(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Op onze Nederlands-Indië site beginnen veel verhalen met deze header:
......groote broer.......
Natuurlijk hebben we op deze foto al heel veel reakties gehad, en natuurlijk was ons bekend wie dit waren, maar toen Nan Buurman van Vreeden vertelde dat de Nederlander De Vogel haar overgrootvader was, die zijn loopbaan met de rang van Resident te Solo op Midden Java eindigde, waar toen deze foto is gemaakt.......
Naast de overgrootvader van Nan Buurman van Vreeden, De Vogel staat de toenmalige Soesoehoenan, Pakoeboewono, hetgeen "Spijker der wereld" betekent.
En dus vonden we het een hele eer dat Nan beloofde haar verhaal aan onze site toe te vertrouwen!
Naar Aad's Nederlands-Indië geschiedenis verhalen
Via de bovenstaande link wordt een index gegeven van onze meer dan 70 verhalen die iets met Nederlands-Indië te maken hebben, in de onderstaande opsomming een aantal voorbeelden:
Introduktie geschiedenis Nederlands-Indië
Governors-General of the Dutch East Indies
Jan Pieterszn Coen en de uitroeiing van de bevolking op de Banda eilanden
De moord op ruim 5000 Chinezen in 1740
Wie was Pattimura ?
Wie was Diponegoro ?
Het "verraad" van het huidige vakantie eiland Lombok en de "Schatten van Lombok"
De pacificering van het huidige vakantie eiland Bali
Wilhelmus van Nassaue,
Ziet gij dien heldenstoet?
Zij schoten op de vrouwen
En drenkten 't land met bloed.
De kwasten der banieren
zijn darmen van een kind.
Licht dat ge aan hun rapieren,
nog vrouwenharen vindt.
De Atjehse agressie oorlog.
De grootste aanvalsoorlog ooit door Nederland gevoerd met als resultaat 100.000 doden en 1.000.000 gewonden
Book covers and references
Photos and images of the Dutch East Indies
......een roofstaat aan de Noordzee......
.....dat spoorwegen bouwt van gestolen geld en tot
betaling de bestolene bedwelmt met
opium, Evangelie en jenever...
Aan U durf ik met vertrouwen te vragen of het
Uw wil is dat daarginds Uw meer dan dertig
millioenen onderdanen worden mishandeld en
uitgezogen in UWEN naam?
Multatuli [1860] ...aan Nederland...Koning Willem III
....dat dorp stond in brand, omdat het veroverd was door Nederlandsche soldaten.......
Ja, 't dorp was veroverd door Nederlandsche soldaten, en stond dus in brand.
Op Nederlandsche heldendaad volgt brand.
Nederlandsche overwinning leidt tot verwoesting.
Nederlandsche krygsbedryven baren wanhoop.
Over de periode voor en na WOII hebben we slechts enkele verhalen ooit samengesteld:
Wil je weten waar ik mijn kennis allemaal vandaan heb, lees dan eens de boeken zoals die te vinden zijn op mijn pagina
- Het beroemde Hotel Des Indes in Batavia heette ooit Hotel Rotterdam, maar dankzij Multatuli...
- Leven als kind in WOII in Nederlands-Indië (Vic Koopmans)
- Wie is Poncke Princen
- Mohammad Hatta studeerde aan de Handelshogeschool van Rotterdam
book covers
Speciaal aanbevolen o.m. de volgende boeken:
van den Doel van Goor de Jong van Liempt Meijer Schouten
We beginnen ons verhaal met deze bekende foto's uit ons Hatta verhaal:
Mohammad Hatta naast Koningin Juliana
tijdens de Soevereiniteits "overdracht" op 27 December 1949
in het Paleis op de Dam in Amsterdam
Op de onderste foto 27 December 1949 in Djakarta,
voor de laatste keer wordt 's avonds de Nederlandse Vlag gestreken
op het Paleis van de Gouverneur-Generaal op het Koningsplein
De belangrijkste militaire commandant in deze periode was Generaal Simon Spoor die na zijn plotselinge overlijden werd opgevolgd door de vader van Nan: Dirk Cornelis Buurman van Vreeden.
Als inleiding laten we eerst deze samenvattende biografieën zien van resp. Spoor en Buurman van Vreeden:
Voor een historische samenvatting over Buurman van Vreeden hebben we natuurlijk het standaardwerk over deze periode Afscheid van Indië geraadpleegd:
SPOOR, Simon Hendrik (1902-1949)
Spoor, Simon Hendrik , legercommandant in Nederlandsch-Indië (Amsterdam 12-1- 1902 - Batavia 25-5- 1949 ). Zoon van Andreas Petrus Spoor, concertmeester en dirigent Concertgebouworkest, en Catharina Petronella Jautze. Gehuwd sinds 22-12-1923 met Louise Anna Marie Ooms. Na echtscheiding op 31-3-1938, hertrouwd sinds 6-10-1938 met Rika Cornelia Kroeze van wie hij op 24-3-1947 scheidde. Vervolgens gehuwd met Hermanna Trijntje Dijkema op 3-4-1947. Uit het eerste huwelijk werd 1 zoon geboren.
Spoor doorliep na het middelbaar onderwijs in Den Haag de kadettenschool te Alkmaar en de Koninklijke Militaire Academie (KMA) te Breda. In 1923 volgde de benoeming tot tweede luitenant der infanterie, en was vanaf 1924 op Borneo gedetacheerd. Van 1929 tot 1932 studeerde hij aan de Hogere Krijgsschool in Den Haag. Na twee jaar bij de Generale Staf te Bandoeng te hebben gediend, werd hij in 1934 docent strategie en tactiek aan de KMA te Breda. Vanaf 1938 verbleef Spoor opnieuw in Indië, onder meer als Hoofd van de afdeling Politieke Zaken van de Generale Staf en als docent oorlogsrecht en Indisch noodrecht aan de Hogere Krijgsschool te Bandoeng. Ook was hij militair medewerker van de Java-bode.
In maart 1942 behoorde Spoor tot de selecte groep van hoge ambtenaren en militairen, die bij de capitulatie voor Japan uitweek naar Australië. Hij was daar belast met de opbouw van de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS). Na de overgave van Japan was Spoor enige tijd voorstander van een gemilitariseerd gezag over Nederlandsch-Indië, maar de civiele autoriteiten, met aan het hoofd de It.-gouverneur-generaal H.J. van Mook, zouden de overhand behouden. Na de splitsing van de functie Bevelhebber Strijdkrachten Oosten in aparte commando's voor leger en vloot, werd begin 1946 een verjonging aan de top van de legerleiding doorgevoerd, waarmee de regering een soepeler aanpassing aan de gewijzigde omstandigheden in Indië hoopte te bereiken. Bij Koninklijk Besluit van 19 januari 1946 werd de toen 44-jarige Spoor benoemd tot legercommandant in Indië met de rang van tijdelijk lt.-generaal. Op 31 januari 1946 nam hij het commando over van de It.-generaal L.H. van Oyen. De ongeveer even oude generaal-majoor D.C. Buurman van Vreeden, evenals Spoor oud-stafofficier van het KNIL, werd hem in maart 1946 als Chef Staf toegewezen.
Operationeel viel de legercommandant in Indië tot najaar 1946 onder het geallieerde South-East Asia Command, dat slechts geringe aantallen Nederlandse militairen op Java toeliet, voorshands alleen in nauwe corridors bij Batavia, Semarang en Soerabaja. Vanaf september 1946 vereiste de integratie van de uit Nederland overkomende troepen in die van het KNIL een omvangrijke en moeizame organisatie.
In januari 1947 verbleef Spoor enige weken in Nederland ter bespreking van de als gevolg van de talrijke bestandsschendingen verslechterde militaire situatie. Aangezien de politieke onderhandelingen stagneerden en de financiële positie van Nederland geen slepend conflict kon verdragen, werd medio 1947 besloten tot militaire actie tegen de Republiek Indonesië. De eerste politiële actie, die van 21 juli tot 4/ 5 augustus 1947 onder de codenaam Product werd gevoerd, beoogde primair het terugwinnen van economisch belangrijke gebieden op Java en Sumatra. Deze doelen werden vlot bereikt, maar de bezetting van de republikeinse hoofdstad Djokja werd de legerleiding niet toegestaan.
Omdat ook in de loop van 1948 de bestandsschendingen bleven voortduren, drong de legerleiding aan op hernieuwde militaire actie ter liquidering van het republikeinse bolwerk Djokja. Een tweede politiële actie werd gevoerd van 18 december 1948 tot 5 januari 1949: daarbij werd Djokja vanuit de lucht bezet en konden de republikeinse leiders als Soekarno en Hatta geïnterneerd worden. Nu begin 1949 geheel Java was bezet, vereiste het onder controle houden van de veroverde gebieden voortdurende activiteit van de Nederlandse troepen. De ontruiming van Djokja in mei 1949 was echter geen militaire noodzaak, maar een aan Nederland bij het Van Roijen-Roem-akkoord afgedwongen politieke concessie. Spoor heeft toen de tot rebelleren geneigde legerofficieren in Djokja ervan weten te overtuigen dat de militairen het beleid van de burgerlijke autoriteiten hoe dan ook dienden te volgen.
Op 23 mei 1949 werd Spoor tot generaal bevorderd. Dezelfde dag werd hij plotseling ernstig ziek en overleed twee dagen later te Batavia.
Generaal Spoor, die van zijn vader een gedegen vioolopleiding ontving, was méér dan een kundig en populair officier: als legercommandant was hij tevens hoofd van het departement van Oorlog te Batavia, een functie waarin hij meermalen blijk heeft gegeven ook over de nodige politieke kwaliteiten te beschikken. Hij zag in, dat enerzijds militair wenselijke en anderzijds politiek haalbare opties tegen elkaar afgewogen dienden te worden. Hoewel in bepaalde situaties voorstander van een hardere lijn, heeft Spoor in de kritieke jaren 1946 tot 1949 het door de politici uitgestippelde beleid loyaal uitgevoerd.
BUURMAN VAN VREEDEN, Dirk Cornelis (1902-1964)
Buurman van Vreeden, Dirk Cornelis , legercommandant in Nederlands-Indië (Soerakarta in Ned.-Indië 16-6- 1902 -Parijs 12-6- 1964 ). Zoon van Dirk Cornelis Buurman van Vreeden, hoofdingenieur Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij, en Anna Margaretha Sophia de Vogel. Gehuwd sinds 22-12-1925 met Johanna Hendrina Helms. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren.
Buurman van Vreeden doorliep de HBS in Den Haag en te Kampen. In 1921 liet hij zich inschrijven aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda; vier jaar later werd hij benoemd tot tweede luitenant bij de artillerie van het KNIL. Na een zestal Indische jaren bij de bergartillerie op Java volgde van 1931 tot 1934 zijn studie aan de Hogere Krijgs school in Den Haag. Terug in Indië diende hij op verschillende plaatsen, tot hij in april 1938 werd gedetacheerd bij het hoofdkwartier van de Generale Staf te Bandoeng.
Op 7 maart 1942, daags vóór de capitulatie van het KNIL voor de Japanners, week Buurman van Vreeden, met enkele hogere officieren uit naar Australië. In de oorlogsperiode vervulde hij onder meer de functie van liaison-offïcier bij de Nederlandse ambassade te Tsungking in China, en die van liaison-officier bij het geallieerde hoofdkwartier voor Zuid-Oost-Azië te New Delhi, vanaf eind 1945 te Singapore.
Vanuit deze laatste functie werd Buurman van Vreeden, inmiddels kolonel, in februari 1946 overgeplaatst naar het hoofdkwartier van het KNIL te Batavia. Kort daarna, de 7e maart, volgde zijn benoeming tot Chef Generale Staf in het kader van een krachtige verjonging van de legertop in Indië. Op 29 maart 1946 werd hij tot generaal-majoor bevorderd.
Als Chef Generale Staf onder legercommandant Spoor was hij nauw betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de twee geslaagde militaire acties, die in juli-augustus 1947 en in december 1948-januari 1949 tegen de Republiek Indonesië werden uitgevoerd. Toen generaal Spoor op 25 mei 1949 na een korte ziekte plotseling overleed, werd Buurman van Vreeden met de waarneming van het legercommando belast. Op 8 juli van dat jaar volgde zijn definitieve benoeming tot legercommandant tevens hoofd van het departement van Oorlog in Nederlands-Indië, onder gelijktijdige bevordering tot luitenant-generaal.
Al vrij spoedig, in augustus 1949, kwam het tot een staakt-het-vuren overeenkomst tussen Nederlandse en republikeinse troepen, waarna een begin gemaakt kon worden met de aanvankelijk moeizame militaire samenwerking. Kort na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, eind 1949, dreigde de zg. Westerling-affaire de groeiende verstandhouding te verstoren; deze snel onderdrukte rebellie in Bandung op 23-1-1950, die onder leiding van de oud-KNIL kapitein R.P.P. Westerling ('De Turk') was uitgebroken, was een symptoom van de onlustgevoelens onder de inlandse militairen van het met opheffing bedreigde KNIL. Medio 1950 kwam de ingewikkelde kwestie van de liquidatie van het KNIL tot een oplossing; de 25e juli kon Buurman van Vreeden zijn hoofdkwartier overdragen aan het Indonesische leger en kwam met ingang van 26 juli 1950 het KNIL na een historie van bijna 120 jaar tot een einde.
