(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Jonker Frans en klik op ENTER
De klachten van de Hollandse steden en het antwoord van de Stadhouder
Uit Rotterdamse Heldendaden onder de stadvoogdij van den jongen heer Frans van Brederode, genaamt Jonker Fransen Oorlog door K. van Alkemade
De steden van Holland zagen dat er met het beleg van Rotterdam niet veel gevorderd werd, dat er reeds een rond jaar verspild was, waarbinnen al hun soldaten er ter heervaart op uit waren getrokken, de huisgezinnen zonder winst en onverzorgd werden achtergelaten, dat de dure tijd steeds zwaarder werd en de ingezetenen door het geven van de 100ste penning, ruitergelden en huisgelden, verhoogde accijnzen en andere nieuwe lasten en zware schattingen verarmden.
Hier kwam bij het schielijk in waarde dalen van de munt, die zeer hoog was opgelopen. De vierijzer (een kleine zilvermunt) kwam namelijk op 5 stuivers, de reaal op 14 stuivers, de gouden gulden op drie gulden en drie stuivers, de Leeuw op 5 gulden, de Hendrikus Nobel op 9 gulden en verder daalde de waarde van goud en zilver.
Daarentegen waren alle levensmiddelen bij gebrek aan koophandel even duur gebleven en vervolgens moest er een tweede penning meer voor betaald worden, terwijl het reeds tevoren door de duurte voor de arme ingezetenen ondraaglijk was geworden.
En doordat de vorst het niet kon goedvinden zijn eerdergenoemde ruitergelden en schattingen te ontvangen tegen deze zo hoog opgelopen prijs, heeft hij de waarde van het geld veranderd en zodanig verminderd dat 3 vierijzers op 5 stuivers, de reaal op 4 en een halve stuiver; de gouden gulden op 17 stuivers, de Leeuw op 30 stuivers, de Nobel op 50 stuivers stond en zo vervolgens alle andere goud en zilver in deze zo benauwde tijd tot het meest onvoorziene en tevens allerlaagste peil in waarde was gedaald.
Zo hebben hun gevolmachtigden aan de heer Van Polhaim, als opperhoofd van het Beleg, door hoge nood gedwongen, besloten hem met eenparige stemmen hun klachten voor te dragen. De steden Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Schiedam en Brielle zonden hun afgevaardigden naar Gouda, alwaar de Stalmeester zijn verblijf had.
Toen ze op de 21ste juni 1489 voorgeleid waren om gehoord te worden, begonnen ze hun klachten over de ellendige toestand der steden en van het land breedvoerig voor te dragen.
Hun aanklacht behelsde onder andere:
"Dat doordat de meeste burgers van de steden met en onder hun vaandels en onder de banieren van hun stad in de steden Schiedam en Gouda lagen, dat ze daardoor hun huizen niet konden verzorgen, geen ambacht konden uitoefenen noch koophandel konden drijven; dat alles in de steden stil lag door de afwezigheid der mannen en er gebrek was aan de voorzorg van de vaders der huisgezinnen. Dat het platteland, waaruit voor een goed deel de welvaart der steden bestond alom werd bedorven, gestroopt en verbrand en dat dat zowel door vrienden als door vijanden geschiedde.
Dat de tweedracht der ingezetenen en de zucht naar elkaars ondergang alle menselijke hulp afsneed, de bijstand verbrak, de gemoederen van het vaderland verwilderde en de band tussen de soldaten en het uitheemse krijgsvolk losmaakte. Betreffende de zee, dat deze zodanig onveilig werd, dat er niet de minste koophandel gedreven kon worden, dat de lieden uit Sluis in Vlaanderen alles wegnamen wat er op zee verscheen en dat er geen schip, uit het oosten noch uit het westen, aan de klauwen van deze machtige zeerovers kon ontkomen. Dat dit roofnest ten koste van de Hollanders een zeer rijke en welvarende stad werd en nog dagelijks toenam.
Dat de boeren hun landheren geen pacht betaalden, dat de renteniers het spoor bijster raakten, dat de ambachtsman geen loon ontving, terwijl hij vanwege de duurte der levensbenodigdheden wel een dubbel loon nodig had. Dat evenals de koophandel buiten het land ook alle binnenlandse handel, nering en handwerk stilstond. Dat er door de steden geen los- en lijfrenten werden betaald en dat ze daardoor in de steden in het land, noch in Vlaanderen, Brabant of elders buiten het land op vrije markten konden komen, noch handelen konden zonder aangehouden en bezet te worden.
