(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Meteen naar het lijstje
Zoek je iets op deze pagina, maak dan gebruik van de CTRL + F zoekmogelijkheid
Alie, onze hoofdpersoon geniet hiervan het meest !!!
Op onze site hebben we er al heel wat, maar dan een beetje gerubriceerd, bijvoorbeeld :
Maar er duiken er natuurlijk steeds meer op, die eigenlijk ergens en nergens bij horen, dus doen we die maar gewoon allemaal bij en door elkaar. Hopelijk hebben ze wel iets met Rotterdam te maken, in ieder geval hebben ze met ons motto te maken :
- De uitdrukkingen van Alie
- De uitdrukkingen van Alie door haarzelf uitgelegd
- De denkertjes van Alie
- De versjes van Alie
- De limericks van Gerard
- De uitdrukkingen van Gerard's vrouw
- De markttaal van Rotterdam, door Tom
- De Rotterdamse uitdrukkingen van Tom
- Ode aan Rotterdam
- En natuurlijk onze populaire pagina (met mp3 links) over Koos Speenhoff,
maar hieronder nog veel meer van Koos- En natuurlijk ook onze Hendrik Tollens niet vergeten, kwam ook uit Rotterdam hoor
Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd
Maar we hebben er ook serieuze bij, soms zelfs historisch verantwoord, Aad natuurlijk weer....
Voor het gemak hebben we de eerste regels maar even onder elkaar gezet, ken je zelluf kiezen, joh!!
Ga gerust op zoo'n eerste regel staan met je muis, als de regel zoo rood oplicht, doe je even links klikken en pats boem, daar is het dan, geinig hè......
Wil je weer terug naar het overzicht, dan klik je op dezelfde manier op
Terug naar het lijstje Leuker kennen we het toch niet maken..........
T.g.v. de geweldig stijgende populariteit van onze site (dank, dank, dank!) worden de financiële lasten per maand voor onze Engelfriet site ook steeds hoger.....
En dus zijn we op zoek naar sponsors: zakelijk of privé.Interesse?
Graag kontakt opnemen met
hans@engelfriet.net
Iedere bijdrage is van harte welkom ! !
Historisch Nieuwsblad - 3 nummers voor EUR 9.00
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
Denksport Kruiswoord Varia - Kruiswoord Varia; de leukste variaties op de eeuwenoude kruiswoord hersenkraker.
AANBEVOLEN
Op zoek naar boeken over rijmpjes?
Klik dan op deze link
Zoek je iets anders dan rijmpjes?
Kan ook:
![]()
![]()
![]()
- Over Kasteel Weena
- Hing aan de Oostpoort, Bossu weet je wel
- Deze zijn van Gerard
D'r is nog nooit een kloniaal gestorreve
Opoe betaal de huur
Aan de muur van 't autokerkhof,
Jij komp vanavond de deur niet meer uit,
Geef me nog een druppie,
Oranjeboomstraat, Oranjeboomstraat.
We hebbe een potje met vet,
Moeder 'k heb zo'n mooie jonge,
De bruidgom dat is deze man
Kom Kerlieneke! Kom Kerlieneke! Kom!
Hoeperdepoep zat op de stoep,
En waarom zulle we treure,
Waar is gebleve
Meneer de baron is niet thuis
Zeg, James. Beste James
Morgenrood, uw heilig gloeien
Er wonen twee Waarden in Normen,
Elk weet, waar 't Almensch Kerkje staat,
Jan de Mulder
De groote stem der stad verstomt
Boven Gent rijst, eenzaam en grijst,
De Garnekwak
Wordt stil als in een stille droom
- Grafschriften
Door ketens, donder, lood en staal en bliksemstralen (Jan van Brakel)
De Heldt der Maes, Verminckt aen oog en rechterhandt (Cortenaer)
- Rotterdam verdient het
- Over het lot van Rotterdam
- Als iemand spreekt van 'kaakie' of van 'taretje'
- De Rotterdamsche conducteur zegt
- Conductrices tijdens WOII (Speenhoff)
- De Rotterdamsche Bruggenwachter (Speenhoff)
- De alarmerende agent (Speenhoff)
- Deze zijn van Aline
Weet je wat een Rotterdammer
Een gele krokus en een witte hyacint
- Brief van een oude moeder (Speenhoff)
- Dronken Tienus (Speenhoff)
- Opoe (Speenhoff)
- Van Heutsz en Atjeh (Speenhoff)
- Groetenis (Willem van Iependaal)
- Spotliedjes op het Delftsche Bootje, dat uiterst traag tufte over een rustige Schie
- Ingemetseld in een muur op de binnenplaats van het Hofje van Gerrit de Koker
- Ingemetseld boven de hoofdingang van het Burgerweeshuis in de Goudsewagenstraat
- Deze zijn van Ria
Zacht zingt de zee zangen van weemoed,
De nachtuil was verliefd van zin, oehoe!
Sikkels blinken, sikkels klinken, een variant Komt, vrienden in het ronde,
Ik ben geboren uit zonnegloren
Mijn oom die woont in China;
Toen onze mop een mopje was, maar dan als potpourri
Het Geuzenvendel op de thuismars
Voorbij
- Deze zijn van Marieke
Opoe, d'r wordt gebeld, in verschillende varianten
Moe, mag ik in de kas piese, kas piese, kas piese
Snijder, snijder,
Achter Breukelen kwam ik op de wereld
I'm Fine - How are you?, ja we doen 't ook in 't Engels hoor...
We wassen we wassen
The Night Before Christmas, weer in 't Engels hoor...
Een Nederlandse Amerikaan
De Koning van Siam
In de grote stad Zaltbommel
Heb jij gezien, die zwarte man
Ben je in Rotterdam geboren
Weet je wat een Rotterdammer
Een aapje wou eens lollig zijn
- Dorussie (Speenhoff)
- Deze zijn van Hanna
Sla, komkommer en andijvie, maar dan als potpourri
Maar ben je op zoek naar iets bijzonders en je kunt het niet vinden, probeer dan dit :
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster een woord uit een liedje in, bijvoorbeeld kikker of schutters en klik op ENTER
En nee, wij zijn niet verslaafd aan komputers
jij wel dus...????
Bijdrage 1
Nu leydt dit Hoff
Geheel tot stof
en d'ouwe steenen
Van Weena weenen
link
Terug naar het lijstje
Bijdrage 2
Den Grave van Bossu met de Spaanjaars bloetgierich
In 't jaar t ' seventien twee 'aprillis negende dach
Langs hier als vrint inquam en hebben gants schoffierich
Seer jammerlijck vermoort veel borgers met geklach
link
Terug naar het lijstje
Bijdrage 3
D'r is nog nooit een kloniaal gestorreve
van verdriet of sjaggerijn
En tijdens de huurstakingen, o.a. in Crooswijk vermoordde men de Onvoltooide van Schubert op deze manier:
Opoe betaal de huur
De huisbaas, die kijkt zo zuur
Opoe hangt uit 't zolderraam
gooit de piespot op zijn kaan
Opoe betaal de huur.
Naar een topper van Willie Derby:
Aan de muur van 't autokerkhof,
staat een ouwe chevrolet
Met twee lege achterbanden.
z'n benzinetank is lek.
En dit werd het refrein van Het land, dat ik liefheb :
Jij komp vanavond de deur niet meer uit,
je broek is gescheurd en je hemp hangt eruit 2x
Een gedeelte uit dit lied van Sjaak van der Velden (Rotterdam, 14-4-1954)
Jantje wou klimme
al over een hek
hij scheurde zijn broekie
en brak haast z'n nek
hij draafde naar huis toe
en riep aan de deur
O moeder m'n broekie is gescheurd
en m'n hempie hangt er uit
Dekselse jongen wat hebbie nou gedaan
je zondagse broek is geheel naar de maan
jij komp vanavond de deur niet meer uit
want je broekie is gescheurd
en je hempie hangter uit
Geef me nog een druppie,
geef me nog een druppie.
O, me lieve Augustijn
Geef me nog een druppie,
geef me nog een druppie.
O, me lieve Augustijn
O, Suzanna
wat is het leve wondersjeun.
O, Suzanna,
wat is het leve sjeun.
En ook deze was heel bekend:
Oranjeboomstraat, Oranjeboomstraat.
Leve de brouwerij.
Weg met al die sociale,
allemaal opzij
Oranjeboomstraat, Oranjeboomstraat
Leve de brouwerij!
We hebbe een potje met vet,
al op de tafel gezet.
Van je potje potje potje potje vet,
al op de tafel gezet.
Tweede couplet
We hebbe een potje met vet enz enz.
En dit lied kon zo uren doorgaan met allerlei variaties als: Volgende couplet. of weer een couplet en Zoveelste couplet.
Bij het touwtje springen zongen de meisjes :
Moeder 'k heb zo'n mooie jonge,
mag tie nou niet bove komme?
Nee Griet, bove komme mag tie niet.
