Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Gastenboek

Naar beneden 

Gerard Martens' verhaal over......

Roodvonk in Berlijn

 

Het wordt tijd om te gaan vertellen over mijn laatste 6 weken in Berlijn. Al die tijd heb ik in het ziekenhuis doorgebracht, want ik had roodvonk. De dag na kerst zat ik op het dak van de fabriekshal stukken glas uit de raamlijsten te tikken. Werken in de hal was onmogelijk na het laatste bombardement en daarom werden we het dak opgestuurd, Nou voelde ik me op grotere hoogte al nooit zo lekker. Last van hoogtevrees, wat mijn vrouw altijd de uitspraak ontlokte, Gerard? Die wordt al duizelug astie op 'n krant staat.

Daar op dat dak zat ik in de kou te zwoegen en te zweten en ik kreeg weer zo'n koortsig gevoel. Ik klauterde heel voorzichtig naar beneden om me bij Emiel, de lagerführer, te melden.é ü ë

Hij belde een dokter en toen die kwam was het al heel snel geconstateerd, Scharlach. Roodvonk? Ik dacht ineens aan die gebeurtenis in Den Haag en hoopte, dat dit weer van de zenuwen zou zijn. Niettemin werd ik met grote spoed naar het ziekenhuis gebracht. Hoe ik daar gekomen ben ik weet het niet meer, maar dat ziekenhuis lag een U-bahnhalte verder dan Ostkreuz en hemelsbreed niet ver van de Alelexanderplatz.

Na een vluchtig onderzoek moest ik al mijn kleren uitdoen en kreeg daarvoor in de plaats, een heeeeel lang wit hemd, een soort kamerjas plus een paar witte sokken en houten slippers. Mijn kleren gingen achter een deur in de gang en op die deur hing deze poster.

posterinzamelingdu

We hebben later nog wel eens gelachen om die plaat. De Duitsers waren blij, dat ze zelf nog wat kleren hadden en één van de patiënten vroeg zich serieus wel eens af of hij zijn kleren nog  ooit terug zou zien. 

 

Op de zaal werd ik in bed gestopt en het eerste wat ik deed was eens heerlijk slapen, want dat was er de laatste weken haast niet van gekomen. Een beetje later in de middag kon ik eens goed om heen kijken om kennis te maken met mijn naaste buren. Naast me lagen twee Fransen, waarvan er één Pierre heette, en naast Pierre lag een Amsterdammer, die zich voorstelde als  Groen of Groeneweg. Ik dacht dat zijn voornaam Wim was, dus zal ik hem zo maar blijven noemen. Verder waren er op de zaal alleen maar Fransen en Hollanders en één Belg, die behoorlijk ziek was. 

Wat me al direct opviel, dat de meeste patiënten uit bed waren en ik vroeg Wim of dat allemaal lopende patiënten waren. Ben je gek, zei die, we komen er uit wanneer we willen. Er is hier nauwelijks controle en die éne zaalzuster vindt het allemaal wel goed. Ik zou, als ik jou was, ook maar zo gauw mogelijk uit dat bed komen .

 

De volgende ochtend heel vroeg werd er een koortsmeter naast me op mijn kastje gelegd en ik kreeg uitleg van Wim, dat ik hem zelf moest inbrengen en weer terug op het kastje leggen. Zelf zat hij de meter voorzichtig te wrijven, tot hij vond, dat hij een geschikte temperatuur had. Ik was ook koortsvrij en ik kreeg de raad om 's morgens ook maar mijn eigen temperatuur vast te stellen. 

Pierre was bij het ontwaken alleen maar geïnteresseerd in zijn vaasje met urine. We hadden geen flessen maar een soort bloemenvaasje. Hij had na zijn roodvonk, difterie gehad en een afwijking overgehouden in zijn gereedschap, waarmee hij later hoopte vader te worden. Iedere morgen was zijn eerste daad, kijken of er geen bloed in de urine zat!. Hier kom ik verder in het verhaal nog op terug. 

 

Eerst moet ik maar vertellen hoe het bezoek verliep. Zondags was het bezoekdag. De bezoekers mochten absoluut het ziekenhuis niet in en moesten, dat wat ze bij zich hadden voor de zieke, afgeven bij de buitendeur, waar een  zuster aan een tafeltje zat en liet waarschuwen als er wat voor ons afgegeven was.

