(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen) |
Terug naar het Engelfrieten overzicht |
---|
Naar beneden |
---|
Op onze site hebben we dit verhaal
1 April 1572 Van Den Briel trok Bossu naar Rotterdam
Uit dat verhaal laten we alleen de volgende prenten zien:
Maximilien de Henin, Graaf van Bossu
1542 - 1578
Koninklijk Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht
1567 - 1573
Bossu trekt Rotterdam binnen door de Oostpoort bij het latere Oostplein
Huybert Duyfhuys
de laatste pastoor van de St. Laurenskerk (1556 - 1572)
De gevelsteen op het In Duizent Vreezen huisje
De Spanjaarden plunderen Delfshaven
Zwart Jan, de smid
1622
.........Zwart Jan wordt net het been afgehakt.......
Herinnering aan Bossu op de gevel van de ex-ABN-AMRO bank op het Oostplein
N.a.v. het verhaal over Bossu en de plundering en de moordpartijen in Rotterdam e.o. schreef Ype Akkerman het volgende uitstekende verhaal wat we met toestemming van Ype Akkerman heel graag op onze site publiceren, waarvoor onze hartelijke dank!
Enrique de Ronda en zijn Kaatje
Enkele nieuwe feiten over de plundering van Rotterdam, april 1572
Ype Akkerman, 19 november 2009
- No es nada, het is niets
In 1572 slaat de vlam in de pan. Na een aantal jaren van diplomatieke spanningen en schermutselingen tussen de Spaanse overheerser en de Nederlandse opstandelingen, veroveren de Watergeuzen op 1 april Den Briel. De Watergeuzen staan onder leiding van de nietsontziende graaf Lumeij van der Marck.
Bevelhebber van de Spaanse troepenmacht is Maximiliaan Bossu. Gealarmeerd door wat er in Den Briel gebeurd is stuurt hij een bericht aan de hertog van Alva, die in opdracht van de Spaanse koning een waar schrikbewind voert in de Nederlanden. Alva haalt zijn schouders op over de Brielse wederwaardigheden. No es nada, het is niets, is zijn reactie. Een misrekening, zo blijkt. Want de inname van de Den Briel heeft tot gevolg dat in de loop van die daaropvolgende maanden tal van andere Hollandse en Zeeuwse steden de kant kiezen van de Nederlandse opstand, die door Willem van Oranje wordt geleid.
Bossu heeft in die eerste dagen van april 1572 te maken met een snel om zijn heen grijpende opstand. Met zijn troepen komt hij aan bij Rotterdam, waar op het Kasteel van Honingen een Spaanse legerplaats gevestigd is. Via Rotterdam wil hij door naar Delfshaven, dat inmiddels ook door de Watergeuzen ingenomen is.
Bossu krijgt toestemming van het gemeentebestuur de stad door te trekken, maar de bevolking weet te verhinderen dat hij in de stad toegelaten wordt. In de nacht van 8 april probeert het Spaanse garnizoen de Oostpoort te forceren maar dat mislukt door het taaie verzet van de Rotterdammers.
De volgende dag onderhandelt Bossu met de abt van de St. Laurentiuskerk, Huybert Duyfhuys, over een doortocht. Afgesproken wordt dat de Spaanse troepen telkens in kleine groepjes door de stad mogen trekken.
Zodra vervolgens de poort geopend wordt stormt het Spaanse leger naar binnen. Tegen de gemaakte afspraken in plunderen de soldaten de stad en vermoorden daarbij zo'n 40 burgers, waaronder de smid Zwartjan. De Spanjaarden trekken verder en ontzetten Delfshaven van de Watergeuzen.
Het tegenoffensief van de Spanjaarden zal overigens vergeefs blijken te zijn. In hun opmars weten de Watergeuzen tal van steden in Holland en Zeeland aan de kant van Willem van Oranje kant te krijgen, waaronder ook Delfshaven en Rotterdam.