Gerepatrieerd vervulde Buurman van Vreeden achtereenvolgens de functie van Commandant Groep West en van Nederlands Territoriaal Commandant welke laatste post vanaf 1 november 1952 gecombineerd was met die van gouverneur van de Residentie. Beide taken legde hij neer bij zijn pensionering op 1 november 1957. Zijn laatste levensjaren verbleef Buurman van Vreeden als plaatsvervangend directeur bewapening van de West-Europese Unie te Parijs, waar hij op 12 juni 1964 overleed.
Dankzij de speurzin van Nan kwamen we ook dit uitstekende overzicht tegen over de staatkundige en bestuurlijke organisatie van Nederlands-Indië en Indonesië voor en na 1945:
Werd de gouverneur-generaal verzocht op zijn post te blijven, tegelijkertijd stelde de Nederlandse regering voor om enige groepen te evacueren die nodig waren voor de voorbereiding van een nieuwe rijksstructuur en de behartiging van de Indische belangen gedurende de oorlog. Belast met de samenstelling van deze groep was de voormalige directeur van Economische Zaken Van Mook, die half november 1941 als opvolger van Welter benoemd was tot minister van Koloniën en op 1 januari 1942 daarenboven luitenant-gouverneur-generaal was geworden. Van Mook stelde een groep van tien personen samen, onder wie zich de leden van de Raad van Nederlands-Indië Van der Plas en R.A.A. Soejono en de directeur van Onderwijs en Eredienst Loekman Djajadiningrat bevonden.
Begin maart bereikten zij vanuit Bandoeng het relatief veilige Australië. Uiteindelijk zouden ook andere koloniale autoriteiten en enkele Nederlandse officieren de wijk nemen om de oorlog tegen Japan te kunnen voortzetten. Hiertoe behoorden onder anderen Van Mook, marinecommandant C.E.L. Helfrich en de legerofficieren D.C. Buurman van Vreeden en S.H. Spoor. Zij gingen leidinggeven aan een gedecimeerde Nederlandse strijdmacht en een zogeheten Nederlands-Indische commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland, die de Indische belangen in de regio zou behartigen. De drie belangrijkste Indonesische nationalistische leiders Soekarno, Hatta en Sjahrir werden niet naar Australië overgebracht. Zij zouden de oorlog in het door Japan bezette Indonesië döorbrengen.
Het is de taak van militairen om zich voor te bereiden voor het geval zij ten strijde moeten trekken. Ook de leiding van het Nederlandse leger in Indonesië maakte dan ook plannen om in Indonesië gewapenderhand op te treden. Al op 6 maart 1946 gaf legercommandant Spoor Zijn chef-staf Buurman van Vreeden opdracht uit te zoeken welke acties het Nederlandse leger op Java met succes zou kunnen uitvoeren.
Resultaat was een 'Nota Operaties Java' van 28 maart, waarin de chef-staf aangaf dat het om politieke en economische redenen nodig was op korte termijn een belangrijk deel van West-Java te bezetten, hoewel uit militair oogpunt een' stoot' naar 'het hart van de "Republiek", met andere woorden naar Jogjakarta en Soerakarta te prefereren was. Op grote Indonesische tegenstand hoefde niet te worden gerekend. Daarvoor waren de meeste strijdgroepen te slecht geoefend. Mits door onze troepen actief en mobiel wordt opgetreden, aldus Buurman van Vreeden, kunnen bij het maken van plannen grootere risico's worden aanvaard, dan toelaatbaar bij oorlogvoering naar Europeesche schaal.
Vooralsnog leek de Zeven December- Divisie nog niet te hoeven worden ingezet. De Nederlandse politieke en bestuurlijke leiding wees een grootschalig militair ingrijpen van de hand en sinds 14 oktober 1946 was er wapenstilstandsovereenkomst van kracht.
Toch realiseerde ook Van Mook zich dat het met de onderhandelingen weleens verkeerd zou kunnen aflopen met de Republiek Indonesië en dat in dat geval een beperkte militaire actie onvermijdelijk zou zijn, al was het maar om de voedsel-, water- en energievoorzieningen voor de door Nederland bezette grote steden op Java en Sumatra veilig te stellen. In dat geval zouden volgens de Luitenant-gouverneur-generaal in een memorandum van 8 februari 1946 enkele 'snelle acties' moeten worden ondernomen, 'teneinde ernstige ongelukken te voorkomen en bepaalde bedreigingen uit den weg te ruimen' .
Ook zouden zulke acties de Republikeinen onder druk zetten om alsnog akkoord te gaan met het Nederlandse standpunt. 'Beperkt' was voor Van Mook in dit kader het sleutelwoord. Ook na een militaire actie moest er immers zaken gedaan kunnen worden met de Republiek Indonesië.
De opmerkingen van Van Mook waren voor chefstaf Buurman van Vreeden aanleiding om een plan te maken voor de bezetting van een deel van West- en Oost-Java en van de olievelden in Zuid-Sumatra.
Het plan kreeg de codenaam 'Product' , maar leek een roemloze dood in een bureaula te sterven nadat het Akkoord van Linggadjati in maart 1947 alsnog was ondertekend.
Operatie Product werd desondanks in april en mei verder uitgewerkt door de leiding van de Nederlandse legermacht in Indië.
Naast een bezetting van het gebied tussen Batavia, Bandoeng en Cheribon werden nu ook landingen in Midden-Java voorzien en de verovering van het gebied ten oosten van de Oost-Javaanse havenplaats Probolinggo. De hele operatie zou slechts enkele dagen hoeven te duren, hoewel voor de definitieve pacificatie van het veroverde gebied geen termijn was vastgesteld.
Het Van Roijen-Koem-akkoord liet legercommandant Spoor eenzaam en verbitterd achter. In zijn ogen waren er 'desastreuze concessies' gedaan tegenover 'een "persoonlijke" verzekering van twee door de ervaring bekende onbetrouwbare Republikeinse knapen', waarmee hij Soekarno en Hatta bedoelde.
In zijn ogen gaf hij leiding aan een leger dat door de Nederlandse politiek verslagen was. In werkelijkheid hadden zijn troepen geen enkele greep op het Indonesische leger weten te krijgen. Zijn afscheid van Indië kwam plotseling. Op 23 mei werd hij getroffen door een zware hartaanval, om twee dagen later hieraan in Batavia te overlijden. Spoor werd opgevolgd door Buurman van Vreeden.
'Spoor's heengaan heeft me erg geschokt,' schreef Beel vlak voor zijn vervanging door Lovink. Volgens hem had de legercommandant' de ontzaglijke spanningen der laatste weken' fysiek niet meer aangekund. 'Hij was niet sterk, had verhoogde bloeddruk, leefde op een nier, dikwerf last van ontzaglijke hoofdpijnen. Hij heeft zich doodgewerkt.'
Terwijl aan Nederlandse zijde het beleid nu definitief was gericht op het overdragen van de soevereiniteit over de Indonesische archipel aan een Verenigde Staten van Indonesië, Romme zelfs geen kans meer zag om zijn eigen KVP te winnen voor de vorming van een 'zware' Unie, in Indië hardliner Beel was vervangen door de volgzame ambtenaar Lovink en Spoor was opgevolgd door de wellicht evenzeer kortzichtige, maar minder daadkrachtige Buurman van Vreeden, kostte het Soekarno en Hatta nog grote moeite om de eigen gelederen gesloten te houden en radicale elementen binnen de Republiek te overtuigen van de waarde van het Van Roijen-Roem-akkoord.
Zo weigerde de leider van de Republikeinse noodregering Sjafroeddin Prawiranegara aanvankelijk het akkoord te aanvaarden, mede omdat hij niet betrokken was geweest bij de totstand koming ervan. Ook binnen het Republikeinse leger was er een groot wantrouwen tegen alweer een diplomatieke overeenkomst met de Nederlanders.
Ook aan Nederlandse zijde viel het soms niet mee zich met de realiteit te verzoenen. Vooral de kaart van Java en Sumatra zag er na de militaire actie van december 1948 zo mooi uit, met vrijwel het hele gebied als door Nederlandse troepen bezet ingekleurd.
Dat deze kaart nauwelijks iets te maken had met de werkelijkheid, wist iedereen natuurlijk wel. Toch was het voor de Nederlandse regering wel even slikken toen Van Roijen voorstelde om in gebieden waar Nederlandse troepen niets te vertellen hadden, de Republiek de rust en orde te laten handhaven. Hiermee zou immers, zoals een hoge ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken schreef, 'behalve een bescheiden rode vlek in Djocja' nu feitelijk de hele kaart van Indonesië 'de mazelen' krijgen.
Hoe realistisch het voorstel ook was, de Nederlandse regering kon er niet mee akkoord gaan en zond Van Maarseveen naar Indonesië om er poolshoogte te nemen. De minister van Overzeese Gebiedsdelen kwam op 20 juni in Batavia aan en werd vrijwel onmiddellijk door Lovink, Van Roijen en Buurman van Vreeden op de hoogte gesteld van de situatie op Java en Sumatra. Hij liet zich eenvoudig overtuigen van de realiteit en seinde dezelfde dag nog aan Den Haag dat er moest worden ingestemd met het voorstel van Van Roijen, wat de regering inderdaad zou doen.
Gelukkig had Lovink enkele verstandige ambtenaren in zijn omgeving die hem weer tot bedaren wisten te brengen, maar op 16 augustus kenschetste hij onder invloed van legercommandant (en jeugdvriend) Buurman van Vreeden de militaire situatie op Java toch als 'hoe langer hoe ernstiger' , en het optreden van de TNI als' de meest vuile vorm van misbruik van vertrouwen'.
En vanaf hier geven we graag de gelegenheid aan Nan Buurman van Vreeden om haar verhaal te vertellen:
Nan Buurman van Vreeden
Mijn meisje's naam is Nan Buurman van Vreeden. Ik ben de oudste dochter van de laatste Leger Commandant in Indonesie. Hij, die dus de uiteindelijke Wapenstilstand moest meemaken. Een zeer moeilijke zaak voor hem.
Ik heb ook Generaal Spoor als kind gekend. Mijn vader en Simon Spoor waren natuurlijk collega's.
Ik schreef Mijn Verhaal voor mijn kinderen en kleinkinderen. Op die manier kregen zij een duidelijker beeld van wat er al zo gebeurde in die tijd. Mijn vader Dirk Cornelis Buurman van Vreeden speelt natuurlijk en grote rol in die geschiedenis.
Hij was zeer geliefd bij ons en had ook vele vrienden. Maar de hoofdzaak in zijn leven was zijn werk.
Hij werd geboren in Solo in 1902. Speelde als kleine jongen al "soldaat". En dat werd hij dan ook. Was zeer nauw gebonden aan het militaire leven. Was erg plichts getrouw en konings gezind! (Er mochten dan ook nooit opmerkingen gemaakt worden over de Koningin's gewaden). De gewaden van Koningin Wilhelmina!
Ik was erg bedroefd voor hem (en mijzelf) dat alles voor de Nederlanders zo mis liep! Maar ja, zo gaat het in de wereld! Hij zei uiteindelijk wel, dat de tijd gekomen was en dat er niets meer aan te doen was, Hij zei ook van zichzelf dat hij altijd zijn plicht had gedaan. En dat deed hij ook werkelijk met grote intensie! Hij bleef toch de Koningin dienen en daar ging het hem om.
Dit alles als een kleine beschrijving van mijn vader, die ik zeer lief had.
Eerst in korte trekken wat familie geschiedenis! Aan mijn vaders' kant waren beide van mijn beide over-grootvaders, inmiddels gehuwd, de eersten die naar Indie gingen.
Mijn overgrootvader de Vogel doorliep een goede carriere bij het Binnenlands Bestuur en beeindigde zijn loopbaan met de rang van Resident te Solo op Midden Java.
Zijn dochter, mijn grootmoeder de Vogel werd in Solo geboren. Na haar huwelijk met mijn grootvader, Dirk Cornelis Buurman van Vreeden, kreeg zij achtervolgens vijf kinderen, allemaal jongens, die steeds ten huize van haar ouders ter wereld kwamen. Aldus werd ook mijn vader in Solo geboren.
Mijn grootvader D.C. Buurman van Vreeden was Hoofd Ingenieur (Civiel) en naar zijn ontwerp en onder zijn toezicht kwam het Noord Javaanse spoorwegnet tot stand, dat heden ten dage nog dienst doet!
Ook mijn over-grootvader Willem Buurman van Vreeden ging met zijn echtgenote naar Indie en werd benoemd tot Hoofd Bosbouw in Oost-Java.
Mijn over-grootouders Helms gingen eveneens naar Indie: over-grootvader Helms had namelijk een detachering aangevraagd en verkregen. Amusante anecdote in dit verband is dat zij onbekend waren met het feit dat bet-overgrootmoeder Helms er op zou staan (zij was al weduwe) om zich bij hen aan te sluiten.
Zo kon het gebeuren dat Douwes Dekker in een van zijn werken vertelde een echte Hollandse grootmoeder te hebben ontmoet, gekleed in een hoepelrok (nota bene in die hitte van Batavia). Dat was mijn bet-overgrootmoeder Helms! Curieus niet?