Dan was er ook nog het alomgeliefde Sjiedewiedewiet sjing bom. De tekst kon steeds aangepast worden en werd meestal gebruikt om bepaalde dingen te hekelen. Maar op bruiloften werd er meestal een levensgeschiedenis van het bruidspaar op gezongen. Een voorbeeld :
De bruidgom dat is deze man
Sjiedewiedewiet sjing bom
Wat heeft-ie een mooi kloffie an
Sjiedewiedewiet sjing bom
Hoe hij dat nou betale kan?
Het antwoord ligt bij Ome Jan
Gloria victoria,
Sjiedewiedewiet sjing bom, sa, sa.
Gloria victoria,
Sjiedewiedewiet sjing bom.
Die ze moeder heb vermoord
en ze vader heb vergeve
die is nog veel te goed
voor het soldateleve
Maar eenmaal komp de tijd
dawwe de rotzooi gaan verlate
vervloekt zij' t regiment,
lang leve de soldate.
Vroeger huurde de Rotterdammers een bootje bij Vrouw Romein. Bijgenaamd de Kieteltuin en dan zongen ze
Kom Kerlieneke! Kom Kerlieneke! Kom!
We gaan naar vrouw Romein!
Daar moet het zalig zijn!
Terwijl ik de liedjes nog eens doorneem, schiet me dit liedje opeens te binnen :
Hoeperdepoep zat op de stoep,
kom laten we vrolijk weze.
Hoeperdepoep zat op de stoep,
kom late we vrolijk zijn.
Laat ohons, laat ohons,
vreugde maken vreugde maken.
Laat ohons laat ohons
vreugde maken onder ons.
Hier nog een paar "schone" teksten
Ja. dat krijg je met die warmte hè, het is nu 33C....
En waarom zulle we treure,
want de bajes is zo groot.
Van voore met twee deure
en van acht're met een sloot
En dit schone geheel nog een keer., op de wijs van de Rotterdamse vlag, Of op de wijs van O. sole mio
Waar is gebleve
mijn jonge leve?
Ik was pas zestien jaar
toen kwam de ooievaar.
Op verzoek van (een andere) Gerard en Diny :
Meneer de baron is niet thuis
Hij is nu al wekenlang van huis
Hij maakt een expeditie naar het noordpoolijs
De baron is al wekenlang op reis
Meneer de baron is wel thuis
Hij is nu al wekenlang in huis
Hij maakt geen expeditie naar het noordpoolijs
De baron gaat in jaren niet op reis
Uit mijn eigen geheugen nog een couplet. Het werd meer gezegd dan gezongen :
Zeg, James. Beste James
Ga meneer de baron eens halen.
Want James, beste James,
de baron moet een rekening betalen.
Ik ben de leverancier,
van de bitter van de borrel en het bier,
van de whiskey, van de rum, van d'advocaat.
Ga eens vragen hoe het met betalen staat?
Refrein:
Meneer de baron is niet thuis,
Hij is nu al wekenlang op reis.
Hij maakt een expededitie naar het Noordpoolijs
De baron is al wekenlang op reis.
Uiteindelijk kwamen Gerard en Diny met de allerbeste versie :
Meneer de Baron is niet thuis
Hij is nu al weken lang van huis
Hij maakt een expeditie naar het Noordpool-ijs
De Baron is al wekenlang op reis
Zeg James, waarde James,
Ga meneer de Baron eens halen
Want James, beste James,
de Baron moet een rekening betalen
Ik ben de leverancier
van de port en de sherry en het bier,
van de whiskey, de rum en advocaat
Ga eens vragen hoe het met betalen staat
Meneer de Baron is niet thuis
Hij is nu al weken lang van huis
Hij maakt een expeditie naar het Noordpool-ijs
De Baron is al wekenlang op reis
(geaffecteerd:) Zeg, James, beste James,
Ga meneer de Baron eens halen
Want James, beste James,
de Baron moet een rekening betalen
Hij kocht bij mij een pantalon
omdat hij zo de straat niet meer op kon
want z'n broek was versleten op den draad
ga eens vragen hoe het met betalen staat
Meneer de Baron is niet thuis
Hij is nu al weken lang van huis
Hij maakt een expeditie naar het Noordpool-ijs
De Baron is al wekenlang op reis
(engels accent:) Zeg James, dear James,
Ga meneer de Baron eens halen
Want James, beste James
'K wou meneer de Baron iets betalen
Ik ben Oom Kees uit Canada
en ik laat hem een massa dollars na
Ik ben blij neef es weer te zien
en ik schenk hem minstens een miljoen of tien
Meneer de Baron is wel thuis
Hij blijft nu al wekenlang in huis
Hij maakt geen expeditie naar het Noordpool-ijs
en hij gaat in geen jaren nu op reis
Meneer de Baron zit in bad
Daar zit hij nu al een dag of wat
Z'n kleren heb ik bij Ome Jan gebracht
Ik kan U zeggen: er wordt op U gewacht
Het lied Morgenrood van O. den Nobel / D. Troelstra :
Morgenrood, uw heilig gloeien
Heeft ons steeds de dag gebracht
Breek toch door, o lichtvernieuwer
In de grote volk'rennacht
Laat uw glorie hope geven
Hun die worst'len in de nacht
Geef hun moed in 't voorwaarts streven
Tot hun 't daglicht tegenlacht
Tot hun 't daglicht tegenlacht
Morgenrood, in worst'lend zwoegen
Hebben zij naar u gesmacht
En in de nachten, treurig duister
Uw verlossend werk verwacht
Roze gloed kleurt reeds de wolken
D'ochtendwind ruist door de blaên
Weldra is voor alle volken
't Schitterend zonlicht opgegaan
't Schitterend zonlicht opgegaan
Over normen en waarden
Twee slimmericken
Er wonen twee Waarden in Normen,
Die een hotelketen vormen;
Maar het zijn rare kwasten,
Ze geven hun gasten
Vaak voedsel met maden en wormen.
Twee zuinige Normen uit Waarden
Die konden in Waarden niet aarden;
De één zei: niet huilen,
We kunnen toch ruilen
Met twee rijke Wormen uit Naarden.
De Hoofdige Boer
A.C.W. Staring
Eene Zutphense Vertelling
Elk weet, waar 't Almensch Kerkje staat,
En kent de laan, die derwaart gaat,
Een duiker perst daar, onder 't spoor,
Zijn schuim tot in de Berkel door:
Al golft rondom de wintervloed,
Men komt ter preek met droogen voet,
Eens was het anders hier ter stee,
Wanneer een voord den weg doorsnee,
En 't brugje, naast die voord geleid,
Den smaad droeg van zijn nieuwigheid.
Ik vond een boek, dat meld daarvan,
Wat volgen moet, zoo 't rijmen kan.
De voord, dan min dan meerder diep,
Naar sloot en schiegrep stond of liep,
Was Almens gansche tempelschaar -
Vooral de Meisjes! tot bezwaar:
Met schade aan dure feestkleedij
Kwam menig aardig kind niet vrij;
Men raakte in 't zweet op 't lange pad;
Men vatt'e koude in 't modderbad;
En de ijver om ter kerk te gaan
Bragt buikpuin en geen stichting aan.
Kortom die voord was elks verdriet,
In Almens needrig dorpsgebied;
Van toen de Meid, _per_ bezemstok,
Den schoorsteen uit daar overtrok,
Tot, na verloop van eeuw en dag,
De Tooverkunst begraven lag;
Wanneer een Kerkedienaar kwam,
Die 't oud gebrek ter harte nam,
En, op een morgen, na 't sermoen,
Zijn woord aldus begon te doen:
"Mijn Vrienden, in mijn prillen tijd,
Ten herder van dit oord gewijd,
Zwom ik, met onbezweken trouw,
Mijn kudde voor, naar 't kerkgebouw.
Ook lìeden nog, hoe grijs van kin,
Schoot ik getroost den slibkuil in;
Maar 't wil niet meer, en blijft het dus,
Zoo heet ik ras emeritus.
Met droogen hoest en jicht bezocht,
Verlaat mij kracht en ademtogt.
Nog tweemaal als van daag doorweekt,
Eilaas, dan heb ik uitgepreekt!
Een Brug, op 't smalste, naast de voord,
Uit planken van 't geringste soort,
Ziet daar mijn wensch! Vergeet toch niet,
Wat ge in dien poel al schoenen liet!
Denkt aan uw kostlijk zondagsgoed,
Bedorven door dien moddervloed!
Ligt vindt gij, eer het werk verjaart,
Uw uitschot dubbel ingespaard;
En ik behoef dan baai noch drop,
En luik weer als een arend op!"
Hier zweeg den Man. Zijn aanspraak had
De luidjes bij hun zwak gevat.
Het stuk kwam ernstig op 't tapijt;
En wat men hoorde, wijd en zijd,
Was, viermaal dertig dagen lank,
Slechts palen, balken, rib en plank;
En, driemaal dertig andermaal,
Slechts planken ribben, balk en paal!
Ja, 't scheen zoo ver de Berkel vloeit,
Zou' ieder boord met hout beschoeid;
Of dat een reuzenzoldering
Den ganschen stroom verdekken ging.
