Homepage |
mijn Nederlands-Indië links |
INDEX (bottom) |
Overdrukken uit het haagse dagblad "de Avondpost", Avondpostdrukkerij, 's-Gravenhage, 1907.
Het vroeger zoo geprezen en zoo gerenommeerd Van Heutsz-pacificatiestelsel"
(zooals het nu geringschattend in de Tweede Kamer genoemd werd), kan als
leiddraad n o g goed zijn en n o g voldoen. - Let echter wel: ik bedoel
hier het stelsel, zooals het in den beginne door Van Heutsz gegeven en
ook b e d o e l d was, n i e t het tegenwoordige systeem; men zou dit laatste
kunnen noemen een ontaard Van Heutsz-stelsel", als tenminste nog van stelsel"
gesproken mag worden ; beter nog ware de benaming Van Daalen-stelselloos-stelsel"
of V a n d a l i s m e".
- Tweede Kamer St. G.) verdient het stelsel van heerendiensten afkeuring.
Op Atjeh toch wordt, sinds jaren een guerilla gevoerd. Is in het algemeen de guerilla de wreedste wijze van oorlogvoeren, zelfs bij beschaafde natiën, hoeveel te meer moest dit het geval worden tegen den inlandschen vijand, in casu den Atjeher, met zijn bekenden anar- chistischen aanleg en bloeddorstigen aard, en waar de eigen troepen eveneens voor het grootste deel bestaan uit inlanders. Deze waarheid op den voorgrond stellende, rust op elk pacificator de dure plicht alle middelen in het werk te stellen om den omvang dier wreedheden tot een minimum te beperken. Eigenbelang en humaniteit eischen dit van elke beschaafde natie. Op Atjeh echter worden dit eigenbelang en die humaniteit niet betracht; daar spant men zijne krachten niet in tot beperking der dierlijke hartstochten, Wreedheid en ruwheid tieren daar welig op een bodem van verzet, haat en wrok. De laatste jaren is de toestand daar van kwaad tot erger geworden, waardoor wreedheid en ruwheid ten slotte zijn ontaard in vandalisme en bestialiteit. Het geheele stelsel draagt het, kenmerk dier barbaarschheid. Men moet zelf jaren lang tot de pacificatie meegewerkt hebben om dit te weten, te voelen en er van te rillen. Ik verwar geen persoonlijk gepleegde wreede daden met beginsel-fouten in het beleid. Ik verwar geen uitingen van karakterweeedheid van den enkeling met gevolgen van insinueerende orders en wreede bestuursmaatregelen, als zoovele dagblad-correspondenten doen. Persoonlijke wreedheid is b.v. de daad van een patrouille-commandant, die een vreedzaam kampongbewoner uit zijn huis haalt en gelast in een klapperboom te klimmen om voor hem en zijne manschappen klappers 1) te plukken om bij het vallen van de eerste geplukte noten naar den man in den boom te wijzen en te roepen; loh, ada badjing, nanti akoe pasang!" 2) om de daad bij het woord te voegen en den armen drommel met zijn karabijn dood te schieten... (historisch). De civiel- gezaghebber verbood dezen patrouille-commandant ooit een voet in Pedir te zetten en de vijandelijke hoofden hadden op zijn dood een hooge geldpremie gesteld. Waar ik echter het pacificatie-stelsel op Atjeh aanval, op vandalisme en terrorisme, heerscht dit tengevolge van onmacht en verkeerde bestuursmaatregelen. Gedenk hier de gevolgen van : onmacht - wreedheid - verbittering !" macht - humaniteit - achting !" Het klein-kaliber mantelprojectiel M. '95 is onmachtig den vijand buiten gevecht te stellen, ergo... wordt er naar een ander middel gezocht,... de dum-dums; zij slaan groote gaten in het menschelijk lichaam, werken dus afdoend... maar wreed. De kleine troepenmacht is onmachtig den vijand ten onder te brengen, ergo... wordt er naar een ander middel gezocht... de afschrikwekkende geweldmaatregelen ; zij slaan groote gaten in 's vijands bevolking, werken dus afdoend... maar wreed.
