(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Aad heeft dit verhaal nodig om hier later naar te verwijzen als we het over de Rotterdamse Gezondheidszorg hebben
Het is een verkeerde opvatting te menen dat de volksopvattingen en -remedies erfgoed zijn van onze verre heidense Germaanse voorouders. Weliswaar is de eerste bron van kennis de overlevering binnen de gemeenschap, maar die werd uit ettelijke bronnen in de loop der eeuwen gevoed en in stand gehouden .
Heel wat volksmiddelen zijn overblijfselen van medische voorschriften, afkomstig uit middeleeuwse compilaties van Griekse en Latijnse schrijvers, of gewoon toepassingen, die de medische wetenschap intussen als verouderd of als onvoldoende efficiënt heeft afgeschreven.
De belangrijkste bron van kennis is ongetwijfeld de eigen ervaring binnen de gemeenschap. Een middel dat ergens probaat bleek, werd op zijn degelijkheid beproefd door anderen en als goed bevonden recept vaak eeuwenlang doorgegeven en bewaard.
Lang voor de wetenschap ontdekt had dat speeksel rhodaankalium bevat dat kiemdodend werkt op bacteriën, werd speeksel als ontsmettingsmiddel algemeen aangewend. Zo zijn er intussen duizenden huismiddeltjes opgetekend, sommige met algemene verspreiding, andere die alleen in beperkte kring werden gebezigd :
- brandnetels opleggen bij reuma of bij "heupjicht",
- olie waarin koperen muntstukken hebben gelegen tegen aambeien,
- paardemelk als behandeling bij kinkhoest,
- eiwit strijken op insectenbeten,
- blauwe bosbessen eten tegen suikerziekte,
- oude boter om de navel strijken bij koliek,
- om bloed te stelpen wierook klein wrijven en innemen,
- bij keelontsteking een bezwete kous om de hals binden,
- urine vond toepassing bij kloven of winterhanden,
- bij fijt moet men zijn vinger in een rauw ei, in koedrek, of in de muil van een kikker steken, die de verzwenng zullen doen verdwijnen.
Er zijn uiteraard ook ingewikkelder voorschriften. Hier volgt zo een ' remedie voor pap te maken dinstig op sweuragien' uit een Brabants molenaarsboek van het einde van de 18e eeuw "nempt wilde suyckery, violetten, paternostercruyt, straet maegdelieven van eickx een handvol, kerft het fyn en laet het 't samen murg koken en roerter dan wat lynsaet meel in om wat te dicken ende dat opgeleyt het sal op corten tyd uytbreken en den brant vergaen"
Uit de bovenstaande voorbeelden blijkt overduidelijk dat voor de bereiding van geneesmiddelen in de eerste plaats planten, kruiden, dieren en vloeistoffen uit de eigen vertrouwde omgeving in aanmerking kwamen. De eigen ervaring vond steun in geschreven of gedrukte handleidingen. De vrij talrijke receptenverzamelingen die reeds in de Middeleeuwen bekend waren, zullen wel nooit volks gemeengoed zijn geweest, maar het feit dat recepten gedrukt waren, verhoogde in elk geval hun geloofwaardigheid.
Zo kan verklaard worden waarom boekjes als Handboek voor lijdenden of genezing zonder geneesheer van kapelaan Van den Bosch in de tweede helft van de 19e eeuw een tiental herdrukken beleefde en dat De geneesheer der armen nog na 1925 gemakkelijk verkoopbaar bleek.
Duidelijke invloed is ook uitgegaan van algemeen verspreid literair werk en dan denken we in dit verband aan de berijmde uitspraken van vader Cats, waarvan er nog heel wat in Nederlandse gezinnen mondgemeen zijn.
Zo het voorschrift dat brandworden bij het vuur gehouden moeten worden
Zijt ghy verbrant
aen voet of hant,
gae tot de vlam
daer't quaet of quam
De keuze van vele geneesmiddelen wordt inderdaad veelal bepaald door een regel die de volkskundigen 'sympathie' noemen en die de explicitatie is van het hierboven vermelde bewustzijn dat alles in de natuur samenhangt, a h w sympathiseert
Een eerste uiting daarvan is de opvatting dat tussen de ziekte en het ziektebestrijdend middel een zekere gelijkenis moet bestaan, wat door de geleerden geformuleerd wordt in de stelling 'similia similibus curantur' (= het gelijke wordt door het gelijkende genezen).
Paracelsus (1493-1541) heeft die stelling als uitgangspunt genomen voor zijn leer der signaturen, die aanneemt dat de geneeskracht van een plant of een dier of een dierlijk orgaan afgelezen kan worden uit zijn voorkomen (vorm, kleur). Sommige planten ontlenen daaraan hun volkse naam ogentroost, speenkruid, longkruid, daarom gebruikt men gele planten of saffraan tegen geelzucht, en hondsrib tegen beten van honden, daarom hing men kleine kinderen een mollepootje als amulet om, om het doorbreken van de tandjes te bevorderen.
Nog een stap verder dan de gewone analogie-redenering wordt gezet bij de opvatting dat ziekten op iemand of iets anders overgebracht kunnen worden. Vrijwel elk van ons weet dat het mogelijk is, zijn wratten te begraven: men neemt een touwtje en men legt daarin zoveel knoopjes als men wratten heeft, of men legt twee strootjes kruisgewijs in de grond, als het touwtje of de strootjes in de aarde zijn verteerd, zijn ook de wratten zeker verdwenen. Men kan de handeling nog versterken door het touwtje te begraven, terwijl de kerkklokken over een dode luiden, of men kan zijn wratten tegen een lijk wrijven en ze aldus aan de dode meegeven.
Van koorts - nog wel geen ziekte, alleen een ziekte-symptoom -werd algemeen geloofd, dat men ze (met of zonder bezwerende woorden) door middel van een kouseband, een lint of een wis stro aan een bepaalde boom kon vastbinden (meestal een eik of linde), uit het pendant daarvan - wie de kouseband of de linten losmaakt, krijgt zelf de koorts - blijkt dat de handeling niet symbolisch werd gezien, maar als een echt overdragen.
Dat overdragen kon eveneens gebeuren door een spijker in bepaalde bomen te slaan of in uit bomen gemaakte beelden, al komen de spijkerfetisjen in onze streken vrij zelden voor, dat heet dan de ziekte vernagelen.
Een vrij eigenaardige vorm van overdracht wordt beoefend door de zg pintjesmeesters uit de Antwerpse Kempen en Noord-Brabant. Om pijn of kwalen weg te nemen gebruiken die een aarden kannetje of een pint, daarin wordt wat bloed of etter van de zieke in een linnen doekje ondergedompeld in water dat vermengd is met het z.g. poeder van sympathie, de pint wordt in gloeiende as geplaatst en de pijn wijkt zodra de vereiste warmtegraad is bereikt. Achteraf wordt het lapje in de grond begraven.
De overdracht-gedachte is ook herkenbaar in de meeste versjes die gezegd moeten worden als men van de hik verlost wil worden. Hier volgen twee types van zulke volkomen pretentieloze rijmpjes, die in tientallen varianten nog overal in gebruik zijn
Ik heb de hik,
ik heb de pik,
ik heb hem nou,
ik geef hem ou
Ik en de hik trokken over het meer
de hik bleef weg en ik kwam weer
Klik hier voor de overige gezondheids verhalen op onze site |
---|
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|