Doch, met Aprilmaands lesten dag,
Moest blind zijn, die de brug niet zag!
Nog blinder, die met Julij kwam,
En niet van 't groen portaal vernam,
Ter dankbetoonende offerrand,
Door 't Maagdengild daarop geplant!
't Had reden! want, hoe kerksch men was,
De vlierpot bleef nu in de kas;
Kalmink noch sergie liep gevaar;
En schoenloos werd geen wandelaar.
Zoo groeide een wijsgegeven raad
Ten milden oogst van zegenzaad!
En toch, dat werk, met roem bedekt,
Hat Scholte Stugginks gal gewekt!
Daar kwam hij! Zonder ba of boe;
Gelaarsd, tot aan de heupen toe;
Een knubbelstok in iedre hand,
Kwam onze Paai, en stak van land,
Zoo vaak de preekklok werd gehoord,
De brug bezijden, in de voord!
Het vroegre kerkvolk, droog daarnaast,
Was van dit vreemd bedrijf verbaasd,
En 't vragen keek uit elk gezigt;
Doch ieder hield zich wijslijk digt:
De troep kwam later op het pad,
Waar Scholte Stuggink praat voor had:
Zijn makkers, uit den gulden tijd,
Dien vlieger, tol en bal verblijdt.
't Waarom en 't hoe bleef dus gespaard,
Tot Wolter, naar den eisch bejaard,
door gunstig toeval, juist van pas
Getuige van 't spektakel was.
"In Goos naam, zeg ons, Scholtebuur"
Hief Wolter aan "wat raarder kuur!
Hoe plomt gij ons zoo dol voorbij?
Geloof, de brug draagt _u_ en _mij_!"
"Ja" klonk het uit de modderzee
"De scholtebuur en gij zijn twee!
Gelooft hij niet wat gij gelooft:
Zoo menig mensch, zoo menig hoofd.
Zie daar! al werd uw brug van steen,
Toch zal ze Stuggink nooit betreen!
Wie eere geeft krijgt eer weerom:
Onze ouders waren ook niet dom!
Een brug valt ligt in een te slaan;
Onze ouders hebben 't nooit gedaan;
Zij gingen, waar nu Stuggink gaat,
Eeuw in eeuw uit, de modderstraat.
Al weten wij de reden niet,
't Is vast op goeden grond geschied;
En hebt gij hier een brug gemaakt,
Zoo hebt ge uw' ouders eer geraakt!
Laat dit genoeg zijn, Wolterbuur;
De klok houdt op; 't is negen uur.
Bouwt GIJ een BRUG om droog te gaan?
Ik kom er ook, met LAARZEN aan!"
En deze is op verzoek :
Jan de Mulder
Met zijnen leren kulder,
En zijn leren broekje aan,
Zoude zo geren
zonder lanteren,
zoude zo geren te vrijen gaan.
Hier is het vlees en daar is het vis,
en daar is het mannenkenpis.
Vlees en de vis, mannekenpis,
en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Hier is de zon en daar is de maan,
en daar is de kraaiende haan.
Zon en de maan, kraaiende haan,
en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Hier is het glas en daar is de kan,
en daar is de dronken Jan.
Glas en de kan, dronken Jan,
en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Hier is de hond en daar is de kat,en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Hier is het glas en daar is de kan,
en daar is de dronken Jan.
Glas en de kan, dronken Jan,
en daar is d'Oostindische rat.en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Hier is het glas en daar is de kan,
en daar is de dronken Jan.
Glas en de kan, dronken Jan,
Hond en de kat, Indische rat,
en daar is
de vogel die bedrieglijk is.
Laat mij ook maar eens meedoen aan de poeziegolf.
Een gedcht van Frederik van Eeden, met foto :
AVOND IN DE STAD
De groote stem der stad verstomt
en de nachtwind die in mijn venster komt
brengt een vaag en wonderlijk suizen
als zuchten der slapende huizen.
Mijn lamp brandt stil en suizelt zacht
en peinst zijn gepeinzen den langen nacht.
Ik staar in het heldere branden,
mijn katje speelt met mijn handen.
Hoe waren de dagen die verre zijn
toen mijn hart ontwaakte in den zonneschijn?
toen de geuren mij wekten der linde?
toen de kelken knikten der winde?
Waar heb ik de roze het eerst gegroet,
de bleeke, die groeit aan der duinen voet?
Mijn katje speelt in de schaduwen
der gordijnen, met ritslende klauwen.
Zie, bloemen en gras op mijn kleed, mijn boek,
een meidoorn bloeit in den kamer-hoek,
zie, bleekroode rozen omringen
mij rings, en dichte seringen...
Maar een schaduw valt en alle wijkt. --
Op de vensterbank zit mijn katje en kijkt
in de donkere diepte neder,
zijn staart slingert heen en weder.
Nu komen van over de zwarte stad,
nu stijgen op uit het wiegelend nat
van de kille, duistere grachten,
de kille, zwarte gedachten.
Ze zweven zwijgend door 't venster heen,
op iedere schouder zet zich één,
op mijn hoofd, mijn borst en mijn brauwen,
ze drukken met klemmend benauwen.
En dof hoort mijn oor het vaag gerucht
der nachtwind die weeklagend zucht,
de angstige droomen der huizen.
Mijn lamp blijft peinzend suizen.
Frerik van Eeden
Hier is de tekst van het mooi Klokke Roelant van Albrecht Rodenbach, 1856-1880
Boven Gent rijst, eenzaam en grijst,
Het Oud Belfort, zinbeeld van het verleden;
Somber en groots, steeds stom en doods
Treurt de oude Reus op het Gent van heden;
Maar soms hij rilt, en eensklaps gilt
Zijn bronzen stemme door de stede:
"Tril in uw graf, tril Gentse helden,
Gij, Jan Hyoens, gij, Artevelden:
Mijn naam is Roeland, ik kleppe brand
En luide storm in Vlaanderland !"
Een bont verschiet schept het bronzen lied,
Prachtig weertoverd mij voor de ogen,
Mijn ziel erkent het oude Gent,
Het volk komt gewapend toegevlogen.
Het land is in nood: "Vrijheid of dood !"
De gilden komen aangetogen.
Ik zie Jan Hyoens, ik zie de Artevelden;
En stormend roept Roeland de helden:
"Mijn naam is Roeland, ik kleppe brand
En luide storm in Vlaanderland !"
O heldentolk, o reuzenvolk,
O pracht en macht van vroeger dagen !
O bronzen lied, ik weet uw bedied
En ik versta het verwijtend klagen;
Doch wees getroost: Zie, het oosten bloost
En Vlaanderens zonne gaat aan het dagen.
"Vlaanderen die leeu !" Tril, oude toren,
En paar uw lied met onze koren,
Zing: "ik ben Roeland, ik kleppe brand,
Luide triomf in Vlaanderland !"
Op verzoek uit Volendam :
De Garnekwak
Wie rijk wil worden al op z'n gemak
Die doet er een streekie met de garnekwak
Falderalderie, falderaldera en hoera, hoera, hoera
Van de Volendammerhoek tot de rijzedam
Daar schep je je in de garne lam
Van de rijzedam tot het hoekie van de Nes
Daar vang je beslist een lit of zes
Van het hoekie van de Nes tot de Uitdammerhoek
Daar vang je de garne al met er je broek
Van de Uitdammerhoek tot aan het IJ
Daar vang je er ook nog wat aaltjes bij
Van het IJ tot aan het hard
Vang je de garne klein en zwart
Van het Hard tot aan het Gooi
Daar vang je de garne o zo mooi
Van het Gooi tot aan de Knaar
Daar vang je de garne kant en klaar
Van de Knaar tot Harderwijk
Daar vang je een aatje vol met blijk
Van Harderwijk tot in de Kuil
Daar zit het inkel vol met vuil
En komen ze dan 's morgens aan de stad
Dan vragen ze heb je Gerritje al gehad
En komen ze dan zaterdags bij Piet Jonk
Dan zegge ze dat het water stonk
En enkele zitten bij Martien
En vragen heb je Gerritje al gezien
En komen ze dan bij moeder de vrouw
Dan vraagt ze waar is m'n zooitje nouw
En zondags doen ze een dutje onder de preek
Om uit te rusten van die kwakkenweek
Ook op verzoek :
Wordt stil als in een stille droom
Komt avond om mij heen
en zachtjes ga ik dromend aan
de weefstoel van verleen.
En zachtje tel 'k de dagen weer
die door mijn vingers gleen-
En dromend zie 'k het dampend dal
door avondschemer heen
Daar is dezelfde heuvel waar
De zon vroeger verdween-
Daar zijn dezelfde dingen nog
Waarop zij vroeger scheen
Dezelfde boom en pad iets is
Toch anders dan voorheen
Zij waren stiller -vreemder- nog
Veranderde ik alleen
Daar liep ik -en daar lag ik toen-
Daar klom ik overheen
Het lijkt zoolang -zoolang al- en
't Is toch niet lang geleen
En langzaam om mijn dromend hoofd
Komen twee armen heen
En ik droom en waak en acht, ik weet
Niet of ik lag of ween.