Ik moest van mijn moeder Multatuli (Douwes Dekker) en Couperus lezen. Ook nog verscheidene andere boeken uit die tijd......
Mijn moeder werd in Leiden geboren. Haar moeder stierf kort na haar geboorte en zij werd daarna opgevoed door haar grootouders Helms, mijn over-grootouders.
Mijn moeder was een enig kind.
Oma Helms' meisjes naam was van Hooghendijk, Haar voornamen waren Louise Johannette, de overgrootmoeder waar ik zo dol op was! In haar familie had men de gewoonte die twee namen om te draaien voor het volgende geslacht. Zo komt het dat mijn jongste zuster Johannette Louise heet. Mijn zuster Anniet heeft een dochter, die weer Louise Johannette heet.
Mijn vader was de tweede zoon van vijf jongens. Die het eigenlijk allemaal erg goed deden. Een er van werd zelfs generaal, maar aan de Justitie zijde. President Militaire Justitie. Hij werd Hoofd van die militaire instelling. Ik geloof, dat ik nu wel zo'n beetje een overzicht van mijn familie heb gegeven!
MIJN VROEGE JEUGD!
Toen ik twee en een half was, verhuisde ons gezin naar Nederland, waar mijn vader een drie jarige cursus moest volgen aan de "Hogere Krijgs School".
Dat werd een tijd van geweldig goede herinneringen! Mijn overgrootmoeder Helms van moeder's zijde, kwam bij ons wonen. Wij waren zo dol op elkaar!
Mijn andere overgrootmoeder, van vader's kant, woonde ook in den Haag. Mijn overgrootvaders leefden toen al niet meer. Wij gingen eens in de week thee drinken bij haar. Ook weer een fantastische vrouw! Oma Dorine de Vogel. Ik was ook erg dol op haar!
Hier ben ik, 3 jaar oud, met mijn favoriete overgrootmoeder!
Mijn favoriete foto met de klok.
De klok zag er uit als een Zwitsers chalet.
Dat chalet klokje was het begin van het bouwen van poppenhuizen later in mijn leven, en dat is een hobby gebleven.
Voor deze foto kwam een fotograaf naar het huis om die te nemen!
En ik er maar trots bij!
Verder waren er natuurlijk grootouders en velen Oud-ooms en Oud-tantes van beide kanten! Ik viel bij hen in de smaak en werd dus goed verwend! Maar ik herinner me wel dat ik altijd mijn best deed me goed te gedragen. Dat droeg er zeker tot toe dat men mij mocht en de verwennerij vloeide daaruit voort! Ik werd dus als een geziene gast beschouwd. Dat is een tijd die ik zeer goed in mijn herinneringen heb. Het was een hoogtepunt in mijn jeugd!
Mijn zuster Anniet werd geboren in den Haag, een maand of wat voordat we naar Indie terug gingen! Mijn vader was goed geslaagd op de Hogere Krijgs School. Ik was al vijf en had ruim twee jaar op een Frobel school gezeten bij Juffrouw van Lommel! Heerlijk!
Voor een periode van ongeveer 6 maanden werden we geplaatst in Atjeh, Noord Sumatra! (De laatste fase van de Krijgs School opleiding, die plaatsing daar en de daar op volgenden). Zag daar wilde olifanten de weg kruisen evenals wilde karbouwen. Eigenlijk dood eng, maar als je een jong kind bent, zie je dat zo niet! Ik vond het wel opwindend! Mijn moeder met Anniet in een kinderwagen en ik wandelden daar! Er was maar een weg! Heen en terug!
Op de post in Atjeh was ook een militair zwembad. Dat kon je goed zien want er stond een groot bord waar "MILITAIR ZWEMBAD" op stond! Die naam was waarschijnlijk op dat bord om indruk te maken op niet bevoegde mensen, zoals de chinezen van de "gedee": een aan chinezen toegewezen verblijf strook waarbuiten zij zich niet behoorden te begeven. Dat moet wel, want behalve de militairen en de straf gevangenen waren er geen andere mensen! Ik was doodsbang van dat zwembad. Het was een zwembad waarvan het water afkomstig was van een bergstroom. Het water was donker en er zwommen vissen in! Ik had in Holland al twee jaar zwemlessen gehad in een, voor mij "normaal" zwembad met gechlorineerd water. Je kon dus je benen en ook de bodem zien! Dat was "normaal" en niet eng! Maar dat bad in Atjeh was, voor mij, een grote verschrikking! En toch werd ik gedwongen er in te gaan. Het was voor mij bepaald een straf! Een soldaten kind is nooit bang, werd er dan geroepen!
MILITAIR ZWEMBAD
In het kampement bevond zich een straf kolonie bestaande uit veroordeelde moordenaars en dieven, die daar met kettingen om de enkels rondliepen. Deze mannen werden ingeschakeld om bagage en eten te dragen als de militairen op patrouille de rimboe in gingen! (De verhouding tussen de Nederlanders en de Atjehers was niet de beste! Ze wilden ons daar bepaald niet hebben!). Het is, zoals bekend, een een zeer trots volk.)
De straf arbeiders gaven ons in die tijd een enorme slamatan in de boei! (gevangenis). Het eten werd gekookt door de vrouwen van de soldaten! Wij gingen er allemaal naar toe en vonden het zeer bijzonder! De gevangenen vonden het heerlijk om kinderen te zien! Wij werden dan ook goed verwend.
Patrouille terug komende uit de rimboe.
Mijn vader is de langste man in een lichter uniform jas.
Onze tijd in Sumatra was voorbij en wij werden geplaatst in Magelang, Midden Java. Weer een tijdelijke plaatsing! We bezochten de Boeroeboedoer vele malen. De grootste Boeddhistische tempel in de wereld en ook verscheidene andere tempels! Overblijfselen van het Boeddhisme! Enorm interessant, ook vandaag nog! Indonesië is nu practisch helemaal Mohammedaans. De bevolking van Bali is nog steeds Hindoeistisch!
En dan is er ook nog de vulkaan Merapi. Prachtig om te zien!
Een van onze vele bezoeken aan de Boeroeboedoer.
Mijn moeder en ik .
Ben de naam van de jongen kwijt.
Mijn moeder kreeg mij geplaatst in De School met de Bijbel! Daar leerde ik Psalmen en Gezangen zingen! Op verzoek, zong ik die wel eens voor gasten en zo!!! Totdat mijn moeder daar echter een einde aan maakte, omdat de gasten het zo koddig vonden dat ze me een gulden gaven om toegiften te zingen! Mijn moeder was het daar, terecht, niet mee eens!
Ik bleef twee maanden in de eerste klas en werd toen naar de tweede klas bevorderd!
Ik werd door een baboe naar school gebracht en door haar afgehaald. Langs de hoofd straat reed ook de trein, net alsof het een soort tram was! Krankzinnig! Die trein was veel zwaarder, gevaarlijker en sneller dan een tram! Het opwindenste van die trein echter was om op de rails een gobang (twee en een halve cent munt) te leggen net even voordat de trein kwam. Wachten tot de trein langs gereden was en er overheen reed en dan kijken hoe plat die munt was geworden en nog warm van het gewicht en de snelheid van die trein! De baboe vond het ook erg opwindend!
Het was pas toen ik veel ouder was, dat het tot mij door drong. dat ik haar die munt beter had kunnen geven. Ze was bepaald niet rijk! In die dagen kon de kokkie met een dubbeltje naar de passar gaan en terug komen met een (levende) kip en groenten voor de middag maaltijd. Daar was de rijst en zo niet bij. Dat soort dingen kwamen van de Langanan d.w.z. de kruidenier, ook boter en olie en zo kwamen daar vandaan!
En hier zie je de "vlinder"!
In Magelang besloot mijn moeder dat het goed zou zijn om mij danslessen te laten geven. De lessen waren een combinatie van vrij dansen en ballet. Ze wilde er zeker van zijn dat ik een elegante volwassene zou worden. Ik vond het heerlijk en herinner me dat er een uitvoering gegeven werd voor de ouders. Mijn leeftijds groep voerde een "Vlinder" dans op! Ik dacht werkelijk, dat ik een van de meest elegante vlinders was! Of dat nu waar was of niet, ik weet het niet! Maar mijn ouders en hun vrienden, kwamen om Nan te zien dansen. Wat een heerlijke belevenis, al die positieve attentie voor een zes jaar oud kind!
Op de eerste foto laat ik mijn eerste fiets zien!
Je kunt de vulkaan Merapi achter ons zien!
De middelste foto is een familie portret. Mijn ouders, Anniet en ik in ons huis in Magelang.
De laatste foto is er een van mijn vader en Anniet.
Als je goed kijkt, kun je de djongos zien,
die mijn vader's fiets naar de omheinde achter tuin brengt!
Toen de Magelang tijd voorbij was, werden we in Bandoeng voor een maand of zes gedetacheerd. Daar plaatste mijn moeder mij op de Bandoengse School Vereniging! En daarna, ja hoor, weer met een boot, via Balikpapan naar Tarakan, Borneo! Ook weer een tijdelijke plaatsing natuurlijk!
Tarakan is een zeer olierijk eiland dicht bij de oostelijke kust van Borneo. Er waren wel kinderen uit militaire gezinnen, maar het merendeel waren kinderen van B.P.M.employees. Er waren niet genoeg kinderen om een normaal schoolgebouw te vullen. Dus werden de eerste en tweede klassen in een lokaal geplaatst. Ook de derde en de vierde klassen waren samengevoegd. De vijfde, zesde en zevende klassen zaten met z'n allen in het resterende lokaal. Ik zat al in de derde, en ging dus daarop naar de vierde!
We woonden, na aankomst, in een huis gebouwd op ijzerhouten palen, Er waren veel "witte" mieren, die graag hout knaagden. Men zegt dan gauw goedendag tegen het huis! IJzerhout evenwel was zo hard dat ze daar niet doorheen konden knagen. Later verhuisden we naar een stenen huis! Een huis gebouwd door de Bataafse Petroleum Maatschappij, de BPM. Ik zag er ook voor het eerst slangen! (Oh zo bang!).
In Tarakan hadden we een klein, heel slim en stout, maar schattig aapje. Werkelijk grappig! We noemden hem Keesje! Mijn moeder en wij, de kinderen, waren dol op hem! Mijn vader, daarentegen, was bepaald niet gek op hem. Vooral niet na het hier op volgende verhaal!
Iedere morgen terwijl mijn vader zich gereed maakte om naar zijn werk te gaan, stond de djongos klaar met vader's fiets. Mijn moeder en wij zaten dan op de achter galerij om hem een goede dag toe te wensen. Keesje mocht dan los lopen! Keesje had dit ritueel bekeken op een dagelijkse basis.
Mijn vader, die niet liep maar "schreed" het huis uit met de aktetas onder de arm, kuste dan mijn moeder en ons en schreed voort naar zijn fiets, gaf de djongos zijn aktetas, die achter op de fiets werd vast gemaakt.
Op die bepaalde morgen, net toen mijn vader op zijn fiets zou stappen, kwam Keesje aan met een banaan onder zijn armpje en "schreed", ongeveer een meter achter hem aan! Wij drieen barsten in lachen uit! Het was zo duidelijk dat hij Pappie na-aapte!
Mijn vader keek om en zei " en wat is er zo grappig?" Wij konden gewoonweg niet praten omdat we zo hard lachten en wij wezen alleen maar naar Keesje met zijn banaan!
Mijn vader, moet ik zeggen, vond het bepaald niet amusant! Hij dacht dat we om hem lachten.
Keesje, die wist wat goed voor hem was, schreed iets sneller naar zijn paal met zijn huisje er op en at vrolijk zijn banaan!
We hadden ook diverse honden en poezen. En tamme kippen (mevrouw Spitter en meneer Spitter) en de eenden Romeo en Juliet.
In Tarakan kreeg ik mijn grote kans om te acteren! Vond dat machtig! Niet iedereen krijgt de kans, op de rijpe leeftijd van negen jaar, om te acteren en te zingen in een operette genaamd "Assepoester"! Ik zelf was die Assepoester!
En hier is ASSEPOESTER in haar bal jurk met een knielende Prins!
Ook kregen we Dajakkers uit het binnenland van Borneo op bezoek! Zij lieten sommige van hun dansen aan ons zien. (Vroeger waren zij koppensnellers!), Overigens gingen ze weer door met het koppensnellen, toen de Japanse troepen Indonesie bezetten en dus ook Borneo! De Dajakkers waren daar zeer gelukkig mee!
Na ons verblijf in Tarakan werden we terug geplaatst in Bandoeng, Dat gold nu als een vaste post voor mijn vader, op het Departement van Oorlog.
Ik maakte de lagere school af. Daarna werd ik aangenomen op het Christelijk Lyceum; het enige Lyceum dat er was! Christelijk of niet. Ik werd aangenomen met als richting Gymnasium A. Bandoeng had een gemeentelijke H.B.S. Maar ik weet dat het veel chiquer was om op het Lyceum te komen! Het kostte ook meer!
