(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Heren Sociëteit Amicitia aan de Zuid-Blaak
LINK
Zowel in de 19e eeuw als in het begin van de 20e eeuw bezochten veel Heeren van Stand de Heren Sociëteit Amicitia aan de Blaak. Op onze site hebben we al dit over Heren Sociëteit Amicitia:
Citaat uit dit verhaal:
Het gemeentebestuur, dat is eigenlijk de Gemeenteraad
Weliswaar staan aan het hoofd der stad een burgemeester en vijf wethouders, mitsgaders een leger ambtenaren, maar hun licht wordt verduisterd door de glorie, die de gemeenteraad ontsteekt
Ach, hij is ons zoo dierbaar.
Schouwburgen en concertzalen zijn leeg, de ondernemers klagen steen en been, maar in de Raadszaal zijn alle beschikbare plaatsen trouw uitverkocht en vele burgers en burgeressen kunnen geen toegang meer krijgen
De gemeenteraad dan bestaat uit 45 dames en heeren
Voorheen waren er minder, omdat de stad toen kleiner was en er dus minder te praten viel en zij werden toen niet gekozen door de burgerij, maar door de leden van de aloude Sociëteit Amicitia op de Zuidblaak
Deze sociëteit bestaat nog, maar zij kwijnt
Sinds zij niet meer voor allerlei openbare lichamen de leden aanwijst, heeft zij haar beteekenis verloren, en de achtbare heeren, die er toe kunnen toetreden, vinden haar geen f 60 contributie meer waard.
't Ging toen zoo :
Midden in een partijtje omber legden aan twee of drie tafeltjes de leden hun kaarten neer, geeuwden eens, bestelden nog een grokje en één zei er "Als we vanavond den gemeenteraad weer eens samenstelden. Er is, geloof ik, binnenkort weer verkiezing'
Dan haalden de anderen hun agenda's voor den dag, waarin ze, op den datum van 1 April, een naam hadden genoteerd van een vriend, een neef of een broer, en met den oudste te beginnen noemden ze zoo'n naam
Wie door Amicitia een paar jaar geleden al was aangewezen als lid van het Armbestuur, de Soepcommissie, de Spaarbank of het Toezicht op het openbaar lager onderwijs, had daarmee zijn geschiktheid voor den Gemeenteraad bewezen
Een gemor van afkeuring ging door de societeits-zaal als er een naam werd genoemd van een niet-lid van één dier colleges . Dat was verwatenheid, dat kwam niet te pas, die meneer was nog niet droog" achter zijn ooren
Veel moeite gaf de verkiezing tenslotte niet. Zitten laten wat zit en voor de vacatures wat nieuw bloed, dat echter al minstens veertig of vijftig jaren door nette aderen moest hebben gestroomd
De namen werden op een lijst geschreven, in het ballotage-kastje opgehangen en afschriften werden aan de krant gestuurd, de deftige krant, de Nieuwe Rotterdammer , waarop de kiezers, voor een klein deel overigens, er een eer in stelden de namen, op een velletje briefpapier geschreven, in de openbare stembussen te gaan steken. Dat is nu uit
Niet meer Amicitia, maar z.g. kiesvereenigingen stellen de candidaten. ledere kiesvereeniging voor zich wil met genoegen de heele raadszaal bevolken, doch tot meer dan zestien leden ten hoogste brengt het er geen.
En uit dit verhaal:
We dromen.... en kijken omhoog, langs de steile muur en weten, dat zich daarachter een grote biljartzaal bevindt, waar velen zich gezellig verpozen, op hun manier. Een waar centrum van ontspanning en amusement, dit Pschorr. En tevens een plaats van bijeenkomst voor de Rotterdamse patriciërs. Dit weten de meeste Rotterdammers nauwelijks. Het is hun ontgaan, dat de Sociëteit Amicitia sinds enige tijd verplaatst is en werd ondergebracht in een gedeelte van het nieuwe Pschorr.
We gaan er even een kijkje nemen en ontdekken een soort bar, heel modern, met clubfauteuils van blank hout en helrood leer. Het ziet er hier heel anders uit dan in het oude gebouw op het Beursplein, dat zo'n roemruchte geschiedenis had en vorsten binnen zijn muren zag, om er met de Rotterdamse notabelen een partijtje biljart te spelen.
Het nieuwe Amicitia zal natuurlijk weer zijn eigen sfeer moeten verwerven, denken we....