En peinzend zie ik haar gelaat,
Dat buigt over mij heen -
En 'k zie haar aan , en weifel nog -
ben ik niet meer alleen
Terug naar het lijstje
Bijdrage 4
Op het grafmonument van Jan van Brakel in de St. Laurenskerk :
Door ketens, donder, lood en staal en bliksemstralen
Te vliegen, en een roof op 's vijands gronde te haalen
Was Brakels werk, die zijn triomf rukte uit de brand
Zijn naam en krijgsdeugd ciert zijn graf en vaderland
Op het grafmonument van Cortenaer in de St. Laurenskerk :
De Heldt der Maes, Verminckt aen oog en rechterhandt
En echter 't oog van 't roer, de vuyst van 't Vaderlandt
De groote Cortenaer, de schrik van 's vijands vlooten
D' ontsluyter van de Sondt leyt in dit graf beslooten
Terug naar het lijstje
Bijdrage 5
Rotterdam verdient het
Amsterdam verteert het
Den Haag beheert het
Terug naar het lijstje
Bijdrage 6
Over het lot van Rotterdam
Is al gedecideerd
Het eind is dat Schiedam
Het annexeert
Terug naar het lijstje
Bijdrage 7
Als iemand spreekt van 'kaakie' of van 'taretje',
Van 'heit ie', 'zeit ie', 'leit ie' of van 'plaas'
Of voor sigaat 't woord gebruikt 'segaretje'
Of spreekt van iemand met een * reuze praas
Wanneer hij zegt 'me zulle' en 'me benne'
Inplaats van kunnen 'kanne' zegt, of 'kenne'
En van zijn eigendom zegt *das fammijn'
Dan moet hij vast een Rotterdammer zijn.
Als iemand spreekt met 'hullie en met zullie'
Of 'mandes', 'kippes', 'naaldes', 'meides' zegt
Wanneer hij kletst van 'wullie' en van 'jullie
of zegt 'hij leit' inplaats van ligt of legt
Als hij inplaats 'wij zagen' zegt 'me zagge'
Plaats Lommerrijk betitelt 'Vrouw Remein'
Of als hij zegt 'dat mos gewoon niet magge'
Dan moet hij vast een Rotterdammer zijn.
Spreekt iemand van de Varkensteeg of Hooisteeg,
Van Breggesteeg ofJonkefrankestraat
Van Mannelaan, van Gapersteeg of Pensteeg
Of zelfs van Slikvaart of van Kwakernaat
Zegt hij nog 'Bontepaal' of 'Nieuwe Werk'
Of 'Ouwe Beestenmart' inplaats Hofplein
Zegt hij voor zestig centen 'twalef stuivers'
Dan moet hij 'n ouwe Rotterdammer zijn.
Als iemand spreekt van 'Slaak-kai' en van 'Staiger'
Van 'Rooie Zand' en 'Jonke-Franke-straat'
En als ie zegt 'me gaan een Blaakie-pikke'
En voor 'de Dijk' z'n hart nog vurig slaat
Wanneer-ie steeds nog spreekt van 't Delfse-bootje
Van "t Slagveld' en van 't mooie 'Calland-plein'
Zegt ie voor zestig centen 'Twaluf-stuiver'
Dan moet 't een Ouwe Rotterdammer zijn.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 8
De Rotterdamsche conducteur zegt :
Pas op je bene ... vol ... we gane rijjen
En blijf daar nou niet op die treeplank staan
Want strakkies sla je met je harses op de keien
En as't er waggebeurt heb ik het weer gedaan.
En U? ... een enkeltsje ... een kaart? Waffore?
Van vijf? ... nou zeg dat dan dan is 't er geen abuis.
Loop nou een stappie door tot helemaal na vore' ...
Die buite stane' willen ook na huis!
En wie nog meer? Wie moet er nog betalen?
't Is vol ... de vollegende fiezielant!
Ja, as je bene maak dan kèjenum nog hale:
Eindpunt van de bus voor 't binnenland!
We gaan weer vedder ... ja kom U maar bove'
Met je rooie luchtballon uit de bazar ...
De Puntegaalstraat? Kè-je net gelove' ...
Dan ga je met lijn 10 tot voor het abbetwar.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 9
Conductrices tijdens WOII (Speenhoff)
Daar zijn nu de conductrices,
Bezig in de drukke tram
Straks misschien wel wagenvoersters,
Aan de handle en de rem
In een keurig, fleurig pakje.
Met een rammelende tas
Doen die kloeke slimme meisjes,
Of dat jarenlang zoo was
Vrijgevochten vrijgezellen
Wagen er tien oogjes aan
En .... zelfs de zwaarstgehuwde mannen
Ziet men nu extra trammen gaan
Terug naar het lijstje
Bijdrage 10
Vroeger moest je, om de trein naar Utrecht te nemen, lopen van het Beursstation naar het Maasstation
link naar ons spoorwegen verhaal
link voor de leeuwen op de Koningsbrug....
De Rotterdamsche Bruggenwachter (Speenhoff)
Wanneer je aan het Maasstation
je treintje nog wil pakken,
Dan kan je voor de Leeuwenbrug,
'n Dik kwartier staan plakken.
En als je dan de Spaanscheka,
Nog haastig om wil loopen,
Dan is je trein natuurlijk weg,
En gaat de brug net open.
Blijf voor de hekken staan,
't Is toch niet eer gedaan,
Zing tot ze open gaan.
refrein:
Bruggewachter, bruggewachter,
draai 'm nou terug.
Bijt's op je tanden
Spoeg's in je handen,
Trek's aan de slinger,
an de slinger van de brug.
Wanneer je naar de beurs toe gaat
Dan kan 't je gebeuren
Dat je soms voor de Koningsbrug
Een uurtje loopt te zeuren.
Maar als je dan 't bootje neemt
En nog de beurs wilt halen,
Dan kun je voor je haast en spoed
Nog boete ook betalen.
Wanneer d'r brand is bij je thuis
En je de spuit gaat halen
Dan kan je voor een open brug,
Een dik kwartier staan dralen.
Wanneer ze dan op d'r gemak
Dat ding weer dicht gaan draaien
Dan is je boel verbrand
En ligt je vrouw gebraaien
Wanneer je vrouw een kleintje wacht
Ga j'om de dokter loopen
De bruggewachter draait de brug
Dan juist toevallig open
En als je aan 't schelden slaat
Van ezels en van ploerten
Dan krijg je een procesverbaal
'n Kind en een beroerte
Wanneer je al een uur of twee,
'n Meisje na bleef loopen,
Dan zet zoo'n kerel voor je neus
De brug tussen je open.
Ze lacht zich aan de overkant
Een aap om al je jachten,
En gaat er arm in arm vandoor,
Met 'n vent die op d'r wachtte.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 11
De alarmerende agent (Speenhoff)
De brandweer is in Rotterdam
Nog feller dan de felste vlam
Vlug neemt een troep klabakken
De brandsignaal-trompet te pakken
Zo was er eens een vierde klas
Die nog niet lang klabakkie was
Hij liep maar door en bleef maar fluiten,
En kwam ten letste fluitend buiten.
Liep langs Dordt en 't Hollands Diep,
En toen hij kalm de brug op liep,
'bleef hij steeds toeteren en schreeuwen,
Voor golven, vissen en voor meeuwen.
Zo kwam dat dienderachtig mens,
Weldra bij de Vlaamse grens.
Maar zonder daarop goed te letten,
Bleef hij maar moedig door trompetten.
Dus liep hij vele maanden lang,
Met zijn weemoedig brandgezang.
Langs bergen, velden en gehuchten,
Weerklonken zijne brandweerzuchten.
En op 't einde van zijn reis,
Vond hij zich dwalen door Parijs,
Hij blied zijn laatste adem uit,
Door zijn beminde brandweerspuit.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 12
Hebben wij dit ONVERGETELIJKE NUMMER van Dorus al ???
Weet je wat een Rotterdammer
Het mooist van Mokum vindt
Dibbe dibbe dib
Das de laatste trein naar Rotterdam
Dat weet het kleinste kind
Hij vindt Amsterdam wel aaaardig
Maar ie had (of doet?) een dubbele moord
Voor z’n metrose tunnel
En voor Feyenoord
Voor z’n metrose tunnel
En voor Feyenoord
Ken je deze nog????
Een gele krokus en een witte hyacint
Die stonden te vrijen
Op een plekkie uit de wind
Ze waren gelukkig
Zoo blij as een kind
Hij zoende die krokus
En zij de hyacint
Ze wilde gaan trouwen
Die witte hyacint
Dus ze ging naar de vader
Om de hand van dat kind
Maar pa wilde niet weten
Dat z’n kind werd bemind
Toen sloeg ie z’n krokus
Z’n bloedeigen kind
Hij zei:daar kan niets van kome
Weet wat je begint
De kleur van een crocus
Is heel anders dan van een hyacint.
EN HOE GING HET NU VERDER????
WIE HELPT???? Linda natuurlijk, onder het volgende singletje.......