De aanvoerder van de Watergeuzen, Lumey van der Marck, is woedend over de gebeurtenissen in Rotterdam. Gedurende zijn 'raid' op de Maas tussen Den Briel, Dordrecht en Gorcum neemt hij een groot aantal katholieke geestelijken gevangen. Getergd door het katholicisme en en vervuld van wraak door de Spaanse overheersing, laat hij deze geestelijken martelen en ter dood brengen. Hun zwaar verminkte lichamen worden opgehangen in een turfschuur bij Den Briel; anderen vinden hun einde op een brandstapel op de Brielse Grote Markt. Deze geestelijken gaan de geschiedenis in als de 18 martelaren van Gorcum. Inmiddels is dan de zomer van 1572 aangebroken.
Deze zomer vindt een bloedig einde in Parijs, waar de strijd tussen calvinisten en katholieken een voorlopig dieptepunt bereikt. Tijdens de Bartholomeusnacht worden zo'n 3000 Hugenoten, waaronder vele vooraanstaande, vermoord. Zij zijn te gast op de bruiloft van de protestantse prins Hendrik van Navarra en La Reine Margot, de zuster van de katholieke Franse koning. Een gebeurtenis die bekend zal worden als de Bloedbruiloft.
- Enrique de Ronda
Tot zover de bekende feiten.
Wat we tot dusverre niet wisten, is dat zich in het Spaanse garnizoen ook een jonge Spaanse aankomend officier bevond, die regelmatig brieven naar huis stuurde waarin hij uitvoerig beschrijft wat hij meemaakt. Het is de 17-jarige Enrique de Ronda, telg uit een vooraanstaande Spaanse familie, die in het kader van zijn opleiding naar de Nederlanden gestuurd wordt om te dienen in het Spaanse leger.
Zijn voorouders komen oorspronkelijk uit Aragon, maar omdat zijn overgrootvader een belangrijke rol speelde bij de verovering van Granada (1492), hebben ze ook bezittingen in Zuid-Spanje, in en om het stadje Ronda. Enrique stamt ook niet alleen af van een vooraanstaande, maar ook een intellectuele familie; zijn ouders en grootouders zijn aanhangers van Erasmus, en hebben hem ook persoonlijk gekend.
Wat wij weten over Enrique, blijkt uit de brieven die hij stuurt naar het thuisfront. Deze zijn onlangs door een Spaanse historicus ontdekt in de archieven van de nog steeds bekende en adellijke Ronda-familie. Hij ontdekt dat deze brieven in de Nederlanden geschreven zijn en zo is hij in staat om- met de ogen van Enrique de Ronda- de gebeurtenissen uit die tijd te reconstrueren. De brieven van Enrique werpen een nieuw licht op de feiten die we tot dusverre kenden waren over de plundering van Rotterdam.
- Kaatje van de smid
Enrique -zo valt op te maken- dient als adjudant van bevelhebber Bossu. Hij is een aantrekkelijke, begaafde en belezen jongeman, die al snel opvalt tussen de rauwe huurlingen van het Spaanse leger. Dat ziet ook Kaatje Jansdochter, een 16-jarig dienstmeisje op het Kasteel Honingen, waar in 1572 het Spaanse garnizoen gelegerd is.
Kaatje is de enige dochter van de Rotterdamse smid Zwartjan, een krachtige en geziene man onder de Rotterdamse bevolking, die de zaak van de Nederlandse opstand toegedaan is.
"Kaatje van de smid" begint contact te zoeken met Enrique. Ze is ambigue in haar gevoelens: ze voelt zich aan de ene kant aangetrokken door de wat introverte Enrique, anderzijds beschouwt ze hem als een vertegenwoordiger van een gehaat regime, waar haar protestantse vader geen goed woord voor over heeft. En die vader betekent veel voor haar.
In de paar dagen dat Enrique op het kasteel verblijft leren ze elkaar beter kennen. Eén van de brieven van Enrique moet in die dagen geschreven zijn. De verhalen die Kaatje hem vertelt over de misstanden onder het Spaanse regime, over de vervolgingen van de protestanten en over de rol van haar vader Zwartjan ("Juan Negro") maken op Enrique diepe indruk. Het brengt de jongeman, zelf grootgebracht met de opvattingen van Erasmus, en niet blind voor wat zich in het Spanje van na de Reconquista afspeelt, sterk aan het twijfelen over de legitimiteit van de Spaanse overheersing. Zo valt tussen de regels door in deze brief te lezen.