Ik was toen op Atjeh. Wat deden de bivaks hun best om de geschonden kogels te begraven of aan de rivieren kwijt te raken ; enkele bivaks echter zaten zóo dik in de dum - dums, dat deze wel ingeleverd moesten worden. De laatste zinsnede, behelzende de 'aanbeveling aan den gouverneur van A. en O. om tegen het maken van dum - dums te waken, werd door dezen laatste niet ernstig opgevat ; ik en vele bivakcommandanten met mij kregen althans nooit een dergelijk verbod onder oogen ; met het gevolg, dat het gebruik van dum - dums even ongestoord voortging als voorheen. In het bivak, waar ik tweede-officier was, was door den commandant voorgeschreven, dat de manschappen allen voorzien moesten zijn van 15 dum - dums om mee uit te rukken en de ongeschonden munitie moest worden gebruikt voor inspectie en officiëele gelegenheden, en zoo was het in bijna alle bivaks in 't Meulabohsche, Lho Seumawesche en Poeloe Rajasche. In Pedië was het gebruik van dum - dums extra verboden ; dit nam
niet weg, dat de maréchaussées elk van minstens éen
houder dum-dums voorzien waren, welke zij bij uitrukken in hunne broek-
of jaszakken dan wel onder den helmhoed verborgen hielden, om ze te goeder
tijd in het magazijn van hun karabijn te stoppen.
Een patrouille gaat met acht dagen vivres op excursie, overvalt onderweg een vijandelijke bende en maakt vijf gevangenen, onder wie een grijsaard, die nauwelijks loopen kan, 2 zwaar gewonden en vrouw met, een zuigeling. De patrouille is vier dagen van het naaste bivak verwijderd en is 2 groepen sterk. Wat moet nu de patrouille-commandant met zijne gevangenen doen? Teruggaan en de gevangenen naar 't bivak brengen mag niet, omdat aan de opdracht nog niet is voldaan. De gevangenen meevoeren kan niet, omdat zij niet loopen kunnen, de voorraad meegevoerde levensmiddelen te beperkt is en tandoedragers ontbreken, gesteld althans dat het ageeren met tandoes in de wildernis al mogelijk ware. Achterlaten mag en kan niet, omdat verraad en het mislukken der excursie hiervan het gevolg kunnen zijn. Rest één mogelijkheid, nl. een gedeelte van de patrouille met de gevangenen terugsturen en met de rest doorgaan. Dat is echter onmogelijk door de geringe sterkte der patrouille en den grooten afstand van het naastbijgelegen bivak. Ergo.... d o o d t de gevangenen òf m a a k t a l l e n a f gedurende den overval en.... opgelost is de moeilijkheid.