Misschien dit singletje ?
Gelukkig was daar Linda, die dit aan ons opstuurde :
Dorus - Een gele Crocus en een witte Hyacint
Een gele Crocus en een witte Hyacint
Stonden te vrijen op een plekkie uit de wind
Ze waren gelukkig, zo blij als een kind
Hij zoende die Crocus, en zij die witte Hyacint
Hij wilde haar trouwen, die witte Hyacint
En ging naar haar vader, voor de hand van dat kind
Pa wilde niet weten, dat zijn kind werd bemind
En hij sloeg zijn Crocus, zijn bloedeigen kind
En vader zei: Daar kan niks van kommen, weet waar je aan begint
Want de kleur van een Crocus is heel anders als van een Hyacint
Dat wordt niks anders als ellende, waar je je ook bevindt
Maar alle geliefden, slaan die raad in de wind
Ze trouwden heel stiekum, en ze kregen een kind
Dat leek op een Crocus en op een Hyacint
En alle bollen negeerden de familie Hyacint
Hu, maar ach, die hadden daar geen oog voor, want je weet, liefde maakt blind
Toen, toen kwam er een expositie, van Narcis tot Hyacint
Ons echtpaar dat schreef gelijk in en natuurlijk ook voor hun kind.
En dat kreeg nou als beloning een krans met een lint
Vanwege zijn stamboom en zijn originele tint
Terug naar het lijstje
Bijdrage 13
BRIEF VAN EEN OUWE MOEDER
Mijn lieve zoon, je moeder laat je weten,
als dat ze jou geheel niet kan vergeten.
't Is negen uur, je vader is naar bed
en in mijn handen heb ik jouw portret.
't Is stil in huis maar voor dat ik ga leggen,
o jongenlief, moet ik je nog wat zeggen.
Dat ik van narigheid geen raad meer weet,
dat ik geen rustig stukkie brood meer eet.
Ik lig soms heel de nacht van jou te dromen.
Totdat de tranen in mijn ogen komen.
Ik ben al oud, het maakt me zo kapot.
't Is toch zo hard dat ik jou missen mot.
En vader wil jouw naam in huis niet horen.
Dat heeft-ie mij daarnet nog zo bezworen.
Wanneer ik soms maar even van jou praat,
vloekt hij me stijf, je weet wel hoe dat gaat.
En op je meissie mot je ook niet hopen,
die zag 'k 'n zondag met een ander lopen,
ze had die hoed, die jij haar gaf nog op,
die met die veer, die droeg ze op haar kop.
Van al jouw centen speelt ze nu de dame,
die kakmadam, ze most zich liever schame.
Nou jij voor haar de nor ben ingegaan,
nou loopt ze as een sloerie op de baan.
Maar hou je stil, dat zal haar wel berouwen.
Laat ze gerust met heel de buurt gaan sjouwen.
't Was niks voor jou, jij mot een ander wijf,
jij mot er een met voortgang in haar lijf.
Zoals Marie, je weet wel met die tanden,
daar zul je heel wat beter mee belanden,
die mag jou graag, dat weet ik al een tijd,
als ze maar durfde had ze 't jou gezeid.
Zij zorgt toch o zo goed voor 't werk en 't eten.
Ze breit je kousen als ze zijn versleten.
Door haar zal jij geen smerigheid meer doen.
En ook geen messen trekken net als toen.
Wanneer ik daaraan denk dan mot ik grienen,
jij kan met verven toch je brood verdienen.
En als je heel je straf heb afgedaan,
mot jij weer naar je ouwe baas toe gaan.
Al scheldt de buurt, daar mot je niet om malen.
We komme samen om je af te halen.
Marie en ik we wachten bij de poort,
met 'n schoon halfhempie en een staande boord.
Dan koop ik voor een dubbeltje sigaren,
je houten pijpie zal ik trouw bewaren,
en als je thuis komt is je potje gaar,
dan staat er spek met kroten voor je klaar.
Ik voel de slaap al in mijn ogen komen.
Je moeder gaat nou zeker van je dromen.
Want als ik jou niet overdag mag zien,
zie ik je in mijn droom vannacht misschien.
Dan zie ik jou in 't hoekie zitten roken,
en sta ik bij 't fornuis de pot te koken.
Vergeet je moeder niet, o jongenlief,
de lamp gaat uit, ik eindig nou mijn brief.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 14
DRONKEN TIENUS
Tienus was een toffe jongen,
met een sjokkie petje op,
en een neus, die net zo rood was
als een hete nagelkop.
En wanneer ze an 'm vroegen,
hoe die an die kokkert kwam,
zei die dat ie die moest hebben
voor zijn standbeeld in Schiedam.
Refrein:
Tienus wat loop ie te zwaaien,
hou de lantarenpaal vast.
Tienussie laat je nou raaien,
of je gaat weer in de kast
. Tienus wat loop ie te zwaaien,
hou de lantarenpaal vast.
Tienussie laat je nou raaien,
of je gaat weer in de kast.
Als tie 's morgens met een kater
naar z'n karrewei toe moest,
kocht ie onderweg een dikkop
voor de krampen en de hoest.
Als dan 's avonds tegen tienen,
zijn gestel geen pijn meer dee,
bracht ie voor z'n vrouw 'n blomkool
, of een kachelpijpie mee.
Refrein:
Op 'n avond kwam kwam die weer 's
met z'n schone handen thuis.
En hij zwaaide in de keuken
van de buurvrouw, per abuis.
Maar die sloeg 'r, toen ie aaide,
even met de trekpot op.
En z'n eigen vrouw die haalde
nog 'n haarspeld langs z'n kop.
Refrein:
Zondags ging ie met z'n jongen,
netjes aangedaan op straat.
En dan had tie 't over drinken
met 'n natte kameraad.
Tot ie, na z'n tiende taaie,
over blauwe knopen dacht,
en dan werd ie door z'n dreumes,
als een tol naar huis gebracht.
Refrein:
Onlangs werd ie door 'n diender,
wegens kennelijke staat,
aangemaand om door te lopen
met z'n natte kameraad.
Diender riep ie, we zijn nuchter
. 't Is voor 't eerst van deze week.
Juist omdat we nog zo schoon zijn,
zijn we allebei van streek Refrein:
Terug naar het lijstje
Bijdrage 15
OPOE
Opoe had d'r hele leven
voor d'r kinderen gesjouwd.
Al d'r jongens en d'r meisjes
waren na elkaar getrouwd.
Toen is opoe in gaan wonen
bij d'r jongste lieveling.
En daar wachtte ze geduldig,
tot ze naar 't kerkhof ging.
In 't begin was opoe alles,
ieder was haar aangenaam,
't warme hoekje naast de kachel,
't mooiste plaatsje voor 't raam.
Maar toen opoe's spaarbankboekje
helemaal was afgezet,
en toen opoe lam ging worden,
moest ze 's middags vroeg naar bed.
Eerst moest opoe naar de keuken,
had d'r lieveling gezeid,
toen moest opoe naar de zolder,
in de bedstee van de meid.
Maanden lag ze daar te suffen.
Niemand had meer medelij.
Tot de kleine meid kwam zeggen.
Dat d'r opoe niks meer zei.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 16
Heeft Aad een hele site over Atjeh en Van Heutsz (LINK naar Aad's verhaal over Van Heutsz) vind je in je boeken over Atjeh plotseling dit gedicht, van de Rotterdammer Speenhoff :
Van Heutsz en Atjeh
Weg, zei hij, met theorieën,
Weg met vechten op papier!
Al dat humanistisch kletsen
Geeft in oorlogstijd geen zier
Die de vuist wil doen gevoelen
Van het Hollandsche gezag,
Vecht met moed en bajonetten
Voor de Vaderlandsche vlag
Weg met stinkende traditie's,
Weg met mannen van gevoel!
Wat kan mij dat kletsen schelen
Overwinnen is mijn doel
Zoo heeft eens van Heutsz gesproken
En zoo heeft ie ook gedaan,
Atjeh is er door gewonnen,
Holland is er baas voortaan
Wie was Van Heutsz :
Op de meeste standbeelden van Van Heutsz heeft de volgende 'kloeke' tekst gestaan :
J.B. VAN HEUTSZ
GOUVERNEUR-GENERAAL VAN NEDERLANDS-INDIË
1904 TOT 1909
HIJ SCHIEP ORDE, RUST EN WELVAART
EN HEEFT DE VOLKEN VAN NEDERLANDS-INDIË
TOT EEN EENHEID GESMEED
maar dat is wel ten koste gegaan van naar schatting100.000 doden.....
1.000.000 gewonden.......
Misschien moeten ze dit er nu voor in de plaats beitelen, uit 1904, opgesteld door een 2e Kamerlid :
Wilhelmus van Nassaue,
Ziet gij dien heldenstoet?
Zij schoten op de vrouwen
En drenkten 't land met bloed.
De kwasten der banieren
zijn darmen van een kind.
