Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

De schermutselingen bij Beukelsdijk en Ouderschie

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Ouderschie en klik op ENTER




De schermutselingen bij Beukelsdijk en Ouderschie

Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade




De drie ruiters die de zaak om de stad Schiedam tot overgave te dwingen op zich hadden genomen brachten zo veel bij hun spitsbroeders teweeg, dat ze dagelijks overhoop raakten met de poorters van de Hollandse steden. Ze scholden elkaar op de meest schaamteloze wijze uit en voegden elkaar allerlei schandelijke bijnamen toe, zoals het rouwe krijgsvolk dat gewend is en in overvloed voorradig heeft. Van woorden kwam het tot slaan, zodat er bijna geen dag eindigde zonder vuistgevecht. Dat liep zo hoog op, dat zeven of acht burgerschutters aan één kant kwamen te staan.

De burgers van Haarlem en Leiden, wier makkers waren gesneuveld, zonden enkelen van de hunnen uit naar Dordrecht om over de barre kwaadwilligheid en de buitensporige gewelddaden van het krijgsvolk van de prins te klagen en erom te verzoeken dat er een tot voorbeeld dienende strafmaatregel zou worden genomen. Maar de krijgslieden, die er lucht van kregen, zonden ook meteen heer Nicolaas Wittenhorst, een dapper hoofdman, die bij het Hof in aanzien stond, voor hun verdediging daar naar toe. Heer Wittenhorst wist de vuile zaakjes zo recht te praten en te verontschuldigen dat hij deze aangelegenheden bij de prins goedpraatte. Daarbij bracht hij teweeg dat de uitgezonden burgerschutters weinig gehoor vonden.

De burgers kregen ten antwoord (hetgeen zeker bont genoeg was) dat het krijgsvolk gewend is wat rouw te leven, vooral in tijden van oorlog, dat er van deze misslagen te gelegener tijd kennis zou worden genomen en er bij de zaken, waarvan men vond dat ze dat verdienden, een behoorlijk en voldoende straf opgelegd zou worden. Deze uitslag riep nog meer verbittering op in Schiedam en maakte de baldadigheden van de soldaten groter dan tevoren. Zo ontbrak het hen nooit aan gezochte ruzies met de stedelingen, waar voortdurend vechtpartijen uit voortkwamen.

Terwijl men dus in de stad met elkaar overhoop lag en deze zaak in het voordeel van de Rotterdammers was teweeggebracht en begonnen, zaten laatstgenoemden niet stil om ook in het veld hun belegeraars een nadeel te berokkenen. Zij waren er op tijd van verwittigd dat enig voet- en paardenvolk op de elfde van de sprokkelmaand vanuit Schiedam bij Beukelsdijk kwam stropen.
Heer Frederyk van Zevender stapte er met vierhonderd ruiters vanuit de Delftse poort op af en wist de Schiedammers zo goed te omsingelen en in het nauw te drijven, dat hij na een kort gevecht meer dan vijftig mannen gevangen nam en binnen de stad bracht. Onder hen waren ook Jan van Niewmegen en Gerard van Houten en omtrent twintig anderen, die van de bewuste aanval kennis hadden.

Of deze komst naar Beukelsdijk en het zich gemakkelijk gevangen laten nemen een vooropgezette zaak is geweest of dat er ongeveinsd en in volkomen ernst gehandeld is, het is zeker dat Brederode zijn zaak er in grote mate door bevorderd werd. Want bij de gevangenen die bij hem waren gebracht, nam hij zelf de moeite hen een voor een scherp te ondervragen om het geheim van een zo grote onderneming met verstrekkende gevolgen aan geen ander toe te vertrouwen.
Hij vond allen eenparig instemmen met een onverzoenlijkheid jegens de burgerschutters en eendrachtig geneigd om de stad Schiedam met de genoemde vijanden de stedelingen aan hem over te dragen. Zij zwoeren dat bijna alle krijgsbenden, uit inwoners van Kleef en andere buitenlanders bestaande, een bittere haat tegen de Vaderlanders hadden opgevat en gereed zouden zijn voor de overgave. Voorts namen zij het op zich op St. Valentijnsdag, de dertiende van de sprokkelmaand, 's avonds om negen uur, wanneer de poorters zich te ruste begaven, de aanval te beginnen door de poort met geweld in bezit te nemen en het Rotterdamse krijgsvolk binnen te laten.

Nu nam men het vrijlaten van de gevangenen, die van de zaak op de hoogte waren, in overweging en hoe men zou proberen hen zonder dat vrienden of vijanden er iets achter zouden zoeken met een handige draai onder de dekmantel van losgelden kon vrijlaten en op vrije voeten stellen. Brederode gelastte dat men hen allemaal op het Marktveld zou laten verschijnen en hen de keus zou geven om te blijven en onder hem dienst te nemen, of onder de gunst van bepaalde behoorlijke losgelden meteen te vertrekken.

Degenen die de aanval wilden kozen het laatste voorstel en kwamen onder het mom van over hun losgelden te onderhandelen bij de stadvoogd om zijn allerlaatste bevelen te ontvangen en om afscheid te nemen. Maar degenen die niet op de hoogte waren namen het op zich, of door gebrek aan voldoende vermogen voor hun vrijkoping of doordat ze als vrije vogels weinig hadden aan los en onnadenkend van dienst en Heer te veranderen, de wapens van Bredero te dragen. Enkelen bleven ook met opzet, namelijk Gerard van Houten en vier andere ruiters, om de Rotterdammers te leiden en hen de weg te wijzen om de stad Schiedam op de vastgestelde zwakste plaats aan te vallen en te verrassen.

De volgende dag trokken heer Frederyk van Zevender en heer Kornelis van Treslong met honderd en vijftig ruiters en honderd voetknechten de stad uit naar Delfshaven met de bedoeling daar enig vijandelijk voetvolk aan te treffen, maar vonden niemand. Uit onbehagen om onverrichter zake terug te keren stapten zij voort naar Ouderschie, waar een troep van vierhonderd vijanden te voet hen ontmoette. Zonder te aarzelen raakten zij met elkaar in gevecht. De strijd was aan beide zijden hevig en niet zonder bloeduitstortingen, maar na twee uur dapper gevochten te hebben kregen de Rotterdammers, veruit de zwakste in aantal zijnde, het te kwaad. Ze zouden echter geen voet hebben verzet, ware het niet dat enige verse hulptroepen de vijanden waren toegeschoven om hen bij te staan. Dit deed de Rotterdammers de aftocht blazen en ertoe besluiten om liever met voorzichtigheid te vluchten dan door een al te hardnekkige stoutmoedigheid en overmoed een zekere dood en het verlies van zo vele dappere mannen te moeten ondergaan.

De meeste ruiters ontkwamen door de snelheid der paarden, maar het afgematte voetvolk, ten dele gewond en niet tot vluchten in staat, werd door de verse vijandelijke manschappen ingehaald. Zodoende kwamen er daarvan zeer weinigen tot geen goed terecht, terwijl er wel tachtig gevangen werden genomen en er vijftien mannen op de plaats van het gevecht zijn gesneuveld.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

28 Juni 2017