Een e-mail sturen naar Aad? Zijn e-mail adres is aad@engelfriet.net
(klik op deze tekst om een voorgeadresseerde mail te openen)
Terug naar  het Engelfrieten overzicht

Naar beneden 

Au Bonheur des Dames

Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email:
aad@engelfriet.net

Op onze site kun je meer vinden over de in dit verhaal genoemde namen en aspekten, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Rotterdam en klik op ENTER




Au Bonheur des Dames

Uit het Nederlandse kledingbedrijf

Na de bevrijding in 1945 trof mevrouw A. Wolff-Gerzon onder de bezittingen van haar vader Eduard Gerzon een deel van zijn bibliotheek, albums met krantenknipsels en enkele cahiers met aantekeningen van zijn hand aan. Bij vluchtige lezing zag zij, dat die aantekeningen naast veel persoonlijke herinneringen, wetenswaardigheden en gegevens bevatten over de opbouw van verschillende bedrijven in de kledingbranche in de tachtiger jaren van de negentiende eeuw. Zij besloot, zodra zij hiervoor tijd zou hebben, de gegevens te ordenen en te vergelijken met andere bronnen dienaangaande, en dit werd de basis voor een boek, dat een stuk geschiedenis van het kledingbedrijf in Nederland wil geven. Pas in 1947 was er tijd en lust deze arbeid te ondernemen.

Nederland was bevrijd. Amsterdam was, zonder ernstig geteisterd te zijn, de oorlogsjaren doorgekomen. Zo was de façade. Maar een wandeling door de leeggeroofde zaken, waar honderden bekende, oude vertrouwde gezichten ontbraken, de dodelijk vermoeide mensen, dat alles liet zien, wat achter die façade aan leed aanwezig was. Zou opbouw weer mogelijk zijn? Na 1945 kwam 1946: voedsel was er weer, wat licht en warmte en een snippertje textiel. Het jaar 1947 bracht zowaar weer belangstelling voor uiterlijk en kleren. De honger naar opperste schoonheid, zo apert direct na de bevrijding zich uitend in een grote behoefte aan muziek, schilderkunst, toneel en film, had zich gaandeweg uitgebreid over alle regionen van de menselijke geneugten en behoeften. En daarna? Een wandeling langs de étalages van de magazijnen in Nederland, een blik op de advertenties in onze couranten, het is voldoende om te weten, dat we alweer zo ver zijn. Dat alle eisen weer aanwezig zijn, dat de vrouwen alweer weten, wat kleding en mode voor mogelijkheden bieden, dat iedereen weer alles hebben wil, dat iedereen weer mooi wil zijn.

"Women, women, women!" zou Eduard Gerzon, een beetje spottend gezegd hebben. Maar daar zou hij dan allicht een beschouwing aan vastgeknoopt hebben over de vrouw en de kleding, over het feit, dat verzorging van het uiterlijk een teken van vitaliteit is. En bijna zonder overgang zou hij gezegd hebben: "Ligt het voor een land dan soms anders dan voor een individu? Bewijst Nederland niet zijn grote vitaliteit door zijn snelle herstel? Door de zorg, die besteed wordt aan verfraaiing van parken, straten en huizen? Zijn vorm en inhoud niet altijd één?" Inderdaad het is weer zo ver. En nu we voelen, hoe de krachten, die in de negentiende eeuw de grondslag legden tot de Nederlandse welvaart, nog ongeschonden aanwezig zijn, werd met genoegen de arbeid ondernomen, die op bescheiden wijze een stuk geschiedenis van het economische leven van de negentiende eeuw wil vastleggen, en de ontwikkeling van die grondslagen wil volgen. Bij deze arbeid werd het historisch materiaal aangevuld door het levende contact met bedrijven en door interviews met persoonlijkheden uit de kledingbranche. Ook leverde de herinnering aan tal van gesprekken, die haar vader indertijd met haar voerde over de problemen van het bedrijfsleven, die hem zo na aan het hart lagen, en over de vraagstukken van de dag , de achtergrond voor veel wat hier geschreven werd.