Licht dat ge aan hun rapieren,
nog vrouwenharen vindt.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 17
Over Kaat Mossel heeft Willem van Iependaal ooit het volgende gedicht geschreven :
Groetenis
Zwaar en hevig aangebeden
Stedemaagd van Rotterdam
Groetenis van Pollie Piekhaar
Negen maanden rooie pan
Hoe is 't met de koue voetjes
Op je stoofie van arduin ?
altijd nog in pipse blommen
En geharrenaste tuin
Draagt die vis onder je sloffen
Nog een paalsteek in z'n roer,
Om de snuif te memoreren
Voor z'n mallemonstermoer?!
Kwijlt dat pelikanenkuiken
't Hartewater nog zo staag,
Over 't randje van de spoegbak
Uit de kronkel in z'n kraag?
Hangt je bronzen nachtgemakkie
Nog op onverlette lans?
Een April van 't geuzenvendel
Weer een inmaakkruidenkrans?
Zorgen mussen nog als vroeger
Voor de roofies in je haar?
Zakken 's nachts nog moede zwervers
Voor je voetjes in elkaar?
Wassen potten, stronken, kluiten
Nog zo welig in je tuin?
Vrijt jong Holland, steeds onstuimig,
Uwe Maagdlijkheid aan puin?
Altijd nog het ouwe praatje,
Datje 't met Zwart Jantje houdt?
Met een smakzoen van je Pollie!
Hou je tof hoor, schattebout!
Terug naar het lijstje
Bijdrage 18
Spotliedjes op het Delftsche Bootje, dat uiterst traag tufte over een rustige Schie :
O, dat zeemansleven, vare is m'n lust !
Op die wilde bare voel ik mij gerust
Ben ik oud geworde, dan word ik kapitein
Op 't Delftsche bootje : zeeman wil ik zijn
Vare, vare, dat is je ware !
Vare, vare, over die zee !!
Het Delftsche bootje is vergaan
Midden op de oceaan
en een kikker die het zag
Stikte bijna van de lach
Terug naar het lijstje
Bijdrage 19
Ingemetseld in een muur op de binnenplaats van het Hofje van Gerrit de Koker
'Wat staart ge, en vest uw hoop op deze Liefde-woning,
'Gij, die uit and*rer Deugd uw luiheid wenscht te voën?
'Onwaardigen, terug! voor u geen gunstbetooning,
'Waar 't groote doelwit is, verstandig wel te doen.
'Verzwakte werkzaamheid, die, na angstvallig slaven
'Vol zorg den grijzen dag, met schraal gewin verbeidt,
*Zij naad'ren, en zij alleen verheug'zich in de gaven
'Hier in dee'z stillen hof, haar vlijt ten steun, bereid.
'Zoo weet verlichte Deugd den edelsten der plichten,
'Naar 't heil der Maatschappij, naar Jezus wet te richten.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 20
Ingemetseld boven de hoofdingang van het Burgerweeshuis in de Goudsewagenstraat
D'opvoeding wakkre Vlijt beknopte zuinigheit
Lees- schrijf en rekenkunst, en 't noodig huisbeleid
Beschaven hier 't vernuft der arme Burgerweezen
De mededeelzaamheit verschaft hun onderstand
De Godvrucht wijst Hun 't pad naar 't Hemelsch Vaderland
Daar nimmer drukkend Kruis of armoed is te vreezen
Der Weezen vader koom, dit heilzaam werk te baat
Dan houd het Weeshuis stand zoo lang de Weereld staat.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 21
Zacht zingt de zee zangen van weemoed,
zacht zingt de zee angen van rouw.
Zacht ruist het stro onder mijn peluw,
zacht ruist het stro in mijn matras.
Zacht klotst de pap tegen mijn buikvlies,
zacht klotst de pap diep in mijn buik.
O, Manitou, leer ons toch strijden,
O, Manitou - hak ze tot moes!
Ter bemoediging hierbij ook nog de tekst van een kampliedje:
De nachtuil was verliefd van zin, oehoe!
Hij droomde van een nachtuilin, oehoe!
en sprak zijn liefje aldus aan:
"Wil jij met mij uit fietsen gaan?"
Oehoe, oehoe, oehoe!
Oehoe, oehoe, oehoe.
Ze beet verlegen op haar poot, oehoe!
een blosje kleurde haar wangen rood, oehoe!
ze zei geen neer, ze zei geen ja,
verwees hem naar mijnheer Papa.
Oehoe! (6x)
De nachtuil was van zessen klaa, oehoe!
en ging terstond naar d'uilenvaar, oehoe!
Maar spottend met zijn zielsverdriet,
zei d' oude heer: "je krijgt haar niet!"
Oehoe! (6x)
"De oudste uil uit mijn geslacht, oehoe!
werd op een kerkmuur grootgebracht, oehoe!
Mijn dochter is dus van natuur
te chic voor uilen uit een schuur!"
Oehoe! (6x)
De nachtuil was ten einde raad, oehoe!
De liefde maakte hem desperaat, oehoe!
En toen, van alle hoop beroofd,
schoot hij een kogel door zijn hoofd.
Oehoe! (6x)
De uilen waren aangedaan, oehoe!
en hieven luid een klaagzang aan, oehoe!
En weldra klonk nu het refrein
van uilenliefde en uilenpijn:
Oehoe! (6x)
Het kunstwerk van Staring:
Sikkels blinken, sikkels klinken
ruischend valt het graan.
Ken je deze variant?
Sikkels blinken, sikkels klinken
ruischend valt het graan.
Als u nu uw been ziet slinken
heeft u in de weg gestaan.
En zoo is het echt, aldus Gerard :
Sikkels blinken
Sikkels klinken
Ruisend valt het graan
Zie de bindsters garen
Zie in lange scharen
Garf bij garven staan
Slaat uw ogen
Naar den hogen
Alles kwam vandaar
Zachte regen daalde
Vriend'lijk zonlicht straalde
Mild op halm en aar.
En toen Ria zelf weer met :
HOE HEERLIJK ZIET HET AAN
Komt, vrienden in het ronde,
hoe heerlijk ziet het aan.
Propt happen in uw monden,
laat het niet langer staan.
Waarom nu langer nog gedraald?
We hebben niet voor niets betaald!
Hap, slok, kauw, slik, plemp aan,
zodat je dadelijk zeggen kunt:
"Ik heb mijn best gedaan."
Hap, slok, kauw, slik en plemp het aan.
(De laatste regel een beetje laten wegsterven bij het zingen!)
Het muziekje heb ik gemist, maar de rest doet me denken aan het gedicht Iris van Jacques Perk, dat zo begint:
'Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee.'
En dan vooral aan de anonime persiflage daarop:
'Ik ben geboren in Apeldoorn
en mijn zuster in Zierikzee.'
en hoe vinden we deze :
Mijn oom die woont in China;
daar leerde hij chinees:
awang woekie, awang.
Hij spreekt tegen zijn Mina
alleen maar Pekinees:
Awang woekie, awang.
Hij draagt een kimono
met rood-zijden kraag,
dat zien wij allemaal zo graag.
Mijn oom die woont in China,
daar leerde hij chinees:
awang woekie, awang!
KUN JE NOG ZINGEN, ZING DAN MEE!! en dus een potpourri....
Toen onze mop een mopje was
in Holland staat een huis
want wie zal dat betalen
we gaan nog niet naar huis wie Neerlands bloed in d'adren vloeit
al in een boerensloot
mijn zoete lieve Gerritje
zijn daden bennen groot
Er zaten zeven kikkertjes
in een hutje bij de zee
wie heeft de kleine Puk gezien
tarara boem di-ee
ik wou dat ik een vogel was
't is fijn daar aan de Rijn
een man, een man, een woord, een woord
Piet Hein zijn naam is klein.
Al in een groen groen knollenland
de geus komt om Den Briel
we varen tegen Engeland
in een blauw-geruite kiel
de vos zat in het kippenhok
wat zijn we heden blij
en dat we toffe jongens zijn
o, roosje op de hei.
Want Hanneke en Janneke
ben ik van duitsen bloed
een karretje op de zandweg reed
een daalder kost die hoed
en 't peerd van ome Loeks is dood
houdt er de moed maar in
nu komt hij alle dagen
voor land en koningin.
Zoo maar :
Het Geuzenvendel op de thuismars
Zij kwamen na jaren uit Brabant weerom
met vliegend vaandel en slaande trom,
en zagen de zon, bij het zinken,
op 't duin van hun vaderland blinken.
Zo rukken zij voort. 't Is de zee die hen trekt.
Maar ginds waar het gras hun gevallenen dekt,
is 't of hun een halt wordt geboden,
en houden ze rust bij de doden.
Kom, sla hier de trommel, en steek de trompet!
Maar langzaam en statig, als zij 't een gebed.
En treed met ons vaandal naar voren.
Zij zullen het Prinsenlied horen.
Zij zongen het saam om de heuvel geschaard.
Met de hand aan hun hoed, met de hand aan hun zwaard.
En plechtig, ver in 't ronde,
klonk 't lied van Aldegonde.
Toen sprak nog de hopman een: broeders, goenacht!
