(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
In ons 2e Bossu verhaal kun je al iets lezen over o.m. de eerste Protestanten in Rotterdam:
Huybert Duyfhuys
de laatste pastoor van de St. Laurenskerk (1556 - 1572)
LINK
Inmiddels is de magistraat op de goede gedachte gekomen den (laatste) pastoor van de St. Laurenskerk, Huybert Duyfhuys, die door zijn populariteit veel invloed heeft op het volk, als afgezant naar de Oostpoort te sturen om te probeeren het volk met goede ende godtsalige middelen ende vermaningen tot gehoorzaamheid te brengen en werkelijk, waar bevelen hebben gefaald, slaagt de overredingskracht van den pastoor er in, den weerstand te overwinnen.
De menigte, ontnuchterd door de nachtwake, begonst hem te laeten geseggen, dat men die poorte openen soude ende die soldaeten in een cleyne getalle laeten passeren.
De Spanjaarden plunderen Delfshaven
De latere Delfshavensche predikant Bussingh vertelt hiervan niet zonder pathos: Mij dunkt, ik zie de ontmenschte wreedaarts, wier handen nog van 't bloed der onschuldige Rotterdammers rookten, den bebloeden dolk in 't hart van onze vaderen dringen en jong en oud, zelfs weerlooze vrouwen en kinderen aan hunne bloeddorst opofferen
Onmiddellijk na het vertrek der Spanjaarden zoeken en krijgen de rebelsgezinde leden van de Rotterdamsche Vroedschap contact met de Staten van Holland, die den 19en Juli te Dordrecht zijn samengekomen. De Ridderschap (Hoge Adel) is daar vertegenwoordigd door twee leden en de steden Dordrecht, Haarlem, Leiden, Gouda, Gorcum, Oudewater, Alkmaar, Enkhuizen, Medemblik, Edam en Monnikendam hebben er alle hun gecommitteerden heen gezonden.
Marnix van St. Aldegonde ontvouwt er als gemachtigde van den Prins van Oranje een programma, dat allereerst wil voorzien in den dringenden geldnood en verder o.a. erkenning vraagt van Oranje als stadhouder in naam van den koning. 19 en 20 Juli reeds vereenigen de Staten zich met deze voorstellen, terwijl zij bovendien de verklaring afleggen, dat Katholieken en Calvinisten beide vrijelijk hun godsdienst zullen mogen belijden tot hierover door de Staten anders zal zijn beschikt.
5 Dagen later sluit het Rotterdamsche stadsbestuur zich bij de partij van den opstand aan, 9 vroedschapsleden brengen de stad aan de zijde van den prins, de brouwers Verhaven, Van der Stock en Van Bijlenburch, de lakenververs Kievit en Van Muylwijck, de korenkooper Van Driel, de wijnkooper en haringreeder Van Huytgenshoeck, de zeilmaker Van Neck en de kruidenier en apotheker Clinckebel.
Wilhelmus van Muylwijck
De eerste burgemeester van Rotterdam benoemd door Willem van Oranje
op 29 augustus 1572
Lumey komt den 25en Juli in de stad en eischt de kerkschat van St. Laurens, die door goudsmeden getaxeerd wordt op een waarde van ruim 2299 ponden Vlaamsch, tot betaling van zijn krijgsvolk op. Later brengen de burgemeesters dit bedrag in rekening aan de Staten, als voorschot ten behoeve van de gemeene zaak.
Gedurende de eerste maanden na den overgang van Rotterdam wordt het gelijkheidsbeginsel, door de Staten op het stuk van den godsdienst aanvaard, blijkbaar in acht genomen. Wel heeft de stad geen eigen pastoor meer sinds de vlucht van Huybert Duyfhuys, maar de St. Laurens blijft voorloopig nog voor den Katholieken eeredienst ingericht. Brandt heeft ons het verhaal van Duyfhuys' vertrek overgeleverd: kort na den intocht van Bossu's troepen in Rotterdam roept een Spaansch priester in een preek voor zijn landgenooten in de parochiekerk uit Ook déze kerk is met Lutherij besmet en de oorzaak daarvan is hier tegenwoordig, maar het zal niet lang duren of men zal een vuur onder hem stoken.
De pastoor, die zelf geen Spaansch verstaat, wordt door een schipper, die op Spanje vaart, op de beteekenis van deze woorden opmerkzaam gemaakt, hij wacht niet, tot de daarin gelegen bedreiging ten uitvoer wordt gelegd, maar ontvlucht de stad en zal later nog een rol van beteekenis in het kerkelijk leven te Utrecht spelen.
De door zijn vertrek opengevallen plaats wordt niet vervuld. Van de te Rotterdam wonende priesters is er geen in staat om deze verantwoordelijke functie naar behooren te vervullen. In de tweede helft van het jaar 1572 zijn nog maar 5 priesters van de heele voormalige geestelijkheid aan de St. Laurens verbonden en deze leven allen in concubinaat.