Ziehier een doorgevoerd weigeren van kwartier, als gevolg van een door den bevelhehber gevoelde o n m a c h t, wàt met gevangenen aan te vangen S ch a n d e de regeering, die zulke b l o e d b a d e n noodzakelijk maakt<. Uit een bivak te Meulaboh was maanden gepatrouilleerd door zeventig man. De streek was eerst sedert kort bezet. De commandant voelde na die drie maanden zich onmachtig, de bevolking, die bij de komst onzer troepen hare gampongs verlaten had en zich in het gebergte schuilhield, te dwingen naar hare gampongs terug te keeren. Daarom liet bij door spionnen den uitgewekenen aanzeggen, dat er nog 14 dagen gewacht zou worden op den terugkeer in de gampongs; daarna zouden de patrouilles den last krijgen een ieder, dien zij tegenkwamen, onverbiddelijk neer te schieten. - Er meldde zich niemand, de opdracht werd volvoerd en na die 14 dagen werd weer geproclameerd, dat twee weken gewacht zou worden met doodschieten. Meldde zich dan weer niemand, dan zou gedurende een maand alles neergeschoten worden wat den patrouilles in den weg kwam. - De schrik beving de bevolking en waarlijk meldden zich velen. Toen echter deze bivak-commandant wegging, liepen verscheidenen weer over naar den vijand. Een andere uiting van die o n m a c h t, hiervoren even aangestipt, is, dat bij alle overvallen van ladangs zonder vooraf te sommeeren al wat, leeft wordt neergeschoten. Sommeeren wordt zelden of nooit gedaan. Herhaaldelijk leest, men, dat vrouwen en kinderen werden doodgeschoten, die dan in dejourna-len df worden verzwegen òf bij de gemaakte dooden worden opgeteld, dan wel officieel heeten den troep te hebben aangevallen" of bij ongeluk" zijn neergeschoten ; wàt immers moet een patrouille met die lastige gevangenen doen ! ? Bij een overval van een ladang aan de kroeëng Tadoe in midden 1904
door 2 brigades marechaussée werden daarom 2 vrouwen en 1 zuigeling
neergeschoten (niet gemeld in het journaal).
Gebrek aan voldoende troepen leidt dus ook hier weer tot wreedheid en barbaarschheid. Daar wij onmachtig zijn de Gajoe en Alas-landen, Serbodjadi en de andere onderhoorigheden behoorlijk te bezetten, doet het Atjehbestuur uit deze omstandigheid nog zijn voordeel en "fokt" als 't ware opzettelijk broeinesten van verzet. Zoo b. v. het dichtbevolkte Geumpang; Beroeksah, Serbodjadi, Anoï, Samarkilang enz. enz, worden alleen dan bezocht door patrouilles, als vermoed kan worden, dat zich daar weer een flinke bende kwaadwilligen heeft gevestigd, die door den 'langen tijd van afwezigheid van de Compeuni" wat zorgeloos geworden is. Dan worden deze klepkooien" plots overvallen en sneuvelen natuurlijk ettelijke djahats, waardoor weer geseind kan worden : neergelegd... roovers". Men noemt dit in Atjeh "listig" en "practisch", maar voor wie verder ziet, is dit dom en immoreeL Maar het grappigste van al is nog, dat de patrouillecommandanten van die afgezonderde bevolking, die de Compeuni" niet anders dan moordende en brandende kent, verwacht en eischt, dat zij niet zal heulen met den vijand en ons berichten omtrent schuilplaatsen der kwaad-willigen zal geven, om bij weigering hooge boeten, lijfstraffen en vrij-heidsstraffen op te loopen. Behalve, dat dit gebrek, aan troepen leidt tot die wreedheid, zijn wij bovendien onmachtig de bevolking bescherming te geven.
