(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Hendrik Tollens
(1780 - 1856)
LINK
Hendrik Tollens
in het Park van Rotterdam
LINK
Op onze site hebben we het dus ooit al gehad over de Rotterdamse dichter Tollens, een klein gedicht van hem gaat dus zoo:
Het Nutsgebouw aan de Oppert in 1819
Het Nutsgebouw, dat eigendom was van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, dateerde van 1819 en werd op 1 december 1819 plechtig ingewijd.
De eerste steenlegging vond plaats op 24 mei 1819 door Abraham Blom, Gijsbert de Roo en Leenden Cornelis Dijxhoorn, zoontjes van bestuursleden van "Het Nut".
Bij de inwijding hield Mr. A. Siewertsz. van Reesema een rede, getiteld:
De waardigheid en vruchtbaarheid
van de geestdrift voor het Goede
Na deze toespraak besteeg de dichter Tollens het spreekgestoelte en droeg een toepasselijk lang gedicht voor, waaraan helaas alleen het volgende is ontleend :
Zijt ons welkom, heiige wanden,
Koor den godsdienst toegewijd,
Dien ons aller hart belijdt;
Welfsels waar wij de offers branden,
Offers, God ter eer, gebragt
Aan het nut van 't nageslacht.
Tempelpriesters, feestgenoten!
Ja, voorwaar, uit hooger sfeer
Zien Gods eng'len juichend neer,
Zien ons heilig koor ontsloten,
De aerd ten nutte — God ter eer!
Ja, wie and'ren voor wil lichten,
And'ren van den dwaalweg houdt,
Deugd wil leren, nut wil stichten,
Dezen tempel op helpt rigten,
Heeft een huis aan God gebouwd
Nu was het in die tijd de gewoonte om blijkbaar ook bij jubilea van bijv. de Spaarbank te Rotterdam in 1843 een dergelijk gedicht voor te dragen, waarover men zich in 1918 verwonderd en daarbij, dus in 1918, vraagt men zich af:
Zal wat wij heden ten dage bewonderen, even ver staan van onze nazaten in 1993 als dit hoogdravende vers thans van ons staat?
Nieuwsgierig ???
Het herdenkingsfeest zelf had plaats op 6 Mei 1843 en werd gevierd door een maaltijd in het Hotel Pays-Bas.
Het menu van dien maaltijd, dat een goeden dunk geeft van de magen der aanzittenden, is bewaard gebleven. Hetzelfde is het geval met eene verzameling der aan dien maaltijd gehouden toespraken (voor het meerendeel in dichtmaat). die op besluit van het Bestuur in den vorm van een boekje zijn gedrukt. Bij wijze van peroratie. doch meer nog als merkwaardige proeve der gelegenheids-poezie. waarop men elkaar in die dagen placht te vergasten, worde aan het slot van dit hoofdstuk geplaatst het vers, dat de Rotterdamsche dichter Mr. A. Bogaers - als Onder-Voorzitter van het Nuts-Departement een der gasten aan den feestdisch - toen ten gehoore heeft gebracht.
Men schijnt er destijds eene zekere letterkundige waarde aan te hebben toegekend. Althans, behalve in het op last van het Bestuur gedrukte boekje, dat zich nog in het archief der Spaarbank bevindt, wordt dit vers van Mr. Bogaers, hoewel eenigszins omgewerkt, aangetroffen in eene verzameling van 's mans dichtwerken, die door niemand minder dan Nicolaas Beets is bezorgd. Over den smaak valt niet te twisten. Zal wat wij heden ten dage bewonderen, even ver staan van onze nazaten in 1993 als dit hoogdravende vers thans van ons staat ? Met een klein variant zou hier passen de versregel, welken menigeen zich nog uit zijne schooljaren zal herinneren:En rekent d' inhoud niet, doch telt het doel alleen
want de bedoeling van den dichter is ongetwijfeld voortreffelijk geweest.
AAN HET BESTUUR DER ROTTERDAMSCHE SPAARBANK.
BIJ HET VIEREN VAN HAAR VIJF-EN-TWINTIGJARIG BESTAAN.
Gezegend de purperen wolkjes der lente,
Wier sproeisel den bloesem ontluikt in de gaard'!
Gezegend de stroomen, die de akkeren laven;
Maar dubbeld gezegend de vroeden, de braven.
Die 't goede rondom zich verspreiden op de aard!
Weg ijdele deugd, die, den naaste vergetend.
Uit werkloos bespieglen volmaking zich hoopt!
Ons hoogst ideaal is de zeegnende Alvader:
Dan komen de menschen zijn Hemelen nader,
Als de eeuwige Liefde tot liefde ze noopt.
Waar één bij bezweek, dat voltrekken er velen.
Niets valt er verbondenen krachten te zwaar.
Déar sticht men. wat staat in de stormigste nachten.
Wat duizenden baat tot de laatste geslachten.
Waar liefde er een menigte voegt bij elkaar.
Maar liefde is niet enkel een penning te reiken;
Geen brood is genoeg, waar het lijf zich mee voedt;
Neen. steun ze. die wanklen; herstel ze. die vielen;
Geef spijs voor het ligchaam. maar spijs ook de zielen,
Verlicht en verbeter! vertroost en behoed!
Dat 's liefde, den arme tot wijsheid te lokken;
Het gif hem te toonen in 't glas dat hij drinkt;
De vrucht van zijn zweet hem helpen bewaren;
Hem 't nut te bewijzen van 't kloeke besparen.
Dat redding verschaft, als de nood hem bespringt.
Gij deedt dit. o braven! Geloofd zij uw streven!
Viert feest met een glanzenden blik op 't Verleen!
't Was vroed, het was goed. wat uw ijver verrigtte:
't Had zegen: daar staat het gebouw, dat ge stichtte;
Wel schokte de grond, maar het heeft niet geleên.
Juicht, edelen! jubelt! wij Jubelen mede:
De erkentlijke Rotte bekranst u het haar:
Kweekt waardige volgers in 't land, waar we wonen!
Ziet tallooze vruchten uw moeiten bekronen!
Blijft lang nog voor 't heiligste doel bij elkaar!
Genotteren toch !!!
Wil je trouwens meer weten over de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, klik dan HIER
Klik hier voor de overige verhalen over de Spaarbank te Rotterdam |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|