En 't vendel trok voort. Aan de kim, als een wacht
verhieven Hollands duinen
in 't avondrood hun kruinen.
Ook op verzoek :
Voorbij
Er ging iets moois voorbij,
Zo aan mij hoofd voorbij,
Vlak langs mijn hart voorbij -
Ik wist niet wat.
Ik deed mijn venster dicht,
En beî mijn ogen dicht,
En al mijn vingers dicht -
Of ik het had.
Ik keek mijn venster uit,
Zag naar de verte uit,
Hoog naar de hemel uit -
Of het daar stond.
Ik liep naar buiten toe,
Heel naar de verte toe,
Zo naar de hemel toe -
Of ik het vond.
Daar bij de wei daar zong,
Daar door de bomen zong,
Hoog in de hemel zong -
De lente een lied.
Ik zag een kindje gaan,
En nog een beestje gaan,
En nog een meiske gaan -
Dat was het niet.
'k Zocht bij de rozeboom,
Onder de pereboom,
Onder de appelboom -
Ik zag er niets.
Toen ben ik heengegaan,
Ben ik maar weggegaan,
Ben ik naar huis gegaan -
Zo zonder iets.
Ik nam mijn eigen hart,
Keek in mijn grote hart,
Diep in mijn lege hart -
Of het daar lag.
Tot de dag henen was,
Totdat het avond was,
Tot het zo donker was -
Dat ik niets zag.
Toen in de schemering,
Dacht 'k in de schemering,
Dat in de schemering -
Iemand mij riep --.
Toen heb ik zacht geschreid,
Heb ik heel stil geschreid,
Heb ik zo lang geschreid -
Totdat ik sliep.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 22
Ik ben net bij al de rijmpjes op bezoek geweest en vond er een andere variatie van een liedje, dat de laatste tijd in mijn hoofd zit te jengelen. De versie, die ik ken, gaat zo:
opoe, d'r wordt gebeld
het is de huis baas, die vraagt om geld
opoe gaat naar 't zolderraam
gooit de piespot op zijn kaan
opoe d'r wordt gebeld
het is de huisbaas, die vraagt om geld,
enz.enz.enz.
we kregen ook nog deze versie :
opoe betaal de huur
want de huisbaas is zo zuur
opoe nam de kinderstoel
sloeg de huisbaas op zijn smoel
opoe betaal de huur
want de huisbaas is zo zuur
verder heb ik de volgende nog:
moe, mag ik in de kas piese, kas piese, kas piese
moe, mag ik in de kas piese
in de Kaspische Zee gaan zwemmen?
moest (?) helaas met het geschreven woord het handje ermee lichten; het zingen was veel leuker - en volkomen onschuldig natuurlijk!
ik geloof niet, dat ik het volgende rijmpje al tegengekomen ben:
snijder, snijder,
maak mijn broek wat wijder
maak hem toch niet al te wijd,
dat ie van mijn --- afglijdt!
en omdat ik verder gewoon even totaal uitgepraat ben (ja, dat gebeurt soms echt), hang ik er ook nog een gezellig muziekje aan, al kunnen jullie dit niet horen, omdat ik echt wel aan jullie denk, want . . .
Achter Breukelen kwam ik op de wereld
En ik kriekte en ik kraaide van plezier
Mie vader zee al te'en mie moeder
Ach wat is ze toch een alleraardigst dier:
Rooie hare, grieze oge,
Hande, voete groter nog as mien
En hoe zel ons kindeke dan wel hieten
Jenneke is toch altijd beter dan Katrien
(2x):
En daarom Jenneke, leg niet te zenniken
En daarom Jenneke, zo zel het zien
En deze is heel mooi, wel in 't Engels...
I'm Fine - How are you?
There's nothing the matter with me,
I'm just as healthy as can be,
I have arthritis in both knees,
And when I talk, I talk with a wheeze.
My pulse is weak, my blood is thin,
But I'm awfully well for the shape I'm in.
All my teeth have had to come out,
And my diet I hate to think about.
I'm overweight and I can't get thin,
But I'm awfully well for the shape I'm in.
And arch supports I need for my feet.
Or I wouldn't be able to go out in the street.
Sleep is denied me night after night,
But every morning I find I'm all right.
My memory's failing, my head's in a spin.
But I'm awfully well for the shape I'm in.
Old age is golden I've heard it said,
But sometimes I wonder, as I go to bed.
With my ears in a drawer, my teeth in a cup,
And my glasses on a shelf, until I get up.
And when sleep dims my eyes, I say to myself,
Is there anything else I should lay on the shelf?
The reason I know my Youth has been spent,
Is my get-up-and-go has got-up-and-went!
But really I don't mind, when I think with a grin,
Of all the places my get-up has been.
I get up each morning and dust off my wits,
Pick up the paper and read the obits.
If my name is missing, I'm therefore not dead,
So I eat a good breakfast and jump back into bed.
The moral of this as the tale unfolds,
Is that for you and me, who are growing old.
It is better to say "I'm fine" with a grin,
Than to let people know the shape we are in.
het idee is om alles in gebaren mee te doen, lekker bijna ouwerwets de was doen! en het gaat zo:
we wassen we wassen
we wassen heel te vree
en al wie met ons wassen wilt
die wast maar met ons mee
en als dan het wassen weer is gedaan
dan kunnen we met z'n allen aan het wringen gaan:
we wringen, etc.
we hangen . . .
we strijken . . .
we vouwen . . .
we bergen . . .
met bij het bergen nu als laatste zin:
totdat we met z'n allen weer aan 't wassen gaan . . .
en dus alles overnieuw zingen en gebaren.
En dan speciaal voor de Kersemus :
The Night Before Christmas
'Twas the night before Christmas, when all through the house
Not a creature was stirring, not even a mouse.
The stockings were hung by the chimney with care
In hopes that Saint Nicholas soon would be there.
The children were nestled all snug in their beds,
While visions of sugarplums danced in their heads.
And Mamma in her kerchief, and I in my cap
Had just settled down for a long winter's nap,
When out on the lawn there arose such a clatter,
I sprang fom my bed to see what was the matter.
Away to the window I flew like a flash,
Tore open the shutter, and threw up the sash.
The moon on the breast of the new-fallen snow
Gave a luster of midday to objects below.
When, what to my wondering eyes should appear,
But a miniature sleigh, and eight tiny reindeer,
With a little old driver so lively and quick,
I knew in a moment it must be Saint Nick.
More rapid than eagles his coursers they came,
And he whistled and shouted and called them by name:
"Now, Dasher! Now, Dancer! Now, Prancer and Vixen!
On, Comet! On, Cupid! On, Donner and Blitzen!
To the top of the porch, to the top of the wall!
Now, dash away! Dash away! Dash away, all!"
As dry leaves that before the wild hurricane fly,
When they meet with an obstacle, mount to the sky,
So up to the housetop the coursers they flew
With a sleigh full of toys and Saint Nicholas, too.
And then in a twinkling I heard on the roof
The prancing and pawing of each little hoof.
As I drew in my head and was turning around,
Down the chimney Saint Nicholas came with a bound.
He was dressed all in fur from his head to his foot,
And his clothes were all tarnished with ashes and soot.
A bundle of toys he had flung on his back,
And he looked like a peddler just opening his pack.
His eyes - how they twinkled! His dimples - how merry!
His cheeks were like roses, his nose like a cherry!
His droll little mouth was drawn up like a bow,
And the beard on his chin was as white as the snow.
The stump of a pipe he held tight in his teeth,
And the smoke it encircled his head like a wreath.
He had a broad face and a round little belly
That shook when he laughed, like a bowl full of jelly.
He was chubby and plump, a right jolly old elf,
And I laughed when I saw him in spite of myself.
A wink of his eye and a twist of his head
Soon gave me to know I had nothing to dread.
He spoke not a word but went straight to his work,
And filled all the stockings; then turned with a jerk,
And laying his finger aside of his nose,
And giving a nod, up the chimney he rose.
He sprang to his sleigh, to his team gave a whistle,
And away they all flew like the down od a thistle.