Buitenlanders vragen mij wel eens hoe onze behuizing was! Wij de blanke kolonialen, woonden in goed gebouwde stenen huizen omgeven door parken, behoorlijke wegen en plantsoenen! De Indonesiers woonden, als vanouds, in Kampongs in huizen van gedek met daken van attap en niet geplaveide paden! Het was dus geen wonder, dat sommige van onze bedienden het prettig vonden bij ons in onze bijgebouwen te wonen. Onze djongos, met zijn vrouw, onze hoofd-baboe, en soms de kokkie, woonden bij ons op het erf. De keuken, de strijk kamer, etc., waren daar ook, aangebouwd aan het grote huis, maar toch apart van ons huis. Wij hadden altijd een put waar het kleren wassen werd gedaan. De WC voor hen was daar ook en er was een douche gelegenheid.
De achtertuinen waren altijd omringd door hoge muren waar grote scherven glas in gemetseld waren om dieven te ontmoedigen te komen stelen! Ondanks het verschil in huidskleur en standing, konden wij het altijd best vinden met de Inonesische bedienden. Wij, de kinderen, moesten beleefd zijn en goede manieren hebben. Als we werden betrapt onbeleefd te zijn en humeuren vertoonden, werden we onmiddelijk gestraft en moesten onze excuses maken! Mijn vader zei dan "mensen zijn mensen met verschillende huidskleur en al, maar jullie zullen beleefd zijn en hen respecteren!" De djongos en onze hoofd-baboe Mien gingen dan ook met ons mee naar Tarakan en ook daarna weer, naar Bandoeng, want ze vonden het prettig om bij ons te werken. Wij hadden een kleine bijkeuken binnen in het hoofd huis. Een zogenaamde spen! Mijn moeder kon daar koffie enz, maken, wanneer de bedienden vrij hadden!
We woonden daar, later met 15 mensen in, nadat de oorlog was verloren. Het was een ruim huis.
Later, toen wij in Bandoeng woonden en wat ouder waren, was mijn moeder de gangmaakster van allerlei opwindende spellen! Ze had altijd enorme goede ideen om ons mee te amuseren. Onze vrienden vonden het enig om te komen spelen! We hadden een zeer favoriet spel, genaamd "Reisje rond de Wereld"! We "reisden" het hele huis door zonder de vloer te mogen raken. Dat betekende, dat we over meubels (banken, stoelen en zelfs tafels) moesten klimmen! Of, als de afstand te groot was dan wichelde je met een stoel van het ene punt naar het andere! Het beste was wanneer we de "Grote Bronzen Vaas" konden gebruiken. Je stond in die vaas. Je hield dan je handen tegen de muur aan en draaide met die vaas verder op, tot dat je weer aan een stoel, een bank of zelfs een bureau kwam! Mijn moeder had net zoveel pret als wij en gaf vaak advies voor de volgende etappe. Als je werkelijk vast zat, dan was je uit! Ik moet er niet aan denken!!! Het zou gewoon vernederend zijn geweest! Overigens waren onze vloeren met stenen tegels bedekt. Dat was, natuurlijk om de huizen koeler tehouden! Maar het hield ook tegen dat we krassen op de vloer maakten! (Mijn vader zou het met dit spel niet eens geweest zijn!)
We waren ook dol op rolschaatsen! Ik richte een rolschaats-club op, die zeer populair was! (Ik sprak, kortgeleden, met een vriendin, die daar ook aan mee deed en zij herinnerde zich het plezier dat we hadden!).
We zwommen iedere dag na schooltijd. Ik leerde behoorlijk te duiken. (Vond dat niet bepaald erg leuk!) Maar ik was er dol op het te leren om goed te zwemmen met alle verschillend zwemslagen, speciaal de Australian crawl! Zeer populair! Ik werd ook lid van een "Esther Williams" stijl van gesynchroniseerd zwemmen en vond dat heerlijk! Ik voelde me dan weer zeer elegant! En dan waren er de verjaarspartijen! Ik herinner me mijn tiende verjaardags partij! Tien is een Kroonjaar en dus zeer belangrijk! Mijn moeder had een lange tafel laten installeren in onze speelruimte. We kregen een echt diner! We begonnen met een kop soep. Zij, mijn moeder, had voor de meisjes, onder in de soepkop een bedeltje voor een bedel armband verstopt! Ik kan me nu niet meer herinneren wat de jongens kregen! We werden wel gewaarschuwd de soep heel voorzichtig te eten! Wat ik me goed herinner is, dat ik het meest onaantrekkelijke bedeltje kreeg! Ik klaagde daar over tegen mijn moeder, die onmiddellijk zei, dat ik zoveel mooie cadeaus had gekregen! En dat het onbehoorlijk was daarover te klagen! Ze had natuurlijk gelijk! Ze had vaak gelijk, zo vervelend!
We hadden ook vaak "sleepovers", weer een zeer populair gebeuren! Kortom, ik had een heerlijke jeugd!!!
Mijn vader was nooit zo erg bezig met dit soort dingen! Hij werkte zo hard en wij begrepen dat dan ook! Ik was toch dol op hem!
De Oorlog Begon!
En dat werd het einde van mijn jeugd!
De Japanse troepen vielen aan! Mijn moeder werd gevraagd voor het KNIL te werken en leerde geheime telegrammen te coderen en decoderen!
In onze voortuin werd een loopgraaf gegraven! Niet bepaald een veilige plaats voor een een bom aanval! Onze overburen hadden een echte schuilkelder laten bouwen van gewapend beton! Met een hoop ruimte erin. Omdat mijn moeder en mijn vader dag en of nacht werkten, inviteerden zij ons, de kinderen, nu vergroot met mijn zusje Johannette (minder dan twee jaar oud) om bij hen te komen schuilen in hun schuilkelder!
Als de alarm sirenes luidden omdat er Japanse vliegtuigen gesignaleerd waren, versierde ik mezelf met drie gasmaskers, een Eerste hulp bij Ongelukken tas, een kleine koffer met kleren, etc., zuster Anniet aan de hand en de andere zuster (Johannette) op mijn heup en stak over om te schuilen in de schuilkelder van onze buren, totdat het "all clear" geblazen werd! Onze bedienden mochten daar ook schuilen! Zij, gaven de voorkeur aan de loopgraaf in onze voortuin. Alhoewel ze keukenpannen op hun hoofden zetten omdat ze dan beschermd waren tegen kogels, denk ik!!!
Wat en idiote en rommelige tijd was dat! Het gekke was, dat ik toen nooit bang was! Je mag geen angst laten merken as je "in charge" bent!!! Of misschien was ik zelf nog te jong (12) om me te realiseren wat er zou kunnen gebeuren! (Ik werd eind januari 13, nadat de Japanners hun eerste bommen op Bandoeng gooiden!), Aha, nu heb ik mijn geheim verteld, ik ben een fantastische Aquarius!
Toen verloren we de oorlog!
Geen wonder! Het Japanse leger was te sterk en te goed voorbereid voor ons en zelfs voor de machtige United States! Op het laatste nippertje werd mijn vader naar Australie gestuurd! Wij bleven in ons huis in Bandoeng. Kort na de capitulatie kwamen er vrienden bij ons wonen. Zij waren vluchtelingen en evacuees. Ineens woonden we met ons vijftienen in dat huis! Gelukkig hadden we daar de ruimte voor! Ook, zomaar ineens, kreeg ik de taak om naar de passar (markt) te gaan iederen morgen, te tawarren (afdingen) en voedsel te kopen voor al die mensen! Dat was niet alles, ik kookte ook het middag maal! "Jij kookt zo heerlijk!" zeiden ze allemaal! Wel, ik vond dat bepaald een compliment en deed het dus! Voelde me ook belangrijk! Ondertussen waren er ook jongelui van mijn leeftijd in ons huis!!! Ik bleef "in charge" op een vroege leeftijd!
Onze eerste ontmoeting met de Japanners!
It was a dark and stormy night… Opeens werd er op de zijdeur van onze eetkamer geklopt! Mijn moeder zei tegen mij, jij gaat naar onze slaapkamer en gaat onder het bed liggen. Ik deed toen nog precies wat zij zei, want ik was nu even niet "in charge"! Even daarna kwamen er Japanse laarzen de kamer binnen. Ik schrok me dood! De laarzen werden van de voeten afgehaald en daarna een uniform broek! Ik had het niet meer! Toen vond dit kleine Japannertje de kast waar mijn vader's kleren in hingen en lagen! De kleren, die hij had uit getrokken waren door en door nat! Hij pakte wat ondergoed en kleren, die van Pappie waren en trok ze aan! Raapte zijn natte kleren en laarzen op en met veel dankbare geluiden en buigen, vertrok hij weer. Onze eerste ontmoeting met een Japanner!!! Hij had het helemaal niet op mijn moeder begrepen, maar wou iets droogs aantrekken! Volgens mijn moeder was hij een klein, heel vriendelijk Japannertje en erg dankbaar voor de kleren! Niet te vergeten dat mijn vader 1m 84cm was en hij, plus minus, de helft van die lengte! We vonden het, nadat we de eerste schrik verwerkt hadden, eigenlijk een beetje zielig! Onze eerste kennismaking met een Japanner liep goed af!
Gedurende de avond, luisterden wij naar de radio (in het donker) hopend nieuws uit Australie op te pikken! (korte golf, kort bericht!). Inderdaad hoorden we een boodschap van "Dik" (mijn vader) en hoorden dat hij veilig was aan gekomen, met liefs voor Henny en de kinderen. Natuurlijk werden familie namen niet genoemd. We hoorden pas na de oorlog wat een dood enge trip hij en een collega hadden gehad! Ze vlogen in zoiets als een Pipercub met een lagere school atlas om te navigeren! Mijn vader moest uit Indie weg want (iets dat wij niet wisten) hij was zwaar betrokken in de Secret Service and zou hoogst waarschijnelijk het hoofd verloren hebben indien hij niet weggestuurd was! Men stak niet de gek met de Japanse Geheime Dienst!!!
Dit verhaal doet mij plotseling denken aan iets dood engs en afschuwelijks! Gedurende een van mijn trips naar de passar (met een vriend) werden wij en een hoop andere mensen omringd door de Japanse soldaten en gejaagd naar een naar een groep militaire barakken, vol met Australische gevangenen! Twee Australische soldaten hadden geprobeerd te ontvluchten maar waren, natuurlijk, opgepikt! Toen de Japanners vonden dat ze voldoende mensen bij elkaar hadden, brachten zij die twee gevangenen naar voren en plaatsten hen op een houten platform. Er werden er twee korte toespraken gegeven in het Japans en Maleis! En daarna werden ze onthoofd!!! Wij stonden daar en moesten daar naar kijken!!! Een afschuwelijke herinnering! Ik word nu nog koud en erg bedroefd wanneer ik daar aan denk!
De kampen in…
In Augustus was het kamp Tjihapit (een "blanke" wijk in Bandoeng) klaar. Dwz. het gedek was opgetrokken en het prikkeldraad zat er op. Wij kregen geen kans om een niet-blank Persoonsbewijs (pendafteran) te krijgen, en daar gingen we dus met ons vieren hoor!
We begonnen in een garage op de Riouwstraat! Je moest dus zelf je eigen meubels e.d. mee brengen. De gaarkeukens waren nog niet klaar en dus ging het passaren en het koken, ook voor bijna alle mensen, die in dat huis woonden (door mij) weer rustig door! Ik denk dat de volwassenen allemaal te gedeprimeerd waren en dat ze het heerlijk vonden als iemand anders dat koken voor hen deed. Ook daar waren meisjes van mijn leeftijd. Enfin, ik heb het wel voor elkaar gekregen hen de afwas te laten doen! We moesten, na verloop van tijd, ineens verhuizen en kwamen terecht op de Orchideelaan. Mijn moeder begon toen al met haar gezondheid te sukkelen en ik bleef dus "in charge"! Mijn zusje Anniet en ik zorgden goed voor haar, maar ons jongste zusje Johannette, was daar natuurlijk nog veel te jong voor!
En ondanks die idiote toestand, waren we toch altijd nog in staat te lachen en gekke verhalen te vertellen. Vooral mijn moeder was daar meester in! Zij was een bijzonder mens. Maar toen ik tiener was, vond ik haar zo nu en dan toch knap vervelend! Ze pikte altijd erg op Anniet en was vaak hoogst unfair! Ik weet nog dat ik zo nu en dan echt op de bres moest staan voor haar! Maar ach, daar groeit men ook overheen! Als ik nu aan haar denk, dan ben ik vol bewondering!
Ik kreeg in die tijd ook mijn eerste boyfriend! En wat nog beter was! Hij had een "velocar"! Een velocar had een geraamte van hout met fiets wielen, een lange fietsketting, fietspedalen en een oud auto stuurwiel. Zeer luxeus, dat kan ik je wel vertellen! Het werd niet een lange romance, want ineens moesten alle jongens, die tien jaar en ouder waren naar de mannenkampen. Dikke tranen natuurlijk! Zag hem, na de oorlog, in Holland weer terug en vond het toch altijd nog een aardige knul!
Kort daarna begonnen de Japanners met ons te verdelen over andere kampen. Waarschijnlijk om de macht van die stoere vrouwen te verminderen!
Wij gingen met het tweede transport weg. We mochten ieder een koffertje van een bepaalde maat per persoon meenemen! Mijn jongste zusje gebruikte nog altijd een "plas pot"! Die pot paste niet in een koffer! Wat doe je dan? Wel…we overtrokken die pot met een stuk goed van een oude jurk. Knipten een ronde rand van gevlochten palm bladeren met hetzelfde goed afgezoomd, Brachten twee linten aan die rand en zo droeg ik hem toen we op transport gingen. Ik herinner me nog goed dat ik erg huilde bij het afscheid nemen en dat mijn snikken weergalmden in die pot! Toen moesten we weer lachen en ik huilde er toch ook doorheen. Het was een zegen die pot te hebben voor dat kleine zusje! En veel later ook voor mijn moeder!
