Nederlands-Belgische betrekkingen.
Dat bleef eigenlijk nog zo nadat in 1863 de tolrechten door België waren afgekocht voor ongeveer achttien miljoen gulden, hoewel men op het eerste gezicht nu zou zeggen dat de laatste belemmering in de ontwikkeling van Antwerpen tot wereldhaven was weggenomen.
Dat de Scheldekwestie zou blijven leven, blijkt nog eens in 1866. Nederland is eindelijk de uitbreiding van het spoorwegnet energiek ter hand gaan nemen.
Moeizame verbindingen worden hierdoor verbeterd, geïsoleerde gebieden ontsloten.
Tot die laatste categorie behoren ongetwijfeld de midden-Zeeuwse Bevelanden en Walcheren, agrarische gebieden vol vette klei en glibberige dijken, waar Middelburg, eens de tweede stad in de Nederlanden, tot vergetelheid is verzonken, waar de badplaats Domburg, ondanks belangstelling van koningen en keizers, door gebrek aan achterland en behoorlijke verbindingen niet tot bloei wil komen, waar Vlissingen teert op een roemrucht verleden.
Dat moet nu veranderen. Walcheren en Zuid-Beveland zullen aan het nu snel groeiende spoorwegnet gekoppeld worden en daartoe door middel van dammen met het Brabantse vasteland worden verbonden. Nieuwe kanalen door Walcheren en Zuid-Beveland zullen zorgen dat de scheepvaartverbindingen door Zeeland mogelijk blijven.
Het is natuurlijk niet alleen het Zeeuwse dammen- en kanalenplan dat de Belgen in het algemeen en de Antwerpenaren in het bijzonder in onredelijke woede doet ontsteken.
De aard van hun frustraties is eerder psychologisch dan economisch. Zij kennen hun geschiedenis: tweehonderdenzeven jaar, minstens vijfentwintig generaties, hebben de Hollanders Antwerpen in een worggreep gehouden. Aan de beschieting van de stad in de herfst van 1830 bewaren vele bewoners nog een levendige herinnering. En nu dit weer.
De Belgen vrezen dat de dammen de Westerschelde zullen doen verzanden. Zo zal de toegang tot de haven van Antwerpen opnieuw geblokkeerd raken. Zo zullen alle investeringen in railverbindingen tussen Antwerpen en het Belgische en Duitse achterland grotendeels voor niets zijn geweest. Zo zullen de Hollanders uit Rotterdam en Amsterdam opnieuw met de vetste winsten gaan strijken ten koste van de Belgen. Dat mag niet gebeuren......
Het zijn niet alleen de kranten, die de Belgische publieke opinie, en dus de politici, bewerken; en omgekeerd. Er is ook druk diplomatiek overleg, dat soms niet erg diplomatiek van karakter is.
De Nederlandse gezant in Brussel, mr J.L.H.A. baron Gencke van Herwijnen, geboren in Dillenburg (Nassau), maar in 1815 tot Nederlander genaturaliseerd, maakt hectische overuren.
De Belgische kreten worden steeds dreigender, mondelinge zowel als schriftelijke, culminerend in de geruchtmakende brochure van H. Vigneron 'Guerre a la Hollande''.
Nederland laat zich ook niet onbetuigd. De Belgen begeren Zeeuws-Vlaanderen, de Belgen tappen het Maaswater af, de Belgen willen een spoorlijn, dwars door Zuid-Limburg, die Antwerpen met het Rijnland verbindt, hoewel zij reeds sinds 1843 over zo'n railverbinding beschikken via Luik.
Zeer concreet beijvert de Nederlandse regering zich voor het beïnvloeden van de belangrijkste Europese kranten door het Nederlandse standpunt vooral ook in de Franse taal naar voren te laten brengen.
Ook in Nederland verschijnt een stroom van Franstalige brochures , culminerend in de strijdkreet van de Utrechtse hoogleraar G.W. Vreede (what's in a name) "Guerre a la Belgique''
Ondertussen gaan de werkzaamheden in het Sloe en het Kreekrak gewoon door, weer of geen weer. Een vloot van schepen, scheepjes en schuiten en een leger van grondwerkers met schoppen en spaden hoopt steeds meer bagger op in deze zeegaten totdat ze zijn gesloten. De spoorverbinding tussen Bergen op Zoom, via Goes, naar Middelburg en Vlissingen zal in 1871 kunnen worden geopend.
Op dat moment is alles tussen Nederland en België weer pais en vree. Zo vlug verandert dat in deze labiele jaren van de Nederlands-Belgische betrekkingen.
De politieke hemel boven Europa wordt echter steeds donkerder. De Pruisische kanselier Otto von Bismarck is namens zijn Koning op weg naar staatkundige Duitse eenheid. De Franse keizer Napoleon III is op weg naar herstel van de Europese positie der Bonapartes. Ze staan steeds dreigender tegenover elkaar.
Dat wordt er in 1867 niet beter op als uitlekt dat Koning Willem III het groothertogdom Luxemburg aan Napoleon wil verkopen.
Boze tongen beweren dat de Nederlandse koning, tevens groothertog, deze transactie heeft voorgesteld om van de uit de hand gelopen schulden van zijn oudste zoon, kroonprins Willem, af te komen.
Nederland (sinds het revolutiejaar 1848 bang voor het Duitse nationalisme) en België (traditioneel bevreesd voor de expansiezucht van de Fransen) hebben elkaar veel te hard nodig om lang boos op elkaar ie blijven.
Toch zal de Scheldekwestie ook later de kop nog wel eens opsteken. Dat bleek in 1925. De minister van Buitenlandse Zaken, jhr. A P.C. van Karnebeek, loodste met moeite en onder luide Rotterdamse protesten een tractaat aangaande de aanleg van het Moerdijkkanaal door de Tweede Kamer.
Maar in de Eerste Kamer leed hij toen toch nog een nederlaag. Van Karnebeek moest weg, al was hij al zo lang in functie dat niemand zich BZ zonder deze deftige bewindsman kon voorstellen. Maar het kanaal kwam er toen dus mee.
Het kwam pas na de Tweede Wereldoorlog. Het Waterwegenverdrag tussen België en Nederland werd in het voorjaar van 1963 in het Mauritshuis in Den Haag getekend. De wederzijdse parlementen gingen nu niet dwarsliggen. De hooggestemde Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, mr J M.A.H. Luns, sprak toen de toepasselijke woorden: 'Hier is geen overwinnaar en geen overwonnene. Hier is sprake van twee partners, die eruit gekomen zijn. De winnaar heet Benelux.'
Het kanaal is pas - in alle stilte - in 1976 geopend; zonder veel protesten...
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|