Ja toch! wij geven wel wat. Zware boete, lijfstraf, vrijheidstraf, ja zelfs de doodstraf krijgt hij, die heult met den vijand. Boete krijgt de gampong, die een djahat herhergt of voorziet van fourages. Boete of vrijheidstraf krijgt het gamponghoofd, indien zich in zijn gampong een djahat bevindt., verbanning is de straf voor den hoeloebalang, indien zijn streek onrustig is. Dit stelsel, doorgevoerd tot in alle consequentiën, voert tot de schromelijkste misstappen en dwaasheden. En dit geschiedt op Atjeh ! Hoe toch is de toestand? Een bende djahats heeft gebrek aan levensmiddelen. Het hoofd stuurt naar verschillende gampongs leden zijner bende uit om te fourageeren. Van de bevolking hooren deze lieden, dat zich in de gampoog geen "Compeuni" bevindt. Nu kloppen zij aan elk huis aan om wat rijst en ieder, behalve de vriendjes, brengt zijn offer; want wagen zij het zich te verzetten, dan verschijnt den een of anderen dag het hoofd met de geheele bende en huis en haard van den weigerachtige wordt geplunderd en verbrand. Bericht sturen en hulp vragen aan de bezetting van het, op 4, 6, ja 12 uur ver gelegen bivak is nutteloos, daar dan het werk dier roovers toch reeds gedaan is en de gampong in haar geheel nog maar kans loopt beboet te worden, omdat zij niet tijdig genoeg waarschuwde. En hierbij komt nog de vrees voor de wraak der bende. Is het wonder, dat de bevolking haar bericht sturen als nutteloos en gevaarlijk voor zichzelf nalaat? De gevolgen wreken zich echter dan weer op die bevolking. Valt nu eene patrouille onverwachts in eene gampong en ontdekt zij zulk een fourageerenden djahat, dan wordt onmiddellijk het gamponghoofd ontboden en hem aangezegd, dat de geheele gampong met f 1. per man en hij zelf met f 10 beboet is voor het tolereeren van kwaadwilligen in zijn gampong. In Meulahob, Pedië, Lho Seumawé zag ik vaak dat hoofden van gampongs, ja, hoeloebalangs, z. a. Teungkoe Brahim Njong, Teungkoe-Pang Sawang e. a. hierom bij het bestuur hun ontslag aanvroegen, wat hun met strenge berispingen van te weinig ambitie e. d., ja, zelfs boeten, geweigerd werd. *) De gewone klacht was: maar mijnheer, hoe kan ik nu weten, dat er een djahat in mijn gampong is; zij komen er even binnen sluipen. Mijn gampong telt een paar honderd gezinnen, die mij uit vrees voor wraak van de djahats geen bericht durven sturen. De Compeuni" kon me niet helpen. Mag ik dan zelf patrouille loopen? Geef me dan een paar geweren, dan kan ik tenminste ook optreden tegen de gewapende djahats." Bescherming kunnen wij der bevolking niet geven, zich zelf verdedigen kunnen zij niet, daar zij ontwapend zijn en per gezin twee blanke wapenen voor het verdrijven van wilde varkens uit de sawahs mogen bezitten. Geen hunner waagt het echter met één dier blanke wapenen zich buiten de deur van zijn huis te vertoonen, om niet de kans te loopen door een onverwachte patrouille voor djahat aangezien en neergeschoten te worden of wel boete te krijgen voor het zonder vergunning loopen met wapenen (minimum f 25 of 50 dagen werken voor den kost zonder loon).
De tramlijn in Peusangan werd aanhoudend opgebroken en de telefoondraad doorgesneden en geroofd. Niets kon de "Compeuni" hiertegen doen. Nu werd den hoeloebalang gelast op afstanden van 50 tot l00 M. langs de baan wachthuisjes te laten bouwen en te doen bezetten door minstens twee wachters per huisje. Aldus geschiedde. - De troep behoefde nu niet meer om te kijken naar de baan, de bevolking bewaakte haar zelf, maar mocht geen wapenen dragen of bij zich in het wachthuisje bergen; ongewapend moest zij bewaken. Met gevolg, dat de eerste weken, dan hier dan daar vreeselijk verminkte lijken in de wachthuisjes aangetroffen werden. De djahats vermoordden doodeenvoudig de wachters, totdat deze slimmer werden en met den vijand in stilte gemeene zaak maakten, zoodat men nu bijna niet meer van zulke moorden hoort, maar wel van opbreken enz. leest. In Pedië had de baan ook veel te lijden van opbreken of losschroeven der bouten. Ook hier voelde de civiel-gezaghebber zich onmachtig er een eind aan te maken en moet toen de order hebben uitgevaardigd, dat elke gampong langs de baan gelegen, aansprakelijk gesteld werd voor de schade aan baan of telefoon, voor zoover betrof het gedeelte gelegen in de buurt dier gampong, en dat voor elken meter opbraak van de baan, van de gampong, waar zulks geschied was, éen man zou worden gedood en elke Atjeher, die zich binnen 20 M. der spoorbaan bevond, onverbiddelijk zou worden neergeschoten. Deze order, bekend op Atjeh onder den naam van "bloedorder", werd bij kennisname door den toenmaligen gouverneur onmiddellijk ingetrokken. In Lho Seumawe, Sawang, Samalanga, Bireuën werden de gampongs langs de baan verantwoordelijk gesteld voor schade aan baan of telefoon door djahats aangebracht; ieder kreeg een bepaald lijnvak. Gewapende patrouilles mochten de gampongs er niet op na houden ; zij moesten en moeten nòg op andere wijze des nachts de baan maar zien te beveiligen. Zware boeten zijn dan ook reeds ter zake aan de vaak onschuldige bevolking opgelegd. Als dan, zooals in Sawang, de baan vijf uur en verder van het eerste bivak afgelegen is, komt immers een waarschuwing toch te laat. - Dit moet verbittering wekken ! Uit alle handelingen spreekt gebrek aan troepen op Atjeh en dit
wordt door den gouverueur zelf ook gevoeld. Hij tracht aan de ontoereikende
bezetting van zijn gebied tegemoet te komen door van uit Kota-Radja z.g.