Het transport was een kwade droom, omdat we zo vaak op een zijspoor gezet werden wanneer troepen treinen van de Japanners de voorgang kregen. Ook de dorst, die we leden, deed ons geen goed! Om van de warmte en het transpireren maar niet te spreken! Ook was de trein geblindeerd! Enfin, uiteindelijk kwamen we dus daar aan, waar we naar toe moesten!
Dat bleek Solo in Midden Java te zijn! Heel gek! Want daar was mijn vader geboren. Het originele kamp was een groot ziekenhuis. Dat was al vol en dus hadden ze een loods gebouwd van gedek. Die loods was verdeeld in vier zalen met 50 mensen per zaal, denk ik! Nog gekker! Die loods stond in de tuin van de Pakoeboewono (Spijker van de Wereld). Mijn overgrootvader was daar Resident geweest, nou ja, zoveel jaren terug! (We slopen soms die tuinen in om lomboks te plukken).
We moesten slapen op britsen of "slaaptafels". Iedereen werd 50 cm slaapruimte per persoon toegewezen. Veel eten kregen we niet, maar wel veel sloffen tabak! Die mijn moeder vrolijk oprookte! We moesten ze natuurlijk zelf rollen, Heel toevallig had mijn moeder een heel oud antiek psalmboekje meegenomen, gedrukt op rijst papier. De oplossing! Een halve pagina was net genoeg voor het rollen van een sigaret! Iedere morgen, wanneer de dames een sigaret gingen roken op de gallerij (met een blikje water er bij als asbak), las mijn moeder voor wat er op dat stukje papier stond gedrukt. En het was altijd toepasselijk voor de dag!
Lucifers? Nee, die hadden we niet. Als de zon scheen was het geen probleem, want we hadden een vergrootglas bij ons. Je liet de zon op een punt komen via dat vergrootglas en dan kon de sigaret worden aangestoken. Gedurende de regentijd werd het wat moeilijker! Dan werd ik met twee sigaretten naar de gaarkeuken gestuurd om ze "aan" te steken. De afstand was zo ver, dat er twee sigaretten voor nodig waren om die brandend naar de loods te brengen! Waar mijn moeder en haar vriendinnen, rammelend, zaten te wachten. (Zo ben ik dus aan het roken geslagen!) Mijn moeder was te zwak om dat zelf te doen. Ze lag, inderdaad ook vaak in de ziekenboeg.
Er was nog iets geks! Er was achter die loods een "badkamer met wc's gebouwd". De badkamer had een lange waterbak langs een muur. We moesten daar gezamenlijk baden. Het werd dan ook, onmiddellijk, het "nymphen bad" gedoopt. Niet zo erg voor de jonge meisjes, maar wel afschuwelijk voor de wat oudere dames. Vooral als zij al flink waren afgevallen! Achter het nymphen bad hadden ze een hele rij WC's gebouwd, wel met een stukje gedek tussen iedere "WC" met plaatsen om je voeten op te zetten, dat werd onmiddellijk de trein genoemd. De Indonesiers gebruikten die "voetplaatsen" altijd! Veel schoner dan onze tronen! Er liep ook altijd water door de goot en alles werd meteen weg gespoeld!
De soldaten mochten altijd binnen komen om te controleren of alles wel goed ging! Ja, wie het gelooft betaald een daalder! Toch gebeurde er, voor zover ik weet, nooit iets wat niet te pas kwam! De Japanners hadden genoeg "dames" die voor wat eten van alles deden! In Bandoeng was ook zo'n instelling, die onmiddellijk de Konijnenberg werd genoemd! Ik was nog zo onschuldig, dat ik niet wist waarom het die naam had! Maar ik vond het wel een grappige naam! Bovendien gaan in Japan hele families gezamenlijk baden en die Japanners zagen er dus geen been in.
Mijn kamptaak in Solo was werken in de gaarkeuken. Heel zwaar werk met die enorme zware gamellen. En dan het dragen van de zakken met rijst of gedroogde djagoeng of te wel mais, die je aan de kippen voert! Een zware taak! Maar op die leeftijd was het een soort uitdaging en je voelde je stoer! Ook hout hakken behoorde daarbij, want de vuren moesten gaande gehouden blijven!
Mijn moeder was al te zwak voor dit alles, dus moest zij met een paar andere dames groenten schoonmaken. (Als er groenten waren). Dat was toen eigenlijk al moeilijk voor haar, want ze werd al zo dun op het zitvlak! Of ze lag in de ziekenboeg! Dan nam ik de nachtdienst in de keuken, om overdag de zusjes te kunnen dirigeren! En soms ook nog andere kinderen met een zieke moeder, er bij. Mijn moeder maakte zich wel eens ongerust, maar ik deed net alsof ik daarvoor geboren was! Mijn vader zei altijd, wanneer je een taak hebt, dan doe je daar het beste voor!
Wel waren er nog gekke dingen! Onder alle omstandigheden, wanneer mijn moeder in de loods lag, dan ging ze toch naar buiten om een sigaretje te paffen. Ze wist ook altijd iets grappigs te vertellen en een mopje te maken! Dat was goed voor ons allemaal en zij was dan ook zeer geliefd!
Die loodskamer van ons werd eigenlijk een soort familiekamer. Ondanks alles, werd er veel gelachen! Meestal was mijn moeder de aansteekster! Ook hadden we in die loods een mevrouw met haar moeder en vier kinderen. Zij "keek" iedere avond in de kaarten. Wij kregen dan het nieuws van de wereld en van ons eigen leven. Wel moesten er twee mensen aan de deuren staan, want je wist nooit wanneer er een Japanse soldaat kwam verifieeren! We zijn nooit gepakt! Het werkte goed! En…we waren op de hoogte van allerlei dingen! Ze was er werkelijk erg goed in. Dat vonden wij tenminste! En ieder beetje hoop hielp voor het moraal!
Als er een Japanse soldaat binnen kwam, dan riep een van die vrouwen "Kiotskeh", sta in de houding, gevolgd door "Kereh", buig, en dan "Noreh", at ease! Dit was ons al geleerd voordat we de kampen in gingen en was zogenaamd het tonen van eerbied aan de Japanse Keizer. Ook als je alleen was riep je die bevelen voor jezelf uit! De Japanners deden dat zelf ook als ze een man van hogere rang tegen kwamen.
Wat eigenlijk mijn naarste herinnering was uit die tijd waren, was het helpen begraven van moeders van vriendinnen. We huilden dan ook altijd flink, wanneer dat voorkwam! Beter er maar niet te veel over te denken!
Nog iets wat akelig was, was toen de peloppors (indonesische soldaten in dienst van de Japanners) werden afgerammeld door de Japanners. Vermoedelijk hadden ze eten gestolen. Hun loods stond achter gedek met prikkeldraad. Nou nog geen 10 meter van onze loods af! Je kon dus alles horen, alle "ampoens", kreten van pijn, etc. Dood eng!
Het was in het kamp in Solo, dat de vrouwen nachtwacht moesten lopen, twee uur achter elkaar. Mijn moeder kon dat niet meer en dus werd ik de aangewezen persoon! We moesten een japanse frase leren, die je moest zeggen (in het japans) wanneer er een Japanse soldaat kwam kijken of we onze taak wel deden! De inhoud van die frase was: Ik ben de nachtwacht van blok 20 en meld dat alles in orde is! "Dai nitsju komino futsjiban. Fukumutsjo idjo hari masen". Of zoiets! Er was geen frase om te vertellen als er iets mis was!!!
Enfin, het werd weer tijd voor een volgend kamp! Hoe men verdeelde om te kunnen heersen! Wij werden naar Moentilan gestuurd. We kwamen gelegerd in een gewezen seminarium voor mannen.. Het was gebouwd bovenop een berg. We leden daar ook nog van de berg koude! We kregen per dag maar een deciliter drink water! Wel was er een enorm zwembad maar het water daarin, was niet te drinken. Mijn moeder werd, nadat ze geslagen was, omdat ze probeerde haar trouwring en nog een andere ring aan de peloppors te verkopen, meteen weer ziek en ging dus de ziekenboeg nogmaals in. Ik weer alleen met de "kinderen". Ik voelde me zo verlaten! Er is in die tijd een tekening van mij gemaakt waar ik, als ik er nu naar kijk, zo ouwelijk en gedeprimeerd op uit zie. Ik was ook gedeprimeerd, dat herinner ik me goed! Het leek of er nooit een einde aan zou komen! Die tekening staat bovenaan in "Mijn Verhaal" en ook hieronder.
Nan Buurman van Vreeden
We bleven niet lang in Moentilan en gingen dus weer op transport!
Dit was een afschuwelijke reis!
Mijn moeder werd vervoerd in een ziekenwagon, "De kinderen" en ik zaten in een gewone wagon. Ik moest weten hoe het met haar ging en vroeg aan een mevrouw (ik weet niet meer wie) om op mijn zusjes te letten, zodat ik de "zieken wagon" kon gaan zoeken. Die vond ik uiteindelijk. Maar… oh mijn God, ik kon mijn moeder NIET vinden! Ik heb die wagon zeker vijf maal doorzocht! En uiteindelijk vond ik haar! Maar ze zag er niet echt uit als mijn moeder! Ik barste in tranen uit! (Zoals ik nu ook doe, terwijl ik dit schrijf!) Ze kwam een beetje bij en was blij om me te zien, ondanks mijn gehuil! Ze zei, kind huil maar niet, alles zal gaan zoals het gaan moet, en, wie weet, kom ik er weer boven op! Ik dus maar weer terug naar de zusjes!
Uiteindelijk, kwamen we aan in Ambarawa, waar we de trein uit moesten! Er waren een stel jonge vrouwen met fourage karren voor het vervoer van de bagage. We bleven namelijk niet in Ambarawa, maar moesten lopen naar Banjoe Biroe. Gelukkig had men door hoe slecht mijn moeder het maakte en ze werd geplaatst boven op een lading bagage. De frisse lucht deed haar goed! Ze kwam een beetje bij. Ik vertelde haar dat we naar Banjoe Biroe gingen. Ik wist dat dat hun eerste standplaats was geweest, toen ze als 18 jarige, getrouwde vrouw met mijn vader (tweede luitenant) in Indie aan kwam. Toen we Banjoe Biroe in het zicht kregen werd ze wat helderder!
Even een kleine uitleg! Banjoe Biroe is een klein plaatsje en bestond toen merendeels uit een aloen aloen. Er was dan een rij officiershuizen en haaks daarop een rij onder-officiershuizen gebouwd. De onder-officiershuizen werd in de regel de frikadellen buurt genoemd. Achter de onderofficiers huizen was de infanterie kazerne. Een eind daar vandaan was de artillerie kazerne. Nadat de legerleiding zich terug trok uit Banjoe Biroe, werden de kazernes tot gevangenissen of boeien omgebouwd. Het gevangeni personeel woonde in de huizen! Nota bene, Banjoe Biroe betekent Blauw Water!
Toen we wat dichterbij kwamen werd het duidelijk dat we naar de onder-officiershuizen gingen en ineens zei zij, heel helder en lachende "dat ik nu mijn leven moet eindigen in de frikadellen buurt!" Iedereen die haar hoorde, lachte hartelijk mee! Dat ze zelf kon lachen en ook anderen aan het lachen kon brengen, deed haar zoveel goed, dat ze er van opknapte! Ik was werkelijk vol bewondering voor haar en trouwens iedereen die haar hoorde was dat ook! En terecht als je al met de dood in de ogen rondkijkt!
Verder waren er minder leuke dingen. Die huisjes waren zo vol gepropt, dat het kamertje waarin wij terecht kwamen (voor tien mensen) alleen maar via het raam verlaten en binnenkomen kon worden. De deur werd geblokkeerd door matrassen! Ook kregen we een slecht bericht. Een van haar beste vriendinnen was die morgen gestorven. Zij was opgebaard in de Boei. Mijn moeder wilde toch even afscheid van haar nemen. Dus…leunend op mij, gingen we Tante Ans van der Eem goedendag zeggen. Mijn moeder had twee centjes ergens vandaan gehaald, want zei ze, die leg je dan op de oogjes, zodat ze rustig door zal slapen. En dat was onze eerste dag in Banjoe Biroe!
Eigenlijk was die hele tijd daar een verschrikking! We kregen nauwelijks te eten en omdat het van zo ver moest komen, was het altijd koud. Het eten werd in de boei gekookt! Mijn moeder zakte weer in elkaar. Kon bepaald niet uit het raam klimmen om naar het twee gaten toilet te gaan en moest dus op, de nu al zeer bekende "pot"! Die natuurlijk iedere keer geleegd moest worden en omgespoeld en dat deed mijn middelste zuster Anniet, die ook nog maar een kind van tien jaar was! Mijn moeder leed erg aan dysentrie! Mijn kleine zusje begon ook tekenen van honger oedeem te vertonen en zat maar stilletjes voor zich uit te staren! Speelde niet en zat maar! Erg naar om aan te zien!