Dat dit onheil een grote neringloosheid der steden had veroorzaakt en omdat er geen waren te verkrijgen waren, had ook een grote duurte, die naast de zware en verdubbelde oorlogslasten en belastingen nog meer verdubbeld was door het schielijk in waarde dalen van de munt, de goede ingezetenen van Holland tot zulk een armoede en onmacht gebracht, dat het onmogelijk was geworden de oorlog langer uit te houden en ze verzochten daarom met algemene stemmen dat er een einde aan de oorlog zou worden gemaakt en of hij er bij de koning op wilde aandringen om een goed en gewenst einde van al deze rampen en ellende te helpen bevorderen."
Nadat de Stalmeester de Hollandse afgevaardigden welwillend had gehoord, heeft hij met een welsprekend betoog, een hoedanigheid die hij volmaakt bezat, geantwoord en heeft hen meer met een vertroosting dan met een belofte van behulpzaamheid heen gezonden.
"Hij had, zei hij, hun klachten goed aangehoord en hem waren de gronden waarop ze berustten wel bekend, hij was zich ook bewust van de grote last en het verdriet waarin het land Holland was verwikkeld en die ze moesten ondergaan, maar hij wilde hen er wel opnieuw aan herinneren, dat hun koning, hun Genadige Heer, hen binnen de stad Leiden een beeld geschetst had hoe gewichtig de zaak was, een zo grote vijand in het midden van het land te hebben en dat het een zwaar werk zou zijn die te overwinnen en deze moeilijkheden te boven te komen, zodat de krachtige bijstand van het volk en geld hoogst noodzakelijk waren. Dat hij derhalve, als een genadige en voorzichtige vader en trouwe zorgdrager voor zijn onderdanen, hen had aangemaand om hierin niet traag of schoorvoetend te werk te gaan. Voorts herinnerde hij hen eraan dat zij dat destijds eenstemmig hadden beloofd.
Hij verbaasde zich er derhalve over (zei hij verder) dat nadat de macht der vijanden door verschillende nederlagen was geknakt, hun stad van spijs alsook van manschap was ontbloot en dat zeker het einde der oorlog op handen was en het zwaarste en ergste leed geleden was, dat ze in deze tijd begonnen te klagen. Daarom maande hij hen aan, als zijn lieve vrienden en uit naam van de koning beval hij hen als trouwe onderdanen van hun prins de bevelen van de koning gewillig te gehoorzamen en de lasten van de oorlog lijdzaam en kloekmoedig te dragen, nog maar voor een korte tijd.
Gij hebt, zei hij, het blaken en branden tot voor onze stadspoorten met droefheid gezien en moeten lijden onder degene, wiens ondergang uw standvastigheid eerdaags zal hebben gewrocht, behalve als uw weigering en nalatigheid het reeds wonnen en de zekere hoop weer wilden doen verliezen. Het zijn de trouwe zorg van uw prins en de door u tot nog toe geleverde bijstand, die belet hebben dat uw steden zijn ingenomen en uw dorpen zijn geplunderd en alles bedorven en verwoest is.
Als laatste maande hij hen aan, dat ze toch zijn aanmaningen ter harte zouden nemen en nog een korte tijd geduld zouden hebben, dat de overwinnende wapenen van de koning de voet reeds op de nek van de vijand hadden en dat ze zelfs het einde van de oorlog en hun verlossing reeds met eigen ogen zagen naderen."
Deze in werkelijkheid zeer schrale troost gaf de Koninklijke Stalmeester aan de verarmde en neringloze steden van Holland, terwijl koning Maximiliaan onderwijl zonder acht te slaan op hun klachten, nood of armoede voortging met het invorderen van zijn schattingen en ruitergelden.
Hiervan getuigen onder andere zekere oorspronkelijke brieven die onder ons berusten, waarbij de stad Haarlem door verkoping van haar gemakkelijkst te verkrijgen goederen, waarover zonder bezwaar of uitstel beschikt kon worden, door arrest en gevangenis van haar burgers gedwongen werd, haar aantal te voldoen, welke brief wij ter gedachtenis van deze droeve tijden en ter bevestiging van de waarheid in de bijlagen bijsluiten.
Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan
Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net
Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:
Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|