De dienst wordt in die dagen waargenomen door rondreizende predikers; met zekerheid is ons dat bekend van Martinus Duncanus, den voortvluchtigen pastoor van de Oude kerk te Delft, die den 12en November in de St. Laurens de H. Mis opdraagt. Het is tevens de laatste Katholieke godsdienstoefening te Rotterdam, twee dagen later laten de burgemeesters zooveel mogelijk alle beelden en altaren uit de kerk verwijderen, zoodat den dag daarop de eerste Hervormde eeredienst in een passend milieu kan plaats vinden.
Het volgend jaar wordt het opruimingswerk voortgezet en in 1575 besluit de stad, de nog onder haar berustende ornamenten door de thesauriers te haren behoeve te laten verkoopen.
Nadere bijzonderheden over de wijze waarop de "alteratie" in zijn werk is gegaan, zijn helaas onbekend. Maar het feit, dat de kroniekschrijvers eenvoudig volstaan met te constateeren, dat den 15 den November de eerste Calvinistische predikatie in de voormalige parochiekerk wordt gehouden, wekt het vermoeden, dat ernstige ongeregeldheden achterwege zijn gebleven.
Citaat uit dit verhaal:
De Beeldenstorm in de Nederlanden begon op 10 augustus 1566 te Steenvoorde, in het Westerkwartier, ten zuiden van de huidige Belgisch-Franse grens. Na een hagenpreek van (ex-monnik) Sebastiaan Matte trokken zijn toehoorders, onder leiding van Jacob de Buysere, naar het klooster van Sint Laurentius om er de beelden stuk te slaan.
Op 10 augustus 1566 werd het klooster van Sint Laurentius bestormd en van binnen geheel vernield.
Dit was het begin van de beeldenstorm die een maand lang door de Nederlanden zou razen. De interieurs van veel kerken en kloosters werden daarbij vernield. Op 20 augustus zou de beeldenstorm Antwerpen bereiken en erna overslaan naar het Noorden.
Honderden kerken, kloosters, kapellen en hospitalen moesten het ontgelden. In Noord-Nederland bleef de schade over het algemeen beperkt door doeltreffend ingrijpen van de plaatselijke vroedschap, zoals die van Rotterdam.
Honderden kerken en kloosters werden door een vaak uitzinnige menigte verwoest. Sommige predikanten jutten hun volgelingen op en daar waar de vroedschap openlijk of in stilte met het nieuwe geloof hadden gesympatiseerd, was de schade natuurlijk het grootst.
De vroedschap van Rotterdam was zoo verstandig om de gebeurtenissen niet af te wachten en liet, na de eerste berichten over de Beeldenstorm, uit voorzorg de St. Laurenskerk - de hoofdkerk en enige parochiekerk - sluiten.
Er wordt slechts van één incident in Rotterdam melding gemaakt, namelijk de onthoofding van een Christusbeeld in 1566 op het kerkhof door Jacob Snap. Jacob Snap werd voor deze daad onthoofd, want zijn daad werd gezien als godslastering.
De St. Laurenskerk werd dus niet beschadigd en ook de geestelijken werden verder met rust gelaten.
Dordrecht en Gouda waren de twee andere steden in (Zuid) Holland die niet door de Beeldenstorm werden getroffen.
Haarlem bleef als enige stad in het Noorden vrij van een beeldenstorm. Ook daar had het stadsbestuur maatregelen genomen om te voorkomen dat vernielingen aan de kerken zouden worden aangericht.
In Rotterdam trad kort na de gebeurtenissen in augustus 1566 een groep protestanten op, die zichGereformeerde gemeente van de inwonenden van Rotterdam
noemde en samenkomsten met prediking hield aan de Maas, buiten de stadspoorten. Deze groep verzocht het stadsbestuur godsdienstoefeningen in de stad te mogen houden.
Deze groep gereformeerden van het eerste uur bestond slechts uit 31 personen. De leider was een zekere Cornelis Boon, de rector van de Latijnse school, en de woordvoerders, Willem van Wiltenburg, Lenert Say, Pieter du Bien, Olivier van Donisvelt, Anthonis Joosten en Jan Pesser.
Vijf van hen speelden een belangrijke rol op politiek gebied nadat Rotterdam in 1572 voor de Opstand had gekozen. We mogen aannemen dat aanvankelijk ook Jacob Snap, de Rotterdammer die het Chistusbeeld op het kerkhof onthoofdde, bij de groep heeft gehoord.
Nadat de vroedschap het verzoek van de gereformeerden had afgewezen om binnen de stad samenkomsten te mogen houden, kwamen zij bij elkaar in de huizen van een van de leden van de groep, natuurlijk aanvankelijk achter gesloten deuren. Tijdens de samenkomsten werden huwelijken voltrokken en kinderen gedoopt. Weliswaar verboden, maar kennelijk door het stadsbestuur gedoogd.
De groep had haar eigen predikant, Aelbrecht van Houff of Hovius, een ex-norbertijn, die in 1567 werd opgevolgd door Adriaan Damman, een uit Gent gevluchte Protestant, een van de eerste religieuze vluchtelingen uit het zuiden: LINK .
Maar natuurlijk hebben we op onze site ook een verhaal over o.m. de katholieken in Rotterdam tijdens de 80-jarige oorlog: LINK
Klik hier voor de overige kerk verhalen op onze site |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|