Een biografie geschreven in 1951 :
De psychopaat
Prachtige OCR verhalen uit een van onze boeken, Aad vindt het heerlijk om ze te lezen, hopelijk jullie ook ....enne let niet op kleine OCR foutjes
Uitsluitend vertellen over de straattypen, die vroeger door de verdwenen binnenstad doolden. Dat was mijn opdracht. Nu, er zijn er heel wat geweest. Meer dan ik voor uw verbeelding kan doen herleven. In twee catagorieën behoren zij echter gescheiden te blijven. Zij, die tot de werkelijk aanstoot en spot opwekkende gedegenereerde leden van het vagebondengilde behoorden, en zij, die gerekend moeten worden tot de kleine nijvere negotianten, de rustige fatsoenlijke mensen, die er iedere dag opnieuw op uit trokken om hun schamele boterham op te scharrelen, doch die door hun eigenaardigheden de publieke aandacht trokken. Beide groepen mogen dus niet vereenzelvigd worden.
Dat wilsslappe en onstandvastige type onder de zwervers was echter
nog niet altijd het kwaadste. Moeilijker was het bijvoorbeeld, om met een
hysterisch exemplaar om te gaan, zoo'n man, die altijd maar leefde in een
sfeer van onwerkelijkheid, in een door hemzelf geschapen fantasie-wereld,
die voortdurend met zijn eigen „ik" bezig was en zich door iedereen, die
met hem in aanraking kwam, gekrenkt en beleedigd gevoelde.
Dan had je
nog van die abnormaal-prikkelbare typen, die in beangstigende woede-
ontploffingen konden losbarsten, vooral als ze onder den invloed van
alcohol verkeerden, en daarnaast echte doorgefourneerde fanatiekelingen,
die in al hun ellende maar droomden van groote wereldhervormingen en
soms heele redevoeringen hielden.
Ze hadden wel iets gemeen met de
eeuwig-kankerende querulanten, die aan alles en nog wat de schuld gaven
van hun ongeluk, behalve aan zichzelf.
Maar je telde onder dat schooierend en zwervend volkje toch ook heel
wat bijna tot stompzinnigheid vervallen apathischen, onverschillig voor
indrukken van buiten en ook voor eigen bestaan, voor zoover dat meer
zou kunnen beteekenen dan eten en drinken en het voldoen aan enkele
andere elementaire levensbehoeften.
Steeds passief bleven ze en eenzelvig,
gemeden door iedereen, die in hun omgeving kwam. Ze vormden een
merkwaardige tegenstelling met de ziekelijk-neerslachtigen en nog méér
met de abnormaal-vroolijken, zooals ik er één kende, die altijd in zijn
eentje liep te zingen, alsof het leven voor hem één groot feest was, die
iedereen toelachte en steeds grimassen maakte.
De meest verworden typen trof je wel aan onder de spiritusdrinkers,
die heele nachten buiten doorbrachten, al was het ook nog zoo koud, en
die altijd met zichzelf in gesprek waren, tot ze soms, volkomen bedwelmd
en met blauwgekleurde gezichten, van een bank rolden.
Dan werd er wel
eens één dood gevonden door een passeerenden burger of een surveil-
leerenden agent. Wezenloos keken de andere veralcoholiseerden naar het
lijk van het slachtoffer, niet beseffend, dat eenzelfde afschuwelijke dood
ook hen wachtte... Hoe gauw reeds misschien zou hij daar zijn?
Eens ben ik getuige geweest van een tragedie, die een zwerversbestaan
ook voor derden inhield. Ik woonde toen in één der buitenwijken, waar-
van de huizen grensden aan het weiland, dat zich uitstrekte tusschen
Nieuwe Binnenweg en Westzeedijk, het zoogenaamde „land van
Hoboken".
lederen morgen vroeg zag je daar een jongen zwerver — „de
zwabber" werd hij genoemd — met een nog net gezicht, al was het ook
sterk verweerd, versmoezeld en vergroofd door ruwe weersinvloeden, uit
de richting van den Westzeedijk de buitenste huizenrijen naderen, waar
zijn oude vader, een keurige verschijning, hem stond op te wachten met
pakjes brood of ander eten, of soms wel kleeren, naar je giste.
De jonge man scheen tot dat slag psychopathen te behooren, die een
wrok en haat koesteren tegen alles en nog wat, die zich door iedereen in
hun omgeving verongelijkt en benadeeld achten, die zelfs menschen, die
het beste met hen voor hebben, vooral onder hun naaste familie, als hun
natuurlijke vijanden beschouwen. Die meenen, dat zij alle recht hebben
op verzorging door bloedverwanten en gemeenschap, zonder dat zijzelf
ook maar één vinger behoeven uit te steken.
Het was schrijnend te zien, hoe de zwerver met de grootste onverschil-
ligheid alles aanpakte, wat zijn vader voor hem meebracht, zonder een
woord van dank te spreken. Integendeel, bij elke ontmoeting schold hij
den ouden man de huid vol.
Van de politie vernam ik, dat er geen termen
aanwezig waren om zoo'n asociaal en onmaatschappelijk type in een
inrichting te doen plaatsen, zoolang hij niet door agressieve, of andere
strafbare handelingen daartoe aanleiding gaf.
Zoo bleef het zwerverswee ook wee voor anderen beteekenen...
Van al deze straattypen neem ik in gedachten afscheid, 'k Laat hun gestalten weer verdwijnen achter de coulissen van het verleden. De revue is geëindigd! Het scherm zakt.
|
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |

Last update :
7 Juni 2002