Maar hoe ging het er werkelijk aan toe bij de samenstelling van de gemeenteraad van Rotterdam, dat kun je nu lezen:
Lodewijk Pincoffs
1827 - 1911
LINK
Vanaf 1856 tot 1873 was Pincoffs lid van de Gemeenteraad van Rotterdam. Hoe was Pincoffs in de Gemeenteraad van Rotterdam gekomen ?
Er bestond een traditie dat in de Gemeenteraad van Rotterdam één zetel door iemand van Joodse afkomst zou worden bezet en toen in 1856 het enige Joodse Gemeenteraadslid overleed werd Pincoffs gekozen door de liberale kiesvereniging, al was Pincoffs toen pas 29 jaar....
En dan is het toch merkwaardig om dan in ons Amicitia verhaal dit te lezen over Pincoffs:In 1872 werd Pincoffs tot lid van de Eerste Kamer gekozen. In het Rotterdamse bedrijfsleven bleef hij desondanks een der machtigsten, als president-directeur van de grote, voor de stad zo belangrijke Rotterdamsche Handels Vereeniging (salaris f 25.000), als directeur van de zich schijnbaar zo fraai ontwikkelende Afrikaansche Handels Vereeniging (geen vast salaris, doch 2 % van alle aan- en verkopen plus tantième), als oprichter en directeur van de NederIandsch-Indische Gas-Maatschappij, later genaamd Overzeese Gas- en Electriciteit Maatschappij (salaris f 5.000) en als commissaris van de Rotterdamsche Bank en van de oprichting af van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij, de latere Holland-Amerika Lijn.
Waarom? Het had natuurlijk nog niets te maken met wat er veel later gebeurde met Pincoffs, Pincoffs was met iedereen bekend en v.v., maar Pincoffs was van Joodse afkomst en stamde ook niet uit een gegoede familie. Pincoffs heeft het diverse keren ongetwijfeld geprobeerd, maar hij kwam niet door de ballotage commissie...
De Heren vonden van zichzelf dat zij behoorden tot een groepering die leefde volgens traditionele privileges en daarbij aanspraak maakte op maatschappelijke prestige, ook ontleend aan een bepaalde levensstijl. Want binnen deze stand brachten de Heren elkaar vaak een bezoek, liefst met hoge hoed en geklede jas, kortom uiterlijk volgens het Britse Gentleman ideaal.
Naar de Heren Sociëteit Amicitia ging je natuurlijk niet iedere dag, maar als je ging, dan meteen na werktijd, soms eindigde een werkdag pas na 21:00h....
Je dronk een glas, rookte een sigaar of pijp, speelde biljart en had een beschaafde conversatie en natuurlijk werd er, we zouden nu zeggen, druk genetwerkt... en werden opdrachten aan elkaar gegund.
Tijdens het debacle van Pincoffs stonden de muren te klapperen, zoo werd gezegd...
Hendrik Muller
1819 - 1898
Bij de tussentijdse verkiezing voor de gemeenteraad ter voorziening in de vacature Pincoffs op 8 mei 1873 werd Muller gekozen met 649 van de 950 uitgebrachte stemmen, waarvan 35 ongeldig waren. De kandidaten J. Voorhoeve H.Czn. en W. S. Burger kregen respectievelijk 164 en 40 stemmen. Als men bedenkt dat het aantal inwoners van Rotterdam op 31 december 1873 125.917 personen bedroeg en dat volgens de officiële kiezerslijst van 1873/4 het aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraad 3596 bedroeg, blijkt wel duidelijk hoe beperkt het kiesrecht destijds was en tevens hoe weinigen van dat recht gebruik maakten. Bij de verkiezingen van 15 juli 1873 kwamen slechts 779 kiezers op.
Om gerechtigd te zijn tot stemmen voor de gemeenteraad van Rotterdam moest men (natuurlijk) mannelijk Nederlander van 23 jaar of ouder zijn en tenminste f 50 in directe belastingen betalen; dat waren toen de grondbelasting, de personele belasting en de patentbelasting, de laatste alleen voor hen die een bedrijf uitoefenden.
Voor de Tweede Kamer en de Provinciale Staten was de census het dubbele bedrag. In het Algemeen Adresboek van de Gemeente Rotterdam vond men achter de namen der inwoners behalve hun adres en beroep, tevens vermeld of zij kiezer voor de Raad en/of de Tweede Kamer en Provinciale Staten waren.