But I heard him exclaim ere he drove out of sight,
"Happy Christmas to all and to all a good night!"
nog wat versjes, die door mijn hoofd spoken
Een Nederlandse Amerikaan
Een Nederlandse Amerikaan, die zie je al van verre staan
Een Nederlandse Amerikaan, die zie je al van verre staan
Refrein:
Van voor naar achter van links naar rechts,
Van voor naar achter van links naar rechts,
Van voor naar achter van links naar rechts,
Van voor naar achter van links naar rechts,
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop, er zit geen enkele haar meer op
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop, er zit geen enkele haar meer op
Zijn buik lijkt wel een luchtballon, ik wou dat ik er in prikken kon
Zijn buik lijkt wel een luchtballon, ik wou dat ik er in prikken kon
Zijn hemd lijkt wel een prentenboek, het hangt een meter uit zijn broek
Zijn hemd lijkt wel een prentenboek, het hangt een meter uit zijn broek
Zijn broek die hangt hem op zijn kuit, gestreepte sokken er onderuit
Zijn broek die hangt hem op zijn kuit, gestreepte sokken er onderuit
De Koning van Siam
De koning van Siam, die had het zo koud,
toen heeft ie zijn hoofd in de kachel gedouwd (2x)
Hij moest van zijn vrouw een paar boodschappen doen:
een pak lucifers en een lapje katoen (2x)
De koning van Siam, die kocht ook azijn,
dat smaakt op de pudding verrukkelijk fijn (2x)
Hij deed die azijn toen al in een vergiet,
dat was wel niet slim, maar dat hinderde niet (2x)
Toen de koning weer thuis kwam, toen zei er zijn vrouw:
"Ben jij nou een koning, wat heb ik aan jou?" (2x)
De koning van Siam, die kreeg het benauwd,
toen heeft ie zijn hoofd in de kachel gedouwd (2x)
De koning van Siam, die is nu kapoet,
dat komt er nou van als je boodschappen doet (2x)
In de grote stad Zaltbommel
In de grote stad Zaltbommel, bommel
heerste grote watersnoo-oo-oo-ood.
En zo menig arme drommel, drommel,
die niet zwemmen kon ging dood.
Refrein:
En te midden van die rommel, rommel,
dreef de torenspits van Bi-ba-bommel.
En te midden van die rommel, rommel,
dreef de torenspits van 'Bommel in het rond.
Een matroos met houten benen, benen,
en een rode zwembroek aa-aa-aa-aan,
zat er als een kind te wenen, wenen,
want zijn schip was net vergaan.
Op een vlot van houten planken, planken,
zat een grote herdersho-o-o-ond,
heel erbarmelijk te janken, janken,
omdat hij zijn baas niet vond.
In een mand met verse broodjes, broodjes
zat des bakkers jongste ki-i-i-ind;
zwaaiend met z'n blote pootjes, pootjes
en stonk uren in de wind.
De twee kosterszoontjes zaten zaten
op het puntje van het da-ha-ha-hak,
en zij vingen stekelbaarsjes, baarsjes,
in een ouwe collecteza-ha-ha-hak.
Heb jij gezien, die zwarte man
Heb jij gezien (2x), die zwarte man (2x)
die gist'ren kwam (2x), uit Rotterdam (2x)
hij was zo zwart (2x), als schoenensmeer( 2x)
maar hoe je ook keek (2x), hij was een heer (2x)
Wat zocht hij daar, wat zocht hij daar?!
Hij zocht een fortuintje maar niet zo heel klein.
Hij hoopte 't te vinden want rijk wou hij zijn.
Ben je in Rotterdam geboren
Of je Lee Towers heet of Bruis of Ketelbinkie
of je een donkieman bent of cargadoor
of je in Kralingen ken wonen in een villa
of op een zoldertje in Crooswijk drie hoog voor,
we hebben ergens in een hoekie van ons boddy
een warrum plekkie voor de havens en de zee
en als we 's nachts de stoomfluit horen van een zeeschip
dan reist ons hart een eindje met zo'n stomer mee.
refrein:
Ben je in Rotterdam geboren
op het Noordplein of Katendrecht
dan ken je van geen vreemde horen
dat ie van Rotterdam iets zegt
want voor me haven en me Blaakie
voor me Coolsingel en Hofplein
geef ik subiet me laatste knakie
daar ken 'k alleen me eigen zijn.
Ik ben een beetje zeeman en een beetje landrot
ik ben een betje klerk en een beetje lichtmatroos
als ik aan de haven sta en kijk naar al die schepen
dan, Rotterdam, ben ik op jou altijd weer groos
want ook al hebben ze je centrum zwaar geschonden
je bent nog altijd hetzelfde Rotterdam voor mij
en om hier van mijn trouwe liefde te getuigen
zing ik voor jou, m'n stad, nog één keer dit refrein.
refrein
Weet je wat een Rotterdammer
Weet je wat een Rotterdammer,
Het mooist van Mokum vindt?
Da's de laatste trein naar Rotterdam,
Dat weet toch ellek kind.
Hij vindt Amsterdam wel aardig,
Maar hij doet een dubbele moord,
Voor z'n metro, z'n tunnel, en voor Feyenoord.
Door Ajax-fans werd dit al snel veranderd in:
Weet je wat een Rotterdammer,
Het mooist van Mokum vindt?
Da's de eerste trein naar Rotterdam,
Vooral als Ajax wint.
Hij vindt Amsterdam niet aardig,
En hij doet een dubbele moord,
Voor z'n metro, z'n tunnel, en zijn Feyenoord
En dit zit vast in mijn hoofd vanavond (voor geen reden, die ik weet), en het gaat zo:
een aapje wou eens lollig zijn
en beet in de billen van de kapitein
de kapitein werd vrees'lijk boos
en stopte 't aapje in de pillendoos
de pillendoos ging ooopen
het aapje kon weer looopen
het aapje kon weer lollig zijn
en beet in de billen van de kapitein
de kapitein enzovoort enzovoort
ad infinitum
Terug naar het lijstje
Bijdrage 23
Via een deeplink, dus zou die het wel eens niet meer kunnen doen....., kun je Koos Speenhoff het lied ook horen zingen :
DORUSSIE UIT HET ARMHUIS
Dorus was al vijftien jaren in het Armhuis uitbesteed
Dorus was een ouwe snoeper die nog graag een grappie deed
Altijd zindelijk en netjes, altijd opgepoetst en knap
Ging die op z'n uitgaansdagen, met twee dubbeltjes op stap.
Dan zei z'n kameraad, die naast 'm liep op straat:
"Dorussie mot er weer herrie van komen
Dorussie, Dorussie, hou je nou stijf
Morgen dan hoorie de dokter weer brommen
Morgen dan hebbie weer pijn in je lijf."
Eerst liep Dorus langs de Kruiska en daar kocht ie Negeret
En 'n dubbeltje sigaren die stak ie in z'n pet
Dan ging Dorus aan het pruimen, en hij rookte een sigaar
En hij pruimde en hij rookte, heel de rommel door mekaar.
De jongens van de Ka, die zongen 'm al na:
"Dorussie mot er weer herrie van komen
Dorussie, Dorussie, hou je nou stijf
Morgen dan hoorie de dokter weer brommen
Morgen dan hebbie weer pijn in je lijf."
Dikwijls ging ie op een middag met z'n ouwetje d'r vandoor
En daar kocht ie pepremuntjes of een onssie koffie voor
In het Park en op een bankie, was ie in z'n element
En dan zei ie "Potverdoossie, ik ben nog een jonge vent!"
Z'n oudje lachte dan, en zei: "Stel je niet an":
"Dorussie mot er weer herrie van komen
Dorussie, Dorussie, hou je nou stijf
Morgen dan hoorie de dokter weer brommen
Morgen dan hebbie weer pijn in je lijf."
Dorus zag een aardig meisje dat het stoepie stond te doen
Dorus keek eens naar d'r kuiten en op streek kwam Dorus toen
Toen ie zich niet goed kon houden, gaf die meid een harde gil
Want hij kneep in het voorbijgaan, even stiekem in d'r ... arm.
Een bakker die het zag, riep stikkend van de lach:
"Dorussie mot er weer herrie van komen
Dorussie, Dorussie, hou je nou stijf
Morgen dan hoorie de dokter weer brommen
Morgen dan hebbie weer pijn in je lijf."
Klik hier voor Dorussie uit het Armhuis
(wav, 462kB, 2min 36sec)
Terug naar het lijstje
Bijdrage 24
Bij deze een versje dat ik van mijn moeder heb geleerd zo'n 50 jaar geleden.Het is volkomen nonsens, maar daarom juist wel grappig. Het is al van voor de oorlog, dus misschien kent Tante Alie het ook wel
Sla, komkommer en andijvie
en we gaan naar Amerika.
Opgenomen moet je wezen
opgenomen moet je zijn.
En er staat op de deur geschreven:
twee violen en een bas, bas, bas
en een strijkstok en geen garen op de klos
geen vuur meer in stoof.
En alle mooie meisjes zingen:
Laat het molentje maar draaien.
Toen het kermis was
kwam ik een meisje tegen
ik vroeg aan haar hoe laat of het was.
De heren van de stad
die hebben altijd wat.
Nu hebben ze uitgevonden
belasting op de honden.
In naam van Oranje doe open de poort
dat doe ik niet, dat wil ik niet.
Alle eendjes zwemmen aan de
oe-oever va-an de snelle vliet.
En we zingen met elkaar
in een hele grote schaar:
en we gaan nog niet naar huis
nog lange niet, nog lange niet.
En we gaan nog niet naar huis
m'n moeder is niet thuis.
Aju wij moeten, elkander groeten,
aju, vaarwel, tot we-e-ederziens.
En ga je met me wandelen
ga je met me mee?
'k Zal je goed behandelen
zeg maar ja of nee.
Geef me maar een hand,
geef me maar een zoen,
want morgen dan kun je dat niet meer doen.
Terug naar het lijstje
Bijdrage 25
Terug naar het lijstje
Er komen er nog veel meer, dus......
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|