mobiele colonnes naar de onderhoorigheden te sturen. Dit is en blijft
echter lapwerk en heeft absoluut geen nut. Aan het hoofd dier colonnes
staan hoofdofficieren, die hunne geschiktheid voor den hoogeren rang door
zulk een excursie moeten bewijzen. Totaal ongeroutineerde patrouillecommandanten
dus, wien het meer te doen is door het afleggen van den geheelen opgegeven
afstand hunne geschiktheid te toonen, dan behoorlijk te patrouilleeren,
d.w.z.
met overleg zoeken en opsporen. - Om nu zulk een hoofd-officier-patrouillecommandant
nog in de gelegenheid te stellen een gevechtsrapport in te dienen, wordt
de colonne gewoonlijk gedirigeerd naar een der vele klepkooien als
Samarkilang,
Geumpang e.a., waar per sé djahats zitten en dus.... dooden
gemaakt kunnen worden.
Eén onzer oversten bedankte dan ook, een dergelijke proeve van geschiktheid af te leggen en verkoos zijn eervol ontslag, met de woorden, dat hij geen overste geworden was om nu nog aan het hoofd van 40 man zijn geschiktheid voor kolonel te moeten toonen. Waar nu nog de uit onmacht voortspruitende wreedheid en barbaarschheid wordt aangemoedigd door gemis aan wijze bestuursmaatregelen, insinueerende orders enz. daar ontstaat vandalisme. Waar toch reeds door den guerilla tegen een bloeddorstigen, Inlandschen stam alle factoren zeer ongunstig werken op het zedelijkheidsgevoel vooral van den Inlandschen soldaat en aanvoerder, daar dient de bevelhebber door strenge, besliste, humane orders en nauwgezette, voortdurende contrôle daarop alle uitingen van het bestiale in de kiem te verstikken. Gewoon aan het gezicht van talrijke lijken en gewonden, steeds klaar te staan om te dooden en te verminken, zullen de zachtere gevoelens overschaduwd en tot zwijgen gebracht worden. Volgens het oorlogsrecht is het nemen van represailles in dezen strijd geoorloofd, zichtbaar verschil tusschen strijder en niet-strijder bestaat niet, bijna de geheele bevolking neemt zoo niet actief dan toch passief deel aan den krijg ; de humane bepalingen omtrent krijgsgebruiken te land, vastgesteld bij de verschillende conventies, gelden niet voor den buiten het contract staande, in casu den Atjeher; klachten van 's vijands zijde over door onze troepen bedreven wreedheden dringen nooit tot ons door, integendeel, doen wel vaak sterk overdreven verhalen van 's vijands bloeddorst en barbaarschheid bij het groote publiek de ronde.