En toen, ineens, veranderde onze bewakers. Het werden echt de kneusjes van het zo machtige Japanse leger! Ook kwamen de Indonesiers aan het gedek staan om eten te ruilen tegen kleren! Daar werd dus meteen druk gebruik van gemaakt! Ik herinner me, dat ik een oude jurk ruilde voor eenden eieren en een levende kip! Ik was niet zo dol op het idee een levende kip te moeten slachten! Mijn zusje Anniet zei meteen, ik zal hem vast houden, dan moet jij hakken! Zo hebben we dat dus voor elkaar gekregen! Ook nog met hulp van een soldaten vrouw. Ik weet trouwens niet hoe ik het anders voor elkaar had gekregen! En we hadden ineens kippensoep en zo!
Wat enger was, was dat we op een avond (ik liep nachtwacht) er allerlei geluiden aan de buitenkant van het gedek waren! Wij kijken en ja hoor, daar stond een hele oploop met een in het wit geklede priester aan het hoofd! Ze bedreigden ons en wij vonden dat dood eng, want we hadden wel gehoord van de Heilige Oorlog! Dus Mohammedanen tegen de blanken!
Er werd ons niet verteld dat de Japanners door de atoombommen verslagen waren (15 augustus). Maar op de een of andere manier kwamen we het dus toch te weten (op 17 augustus), Kabar angin! Ineens kwam iedereen bij elkaar en we zongen het Wilhelmus! Met dikke tranen op de wangen! De Japanners hadden ons niets verteld! Ook niet dat ze verslagen waren door de atoombommen! Ik denk dat ze bang waren dat die vrouwen hen iets aan zouden doen! Nu daar had echt niemand de fut voor!
Kort daarna hoorden we, gedurende de dag, vliegtuigen! Ik keek naar de lucht en zag Nederlandse tekenen onder de vleugels. Mijn moeder stond er op dat zij dat ook moest zien. Ik sleepte haar dus naar het raampje, zodat ze kon kijken. Ze werd helemaal blij! Nu haal ik het, zei ze! En dat deed ze ook! Maar ik schrok mij dood, want ondanks het feit dat ik haar regelmatig moest wassen had ik haar nooit zien staan. Nou dat was Bergen Belsen hoor! Je kon zo de anus zien! En dat van je eigen moeder. Oh, zo vreselijk! Maar ze was zo verrukt die Nederlandse vliegtuigen te zien, dat ik maar niets zei! De oorlog was voorbij na het vallen van de atoombom. Wisten wij veel!
Ik ben wel naar buiten gegaan om de vliegeniers te zien. Ik zag ze, ging naar hen toe en stelde me voor en vroeg of ze mijn vader kenden! Ja zeker, zei een van hen (van Tuyl van Serooskerken). Ik vroeg hem mijn vader te laten weten waar we waren en dat we alle vier nog leefden! Nu dat zou hij natuurlijk doen! Maar weet je, hij heeft dat nooit gedaan!
We zijn nu bijna aan het einde van de Banjoe Biroe periode. Een vriendin van mijn ouders, die wel een pendafteran Indonesia (persoonsbewijs) had, stuurde onze vroegere buurman, die in een burgerkamp had gezeten, naar ons toe om ons uit het kamp te halen. Hoe zij wist waar wij waren weet ik niet! Maar hij kwam!
Onze vroegere buurman kwam ineens met zijn kale hoofd voor ons raampje staan en vertelde dat we teruggingen naar Bandoeng en dat hij vervoer had (twee sado's) en dat we in Ambarawa ruimte kregen op een truck, die ons naar Djogjakarta zou brengen en dan vandaar met de trein naar Bandoeng. Mijn moeder zei, maar ik kan niet meer lopen! Piet zei, ik draag je! Dat heeft hij dan ook gedaan! Wij de truck in in Ambarawa! Dwz. Mijn moeder voor in met een Japanse chauffeur (hoe is het mogelijk?). In de bak van de truck was een hoop bagage en… er waren een hoop mensen!!! (Waaronder twee nonnen). Mijn zusjes en ik konden alleen maar een plaatsje vinden boven op die baggage! Kon ons niets schelen…. wij gingen naar huis. De oorlog was over!!!
Voordat we in Djogja aankwamen, kregen we een enorme tropische regenbui! We werden door en door nat. Het engste was dat mijn kleine zuster bijna van de truck afgleed! Ik pakte haar nog net bij een arm en hijste haar naar boven en gooide haar naar de nonnen toe, die haar opvingen! Een van de nonnen verloor haar sluier in die regen storm en had toen, volgens Piet, alleen nog maar haar kuisheid over! Druk gelach, ook van haar, en iedereen!
Uiteindelijk kwamen we in Djogja aan en werden met bagage gedeponeerd in een hotel. Dat was natuurlijk vol. Dus, zo goed en zo kwaad als het ging, verbleven we die nacht op de voorgalerij van het hotel. Was nog eng ook, want ongeveer ieder half uur kwamen er jongelui met fakkels gewapend en luid schreeuwend de aloen aloen op! Dan was er ineens niemand anders meer. Maar zodra ze vertrokken waren kwamen alle saté verkopers e.d. terug. Een hele vreemde en eigenlijk enge nacht!
De volgende morgen wist Piet op de een of andere manier twee sado's te huren en zo reden we naar het station! Omdat mijn moeder in een zeer zwakke staat was, wist Piet in de enige gekoelde wagon plaatsen voor ons te bemachtigen. En stel je voor, die koeling werkte natuurlijk niet! De hitte was bijna niet te verdragen! De ramen konden niet geopend worden! Je hebt geen ramen nodig als je gekoeld wordt! Uiteindelijk kwamen we natuurlijk toch in Bandoeng aan! Weer in sado's naar ons vroegere huis, waar mijn moeder's vriendin met haar kinderen al die jaren gewoond had! Wat een rust! Wat een heerlijkheid! En nu werd zelfs ik verzorgd en hoefde niet de leidster te zijn van de Buurmannen club!
En wie waren de eerste mensen die ons een welkom kwamen brengen met cadeautjes? Onze trouwe baboe Mien en onze was-baboe!
Er gebeurde in onze korte tijd in Bandoeng ook nog iets engs! De Japanse soldaten moesten nog orde en rust houden en hadden geweren met bajonetten er op bij zich! (Dat detail van het orde en rust houden, hoorde ik pas veel later!) Een zoon van mijn moeder's vriendin en ik gingen (ik weet niet meer waarvoor) naar de binnenstad van Bandoeng toe. We moesten de Grote Postweg oversteken, maar het licht was rood en dus wachten we daar! Er kwam een hele troep jonge Indonesiers aan lopen, die begonnen de Japanse soldaat te tergen en uit te jouwen! Al die lui hadden een papieren vlaggetje, op een speld geplakt, van de nieuwe Indonesische staat, op hun overhemden. De Japanse soldaat deed eerst net alsof er niets aan de hand was. Ineens werd het hem te veel! Hij rukte een vlaggetje van een van die lui af en stak die speld vele malen in de knul's neus! Het bloed spatte overal over die knul heen! Dat hadden ze niet verwacht! Ze schrokken zodanig van wat er gebeurde, dat ze er meteen vandoor gingen! Die Japanse soldaat "had orde en rust" gehouden!
Allerlei dingen, die wij niet wisten, kwamen voor de dag na verloop van tijd.
Ten eerste, werden er 2 koffers vol met lengtes jurken goed, handdoeken en dergelijke dingen bezorgd. Met een brief erin van mijn vader! Wij wisten natuurlijk niet dat hij deel uitmaakte van de Staf van Lord Louis Mountbatten (oom van Prins Philip, de echtgenoot van Koningin Elizabeth!). Mountbatten was hoofd van het South East Asia Command (SEAC) en mijn vader was daar aan verbonden als expert in Indonesische zaken. Als iemand ooit de film "A Bridge over the river Kwai " met Alec Guiness heeft gezien, dan herinner je je mischien dat iemand van het SEAC Command William Holden komt zeggen dat hij die brug moet gaan opblazen! Die Britse officier draagt op zijn mouw een patch met een beeltenis van een phoenix die uit het vuur rijst! Dat was dus de patch, die door iedereen die tot SEAC behoorde werd gedragen op de mouw van zijn uniform. (Ik heb er nog een ergens). Zijn vrouw, Lady Edwina Mountbatten, was hoofd van het Rode Kruis in die regionen. Het is eigenlijk niet Het Rode Kruis, maar heete RAPWI! (Ik weet alleen nu niet meer waar die letters voor stonden).
Zij was het die heeft laten nazoeken voor mijn vader, waar of wij waren en of we nog leefden! Nu, mijn vader is een week lang weduwnaar geweest, want er was een mevrouw Buurman zonder "van Vreeden" met drie kinderen en die waren omgekomen en/of zoek waren. Uiteindelijk, ik weet bij God niet hoe, zijn ze er achter gekomen, dat we weer veilig in ons huis zaten.
Verder was er bericht bij, dat mijn vader met de SEAC troepen naar Singapore zou vertrekken vanuit Ceylon (nu Sri Lanka). Er waren maatregelen getroffen ons naar Batavia (nu Jakarta) te vliegen en dan door naar Singapore! En dat we ons daar op in moesten stellen!
Dus op een dag kwam er bericht, dat we de volgende dag naar Batavia zouden vliegen. (Mijn moeder had alweer een tekkel van iemand gekregen, die ook mee moest!). Ik zei, ik vind het best maar ik neem Johannette, de kleine zus, op mijn schoot, maar niet de hond. Ik kwam van een koude kermis thuis, want Johannette kreeg een aanval van malaria en gaf gul alles wat ze in haar maagje had aan mijn rok! De hond zat heerlijk fris bij mijn moeder op schoot! Boontje komt om zijn loontje!
Er was een auto om ons af te halen, maar de chauffeur wist niet waar hij ons moest brengen. Dus daar zaten we, weer zonder eten, op de voorgalerij van een huis. God zij dank, kwam er een jonge man, die wij kenden, aan met een jeep! Hij bracht ons uiteindelijk naar een depot schip, dat in de haven lag. Daar moesten we inderdaad zijn! We moesten aan boord wachten, tot dat er een vliegtuig naar Singapore ging. Mijn moeder genoot van al het heerlijke eten dat we op het depot schip kregen! En de lekkere "kooien", waar we in sliepen met schone lakens! Een week later, nadat ik dus iedere dag op een kantoor bleef zaniken, dat we naar Singapore moesten, omdat mijn vader daar op ons zat te wachten, kregen we bericht dat er de volgende dag een vlucht voor ons zou zijn! Uiteindelijk was het dan zo ver! Nu bleek dat het vliegtuig een Dakota was. een vliegtuig voor Paratroopers. En daar vlogen we met een stapeltje bagage en nog een andere man! En dat was alles! En oer koud! Zelfs de tekkel bibberde!
Aankomend in Singapore, verwachtte ik eigenlijk een soort verwelkomings comitee!!! Of misschien zelfs een muziekband! Maar er was alleen een eenzame padre! We vertelden ons verhaal en dat mijn vader ons zou komen verwelkomen etc. want hij was verbonden aan SEAC. Maar die padre vertelde ons, dat die groep van SEAC per boot zou komen en er nog niet waren!
Wat moesten we doen? (vergeet niet, "ik was nog steeds in charge"!). De padre wist dat er een vrouwenkamp was, gevult met vluchtelingen uit Soerabaja. Dus, mijn hemel, toch weer een kamp in! Gelukkig had mijn vader geld gestuurd en dus konden we zo nu en dan b.v. Petjil en (altijd) sigaretten voor mijn moeder kopen. Ook sliepen we niet op de grond maar op kampbedden met klamboes! En we hadden een kamer voor alleen onze familie! Bovendien was het een stenen huis en niet een van gedek!
Ik had intussen jongelui ontmoet via een vriendin, die verscheidene jaren ouder was dan ik. Ik kreeg ook mijn eerste ZOEN! Ik moest vragen aan Bep (de vriendin) of ik nu een ziekte zou krijgen!!! Zij stelde me gerust en zei, vindt het maar leuk! Ze was twee jaar ouder dan ik en wijzer! (?).
De aankomst van mijn vader was voor ons heel speciaal. Mijn kleine zus, Johannette, evenwel, kroop onder haar kampbed en moest niets weten van die vreemde snuiter!
Enfin, we kregen met nog twee andere families een ruim huis toegewezen. Wij hadden twee slaapkamers voor ons gezin. Een voor mijn ouders en de andere voor de drie zusters. We aten gezamelijk in de eetkamer met twee andere families en werden "bediend"! En er werd voor ons gekookt!
Mijn vader in Chungking
Mijn sociale leven nam een drastische ommekeer aan! Ik kon kiezen met welke jongeman ik zou gaan zwemmen, met wie ik ging lunchen, iemand anders om thee mee te drinken en je bewaarde de meest aantrekkelijke voor diner en dancing! Wel even een ommekeer voor een meisje van nu 16, die dacht dat ze een ziekte kon krijgen van een ZOEN! Die jonge lieden, want dat waren zij ook nog, bestonden uit Nederlanders, Fransen, Engelsen en…Amerikanen! Ik vond er zelfs een jeugdvriend terug, Ab Struyvenberg, die mij mee nam naar het beroemde Raffles Hotel om te dineren en te dansen. Wat een enorme verandering! En toch bleef ik ergens erg onschuldig! Mijn moeder had dat door en liet mij er rustig op uit trekken! Als je dit allemaal aan iemand vertelt, dan is het bijna niet te geloven dat ik zo onschuldig bleef! Ik was wel slim, want ik ging nooit uit met lui, die mijn ouders niet ontmoet hadden!