De onderneming van Sinkel dateerde van vóór 1813. Verscheidene zakenlieden uit de manufacturenbranche zijn bij Sinkel in de zaak begonnen. Zo was een leerling van hem de jonge Bahlmann. In 1816 op zestienjarige leeftijd als wees naar Amsterdam gekomen, maakte hij zich al in 1821 zelfstandig. Door ongemene energie wist hij zijn stoffenzaak op te werken tot een zaak van de allereerste grootte. Niet slechts had die zaak filialen in Rotterdam, Arnhem, en Nijmegen, Groningen, Leeuwarden , Dordrecht, Tiel en Gouda, maar er werd ook op grote schaal export gedreven. Met eigen schepen zond Bahlmann de Nederlandse producten (garen, band, zeep e.d.) naar geheel Oost-Azië. Sinkel en Bahlmann beheersten de Nieuwendijk gedurende de negentiende eeuw. In de twintigste eeuw gingen de ondernemingen door liquidatie verloren. Ook van Barnasconi, Schade en Oldenkott, Hemmers en Welmann, Von der Möhlen, Brüning en Mühren, zaken, die er om diezelfde tijd "wezen mochten", is niets overgebleven. Wat de neergang van deze bloeiende bedrijven veroorzaakt heeft, is moeilijk na te gaan. Soms gaven eigenaars een détailzaak op, om uitsluitend te fabriceren; soms was gebrek aan opvolgers in de familie de oorzaak, dat de belangstelling voor de onderneming taande, of misten de zoons van de oude eigenaars, reeds welgesteld van hun jeugdjaren af, de soepelheid en de dynamische kracht, onmisbaar bij het zakendoen. Want maar ál te vaak treedt in de tweede of derde generatie die matheid op, die het verval van een onderneming ten gevolge heeft.

Naast Groningen en Amsterdam werd Rotterdam het derde centrum voor de confectie-industrie, die niet slechts de binnenlandse markt veroverde, maar ook ging exporteren. Heel wat kostuums verlieten de Nederlandse werkplaatsen via Hamburg en Bremen veelal, om in Griekenland, Tunis en zelfs China een bestemming te vinden. Doordat deze jonge nijverheid in hoofdzaak in de steden gevestigd was, en daar niet voldoende werkkrachten waren, deed de vraag naar arbeidskrachten die beweging van het platteland naar de stad ontstaan, die zo kenmerkend is voor geheel Europa in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het waren echter niet alleen ongeoefende werkkrachten, die op de nieuwe confectieateliers werk vonden; ook kleermakers verlieten het maat-vak, dat zij altijd met zekere vak-trots boven de confectie hadden gesteld, om voor ateliers van confectiefabrieken te gaan werken. Daar was immers minder sprake van seizoensarbeid en daardoor minder werkloosheid, en men had er geen eigen kapitaal voor nodig.

Nog een ander voordeel bood het werken voor de confectie: veel van het werk kon thuis geschieden, waardoor de arbeider meester over zijn eigen tijd bleef en de vrouw en veelal ook de kinderen mee konden werken. De grote misstanden, die hierdoor ontstonden, de lange arbeidstijden, de oncontroleerbare vrouwen- en kinderarbeid, de onhygiënische werkplaatsen en woningtoestanden, dit alles kwam pas langzamerhand aan het licht, en lokte tenslotte beschermende maatregelen van de wetgever uit. De arbeiders op de confectiefabrieken stonden wat scholing betreft ten achter bij de maatwerkers. Zij leerden als "jongmaatje" meestal slechts een onderdeel van het vak, gingen dan snel verdienen, en konden bij het stukloonsysteem door steeds grotere snelheid hun verdiensten verhogen zonder dat hun vakbekwaamheid steeg. Ondanks alle industrialisatie bleef de kleermaker natuurlijk bestaan, evenals de "marchand-tailleur". Die twee beroepen zetten hun oude ambacht voort. Maar de winkelier, die tevens opdrachtgever werd op eigen atelier, en die het werk ging "uitgeven", is de moderne ondernemer, in wiens bedrijf zich de arbeidssplitsing en arbeidsvereniging voltrekt, die basis is voor het moderne gemechaniseerde arbeidsproces.

Peek & Cloppenburgs eerste zaak werd in Rotterdam gevestigd, in 1869. In Amsterdam openden zij een filiaal aan de Nieuwendijk op niet al te grote schaal; deze zaak werd enkele malen verbouwd en uitgebreid. Het grote pand van Peek & Cloppenburg aan de Dam betrok de firma gedurende de eerste wereldoorlog. Peek & Cloppenburg was van de aanvang af een gecombineerd maat- en confectiebedrijf. Speciaal in Rotterdam leverden tal van "sweaters" hun producten aan de firma. Hier was tot ongeveer 1900 het personeel intern, zoals dat in die zaken meestal gebruikelijk was.




Een zeer gewaardeerde bijdrage van Gerrie van der Laan

Heb je een vraag of opmerking voor Gerrie van der Laan, stuur dan Aad, de webmaster, een email: aad@engelfriet.net

Op onze site kun je nog meer verhalen vinden van haar, gebruik daarvoor onze zoekmachine:

Klik hier als je wilt zoeken via Aad's Freefind search engine, vul in het venster jouw woord in, bijvoorbeeld Gerrie van der Laan en klik op ENTER






Familiewapenklein
wat zijn we trots op ons familiewapen ...., beetje jaloers zeker ....


Terug naar de top





Last update :

15 April 2025