Vandaar ook het vaak wel wat te optimistisch streven van dien gouverneur om toe te staan, dat de dames hunne echtgenooten naar de bivaks buiten volgden. "Te optimistisch", omdat we ons herinneren het onverantwoordelijk verblijf van eene dame met haar twee kleine kinderen te Peureumeue (Meulaboh) in 1904, dat nog in een zeer woelige streek lag, en van een andere moeder met haar twee kinderen te Malang Gloempang Doewa, welk bivak herhaaldelijk meermalen per week zwaar beschoten werd. Door inhouding van de f 85 toelage voor elke luitenantsvrouw, die haar man niet volgt op excursie, werden deze dames gedwongen haar man naar die gevaarlijke bivaks te volgen, waar zij en hare kinderen elk oogenblik getroffen konden worden door een vijandelijk projectiel.
Dit goede streven van den huidigen gouverneur gaat echter weer verloren door den regel, dien deze bewindman ook thans nog huldigt op Atjeh. "Hoe meer dooden, hoe verdienstelijker aanvoerder". Het is een feit, dat men tegenwoordig het succes, de verdienste en de kundigheden van den sergeant-patrouille-commandant tot den majoor civiel-gezaghebber afmeet naar het aantal dooden, dat hij na een patrouille of excursie" thuis brengt"; met dit noodlottig gevolg, dat òf het officieel aantal opgegeven dooden is onwaar òf er wordt jacht gemaakt op dooden, waarvan onschuldigen, zieken en grijsaards het slachtoffer worden. In het eerste geval provoceeren de Atjeh-autoriteiten hunne officieren
tot leugen; in het tweede geval tot moord en doodslag.
De geest, door hoogerhand aangewakkerd, is : h o e m e e r d o o d e n, hoe meer eer, des te meer verdienste, des te beter en k u n d i g e r p a t r o u i l l e-c o m m a n d a n t, dus bruikbaarder officier. Het is dan ook een illusie van alle patrouille-commandanten om zooveel mogelijk dooden" in handen te krijgen en dat dit ook de bedoeling is der mannen van gezag op Atjeh, moge blijken uit de aanteekeningen op de journalen, voornamelijk van de bivaks Matang Gloempang Doewa, Panton Lebeuë, Paja Bacon, Goentji in Babah-Rot over het tijdvak van Mei 1905 tot heden.
Het is in de Tweede Kamer der St. G. beweerd, dat in Europeesche oorlogen het getal gewonden tot dat der dooden staat als 3, 4 en 5 tot 1, doch dat in onze Atjeh-oorlog die verhouding is als 1 : 300 - en dit is de waarheid, waaruit voldoende gevolgtrekkingen te maken zijn. (Zie alle rapporten en verslagen.) Dat op Atjeh de gewoonte bestaat alles af te maken, ook gewonden, verklaart ook de commissie van hoofdofficieren, belast met het onderzoek naar het gebeurde bij de landing te Badjoë op 28 Juli 1905, officieel in een 50 regels lang rapport. In de instructie van den civielen gezaghebber te Meulaboh in 1903 staat een aanbeveling om met voorzichtigheid in te gaan op om "ampon" roepende vijanden ; deze voorzichtigheid wordt wel in acht genomen, want ampon" vragend of niet, allen worden bij voorbaat gedood. Ken civiel-gezaghebher van Pedië moet bij zijn optreden den brigade-commandanten hebben aangezegd, dat hij zeer ontevreden was over het geringe aantal dooden, dat de patrouilles thuisbrachten, en dat voortaan alle Atjehers, zelfs die met een aangepunt pinangmesje liepen, beschouwd moesten worden als te zijn gewapend en,,als vijand behandeld" dienden te worden. De maréchaussées hebben den naam beter te kunnen patrouilleeren, dus.... meer dooden te kunnen maken dan de infanterie. Toen nu de infanterie als ongeschikt uit Peusangan weg moest, en de maréchaussees