Toen kwam dit alles tot een einde, want mijn moeder en wij drieen moesten terug naar Holland om bij te komen van alles wat er in die jaren gebeurd was. We voeren weg op een oceanliner, de Alcantara, omgebouwd tot troepenschip! We sliepen, drie boven elkaar in "standees"! En dat was nog luxe vergeleken bij de lui, die sliepen in hangmatten of zelfs op de tafels, waar zij overdag aan moesten eten! Wij dineerden in de eerste klasse eetzaal en alles was zo lekker en luxueus! Iederen avond was er dansen met muziek van band met echte mensen. En populair dat we waren, niet te geloven! Nu nederlandse jongens!
Vlak voordat we het Suez Kanaal door moesten, stopten we in het plaatsje, Attaca, waar we van winterkleren werden voorzien! Het was Maart en nog flink koud in Europa! Alles was verzorgd door het Rode Kruis of RAPWI. Ze gaven ons zelfs tandenborstels en tandpasta. En schoenen! Als je je maat kon vinden. Anders kreeg je een "te goed" bon! Als verassing kregen we leuke deuntjes te horen van een band bestaande uit Duitse krijgsgevangen.
Er werd uiteindelijk, in Southampton gedokt (het was een Brits schip, de Alcantara!) Moesten in twee ladingen naar Nederland terug, want er waren nog te veel mijnen voor een schip met grote diepgang in het Channel. De Balikpapan, een veel kleiner schip, zou ons in twee ploegen naar Nederland brengen! Wij werden in de tweede groep geplaatst. Mijn kleine zusje kreeg onmiddelijk de mazelen en werd afgezonderd in een soort ziekenboeg! Die was niet verwarmd. (Ik heb zelf mijn beste vriendin verloren aan die ziekte!). Het vocht van het ademhalen bevroor op de ijzeren muren van de ziekenboeg. Het hele schip werd trouwens niet verwarmd, want de bemanning ging naar huis! We zaten, om wat warmte te krijgen, met ons allen bij elkaar in de lounge! Dit alles duurde een kleine week!
We kregen wel te eten. Eindelijk kwam die Balikpapan terug om ons, de tweede groep, op te halen. Twee dagen nam het voordat we in Holland aan kwamen! We leefden, die twee dagen, in onze reddingsvesten, sliepen er zelfs mee! Uiteindelijk, kwamen we in Amsterdam aan! Er stond een ziekenwagen te wachten om mijn moeder en mijn zusje Johannette naar mijn grootmoeders' huis te brengen! Anniet en ik gingen met de trein naar den Haag! We hadden zelfs een stop in Haarlem, waar we onthaald werden op krentenbollen en sinaasappelen! Zo goedig allemaal! En zo goed bedoeld! Niet te vergeten dat Holland zelf nog op rantsoen was!
We kwamen in te wonen bij onze grootmoeder en onze lieve Tante Roos. We mochten daar drie zolderkamers (derde verdieping) en een zitkamer beneden door ons gebruikt hebben. We aten allemaal met elkaar in de eetkamer. De goede Tante Roos kookte de maaltijden. Anniet en ik wasten 's avonds af. Gelukkig hadden we wel een werkster! De serre werd de "salon" voor Oma en Tante Roos. Verder waren er ook mijn oom Jan, zijn vrouw en mijn neefje Gerrit, bijgenaamd "Manneke" en van dezelfde leeftijd als onze kleine Johannette! En, gelukkig hadden wij zelf ook een werkster!
We woonden achter de Grote Kerk, waar mijn Grootmoeder iedere dag naar toe trok om te bidden! Ik weet niet waar ze zich zo schuldig over voelde, dat ze iederen dag daar naar toe moest! Ze was van oorsprong Protestant, maar nu was er niemand zo Katholiek als zij! En het deed haar, in onze ogen, niet veel goeds! Haar eigen huis was opgebroken door de Duitsers en werd een V2 plaats. Een huis in de Willemstraat werd toen haar huis. Vlak achter de Grote Kerk!
Dit was in Maart. In December wilde mijn vader graag dat mijn moeder weer naar Indonesië terug ging, want hij was nu Leger Commandant en had haar echt nodig. Zij vertrok dus met Johannette. Anniet en ik bleven in Holland om schooljaren in te halen. En natuurlijk weer niet bij elkaar!!! Anniet kwam te wonen bij een vriendin van ons en haar man, in den Haag. Zij hadden een dochter van haar leeftijd! Ik kwam te wonen bij mensen in Wassenaar.
Ik kreeg een heel jaar lang iederen dag lessen van onze "Tante Pieta" (geen echte tante) en haar zoon. Ik moest ineens, nederlands, frans, duits, engels, grieks en latijn leren! Ook geschiedenis en wat aardrijkskunde! Door haar zoon werd ik bijgestoomd in algebra, meetkunde, wat scheikunde enz. Ik moest na dat jaar een toelatings-examen doen om in de vijfde klas Gymnasium A toegelaten te kunnen worden! Dat gebeurde dan ook! Dus op mijn 17e jaar werd ik weer een schoolkind! Een hele ommekeer!!! Vooral nadat ik al die jaren als een volwassene was beschouwd! En "in Charge" was geweest. Bovendien was ik ouder dan de andere leerlingen en dat was ook goed te zien! De meisjes droegen allemaal SOKKEN en ik kousen! Ze vonden die kousen wel erg mooi!
Had onmiddellijk een vriend (waar ik later mee trouwde)! Jan den Hertog heette hij. Hij werd mijn eerste man en de vader van mijn kinderen! Het schoolleven was een hele ommekeer en niet makkelijk! Ook moest mijn galblaas eruit. Wat ook niet makkelijk was. Maar de constante geelzucht en galaanvallen gingen toen wel een beetje over!
Toen ik 22 jaar oud was, trouwden wij en vertrokken naar Canada. Vond het heerlijk hier! Ik werkte op een bank. The Bank of Montreal, Westend Branch, in Montreal.
Ik kreeg mijn eerste baby in 1956. Wat een genot en wat een dot die kleine Karen. Maar natuurlijk weer wel met een keizersnede. (Niets ging ooit helemaal gewoon met mij!). Mijn kleine Laura kwam aan in 1959! Ook weer een grote vreugde en genot! (Keizersnee). Nu zijn beide dames langer dan ik! En zelfs mijn kleinkinderen zijn mij boven het hoofd gegroeid! Een ras van reuzen!
Na 20 jaar huwelijk liep het mis en dus werd er gescheiden. (voor mij en mijn kinderen een hele nare zaak). De alimentatie was niet genoeg! Ik moest natuurlijk gaan werken en vond een, voor mij geknipte baan, op een High school als student supervisor. Ik genoot van die baan en ben er bijna 30 jaar mee doorgegaan! Net nog geen 75 toen ik er mee ophield! Niet gek, he?
Enige jaren daarna, trouwde ik met de broer van onze beste vrienden, die weduwnaar was! Het was een enige trouwerij in een oud kasteel! Ik moest weer naar mijn baan terug! Zijn papieren waren niet helemaal klaar en hij moest dus na komen. Op de weg naar huis van Schiphol, kreeg hij een vreselijk ongeluk. Had een hersenschudding (natuurlijk), een gebroken elleboog aan een arm, een gebroken arm aan de andere. Een dubbele heup breuk en een gebroken enkel! Kortom een mess! Hij was ook nooit meer de man waar ik mee trouwde. Maar ach, soeda al! Hij is in 1986 overleden.
Ik werkte dus heel prettig verder! Mijn kinderen, (ja, nu vrouwen!) gingen beiden naar de universiteit of een equivalent daarvan. Mijn oudste, Karen, werd art teacher op een private school en is nu ook vice-principal daar! Zij wordt zeer gewaardeerd. Mijn jongste dochter Laura, is een commercial artist. Nu schildert ze, en wat? Schilderijen! En maakt daar goed geld mee! Ze is net aangesproken door een art dealer in de States, die haar graag in zijn roster wil hebben! Ook is ze gevraagd "featured Artist" te zijn op een verkoop voor een van de Public Television stations in de States.
Mijn oudste dochter is niet getrouwd. (Ik denk dat zij bang was voor wat mij overkwam!). Maar Laura is wel getrouwd en heeft mij mijn heerlijke kleinkinderen bezorgd. Dirk, genoemd naar mijn vader, en Annette, de tweede naam van Laura! Wij hebben het heerlijk met elkaar, de dochters, Laura's man Tonny en die kleinkinderen van mij! Wat een feest! En we wonen allemaal in Rosemere en zien elkaar regelmatig.
Dirk is alweer ruim 14 jaar oud en in grade 9. Annette is 13 en in grade 8. Gelukkig doen ze het beiden goed!
Karen, mijn oudste dochter, woonde 25 jaar lang in Montreal. Ineens had ze dat wel gezien en zei, als ik het niet vervelend vond, kon ze dan bij mij in Rosemere komen wonen. Al die 25 jaren kwam ze ieder weekend naar Rosemere toe! Nou wij kunnen zo goed met elkaar overweg, dat ik meteen "ja" zei! Nou niet "Meteen" want ik was bang dat ze het deed om mij een plezier te doen. Laura, evenwel, zei, Mum, do it! She really wants to! Gelukkig heb ik een ruim huis. Ze heeft boven dus haar slaapkamer en haar study en in de basement haar werk- en knoei kamer en een "donkere" kamer! Dat heb je nodig als je een artieste bent!!!
Zo, op dit punt staan we nu en we genieten er allemaal van, maar laten elkaar toch met rust en in eigen waarde! De enige manier! Dit is het einde van mijn "verhaal"! Ja, mijn hemel 75 jaar is een hele tijd met vele belevenissen, erg goed, goed en niet zo goed maar het zijn de mijne en vraagt dus om een lang verslag!
Nan Buurman van Vreeden in 1947
Tot slot nog iets over mijn (voor)ouders:
De familie van mijn vader:
Mijn overgrootvader Willem Buurman van Vreeden en zijn Engelse vrouw.
Mijn overgrootmoeder Dorine de Vogel en mijn overgrootvader Willem de Vogel.
De overgrootvader, Willem de Vogel, die Resident was in Solo bij de Soesoehoenan van Solo, de Pakoe Boewonno (Spijker der Wereld!). Zij trouwden in 1873.
Mijn grootvader Buurman van Vreeden en mijn grootmoeder A.M.S. de Vogel, zijn vrouw, genoemd Annie.
Mijn overgrootouders Helms (mijn Oma Helms)!
Mijn ouders:
Mijn vader Dirk Cornelis Buurman van Vreeden
en mijn moeder Henny Buurman van Vreeden - Helms.
Zij trouwden in 1925 in Nederland.
Tot slot (?) ook nog deze foto:
10 December 1946
Wapenstilstand gesloten in Padang
met mijn vader Dirk Cornelis Buurman van Vreeden in het midden
Nederlands-Indië was krachtens de grondwet een autonoom georganiseerde rechtsgemeenschap, waarbij het hoogste gezag was toegekend aan de Kroon en de Staten-Generaal, die tezamen het opperbestuur en de opperwetgeving uitoefenden.
Het opperbestuur omvatte in hoofdzaak:
- benoeming en ontslag van de gouverneur-generaal;
- het geven van aanwijzingen en het vragen van verantwoording aan de gouverneur-generaal;
- het voeren van het buitenlands beleid;
- het voeren van het oppergezag over de door de Staat aan Nederlands-Indië ter beschikking gestelde militaire macht;
- het goedkeuren van de door de gouverneur-generaal vastgestelde begroting;
- het aangaan en garanderen van geldleningen;
- het uitoefenen van het recht van de munt.
De opperwetgeving betrof in hoofdzaak:
- de staatsinrichting;
- de grondslagen voor het financieel beheer;
- de buitenlandse handel en scheepvaart;
- uitvoering van internationale overeenkomsten;
- zaken betreffende nationaliteit en staatsburgerschap;
- defensie in staatsverband;
- het regelen van konflikten ontstaan tussen de gouverneur-generaal en de Indische regeringsorganen.
Het algemeen bestuur werd krachtens de grondwet opgedragen aan de gouverneur-generaal en uitgeoefend in samenwerking met de Raad van Nederlands-Indië en de Volksraad en de overige Indische Staatsorganen. Dit algemeen bestuur omvatte de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht.
De Indische Staatsregeling kende aan de gouverneur-generaal een aantal bevoegdheden toe waarvan de belangrijkste zijn:
- het vaststellen van ordonnanties (verordeningen betreffende inwendige aangelegenheden, die niet aan de opperwetgever zijn voorbehouden) met medewerking van de Volksraad;
- het vaststellen van regeringsverordeningen (uitvoeringsvoorschriften op grond van staatswetgeving en ordonnanties);
- het uitvoeren van wettelijke bepalingen;
- het bijeenroepen en het verstrekken van inlichtingen aan de Volksraad;
- het vaststellen van begrotingen en de begrotingsgoedkeuring, met medewerking van de Volksraad en onder nadere goedkeuring van de opperwetgever;
- het benoemen en het ontslaan van ambtenaren, voor zoverre niet gedelegeerd aan lagere organen;
- het voeren van het opperbevel over de in Nederlands-Indië aanwezige land- en zeemacht.