Maar Enrique en Kaatje hebben het ook leuk met elkaar. Op een avond toont Enrique aan Kaatje hoe goed hij de Spaanse danskunst beheerst. Kaatje en Enrique verklaren elkaar die avond hun liefde.
- Rotterdam geplunderd
Diezelfde nacht nog moet Enrique mee met Spaanse garnizoen naar Rotterdam. Na een hele nacht en een groot deel van de ochtend vergeefs voor de Oostpoort te hebben gestaan, worden ze toegelaten om in kleine groepjes de stad door te trekken. Eenmaal binnen vergrijpen de ontketende Spaanse soldaten zich aan de bevolking van de stad en aan hun spullen.
Enrique weet niet wat hem overkomt als hij de manschappen zo te keer ziet gaan; dit was toch niet de afspraak?
Maar de Rotterdamse burgers verzetten zich fel; in het strijdgewoel dat ontstaat moet Enrique ook voor zijn eigen zijn leven vechten.
Op zeker moment komt Enrique oog in oog te staan met een grote, gevaarlijk uitziende man die hem dreigt met een smidshamer. Hij weet een klap maar net te ontwijken maar valt daarbij ruggelings op de grond. Als Zwartjan, want hij is het, zich op Enrique wil storten kan deze zich ternauwernood verdedigen: Enrique stoot zijn rapier rechtstreeks in het hart van zijn belager. Zwartjan bezwijkt en valt dood neer.
- Enriques ziekte en dood
Als Kaatje, gealarmeerd door de gebeurtenissen aan de Oostpoort aankomt in Rotterdam, ontdekt ze Enrique en haar dode vader en ziet ze wat er gebeurd is. Ze is ontzet als ze ziet waar Enrique net van opkrabbelt, en snelt op haar dode vader toe. Op dat moment beseft Enrique wat hij gedaan heeft. Radeloos van wroeging vlucht hij weg van het verschrikkelijke tafereel. Hij verdwaalt maar weet zich 's avonds te voegen bij zijn garnizoen dat inmiddels Delfshaven heroverd heeft. Compleet in de war en ziek van verdriet.
Uit de overige brieven blijkt dat Enrique nog een paar maanden geleefd heeft. Bossu kan niet veel meer met hem beginnen, en zorgt er voor dat Enrique ergens kan onderduiken om te herstellen van zijn mentale klap. Vanaf dat onderduikadres schrijft Enrique nog enkele brieven aan zijn ouders waarin hij beschrijft hoe Holland en Zeeland de kant van de opstand kiezen, en de Spanjaarden hand over hand verliezen.
In zijn laatste brief beschrijft vol afschuw hij de lotgevallen van de martelaren van Gorcum. Uit de brief blijkt dat hij ook zijn eigen dood voorvoeld heeft; hij moet kort na deze laatste brief overleden zijn. Mogelijk is zijn stoffelijk overschot in volstrekte anonimiteit ergens in de Biesbosch achtergelaten.
- En Kaatje?
Na de dood van haar vader rest Kaatje weinig anders dan de smederij te verkopen.
In de archieven van de Laurenskerk hebben we nog kunnen vinden dat ze in 1575 trouwde met een molenaarszoon en dat ze samen enkele kinderen kregen. Verder zijn over Kaatje geen gegevens meer gevonden. Er zijn er die beweren die zij de betoveroveroverovergrootmoeder is van de befaamde Caetje Mulder, beter bekend als Kaat Mossel. Maar laten we ons hoeden voor het soort historische verzinsels waar men zich in de 19de eeuw nogal eens aan bezondigde.
Naar Aad's Tachtigjarige oorlog / 80-jarige oorlog verhalen |
---|
![]() |
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker .... |
Terug naar de top |
---|