het land zouden komen schoonmaken, moesten deze laatsten dus ook toonen het beter te kunnen dan die infanterie. Welke in het oog loopende gebeurtenis greep nu plaats? Nauwelijks patrouilleerden de maréchaussées daar of men las in de berichten van tallooze door die patrouilles gemaakte dooden. Op 25 December 1905 - 31 vijanden en 2 vrouwen; op den tienden 5 vijanden; op 1 Januari 1906 nog eens 8", enz. In een maand tijd meer dooden dan in negen maanden door de infanterie konden worden gemaakt. Ik zelf patrouilleerde er maanden aaneen en weet, met allen, die de streek kennen, dat zulke cijfers òf overdreven zijn, òf.... dat een ieder, met," of zonder" pas, daar maar wordt neergeschoten ; dit laatste in volkomen overeenstemming met de berichten van een met ons bevriend hoofd en twee brigadecommandanten uit Leubo. Zonder verder commentaar zullen wij hier de in nota's neergeschreven ondervindingen aanhalen van den civielgezaghebber van Pedië, den overste K. van der Maaten, om u een blik te laten werpen op de toestanden in dat gewest; hoewel die overste werkelijk één der weinige gezaghebbers was, die wreedheid door strenge nota's den kop trachtte in te drukken. Nota van 2 December 1902.
Wat toch is het geval? Schandelijk genoeg zijn er commandanten van patrouilles of uitrukkende afdeelingen geweest, die in stede van behoorlijk aan te roepen en dien aanroep eenige malen te herhalen, onmiddellijk klaar waren met neerschieten ; ja er zijn mij van vroeger zelfs voorbeelden bekend, dat men pro forma aanriep en tegelijkertijd schoot. Evenzoo is het gebeurd, dat zonder eenig motief Atjehers werden neergelegd. Het is toch natuurlijk, dat waar zulke sujetten onder de patrouillecommandanten
voorkomen ook menschen, die niets op hun geweten hebben, bij het zien eener
patrouille op de vlucht gaan en niet blijven staan, wanneer zij worden
aangeroepen. In hun vrees worden zij dan versterkt, wanneer hun weldra
eenige kogels om de ooren vliegen. Het is daarom een dringende noodzakelijkheid,
dat het neerschieten
van
onschuldige
Atjehers in den vervolge
een einde neemt."
Roovers en maraudeurs zijn gewapenden of ongewapenden, die op eigen gezag uit geldzucht, uit wraak of uit haat plunderen, verwonden, den brand in huizen of gewas steken, rooven, moorden, bruggen en kanalen vernielen enz. Zij worden, wanneer zij in de macht der troepen vallen, als roovers en dus in ernstige gevallen met den dood gestraft".
Ziedaar het huidig Atjeh-pacificatiestelsel ! Op nog andere wijze worden hoofden en bevolking vaak, ondanks
zich zelven, in den strijd gemengd. Onschuldige gampong- bewoners worden
vaak afgemaakt.
Op een dag in Juni 1904 werd door een patrouille een gevangene in ons
bivak gebracht. Deze gevangene weigerde eenig bericht omtrent de schuilplaats
der bende, waartoe hij behoorde, te geven. Daarom werd hij buiten het bivak
aan een boom gebonden en kregen twee dwangarbeiders den last om beurten
dezen Atjeher met een rottan zoo lang te slaan, tot hij zou spreken. Na
84 slagen viel hij bewusteloos, waarop eenige emmers water over hem leeggegooid
werden, en toen hij weer bijkwam, werd de strafoefening voortgezet op last
van den bivakcommandant, totdat de Atjeher na een honderdtal slagen begon
te spreken. Doch nu kon de man zelf niet meegaan met de patrouille om deze
den weg te wijzen, omdat hij niet kon loopen. Eerst na 2 dagen kon met
de uitvoering van het bericht begonnen worden. (Het bericht bleek verzonnen
te zijn).