De gouverneur-generaal werd bij het uitvoeren van deze taak terzijde gestaan door de Raad van Nederlands-Indië. Deze Raad, bestaande uit een vice-president en vier tot zes leden, gaf hem advies over alle zaken, die hij, daartoe al dan niet door de wet verplicht, ter beoordeling voorlegde. Bij enkele bestuurshandelingen (externering, internering, dispensatie van regeringsverordeningen, administratief-rechtelijke beslissingen etc.) schreef de wet voor, dat de landvoogd de adviezen van de Raad moest inwinnen. Overigens stond de gouverneur-generaal geheel vrij tegenover de uitgebrachte adviezen. De Raad had het recht ook ongevraagd adviezen uit te brengen. Bij afwezigheid van de landvoogd nam de vice-president van de Raad diens taken waar. Na de oorlog werd dit ambtelijk college niet meer hersteld.
Daarnaast stond hem terzijde een Raad van Departementshoofden bestaande uit de hoofden van acht Departementen van Algemeen Bestuur, waarin alle belangen, die door de gouverneur-generaal verzorgd werden, waren gegroepeerd. De twee militaire departementen stonden onder leiding van de door de Kroon benoemde legercommandant en de commandant zeemacht. De zes burgerlijke departementshoofden, direkteuren genoemd, werden benoemd en ontslagen door de gouverneur-generaal en waren aan hem ondergeschikt. De instelling van de departementen en de instrukties voor de direkteuren werden door de gouverneur-generaal vastgesteld.
De Raad van Departementshoofden kwam voor de oorlog slechts bijeen, als adviezen aan de regering moesten worden uitgebracht, die alle departementen betroffen, zoals het algemene begrotings- en personeelsbeleid. De Raad heeft pas na de oorlog als een permanent college en medewetgevend orgaan een meer organieke taak verkregen in het oorlogs-noodstaatsrecht.
Het algemeen bestuur over Nederlands-Indië werd na 1942 uitgeoefend door dr H.J.van Mook, eerst als minister van Koloniën, later als luitenant gouverneur-generaal. Hij werd aanvankelijk in zijn taak bijgestaan door de Raad van Bijstand voor Nederlandsch-Indische Zaken, waarin zitting hadden mr N.S. Blom, mr D. Crena de Iongh, Raden Loekman Djajadiningrat, prof. mr J. Eggens en mr J.E.van Hoogstraten. Ook Raden Soejono is, zij het korte tijd, lid van de Raad geweest. De Raad zetelde in Londen, maar verloor haar betekenis naarmate haar leden meer en meer verspreid raakten over Australië en Amerika. Alleen Eggens bleef tenslotte in Londen achter.
In Australië was het beheer over de Indische aangelegenheden door Van Mook vanaf april 1942 toevertrouwd aan de Nederlandsch-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland en vormde daar een soort romp-regering met als bevoegdheden alle taken behalve militaire en buitenlandse aangelegenheden. De Commissie stond onder leiding van Ch.O. van der Plas en had als leden mr J.E. van Hoogstraten, Raden Loekman Djajadiningrat en dr R.E. Smits. Haar zetel was in Melbourne, waar het hoofdkwartier van generaal MacArthur zich toen bevond.
Omdat het samengaan van het Indisch bestuur met de Nederlandse regering in de persoon van Van Mook op den duur ongewenst was, werden in 1944 op zijn voorstel een tweetal besluiten genomem, gepubliceerd in de staatsbladen nrs. D65 en D66 van dat jaar, bestemd om in werking te treden, zodra er weer van een feitelijk bestuur in Indië zou kunnen worden gesproken. Stb. D65 is op 14 september1944 van kracht geworden, de datum waarop Van Mook tijdelijk werd belast met de funktie van luitenant gouverneur-generaal. Alle bevoegdheden met betrekking tot het algemeen bestuur, gedurende de oorlog uitgeoefend door de minister van Koloniën, gingen over naar de luitenant gouverneur-generaal. Dit werd definitief na Van Mooks aftreden als minister van Koloniën op 23 februari 1945.
Inmiddels was in juli 1944 de Nederlandsch-Indische Commissie voor Australië en Nieuw-Zeeland door Van Mook opgeheven. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de eerdergenoemde wetsbesluiten kwam hij kort daarop tot de vorming van de volgende departementen: Justitie, Binnenlands Bestuur, Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, Onderwijs en Eredienst, Financiën en Oorlog. De zetel van de regering werd overgebracht naar Camp Columbia nabij Brisbane, waarheen ook het hoofdkwartier van generaal MacArthur was verplaatst.
Ook na de terugkeer van de Indische regering naar Batavia bleef de constructie behouden zoals die was vastgelegd bij het Staatsblad D65 van 1944. Tot de heroprichting van de Raad voor Nederlands-Indië en van de Volksraad is het niet meer gekomen. De Raad van Departementshoofden trad in de plaats van deze colleges in die gevallen, waar de Indische Staatsregeling bij de besluitvorming hun raadpleging vorderde.
Hoewel aan de grondwettelijke status van de Indische regering na 1945 aanvankelijk niets is veranderd, werd reeds in 1942 in de 7 december rede van de Koningin een nieuwe rechtsorde in het vooruitzicht gesteld, welk beginsel in een in 1946 uitgegeven regeringsverklaring nader werd toegelicht. Hieruit ontwikkelde zich in de loop van 1946 een conceptie, waarbij Nederlands-Indië zou moeten worden veranderd in een souvereine staat op federatieve grondslag, die in een Unie met Nederland verenigd zou zijn. De naoorlogse jaren stonden dan ook in het teken van intensief politiek overleg met representatieve figuren uit de Indonesische samenleving, zowel afkomstig uit republikeinse als uit door Nederlandse troepen bezette gebieden, welk overleg vaak de aanzet gaf tot ingrijpende staatkundige hervormingen. Er werden nieuwe staten, negara's, gevormd en autonome gebieden, daerah's, buiten het gebied van de Republik Indonesia, gegrond op het zelfbeschikkingsrecht en gevoed door politieke overwegingen.
Deze staten en autonome ressorten eisten vanzelfsprekend meer invloed op het beleid van de centrale regering en als eerste stap hiertoe werd op 9 maart1948 een Voorlopige Federale Regering (VFR) ingesteld, die de rol moest vervullen van interim-regering tot het moment waarop de Verenigde Staten van Indonesië (VSI) door alle deelstaten, inclusief de Republiek, zou zijn gevormd. Deze interim-regering bestond uit de luitenant gouverneur-generaal, elf staatssecretarissen-hoofden van Departementen van Algemeen Bestuur, twee staatssecretarissen met een bijzondere taak (Binnenlandse Veiligheid en Zelfbestuurszaken), de Legercommandant en de Commandant Zeemacht. Een derde nog te vormen staatssecretariaat, dat van Buitenlandse Zaken, werd waargenomen door de staatssecretaris voor Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen.
In afwachting van een politieke overeenkomst met de Republiek, waardoor deelname van die zijde aan de interim-regering mogelijk zou worden, werden aanvankelijk acht plaatsen in de interim-regering vervuld door Nederlandse funktionarissen. Zeven plaatsen werden vervuld door Indonesiërs, die bij de federale staatsopbouw een belangrijke rol hadden vervuld. Aan de ene kant trad de VFR in de plaats van de Raad van Departementshoofden en werd als zodanig ordonnantiewetgever. Formeel kon de VFR, in afwachting van de grondwetsherziening, over geen grotere bevoegdheden beschikken dan de Raad van Departementshoofden (nog steeds hun officiële benaming) bezeten had. Er werd alleen collegialiteit in de praktijk van het bestuur gebracht.
Het ontwerp voor een definitieve regeling werd al spoedig in de VFR behandeld en naar Den Haag gezonden. De vorming van een centrale volksvertegenwoordiging, waarbij alle bevolkingsgroepen in de federatie zouden worden betrokken, zou tenslotte het sluitstuk zijn van de democratische staatsopbouw.
Vervolgens vond in Bandung in mei 1948 de opening van de Federale Conferentie plaats, die tot taak had de toekomstige staatsstructuur van de Verenigde Staten van Indonesië te ontwerpen. Kort daarop kwam in dezelfde plaats de Bijeenkomst voor Federaal Overleg (BFO) bijeen, een vergadering van de staatshoofden en regeringsleiders van de federale gebieden. Hun bedoeling was een bijdrage te leveren voor het vinden van een regeringsvorm voor de overgangsperiode vóór de souvereine VSI zouden zijn tot stand gekomen. Dit overleg resulteerde in de zg. Bandungse resolutie.
Op basis hiervan en van het VFR-ontwerp werden in augustus en september 1948 door de BFO in Den Haag besprekingen gevoerd met de Nederlandse regering. Dit "Haags overleg" resulteerde vervolgens in het Besluit Bewindvoering in Indonesië in Overgangstijd (BIO-besluit). Mogelijkheden om deze nieuwe rechtsorde in te voeren waren in september al voorbereid door toevoeging van een nieuw hoofdstuk aan de Nederlandse grondwet.
Intussen had in oktober 1948 luitenant gouverneur-generaal Van Mook zijn ontslag ingediend. Hij werd opgevolgd door dr L.J.M. Beel met de titel Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon (HVK). Deze titel liep vooruit op de ontwikkeling naar een Nederlands-Indonesische Unie.
Tot een uitvoering van het BIO-besluit is het nooit gekomen, omdat geen overeenstemming met de republiek gevonden kon worden over hun inpassing in het federale bestel. Dit zou de direkte aanleiding vormen voor de tweede politionele aktie, die in december 1948 werd ingezet. Na tussenkomst van de Veiligheidsraad werden in maart 1949 onder auspiciën van de United Nations Commission for Indonesia (UNCI) in Batavia besprekingen gehouden tussen Nederland en de republiek, die tot het Van Roijen-Roem Akkoord leidden (7 mei) en gevolgd werd door een gemeenschappelijk memorandum over het tijdstip en de voorwaarden van een te houden Ronde Tafel Conferentie (RTC). HVK Beel, die zich niet met dit beleid kon verenigen, diende op 9 mei 1949 zijn ontslag in en werd opgevolgd door dr A.H.J.Lovink.
Na de terugkeer van de republikeinse regering in Djokjakarta en het staken van de vijandigheden kon de RTC op 23 augustus 1949 een aanvang nemen. Begin augustus werd in Djokja en Batavia nog de Inter-Indonesische Conferentie tussen republikeinen en federalisten gehouden ter bespreking van de interne staatkundige struktuur en de te volgen procedures bij de RTC. De RTC, die op 2 november 1949 beëindigd werd, resulteerde in het charter van souvereiniteitsoverdracht en het uniestatuut, waarin de Nederlands-Indonesische Unie geregeld werd. In een aantal bijbehorende overeenkomsten werd de overdracht van de diverse landsbelangen geregeld. De formele overdracht van de souvereiniteit vond op 27 december 1949 plaats.
Mohammad Hatta naast Koningin Juliana
tijdens de Soevereiniteits "overdracht" op 27 December 1949
in het Paleis op de Dam in Amsterdam
Op de onderste foto 27 December 1949 in Djakarta,
voor de laatste keer wordt 's avonds de Nederlandse Vlag gestreken
op het Paleis van de Gouverneur-Generaal op het Koningsplein
We kregen de volgende reakties:
Het begon zo:
Ik kom via een zoekactie op uw site over Resident de Vogel die ook de grootvader van mijn oma was. Zij heette Dorine M. de Vogel, dat betekent dus dat zij een nichtje was van Nan Buurman van Vreeden?
Waarna dit volgde:
Ik kreeg van mijn dochter (zie boven) de link naar dit verhaal over Nan Buurman van Vreeden toegestuurd. Heb met kippenvel het verhaal gedeeltelijk gelezen:
Volgens mijn moeder, Dorine Minette de Vogel, was de resident van Soho haar grootvader. Zij is in Indonesie grootgebracht, haar moeder is heel jong gestorven, toen zij nog klein was en haar vader Ton de Vogel is gestorven toen zij een jaar of 17 was.
Zij had een oudere broer Ton, die halfbloed was. Zij is na het overlijden van haar vader verder opgevoed door tantes, kan me herinneren dat zij het had over een tante Juul en tante Roos. Zij is op vrij jonge leeftijd getrouwd met Frans Jackson. Mijn moeder is in 1995 op 80 jarige leeftijd gestorven.
Mijn moeder heeft ons nooit veel verteld over vroeger, wel hoorde we de naam Buurman van Vreeden vallen. Ik heb ze echter nooit ontmoet. Wel ben ik als kind regelmatig bij tante Roos op bezoek geweest, als het tenminste over dezelfde tante Roos gaat.
Misschien is er iemand die mijn moeder als kind en jonge vrouw heeft gekend? Ik zou het heel erg op prijs stellen om hier iets over te horen. Ik heb nl. altijd het gevoel gehad dat zij niet gelukkig was en een moeilijke jeugd heeft gehad.
Charlotte Jackson
Terug naar Aad's homepage, met links naar al zijn verhalen |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|