 Omdat het ziekenhuis alleen maar op de begane grond gevestigd was, kon het bezoek buiten onder het raam gaan staan en wij hingen dan een uit dat raam om zo een beetje te praten. Lekker warm was dat niet, maar Kees de Jong, kwam van zo ver, dat ik een beetje frissigheid wel kon doorstaan. Hij bracht vaak brieven mee en bracht wat boodschapjes over.  Na een half uur was het bezoek weer voorbij. 

 

Eén van de Hollanders werd al gauw na mijn binnenkomst ontslagen, maar door zijn ontslag moest ik Wim gaan helpen. Waarmee zul je zeggen? Nou de Belg op onze zaal was erg ziek en de jongen gilde al van de pijn als je bij wijze van spreken aan zijn bed kwam. Toch moest deze jongen zo nu en dan.naar de W.C.

Normaal kon hij met het vaasje nog wel overweg, maar als de stoel met de po erbij moest komen, waren Wim en ik gedwongen om samen de Belg vast houden, als hij moest doen, wat we allemaal wel eens moesten doen. Geloof me de lucht van Aad zijn luiers was parfum vergeleken met wat wij te ruiken kregen. Bovendien moesten we hem ook nog helpen met schoonmaken en het wegbrengen van de po was niet bepaald een pretje. Maar Wim zei, als jij niet helpt Gerard.  moet ik het alleen doen. Je kunt toch zo'n knul niet in de steek laten. Wat moesten we die jongen toch een pijn doen, maar hij was ons zo dankbaar en dat vergoedde veel. 

 

Om met deze jongen verder te gaan. Wanneer er luchtalarm was dan waren we wel verplicht om hem ook mee naar  de kelder dragen en dat waren veel trappen naar beneden. We gingen maar bij ieder vooralarm, omdat het anders te lang duurde voor we beneden waren. Beneden stond een soort brancard voor hem, maar voor we hem daar op gelegd hadden, werd het sein veilig gegeven en sjouwden we hem weer mee naar boven. Soms smeekte hij ons om hem maar te laten liggen, maar dat durfden we ook weer niet te doen, want soms werd er flink gebombardeerd en hadden we nog wel dieper onder de grond willen kruipen. Omdat we meer naar het centrum zaten dan in Köpenick waren ook de bombardementen veelvuldiger. Maar laat ik stoppen om daarover te vertellen, omdat er in dat toch wel rare ziekenhuis zoveel meer dingen gebeurden, die het vertellen waard zijn. 

 

Hoe brachten we onze dagen door? Zoals ik al verteld heb, we lagen zelden op bed. Alleen na het middageten was het verplicht rusten en de zuster maakte dan wel haar ronde en iemand, die deze regel overtrad kon zijn toetje de volgende dag wel eens aan zijn neus voorbij zien gaan. 

's Avonds werd er door de Fransen Mens erger je niet gespeeld. Ik sprak behoorlijk Frans en mocht daarom ook meedoen. Nou hadden de Fransen een eigen spelregel ingevoerd. Als je het pionnetje van je tegenstander niet eraf kon gooien, mocht je, bij een te hoog aantal ogen, niet voorbijgaan. Ook je eigen pionnetje mocht je niet passeren. Zo kon het gebeuren, dat er hele files ontstonden, wanneer er een beetje ongelukkig gegooid werd. 

Het ging ook nog om een stukje brood, dat door één van de Franse spelers als prijs beschikbaar werd gesteld. Zij kregen een zogenaamd Pétain-pakket , geloof ik. 

Eén potje kon uren duren, omdat er steeds met zes man werd gespeeld. Het gebeurde meermalen dat, als we om acht uur begonnen, we nog niet klaar waren, als om half één het alarm ging. Dan waren de Fransen snel weg en Wim en ik sjokten met onze Belg er achteraan. Over mijn verdere avonturen  als roodvonkpatiënt zal ik in een volgend stukje vertellen. 

 

                                                                   

 



Klik hier als je terug wilt naar het Gastenboek


Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

23 November 2001