Het verminken en kerven van lijken. - Eén der patrouille-commandanten
te Meulaboh had de gewoonte van de door zijn patrouille gedoode vijanden
het hoofd te laten afslaan.
Het neerschieten van gidsen. - In een journal van een civiel-gezaghebber
te Takengon werd officieel gerapporteerd, dat een gids, die een patrouille
had misleid, werd neergeschoten.
Gebrek aan troepen, systeemwreedheid en uitingen van persoonlijke
hardvochtigheid knagen aan ons beleid op Atjeh.
Doodelijke haat, afschuw en minachting is al, wat wij
in dien jarenlangen strijd van den Atjeher geoogst hebben.
Veel, zeer veel zouden wij nog kunnen schrijven over de heeren-diensten en het boetestelsel, de kanker en pest voor de pacificatie. Wij zouden kunnen vertellen hoe een majoor, civiel-gezaghebber van Pedir, de bevolking in heerendienst liet verhongeren; wij zouden u kunnen aantoonen, dat de in heerendienst in wording zijnde Gajoeweg de oorzaak is van alle klewangaanvallen en beroering in Peusangan, zooals ook deze gouverneur beaamde in een gesprek met éen zijner luitenants te Bireuën en in spijt van de verklaring van den Minister, dat de onrust in Peusangan niets te maken heeft met het werken aan den grooten Gajoeweg, enz., enz., enz. In verband met het boetestelsel zouden wij kunnen wijzen op de zg. kooien
of toetoepans in de bivaks, waar wanbetalers moeten brommen; over duizenderlei
dwaze boeteopleggingen, dank zij het
gemeen-verantwoordelijksheidsstelsel";
over
het z.g. "wegenfonds" zouden we het kunnen hebben; over de twee onnoodige
vredesparken in Koeta Radja, het overdadig groote marechaussée-kampement
te Lho Soekoeo, waar geen marechaussée ligt, de slechte gasverlichting
te Lho Seumawe, de thans vervallen renstallen te Lho'Nja, enz., enz,, enz.,
alles opgebouwd uit geïnde boeten van den Atjeher, waaraan de Atjeher
niets
heeft.
Voor den Atjeher wordt niet veel gedaan. Er is voor hem een moskee op Koeta Badja gebouwd, die bijna altïjd leeg staat ; voor landbouw en veeteelt wordt in de Onderhoorigheden niets noemenswaard gedaan ; voor cultures worden hier en daar door sommige civiel-gezaghebbers onbeduidende voorschotten gegeven, doch totaal onvoldoende en tegen zware borgstelling ; voor den handel wordt niets gedaan, hij wordt tegengewerkt, (sluiten der havens) ; rijke keudé's zijn er bijna niet meer; nijverheid bestaat niet, wordt ook niets voor gedaan. Patrouilleeren, neerleggen, onschadelïjk maken, kosteloos wegen
aanleggen, beboeten en verbannen vormen het huidig Atjeh-programma.
|
|
Introduktie geschiedenis Nederlands-Indië |
|
Governors-General of the Dutch East Indies |
|
Jan Pieterszn Coen en de uitroeiing van de bevolking op de Banda eilanden |
|
De moord op ruim 5000 Chinezen in 1740 |
|
Wie was Pattimura ? |
|
Wie was Diponegoro ? |
|
Het "verraad" van het huidige vakantie eiland Lombok en de "Schatten van Lombok" |
|
De pacificering van het huidige vakantie eiland Bali |
Ziet gij dien heldenstoet? Zij schoten op de vrouwen En drenkten 't land met bloed. De kwasten der banieren zijn darmen van een kind. Licht dat ge aan hun rapieren, nog vrouwenharen vindt. |
De Atjehse agressie oorlog. |
|
Book covers and references |
|
Photos and images of the Dutch East Indies |
Source |
mijn Nederlands-Indië links |
Back to the Dutch East Indies / Nederlands-Indië INDEX |
---|