Merkwaardig is ook, althans nu in 2004, dat de Gemeenteraad van Rotterdam waarin Muller zitting nam, uitsluitend uit leden van een van de twee liberale kiesverenigingen bestond of uit personen door een van deze verenigingen kandidaat gesteld. Geen wonder dat bij zoo'n samenstelling de Raad slechts vagelijk of in het geheel niet op de hoogte was van de noden en wensen van de niet tot de kiezers behorende volksmassa en doof bleef voor de toon van verzet, opklinkend uit een zich moeizaam handhavende oppositiepers en uit de pamfletten van een paar hardnekkige en felle bestrijders van de liberale oligarchie.
Muller is lid van de Gemeenteraad van Rotterdam geweest van mei 1873 tot december 1884. De gemeentepolitiek schijnt hem maar matig geboeid te hebben en op de duur is het lidmaatschap hem zelfs gaan "vervelen". Uit het feit dat de verslagen van de openbare vergaderingen van de Gemeenteraad van Rotterdam hem zelden als woordvoerder vermelden, zou kunnen worden afgeleid dat hij er geen rol van betekenis gespeeld heeft, behalve dan bij de onderhandelingen tussen de Gemeente en de Rotterdamse Handels Vereniging in de jaren 1880/82 over de overneming van de havenwerken van de Rotterdamse Handels Vereniging , na de vlucht van Pincoffs.
Een jaar na zijn verkiezing deed zich een voor Rotterdam belangrijke gebeurtenis voor, namelijk het bezoek op 21 mei van Koning Willem III en Koningin Sophie. T.b.v. dit bezoek waren groots opgezette volksfeesten georganiseerd ter viering van 's Konings 25-jarige regering. Enige dagen vóórdien had Muller zijn benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw ontvangen. Deze onderscheiding kan dus niet in verband gestaan hebben met zijn uiteraard weinig belangrijke bemoeienissen met die feestelijkheden in zijn kwaliteit van Ondervoorzitter van de sub-commissie voor den Optocht. Zij zal hem zijn toegekend ter gelegenheid van het koninklijk jubileum wegens algemene verdiensten voor stad en land.
Muller heeft in de Gemeenteraad van Rotterdam meer dan eens een standpunt ingenomen dat bij geen van zijn mede-leden bijval vond. Als in januari 1878 een ontwerp-contract met een concessionaris voor de aanleg en exploitatie van tramwegen op de rechteroever van de Maasiin behandeling is, verklaart hij de dringende behoefte aan trams in Rotterdam niet in te zien. De stad is immers niet groot en niet genoeg bevolkt; hij vreest belemmering van de circulatie en is ongenegen grote offers uit de gemeentekas te brengen voor de door de overheid te verrichten openbare werken. Wel geeft hij toe dat de meerderheid der burgerij trams blijkt te begeren en dat aan dat verlangen voldaan dient te worden, zij het binnen zekere grenzen.
In de vergadering van 16 augustus van hetzelfde jaar stemt hij als enige tegen de concessie-verlening omdat die financiëele lasten op de gemeente legt die niet op haar behooren te worden gelegd en de welvaart van de gemeente evenmin als haar welstand door het aanleggen van tramwegen bevorderd zal worden.
Een jaar later interpelleert hij B. en W. over het overladen van de tramwagens; dit heeft tot gevolg dat de paarden tot op zekere hoogte mishandeld worden, vermits men ze een grooter last laat trekken dan waarvoor zij berekend zijn.
Het was het jaar waarin te Rotterdam een afdeling van de Nederlandsche Vereeniging tot bescherming van dieren werd opgericht waarvan Muller voorzitter en Marten Mees penningmeester werd.
Marten Mees
1828 - 1917
LINK
Toen op 12 oktober 1882 in de Raad in behandeling kwam een verzoek van de Nederlandsche Electriciteits Maatschappij uit Amsterdam om electrische kabels onder de Rotterdamse trottoirs aan te mogen leggen, stemden alle raadsleden voor, behalve Muller die, als oud-Amsterdammer, betoogde: Alles wat op de toepassing en de kosten van het electrisch licht betrekking heeft, kunnen wij even goed van elders vernemen. Daartoe behoeft een Amsterdamsche maatschappij niet naar Rotterdam te komen.
Twee jaar later kreeg een Rotterdamse maatschappij eveneens vergunning voor electriciteitsproeven en om kabels onder de Rotterdamse grond aan te leggen.
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|